BROOD
OM DE TITEL
ARCHITECTUURGESCHIEDENIS
VAN J. J. VRIEND oud en toch
Herdrukken bij Focus
VIJFTIG JAAR
Wettelijke bescherming van architectenberoep
nog niet verkregen, wel registratie
ook nieuw
Erbij
Volkswoningbouw 1958
Volkswoningbouw 1908
Terugkeer Volkstoneel
Willem Goossens
ZATERDAG 10 MEI 19 5 8
PAGINA
De B.N.A. is uit het initiatief van een
Haarlemse architect, A. W. Wijsman, voort
gekomen. De oprichtingsvergadering werd
op 29 februari 1908 in Utrecht gehouden
en gepresideerd door niemand minder dan
de bouwmeester K. P. C. de Bazel, terwijl
ook beroemde figuren als H. P. Berlage
en W. Kromhout achter de bestuurstafel
zaten. De oprichting van de Bond van
Nederlandse Architecten betekende op dat
ogenblik een afscheiding van de architec
ten van de sinds 1842 bestaande Maat
schappij tot Bevordering der Bouwkunst,
die niet alleen architecten, maar eigenlijk
alle liefhebbers en vooral ook belangheb
benden bij de bouwkunst onder haar leden
telde, zoals aannemers en leveranciers van
bouwmaterialen. Onder die omstandig
heden was het voor de architecten onmo
gelijk hun eigen belangen te verdedigen
en de behoefte daaraan werd meer gevoeld
naarmate de architecten zich bewust gin
gen worden van hun eigen zelfstandige
functie en hun eigen verantwoordelijkheid
met betrekking tot werk, positie en be
roepsaangelegenheden. Weliswaar voegde,
mede onder de indruk van sinds de op
richting van de B.N.A. ondernomen fusie
pogingen, de „Maatschappij" aan haar
naam per tweede definitie „Vakvereniging
van Architecten" toe, maar alleen reeds
de omstandigheid, dat zij niet alleen „ar
chitect-leden" maar ook „kunstlievende
leden" in haar rijen toeliet, deed de fusie
afspringen. Reeds drie jaar later bleek de
B.N.A. het pleit gewonnen te hebben en
kon de aloude „Maatschappij" met haar
verdienstelijk verleden samengaan met de
jonge, dynamische architectenvereniging.
Niet alleen materiële noodzaak, maar
wellicht meer nog de ideële inzichten van
de in de B.N.A. verenigden hebben ertoe
geleid, dat van stonde af aan de strijd werd
aangebonden tegen de beunhazerij, een
strijd die vooral gepresenteerd is onder het
etiket van de beschermde architectentitel
later uitgebreid m et het architecten -
beroep en die nog steeds niet volledig
is gewonnen. Men doet geheel verkeerd dit
streven te vereenzelvigen met het bevoor
rechten van een kleine groep. De werke
lijke beweegredenen van de B.N.A. waren
van tweeërlei aard: het verlangen naar
een vakbeoefening welke het Nederlandse
volk waardig zou zijn en kweken van een
moreel zuivere verhouding tussen architect
en opdrachtgever, hetgeen een belang van
de hoogste orde is voor beide partijen.
MISSCHIEN IS de B.N.A. tot de tweede
wereldoorlog in haar idealisme en ijver
wel eens wat te exclusief geweest. In die
jaren groepeerde hij slechts ongeveer vier
honderd bouwmeesters onder zijn vaan
del. En er ontstond een tweede en zelfs
DE JAARVERGADERING van de Ko
ninklijke Maatschappij tot bevorde
ring der bouwkunst Bond van Ne-
derlandsche Architecten, welke op
16 mei in Nijmegen wordt gehou
den, zal een feestelijk karakter
dragen. Daar wordt de oprichting
herdacht van de organisatie die in
het tweede deel van die lange
naam de B.N.A. wordt genoemd, die
nu een halve eeuw ten dienste van
de Nederlandse architectuur werk
zaam is. Het blijft echter niet bij
die interne viering van het gouden
jubileum, want voor het publiek
worden twee tentoonstellingen ge
houden, de eerste in het Bouw
centrum te Rotterdam (van 19 mei
af) en de tweede (van 28 juni af) in
het Stedelijk Museum in Amster
dam. Beide exposities duren de ge
hele zomer en sluiten op 1 oktober
hun deuren. In die tweeledige jubi
leumviering komt de betekenis van
de B.N.A. tot gelding: naar binnen
een vakvereniaing welke opkomt
voor de materiële belangen van de
architectenstand, ijvert voor de
handhaving van een hoog niveau
van de bouwkunst en een waardig
collegiaal en maatschappelijk ver
keer. naar buiten de orpanisatie die
belangstelling en inzicht wil kwe
ken voor en in de architectuur bij
het grote publiek, dat immers welis
waar dagelijks door bouwwerken
wordt omringd, maar de waarde en
betekenis van het bouwen vaak
slechts sluimerend of in het geheel
niet beseft.
kwaamheid, zal uiteraard veel belangstel
ling voor de vakopleiding aan de dag leg
gen. Dat heeft de B.N.A. dan ook ruim
schoots gedaan. Hij drukte daarmee de
voetsporen van de „Maatschappij", want
die gaf in 1892 de stoot tot het examen
voor bouwkundig opzichter, dat nog steeds
wordt afgenomen. De opleiding der archi
tecten wordt inzonderheid door de Oplei
dingsraad van de B.N.A. behartigd. In
Delft bestaat aan de Technische Hoge-
een derde architectenorganisatie naast,
hetgeen de eenheid van optreden tegenover
de overheid nu niet bepaald bevorderde.
In 1940 gingen echter het in 1927 opge
richte Nederlands Instituut van Architec
ten NIVA en de in 1935 ontstane Bond van
Bouwmeestergilden in de Maatschappij tot
Bevordering der Bouwkunst Bond van
Nederlandse Architecten op, die haar
ledental tot ongeveer twaalfhonderd zag
aangroeien, een cijfer dat sindsdien con
stant is gebleven. Toch zijn er wel vier
duizend Nederlanders, die zich architect
noemen. Daaronder bevinden zich natuur
lijk ook een aantal bekwame krachten,
die echter om de een of andere reden de
weg naar de B.N.A. niet konden betreden.
Voor de bona fide niet georganiseerde
architect staat echter sinds de fusie van
1940 de mogelijkheid open in het Archi-
tectenregister te worden ingeschreven.
Daardoor wordt als het ware reeds op de
toekomstige wettelijke bescherming voor
uitgelopen.
Het Architectenregister, waarin ieder
een kan worden ingeschreven die op grond
van zijn opleiding en praktijk bevoegd kan
worden geacht, wordt door de Architecten-
raad beheert. Zowel register als raad
werd door de B.N.A. ingesteld. De Archi-
tectenraad, waarin zowel architecten als
niet-architecten zitting hebben, ziet ook
toe op de ingeschrevenen, waartoe een
Raad van Discipline als rechtsprekend
college fungeert, dat de taak van de vroe
gere Raden van Orde van de B.N.A. heeft
overgenomen. De B.N.A. zelf heeft nog
steeds de Commissie van Geschillen onder
zijr verantwoordelijkheid: dat lichaam
beslecht de controversen welke tussen op
drachtgevers en architecten mochten ont
staan. Tenslotte werd eigen rechtspleging
voltooid met de instelling in samenwer
king met do aannemerspatroonsbonden
van een Raad van Arbitrage voor de ge
schillen tussen bouwbedrijven en op
drachtgevers.
EEN ORGANISATIE, welke voor alles
het peil van de bouwkunst in Nederland
wenst te handhaven en voor zover nodig
wil verhogen en in elk geval bij voortdu
ring wil stimuleren tot grotere vakbe-
school de mogelijkheid tot een academi
sche Hogeschool de mogelijkheid tot een
sche opleiding, in Amsterdam kan men
aan de Academie van Bouwkunst
hoger bouwkunstonderricht (HBO) ont
vangen, evenals in Tilburg.
Over het gehele land verspreid vindt
men cursussen voor Voortgezet Bouw
kunstonderricht, waar van het diploma tot
nu toe reeds recht op inschrijving in het
Architectenregister inhield. Maar de toe
latingseis tot de architectenstand zal
waarschijnlijk binnenkort beperkt worden
tot degenen met een academische opleiding
(Delft of H.B.O.) worden beperkt. Wie geen
diploma's kan overleggen, maar meent op
grond van zijn zelfstudie en praktijk tot
inschrijving in het Architectenregister
gerechtigd te zijn. kan deelnemen aan het
Architectenexamen dat door de Oplei
dingsraad van de B.N.A. in opdracht van
de Architectenraad wordt gehouden. Dat
examen lag tot nu toe op VBO-niveau.
DAT ALLES DUIDT er wel op. dat de
Bond van Nederlandse Architecten een
kleine, maar stevige organisatie vormt. De
erecode, welke de leden zijn overeenge
komen. met zijn strenge maatstaven en
zijn stringente afwijzing van elke commer
ciële binding met aannemers, opdracht
gevers en bouwbedrijven, hoewel daar
tegen tegenwoordig met het oog op de
veranderende, geïndustrialiseerde verhou
dingen in het bouwbedrijf nogal eens
wordt gesputterd, getuigt daarvan even
zeer. De organisatorische kracht van de
B.N.A. ligt voorts verankerd in een com
plex van regels, zoals de honorarium
regelingen, welke behalve in de algemene
gevallen ook voorziet in de honorering
voor woningwetwoningen, restauraties en
andere door het rijk gesubsidieerde bouw
werken.
Dit alles heeft ertoe bijgedragen, dat de
B.N.A. hoe langer hoe meer wordt be
schouwd als de enige representatieve or
ganisatie van de architectenstand. Door
het ministerie van Volkshuisvesting en
Bouwnijverheid is bijvoorbeeld vastgesteld,
dat de woningwetbouw uitsluitend door
architecten B.N.A. mag worden ontwor
pen
DE LAATSTE JAREN is de activiteit
van de B.N.A.. in de ideële sector van haar
doelstelling aanzienlijk versterkt. Dat be
gon na de bevrijding met de stichting van
het Bouwcentrum in Rotterdam, dat een
ook voor de belangstellende leek perma
nente étalage vormt van alles wat op
bouwkundig terrein de moeite van het
weten èn het toepassen waard is. Daar
wordt dan ook een van de twee tentoon
stellingen „Bouwen en wonen" gehouden,
waardoor een breder publiek wordt be
reikt dan door het op de vakgenoot ge
richte „Bouwkundig weekblad". Door zo'n
tentoonstelling hoopt de B.N.A. bij te dra
gen tot de ontwikkeling van het publieke
inzicht in de bouwkundige problemen en
opgaven, hetgeen zeker geen luxe is. Het
kweken van begrip en waardering voor de
veelomvattende en verantwoordelijke taak
van de architect-technicus en kunstenaar,
econoom en organisator, gezagsdrager en
vertrouwensman en bij dat alles dienaar
van zijn opdrachtgever en zijn volk
buiten de kring der vakgenoten en onmid
dellijk belanghebbende, blijft daarom een
gewichtige opdracht voor de volgende vijf
tig jaar van de jubilerende B.N.A.
J. II Bartman
ALS DES NACHTS de klok van de stad
huistoren luidde, was er brand in de stad.
Het was in het anders doodstille Delft een
ongewoon en angstig geluid. Je hoorde ook
mensen praten op straat en hun stemmen
klonken luider dan anders. Niemand kon
in bed blijven en wij zaten al gauw in de
huiskamer in onze nachtjapon te bibberen
van de kilte en van bangheid. Moeder
kwam even daarna gelukkig ook naar be
neden. Zij had het haar nu niet hoog op
gestoken, maar droeg een dikke zwarte
vlecht, die tot over haar middel reikte. Ik
kon mijn ogen niet gemakkelijk losmaken
van de vlecht. Ze bracht me altijd in een
wat plechtige stemming, die tot fluisteren
noopte. Moeder droeg die vlecht ook als
ze ziek was en ik haar even stilletjes aan
haar bed mocht opzoeken.
Vader kleedde zich inmiddels haastig
aan en stoof de straat op. Op een van de
vier hoeken van de stadhuistoren was een
rood licht neergezet en daaraan kon hij
zien aan welke kant van de stad het brand
de. H'j rende eerst het stadhuis rond om
zich te overtuigen dat ten aanzien van zijn
gezin en goed alles veilig was en als dat
zc was zagen we hem niet terug voordat
de laatste brandweermannen mismoedig
inzagen, dat verder pompen gelijk zou
staan met water naar de zee brengen
Het vaderloze gezin zat inmiddels te
wachten. Wat niet was kon immers nog
komen. Maar als de klok niet meer luidde,
stuurde moeder ons weer naar bed. Zij zal
zich wel eens hebben afgevraagd wat voor
plezier vader erin had zo'n hele nacht in
de kou te staan, terwijl zij alweer door de
warmte werd opgenomen en zich slaperig
in de dekens draaiende.
OP EEN OCHTEND na zo'n nacht wij
waren alweer op kwam vader thuis en
zei: Hopmans is afgebrand.. Hopmans was
een van de acht bakkerswaarvan wij
brood hadden. Want moeder moest, dat
was de ijzeren wet van die tijd, de klan
dizie gunnen aan alle leveranciers, die
klant van vaders artikel waren. Daarbij
waren ook acht bakkers. We hadden iedere
dag brood van een andere bakker en op
zondag krentenbrood van de achtste. Ge
lukkig had vader geen twaalf bakkers als
klant.
En nu was „Hopmans" afgebrand. Er
rees in mij nog even een' kleine paniek op
bij de gedachte dat het meneer Hopmans
zelf was, die nu helemaal zwart was en
dood, maar dit ging over toen vader zei,
dat Hopmans hem persoonlijk had mede
gedeeld voorlopig geen brood meer te kun
nen brengen.
En daar zaten wij nu vreselijk mee!
Want Hopmans was de man, die uitgere
kend op die morgen voor ons dagelijks
brood moest zorgen. Er was geen tijd om
lang na te denken over een verantwoorde
beslissing, want broden moesten er zijn en
de kinderen naar school. Gingen we brood
halen bij een van de zeven niet verbrande
bakkers, dan zouden er vragen komen van
de zes anderen en mogelijk verlies van
klandizie. Brood halen bij een vreemde was
natuurlijk uitgesloten. Vader die boven
dien te kort had geslapen, werd er gloeie
rig van en kribbig. Het was tenslotte moe
der die de oplossing vond.
WANNEER van een boek
een tweede druk verschijnt,
is in het algemeen een kor
te vermelding van dat feit
voldoende. Daarmee zou
men aan de herverschijning
van het werk „Nieuwere
architectuur De ontwik
keling der architectuur van
1800 tot heden" van J. J.
Vriend bij Moussaults uit
geverij in Bussum tekort
doen. Niet alleen gaat het
in dit geval om een studie
welke reeds in 1935 voor
het eerst verscheen en
sinds lang onvindbaar was
geworden, maar vooral
werd in de nieuwe druk de
ontwikkeling der bouw
kunst in de afgelopen twin
tig jaar uitvoerig beschre
ven, geargumenteerd en ge
ïllustreerd, waarbij ook de
allerjongste litteratuur in
de beschouwingen van de
auteur werd betrokken.
Daarom kan men beter
spreken van een nieuw
werk. En toch ook weer
niet. Want prof. dr. .J. J. P.
Oud, de bekende architect
en voorman van het vroege
functionalisme in Neder
land, merkt, in zijn inleiding
tot deze Nieuwere Archi-
tectuurgeeschiedenis op, dat
Vriend in de nu verschenen
editie nog steeds hetzelfde
beweert als in de eerste.
Men treft dus in de heer
Vriend een standvastige en
consequente gids in het zo
doolhofachtige terrein van
de hedendaagse bouwkunst.
Die heeft men wel nodig
ook wanneer men als leek
in de architectuur wegwijs
wil worden, want sinds de
(Nederlandse) bouwkunst
bij Berlage begon of liever
opnieuw begon is er, even
als in het buitenland en op
andere gebieden van de
kunst, een veelheid van
stromingen en verschijnse
len geweest, die op het eer
ste gezicht een chaotische
indruk maken. Het betoog
van Vriend maakt de on
derlinge samenhang en de
vele overgangsvormen dui
delijk tussen Berlage en
zijn geestverwanten, de
Amsterdamse school, W. M.
Dudok, het functionalisme,
het neo-functionalisme, G.
Rietveld, de Delftse school
en de naoorlogse uitlopers
daarvan. Het is bovendien
de verdienste van Vriend,
dat hij voor de belangstel
lende, maar niet deskundige
lezer deze hele boeiende
historie van het heden
daagse bouwen zowel pro
jecteert tegen de achter
grond van de ontwikkeling
van de architectuur uit de
middeleeuwse „Bauhütten"
tot de tegenwoordige vorm,
als tegen die van de techni
sche verworvenheden der
twinstigste eeuw, waarvan
de betonskeletbouw de
voornaamste is. Architec
tuur is immers in de eerste
plaats kennis van con
structies en materialen met
daarnaast kennis van zaken
omtrent de zin van elk bou
wen: het ordenen en groe
peren van ruimten ten be
hoeve van een nauwkeurig
omschreven doel. Wanneer
daarenboven de bouw
kunst nog gelijke tred wil
houden met en een afspie
geling wil zijn van de mo
derne samenleving, zodat er
sprake is van een maat
schappelijke synchronisatie,
dan bevindt men zich on
vermijdelijk bij de grond
slagen van het functionalis
me. Het is de grote verdien
ste van de heer Vriend, dat
hij de betekenis van dit
functionalisme voortreffe
lijk en zakelijk gedocumen
teerd in het licht stelt.
Deze Nieuwere Architec
tuurgeschiedenis is blijkens
de inleiding van de schrij
ver in de eerste plaats be
doeld voor de studerende
architecten, die nu behalve
de in Nederland onvoldoen
de doorgedrongen werken
van vooraanstaande buiten
landers als Giedion, Le
Corbusier en Frank Lloyd
Wright een beknopter over
zicht van de moderne ar
chitectuur ter beschikking
krijgen. De heer Vriend
heeft zijn onderwerp echter
niet losgemaakt uit zijn na
tuurlijk verband. Juist om
dat hij ervan overtuigd is.
zoals hij ook schrijft, dat
kunsthistorie de reflex is
van de levende mens uit
alle tijden wijst hij steeds
weer op de samenhang met
verwante geestesstromin
gen in het buitenland, niet
alleen in de architectuur
doch ook in andere takken
van kunst. Zij boek bevat
na enige inleidende alge
mene hoofdstukken, een
uiteenzetting van de idee
van het functionalisme en
van de bouwtechnische pro
blemen van deze tijd, waar
na een overzicht van de
moderne bouwkunst in
Frankrijk, Nederland
uiteraard uitgebreid en
België, Duitsland en Oos
tenrijk, Amerika, Italië,
Scandinavië, Engeland en
Zwitserland volgt. Men
vindt achterin een lange
litteratuurlijst en een prak
tisch chronologisch over
zicht van de belangrijkste
gebeurtenissen op sociaal,
politiek, economisch, inven
tief, artistiek en architecto
nisch terrein.
Het overvloedig geïllu
streerde boek werd met alle
zorg en alle smaak uitge
geven welke het zo ruim
schoots verdient.
II. Bartman
BIJ FOCUS n.v. in Haarlem zijn twee
nieuwe drukken verschenen van goede
oude bekenden: de dertiende van Dick
Boers „Het Fotoboek" en de achtste van
J. J. Hansma's „Foto-chemicaliën en recep
ten".
De eerstgenoemde uitgave, sedert vele
jaren hét standaard-leerboek voor de be
ginnende amateur-fotograaf, is bijgewerkt
met de laatste fototechnische en optische
nieuwtjes, maar overigens zichzelf gelijk
gebleven: grondig .overzichtelijk en in een
voor iedereen begrijpelijke trant geschre
ven. Gedrukt op zwaar kunstdrukpapier
en met vele voorbeeldige illustraties, is
het een kostelijk bezit voor iedere foto
vriend.
Apotheker Hansma's boekje is veel in
grijpender gewijzigd. Gebleven zijn de
handige alfabetische „fotocopae" en de be
proefde oude doka-recepten, maar daar
naast wordt aandacht besteed aan de spe
cifieke eisen, die het moderne negatief
materiaal (dus zowel de ultrasnelle als de
superlaaggevoelige films) aan de „zelfaf-
werkende" liefhebber stellen. Wat de be
werker E. v. Beugen in deze hoofdstukken
onthult over de voordelen van deze nieuwe
methoden van belichting en ontwikkeling
boven het oude systeem van overbelichten
en ultrafijnkorrel-ontwikkeling, zal de
amateur-laborant veel kostbaar en tijd
rovend experimenteren besparen. Ook over
het gebruik van de speciale sluierwerende
stoffen voor kleurverbetering van con-
tactdrukken en vergrotingen worden be-
hartenswaardige dingen gezegd en tot slot
geeft het boekje, betrekkelijk vrijblijvend,
een serie experimentele recepten voor het
T.elf ontwikkelen van kleurenfilms tot dia
positieven. H. C.
Willem Goossens' Volkstoneel zal na een
inderbreking van tien jaar zijn voorstel
lingen hervatten. Reeds zijn voorstellingen
vastgelegd in Carré te Amsterdam, in de
Grote Schouwburg te Rotterdam-Zuid en
in het Gebouw van Kunsten en Weten
schappen in Den Haag.
Willem Goossens heeft de laatste tien ja
ren gewerkt in de internationale „show
business" en op het gebied der ijsrevue.
Om de kennismaking te hernieuwen zal
worden begonnen met „De witte non" in
een geheel nieuwe enscènering. 't Komen-
Het gebouw van de UNO in New York, het werk van een architectenteam onder de seizoen wordt geopend met „een vorm
van modern volkstoneel, die tot nu toe in
leiding van W. K. Harrison onder supervisie van Le Corbusier. Nederland onbekend was".
EEN MINUUT OF VIJF van ons af
woonde oom Karei op kamers. Die was niet
getrouwd. Hij studeerde voor notaris. Hij
had dus geen klanten en kon kopen waar
hij wildeMet een kwartje in de hand en
een briefje werd ik naar die oom gestuurd.
Ofschoon het mooi weer was kreeg ik een
cape om. Oom deed mij zelf open. Hij had
een groene jas aan met rode randjes aan
de kraag en ee\ rood koord om zijn mid
del. Hij liet me in zijn kamer op een stoel
zitten, ging zich aankleden en toen de deur
uit. Ik keek intussen naar de wel honderd
kanaries, die hij in kleine kooitjes aan de
muur had hangen. Oom kwam al gauw te
rug met twee warme broden. Die moest ik
onder de armen houden en daaromheen
drapeerde hij de cape. Omdat ik mijn han
den niet vrij had, stopte hij mij nog een
koekje in de mond. Dat nam echter de
angst niet weg, die mij nu plotseling over
viel. Want was de heenweg al naar ge
noeg geweest, met die cape bij zonnig
weer, nu bedacht ik ineens, dat ik terug
langs twee van onze bakkers zou komen.
Ik zou kunnen omlopen, maar ik wist zo
gauw niet of ik dan toch niet langs bak
kers zou komen, die me niet mochten zien.
Ik ging maar. Mijn cape vertoonde rare
bulten en ik rook aan alle kanten naar
vers brood. Ik had het warm van de bro
den, de cape en de narigheid. Toen ik met
slappe knieën de eerste bakker vaderde,
probeerde ik krampachtig gewoon te doen,
recht voor mij uit te kijken en te fluiten,
wat niet lukte. Met gloeiende oren kwam
ik voorbij en ik had nog verscheidene hui
zen lang het gevoel in mijn rug, dat er
iets achter me aankwam. Ik durfde niet
om te kijken. Bij .de tweede bakker ging
het wel iets beter. Ik zag al in de verte,
dat er mensen binnen gingen. Ik kende
die gelukkig ook geen van allen. Toen ik
even door het raam naar binnen gluurde,
was de bakker druk bezig. Hij zag me niet.
Het liep overigens allemaal goed af, want
ik kwam ook geen jongens tegen, die mij
zouden kunnen uitlachen om mijn cape. Om
geen verdenking te wekken had ik tot nu
toe niet hard durven lopen, doch op de
markt, de laatste tientallen meters voor
onze winkel, rende ik. Toen de deur achter
me dicht was, voelde ik me pas veilig.
Ik xvas wel een beetje de held thuis
Iedereen zei dat mijn brood lekkerder was
dan dat. van onze bakker. Wat het ook was.
IN DE LOOP van de week vroeg Hop
mans aan vader, hoe hij het die dag zonder
brood gesteld had. Vader antwoordde wat
vaag. Hopmans zei toen, dat hij een af
spraak. had gemaakt met een andere bak
ker, die voor hem bij ons brood zou bren
gen. Deze kwestie was dus weer voor ons
opgelost. Het was in die tijd moeilijk za
ken doen.
Spero