BROOD OM DE TITEL ARCHITECTUURGESCHIEDENIS VAN J. J. VRIEND oud en toch Herdrukken bij Focus VIJFTIG JAAR Wettelijke bescherming van architectenberoep nog niet verkregen, wel registratie ook nieuw Erbij Volkswoningbouw 1958 Volkswoningbouw 1908 Terugkeer Volkstoneel Willem Goossens ZATERDAG 10 MEI 19 5 8 PAGINA De B.N.A. is uit het initiatief van een Haarlemse architect, A. W. Wijsman, voort gekomen. De oprichtingsvergadering werd op 29 februari 1908 in Utrecht gehouden en gepresideerd door niemand minder dan de bouwmeester K. P. C. de Bazel, terwijl ook beroemde figuren als H. P. Berlage en W. Kromhout achter de bestuurstafel zaten. De oprichting van de Bond van Nederlandse Architecten betekende op dat ogenblik een afscheiding van de architec ten van de sinds 1842 bestaande Maat schappij tot Bevordering der Bouwkunst, die niet alleen architecten, maar eigenlijk alle liefhebbers en vooral ook belangheb benden bij de bouwkunst onder haar leden telde, zoals aannemers en leveranciers van bouwmaterialen. Onder die omstandig heden was het voor de architecten onmo gelijk hun eigen belangen te verdedigen en de behoefte daaraan werd meer gevoeld naarmate de architecten zich bewust gin gen worden van hun eigen zelfstandige functie en hun eigen verantwoordelijkheid met betrekking tot werk, positie en be roepsaangelegenheden. Weliswaar voegde, mede onder de indruk van sinds de op richting van de B.N.A. ondernomen fusie pogingen, de „Maatschappij" aan haar naam per tweede definitie „Vakvereniging van Architecten" toe, maar alleen reeds de omstandigheid, dat zij niet alleen „ar chitect-leden" maar ook „kunstlievende leden" in haar rijen toeliet, deed de fusie afspringen. Reeds drie jaar later bleek de B.N.A. het pleit gewonnen te hebben en kon de aloude „Maatschappij" met haar verdienstelijk verleden samengaan met de jonge, dynamische architectenvereniging. Niet alleen materiële noodzaak, maar wellicht meer nog de ideële inzichten van de in de B.N.A. verenigden hebben ertoe geleid, dat van stonde af aan de strijd werd aangebonden tegen de beunhazerij, een strijd die vooral gepresenteerd is onder het etiket van de beschermde architectentitel later uitgebreid m et het architecten - beroep en die nog steeds niet volledig is gewonnen. Men doet geheel verkeerd dit streven te vereenzelvigen met het bevoor rechten van een kleine groep. De werke lijke beweegredenen van de B.N.A. waren van tweeërlei aard: het verlangen naar een vakbeoefening welke het Nederlandse volk waardig zou zijn en kweken van een moreel zuivere verhouding tussen architect en opdrachtgever, hetgeen een belang van de hoogste orde is voor beide partijen. MISSCHIEN IS de B.N.A. tot de tweede wereldoorlog in haar idealisme en ijver wel eens wat te exclusief geweest. In die jaren groepeerde hij slechts ongeveer vier honderd bouwmeesters onder zijn vaan del. En er ontstond een tweede en zelfs DE JAARVERGADERING van de Ko ninklijke Maatschappij tot bevorde ring der bouwkunst Bond van Ne- derlandsche Architecten, welke op 16 mei in Nijmegen wordt gehou den, zal een feestelijk karakter dragen. Daar wordt de oprichting herdacht van de organisatie die in het tweede deel van die lange naam de B.N.A. wordt genoemd, die nu een halve eeuw ten dienste van de Nederlandse architectuur werk zaam is. Het blijft echter niet bij die interne viering van het gouden jubileum, want voor het publiek worden twee tentoonstellingen ge houden, de eerste in het Bouw centrum te Rotterdam (van 19 mei af) en de tweede (van 28 juni af) in het Stedelijk Museum in Amster dam. Beide exposities duren de ge hele zomer en sluiten op 1 oktober hun deuren. In die tweeledige jubi leumviering komt de betekenis van de B.N.A. tot gelding: naar binnen een vakvereniaing welke opkomt voor de materiële belangen van de architectenstand, ijvert voor de handhaving van een hoog niveau van de bouwkunst en een waardig collegiaal en maatschappelijk ver keer. naar buiten de orpanisatie die belangstelling en inzicht wil kwe ken voor en in de architectuur bij het grote publiek, dat immers welis waar dagelijks door bouwwerken wordt omringd, maar de waarde en betekenis van het bouwen vaak slechts sluimerend of in het geheel niet beseft. kwaamheid, zal uiteraard veel belangstel ling voor de vakopleiding aan de dag leg gen. Dat heeft de B.N.A. dan ook ruim schoots gedaan. Hij drukte daarmee de voetsporen van de „Maatschappij", want die gaf in 1892 de stoot tot het examen voor bouwkundig opzichter, dat nog steeds wordt afgenomen. De opleiding der archi tecten wordt inzonderheid door de Oplei dingsraad van de B.N.A. behartigd. In Delft bestaat aan de Technische Hoge- een derde architectenorganisatie naast, hetgeen de eenheid van optreden tegenover de overheid nu niet bepaald bevorderde. In 1940 gingen echter het in 1927 opge richte Nederlands Instituut van Architec ten NIVA en de in 1935 ontstane Bond van Bouwmeestergilden in de Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst Bond van Nederlandse Architecten op, die haar ledental tot ongeveer twaalfhonderd zag aangroeien, een cijfer dat sindsdien con stant is gebleven. Toch zijn er wel vier duizend Nederlanders, die zich architect noemen. Daaronder bevinden zich natuur lijk ook een aantal bekwame krachten, die echter om de een of andere reden de weg naar de B.N.A. niet konden betreden. Voor de bona fide niet georganiseerde architect staat echter sinds de fusie van 1940 de mogelijkheid open in het Archi- tectenregister te worden ingeschreven. Daardoor wordt als het ware reeds op de toekomstige wettelijke bescherming voor uitgelopen. Het Architectenregister, waarin ieder een kan worden ingeschreven die op grond van zijn opleiding en praktijk bevoegd kan worden geacht, wordt door de Architecten- raad beheert. Zowel register als raad werd door de B.N.A. ingesteld. De Archi- tectenraad, waarin zowel architecten als niet-architecten zitting hebben, ziet ook toe op de ingeschrevenen, waartoe een Raad van Discipline als rechtsprekend college fungeert, dat de taak van de vroe gere Raden van Orde van de B.N.A. heeft overgenomen. De B.N.A. zelf heeft nog steeds de Commissie van Geschillen onder zijr verantwoordelijkheid: dat lichaam beslecht de controversen welke tussen op drachtgevers en architecten mochten ont staan. Tenslotte werd eigen rechtspleging voltooid met de instelling in samenwer king met do aannemerspatroonsbonden van een Raad van Arbitrage voor de ge schillen tussen bouwbedrijven en op drachtgevers. EEN ORGANISATIE, welke voor alles het peil van de bouwkunst in Nederland wenst te handhaven en voor zover nodig wil verhogen en in elk geval bij voortdu ring wil stimuleren tot grotere vakbe- school de mogelijkheid tot een academi sche Hogeschool de mogelijkheid tot een sche opleiding, in Amsterdam kan men aan de Academie van Bouwkunst hoger bouwkunstonderricht (HBO) ont vangen, evenals in Tilburg. Over het gehele land verspreid vindt men cursussen voor Voortgezet Bouw kunstonderricht, waar van het diploma tot nu toe reeds recht op inschrijving in het Architectenregister inhield. Maar de toe latingseis tot de architectenstand zal waarschijnlijk binnenkort beperkt worden tot degenen met een academische opleiding (Delft of H.B.O.) worden beperkt. Wie geen diploma's kan overleggen, maar meent op grond van zijn zelfstudie en praktijk tot inschrijving in het Architectenregister gerechtigd te zijn. kan deelnemen aan het Architectenexamen dat door de Oplei dingsraad van de B.N.A. in opdracht van de Architectenraad wordt gehouden. Dat examen lag tot nu toe op VBO-niveau. DAT ALLES DUIDT er wel op. dat de Bond van Nederlandse Architecten een kleine, maar stevige organisatie vormt. De erecode, welke de leden zijn overeenge komen. met zijn strenge maatstaven en zijn stringente afwijzing van elke commer ciële binding met aannemers, opdracht gevers en bouwbedrijven, hoewel daar tegen tegenwoordig met het oog op de veranderende, geïndustrialiseerde verhou dingen in het bouwbedrijf nogal eens wordt gesputterd, getuigt daarvan even zeer. De organisatorische kracht van de B.N.A. ligt voorts verankerd in een com plex van regels, zoals de honorarium regelingen, welke behalve in de algemene gevallen ook voorziet in de honorering voor woningwetwoningen, restauraties en andere door het rijk gesubsidieerde bouw werken. Dit alles heeft ertoe bijgedragen, dat de B.N.A. hoe langer hoe meer wordt be schouwd als de enige representatieve or ganisatie van de architectenstand. Door het ministerie van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid is bijvoorbeeld vastgesteld, dat de woningwetbouw uitsluitend door architecten B.N.A. mag worden ontwor pen DE LAATSTE JAREN is de activiteit van de B.N.A.. in de ideële sector van haar doelstelling aanzienlijk versterkt. Dat be gon na de bevrijding met de stichting van het Bouwcentrum in Rotterdam, dat een ook voor de belangstellende leek perma nente étalage vormt van alles wat op bouwkundig terrein de moeite van het weten èn het toepassen waard is. Daar wordt dan ook een van de twee tentoon stellingen „Bouwen en wonen" gehouden, waardoor een breder publiek wordt be reikt dan door het op de vakgenoot ge richte „Bouwkundig weekblad". Door zo'n tentoonstelling hoopt de B.N.A. bij te dra gen tot de ontwikkeling van het publieke inzicht in de bouwkundige problemen en opgaven, hetgeen zeker geen luxe is. Het kweken van begrip en waardering voor de veelomvattende en verantwoordelijke taak van de architect-technicus en kunstenaar, econoom en organisator, gezagsdrager en vertrouwensman en bij dat alles dienaar van zijn opdrachtgever en zijn volk buiten de kring der vakgenoten en onmid dellijk belanghebbende, blijft daarom een gewichtige opdracht voor de volgende vijf tig jaar van de jubilerende B.N.A. J. II Bartman ALS DES NACHTS de klok van de stad huistoren luidde, was er brand in de stad. Het was in het anders doodstille Delft een ongewoon en angstig geluid. Je hoorde ook mensen praten op straat en hun stemmen klonken luider dan anders. Niemand kon in bed blijven en wij zaten al gauw in de huiskamer in onze nachtjapon te bibberen van de kilte en van bangheid. Moeder kwam even daarna gelukkig ook naar be neden. Zij had het haar nu niet hoog op gestoken, maar droeg een dikke zwarte vlecht, die tot over haar middel reikte. Ik kon mijn ogen niet gemakkelijk losmaken van de vlecht. Ze bracht me altijd in een wat plechtige stemming, die tot fluisteren noopte. Moeder droeg die vlecht ook als ze ziek was en ik haar even stilletjes aan haar bed mocht opzoeken. Vader kleedde zich inmiddels haastig aan en stoof de straat op. Op een van de vier hoeken van de stadhuistoren was een rood licht neergezet en daaraan kon hij zien aan welke kant van de stad het brand de. H'j rende eerst het stadhuis rond om zich te overtuigen dat ten aanzien van zijn gezin en goed alles veilig was en als dat zc was zagen we hem niet terug voordat de laatste brandweermannen mismoedig inzagen, dat verder pompen gelijk zou staan met water naar de zee brengen Het vaderloze gezin zat inmiddels te wachten. Wat niet was kon immers nog komen. Maar als de klok niet meer luidde, stuurde moeder ons weer naar bed. Zij zal zich wel eens hebben afgevraagd wat voor plezier vader erin had zo'n hele nacht in de kou te staan, terwijl zij alweer door de warmte werd opgenomen en zich slaperig in de dekens draaiende. OP EEN OCHTEND na zo'n nacht wij waren alweer op kwam vader thuis en zei: Hopmans is afgebrand.. Hopmans was een van de acht bakkerswaarvan wij brood hadden. Want moeder moest, dat was de ijzeren wet van die tijd, de klan dizie gunnen aan alle leveranciers, die klant van vaders artikel waren. Daarbij waren ook acht bakkers. We hadden iedere dag brood van een andere bakker en op zondag krentenbrood van de achtste. Ge lukkig had vader geen twaalf bakkers als klant. En nu was „Hopmans" afgebrand. Er rees in mij nog even een' kleine paniek op bij de gedachte dat het meneer Hopmans zelf was, die nu helemaal zwart was en dood, maar dit ging over toen vader zei, dat Hopmans hem persoonlijk had mede gedeeld voorlopig geen brood meer te kun nen brengen. En daar zaten wij nu vreselijk mee! Want Hopmans was de man, die uitgere kend op die morgen voor ons dagelijks brood moest zorgen. Er was geen tijd om lang na te denken over een verantwoorde beslissing, want broden moesten er zijn en de kinderen naar school. Gingen we brood halen bij een van de zeven niet verbrande bakkers, dan zouden er vragen komen van de zes anderen en mogelijk verlies van klandizie. Brood halen bij een vreemde was natuurlijk uitgesloten. Vader die boven dien te kort had geslapen, werd er gloeie rig van en kribbig. Het was tenslotte moe der die de oplossing vond. WANNEER van een boek een tweede druk verschijnt, is in het algemeen een kor te vermelding van dat feit voldoende. Daarmee zou men aan de herverschijning van het werk „Nieuwere architectuur De ontwik keling der architectuur van 1800 tot heden" van J. J. Vriend bij Moussaults uit geverij in Bussum tekort doen. Niet alleen gaat het in dit geval om een studie welke reeds in 1935 voor het eerst verscheen en sinds lang onvindbaar was geworden, maar vooral werd in de nieuwe druk de ontwikkeling der bouw kunst in de afgelopen twin tig jaar uitvoerig beschre ven, geargumenteerd en ge ïllustreerd, waarbij ook de allerjongste litteratuur in de beschouwingen van de auteur werd betrokken. Daarom kan men beter spreken van een nieuw werk. En toch ook weer niet. Want prof. dr. .J. J. P. Oud, de bekende architect en voorman van het vroege functionalisme in Neder land, merkt, in zijn inleiding tot deze Nieuwere Archi- tectuurgeeschiedenis op, dat Vriend in de nu verschenen editie nog steeds hetzelfde beweert als in de eerste. Men treft dus in de heer Vriend een standvastige en consequente gids in het zo doolhofachtige terrein van de hedendaagse bouwkunst. Die heeft men wel nodig ook wanneer men als leek in de architectuur wegwijs wil worden, want sinds de (Nederlandse) bouwkunst bij Berlage begon of liever opnieuw begon is er, even als in het buitenland en op andere gebieden van de kunst, een veelheid van stromingen en verschijnse len geweest, die op het eer ste gezicht een chaotische indruk maken. Het betoog van Vriend maakt de on derlinge samenhang en de vele overgangsvormen dui delijk tussen Berlage en zijn geestverwanten, de Amsterdamse school, W. M. Dudok, het functionalisme, het neo-functionalisme, G. Rietveld, de Delftse school en de naoorlogse uitlopers daarvan. Het is bovendien de verdienste van Vriend, dat hij voor de belangstel lende, maar niet deskundige lezer deze hele boeiende historie van het heden daagse bouwen zowel pro jecteert tegen de achter grond van de ontwikkeling van de architectuur uit de middeleeuwse „Bauhütten" tot de tegenwoordige vorm, als tegen die van de techni sche verworvenheden der twinstigste eeuw, waarvan de betonskeletbouw de voornaamste is. Architec tuur is immers in de eerste plaats kennis van con structies en materialen met daarnaast kennis van zaken omtrent de zin van elk bou wen: het ordenen en groe peren van ruimten ten be hoeve van een nauwkeurig omschreven doel. Wanneer daarenboven de bouw kunst nog gelijke tred wil houden met en een afspie geling wil zijn van de mo derne samenleving, zodat er sprake is van een maat schappelijke synchronisatie, dan bevindt men zich on vermijdelijk bij de grond slagen van het functionalis me. Het is de grote verdien ste van de heer Vriend, dat hij de betekenis van dit functionalisme voortreffe lijk en zakelijk gedocumen teerd in het licht stelt. Deze Nieuwere Architec tuurgeschiedenis is blijkens de inleiding van de schrij ver in de eerste plaats be doeld voor de studerende architecten, die nu behalve de in Nederland onvoldoen de doorgedrongen werken van vooraanstaande buiten landers als Giedion, Le Corbusier en Frank Lloyd Wright een beknopter over zicht van de moderne ar chitectuur ter beschikking krijgen. De heer Vriend heeft zijn onderwerp echter niet losgemaakt uit zijn na tuurlijk verband. Juist om dat hij ervan overtuigd is. zoals hij ook schrijft, dat kunsthistorie de reflex is van de levende mens uit alle tijden wijst hij steeds weer op de samenhang met verwante geestesstromin gen in het buitenland, niet alleen in de architectuur doch ook in andere takken van kunst. Zij boek bevat na enige inleidende alge mene hoofdstukken, een uiteenzetting van de idee van het functionalisme en van de bouwtechnische pro blemen van deze tijd, waar na een overzicht van de moderne bouwkunst in Frankrijk, Nederland uiteraard uitgebreid en België, Duitsland en Oos tenrijk, Amerika, Italië, Scandinavië, Engeland en Zwitserland volgt. Men vindt achterin een lange litteratuurlijst en een prak tisch chronologisch over zicht van de belangrijkste gebeurtenissen op sociaal, politiek, economisch, inven tief, artistiek en architecto nisch terrein. Het overvloedig geïllu streerde boek werd met alle zorg en alle smaak uitge geven welke het zo ruim schoots verdient. II. Bartman BIJ FOCUS n.v. in Haarlem zijn twee nieuwe drukken verschenen van goede oude bekenden: de dertiende van Dick Boers „Het Fotoboek" en de achtste van J. J. Hansma's „Foto-chemicaliën en recep ten". De eerstgenoemde uitgave, sedert vele jaren hét standaard-leerboek voor de be ginnende amateur-fotograaf, is bijgewerkt met de laatste fototechnische en optische nieuwtjes, maar overigens zichzelf gelijk gebleven: grondig .overzichtelijk en in een voor iedereen begrijpelijke trant geschre ven. Gedrukt op zwaar kunstdrukpapier en met vele voorbeeldige illustraties, is het een kostelijk bezit voor iedere foto vriend. Apotheker Hansma's boekje is veel in grijpender gewijzigd. Gebleven zijn de handige alfabetische „fotocopae" en de be proefde oude doka-recepten, maar daar naast wordt aandacht besteed aan de spe cifieke eisen, die het moderne negatief materiaal (dus zowel de ultrasnelle als de superlaaggevoelige films) aan de „zelfaf- werkende" liefhebber stellen. Wat de be werker E. v. Beugen in deze hoofdstukken onthult over de voordelen van deze nieuwe methoden van belichting en ontwikkeling boven het oude systeem van overbelichten en ultrafijnkorrel-ontwikkeling, zal de amateur-laborant veel kostbaar en tijd rovend experimenteren besparen. Ook over het gebruik van de speciale sluierwerende stoffen voor kleurverbetering van con- tactdrukken en vergrotingen worden be- hartenswaardige dingen gezegd en tot slot geeft het boekje, betrekkelijk vrijblijvend, een serie experimentele recepten voor het T.elf ontwikkelen van kleurenfilms tot dia positieven. H. C. Willem Goossens' Volkstoneel zal na een inderbreking van tien jaar zijn voorstel lingen hervatten. Reeds zijn voorstellingen vastgelegd in Carré te Amsterdam, in de Grote Schouwburg te Rotterdam-Zuid en in het Gebouw van Kunsten en Weten schappen in Den Haag. Willem Goossens heeft de laatste tien ja ren gewerkt in de internationale „show business" en op het gebied der ijsrevue. Om de kennismaking te hernieuwen zal worden begonnen met „De witte non" in een geheel nieuwe enscènering. 't Komen- Het gebouw van de UNO in New York, het werk van een architectenteam onder de seizoen wordt geopend met „een vorm van modern volkstoneel, die tot nu toe in leiding van W. K. Harrison onder supervisie van Le Corbusier. Nederland onbekend was". EEN MINUUT OF VIJF van ons af woonde oom Karei op kamers. Die was niet getrouwd. Hij studeerde voor notaris. Hij had dus geen klanten en kon kopen waar hij wildeMet een kwartje in de hand en een briefje werd ik naar die oom gestuurd. Ofschoon het mooi weer was kreeg ik een cape om. Oom deed mij zelf open. Hij had een groene jas aan met rode randjes aan de kraag en ee\ rood koord om zijn mid del. Hij liet me in zijn kamer op een stoel zitten, ging zich aankleden en toen de deur uit. Ik keek intussen naar de wel honderd kanaries, die hij in kleine kooitjes aan de muur had hangen. Oom kwam al gauw te rug met twee warme broden. Die moest ik onder de armen houden en daaromheen drapeerde hij de cape. Omdat ik mijn han den niet vrij had, stopte hij mij nog een koekje in de mond. Dat nam echter de angst niet weg, die mij nu plotseling over viel. Want was de heenweg al naar ge noeg geweest, met die cape bij zonnig weer, nu bedacht ik ineens, dat ik terug langs twee van onze bakkers zou komen. Ik zou kunnen omlopen, maar ik wist zo gauw niet of ik dan toch niet langs bak kers zou komen, die me niet mochten zien. Ik ging maar. Mijn cape vertoonde rare bulten en ik rook aan alle kanten naar vers brood. Ik had het warm van de bro den, de cape en de narigheid. Toen ik met slappe knieën de eerste bakker vaderde, probeerde ik krampachtig gewoon te doen, recht voor mij uit te kijken en te fluiten, wat niet lukte. Met gloeiende oren kwam ik voorbij en ik had nog verscheidene hui zen lang het gevoel in mijn rug, dat er iets achter me aankwam. Ik durfde niet om te kijken. Bij .de tweede bakker ging het wel iets beter. Ik zag al in de verte, dat er mensen binnen gingen. Ik kende die gelukkig ook geen van allen. Toen ik even door het raam naar binnen gluurde, was de bakker druk bezig. Hij zag me niet. Het liep overigens allemaal goed af, want ik kwam ook geen jongens tegen, die mij zouden kunnen uitlachen om mijn cape. Om geen verdenking te wekken had ik tot nu toe niet hard durven lopen, doch op de markt, de laatste tientallen meters voor onze winkel, rende ik. Toen de deur achter me dicht was, voelde ik me pas veilig. Ik xvas wel een beetje de held thuis Iedereen zei dat mijn brood lekkerder was dan dat. van onze bakker. Wat het ook was. IN DE LOOP van de week vroeg Hop mans aan vader, hoe hij het die dag zonder brood gesteld had. Vader antwoordde wat vaag. Hopmans zei toen, dat hij een af spraak. had gemaakt met een andere bak ker, die voor hem bij ons brood zou bren gen. Deze kwestie was dus weer voor ons opgelost. Het was in die tijd moeilijk za ken doen. Spero

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1958 | | pagina 23