De parels van het parlement F/et Het Burgtheater krijgt een nieuwe directeur z O z O II ZATERDAG 10 MEI 1958 Erbij PAGINA ZES 5 4 1 1 1 1 1 4 5 D 23 P 2 N 23 U 23 23 23 R 23 V 23 TOTAAL AANTAL PUNTEN 163 die het zeer zeker niet gemakkelijk krijgt REGLEMENT Het diagram van de jury z Z_ /V v u Z 5 O O O Jaap heeft een helder ogenblik. Een excursie ontaardt in een jacht s F Aangezien de extra-premie voor het in zenden van een aan dat der jury gelijk luidend diagram ook deze keer niet kan worden uitgereikt, loopt deze voor de vol gende wedstrijd op tot zestig gulden. Om het de inzenders nóg gemakkelijker te ma ken, heeft de jury behalve het totale pun- tenaantal van haar diagram ook de af zonderlijke waarderingen der plaatsnamen, zodat men kan afleiden wat de lengte van iedere plaatsnaam moet zijn. Wij vertrou wen nu, dat we de zestig gulden zullen kwijtraken! De prijswinnaars van deze week, door Fortuna aangewezen uit de groep der hoog ste inzendingen, zijn: De prijswinnaars van deze week zijn: W. J. Hellema, Spoorzichtlaan 17, Heem stede: Elly dê' Goede, Oranje Nassaulaan 144, Overveen; W. Bruinvis, mr. J. Gerritz- laan 13 III, Haarlem. Zij delen de prerme van f 46.en ontvangen dus ieder f 15.33, als beloning van hun puntenaantal van 184, 'dat echter weer door velen werd geëven aard. Degenen, die getracht hebben het dia gram van. de jury na te bootsen, hebben jammerlijk gefaald, doch zij zijn met hun 142 punten daarbij ook nog buiten de kans op een prijs gevallen. Dit leek de jury niet logisch en daarom heeft zij ook in deze categorie een prijs toegekend, die men als een troostprijs moet beschouwen: f 10. voor de vertegenwoordiger der „142 puri ten-inzenders", A. v. d. Hoff, Pegasus- straat 2, Haarlem. N-B. Het inzenden van meer dan één ingevuld diagram is toegestaan. Men kan dus tegelijk dingen naar de hoogste pun- tenprys of de diagrampremie 1. Op het diagram moeten Nederlandse plaats namen worden ingevuld, zodanig dat de ge geven letters daarin passen op de plaats, waar zij zijn aangegeven. 1. Enkel de namen van zelfstandige Nederlandse gemeenten mogen worden ingevuld. De ingevulde letters krijgen de waarde van het puntental, dat boven het betreffende ko lommetje is aangegeven. 4. Degene, wiens puntenaantal het hoogst is, krijgt een kwartje per behaald punt uitgekeerd. 5. Wie zijn diagram invult in overeenstemming met dat van de jury. krijgt tachtig punten (en dus twintig gulden) extra. 6. De ingevulde plaatsnamen mogen ook korter zijn dan tien letters. (Dit geldt eveneens voor het „geheime" diagram van de jury). 7. Wanneer meer inzenders het totale aantal van 184 punten behalen, wordt de premie verdeeld onder drie van hen. die dan door het lot wor den aangewezen. 8. Fouten in de spelling der plaatsnamen maken de inzending ongeldig. 9. Inzendingen onder vermelding „Op Reis" uiterlijk woensdagavonds 12 uur aan onze bureaus in Haarlem of Velsen. 5 4 i 1 l 1 l 4 5 u R K l w 0 N Cj A A P -Z> /V 11 A L T B 0 M E li H a P B N V B E /J Zi P H i L P P /V E XI E U W L E T 11 K a J> B K B A A- E 11 E P P J. TOTAAL AANTAL PUNTEN Ml (Nadruk verboden) UI LU LU h~ 3 LU V TEKST VAN LIZZY SARA MAY TEKENINCEN VAN FIEP WESTENDORP (Van onze correspondent in Wenen) AL MAANDENLANG is het bekend, dat het contract van dr. A. Rott als directeur van het Weense Burgtheater op 31 augus tus 1959 afloopt en dat deze overeenkomst niet zal worden verlengd. De heer Rott is een Duitser, die echter jarenlang een lei dende rol heeft gespeeld in het Oostenrijk se theaterleven. Hij heeft zich een goede naam verworven als regisseur, voorna melijk echter als ontwerper van grote en pompeuze ensceneringen voor klassieke operettes. Daarvoor werd hij ook herhaal delijk door buitenlandse theaters aange zocht. Maar zijn grootste verdienste is toch wel, dat hij voor een aanzienlijk gedeelte heeft bijgedragen tot de wederopbouw van het zwaar gehavende Burgtheater. Bij de plechtige opening van deze schouw burg in 1955 kon hij dan ook als gastheer optreden. Deze verdienstelijke man gaat nu het Burgtheater verlaten en men vraagt zich af, wat daarvan de reden kan zijn. De verklaring moet gedeeltelijk bij dr. Rott zelf worden gezocht. Daar hij her haaldelijk als regisseur in het buitenland optrad en ook menige enscenering in de "Weense Opera voor zijn rekening nam, leed het Burgtheater namelijk onder zijn afwezigheid en klaagde men er terecht over dat het repertoire van deze schouw burg te wensen liet. Men begrijpt welis waar dat het Burgtheater zich evenmin als de Comédie Frangaise aan experimen ten kan wagen en dus grotendeels aan het traditionele, klassieke repertoire vast houdt, maar het is niet te ontkennen dat de opvoeringen en het programma elk spoor van levendigheid en van fris initiatief mis sen. Nog bedenkelijker is de toestand, wanneer men het ensemble zelf onder zoekt, dat werkelijk geen hoog niveau meer vertoont. Met andere woorden: Rott heeft geen kans gezien.om een groep to neelspelers van eerste grootte blijvend aan het Burgtheater te binden. Afgezien van Ewald Balser, Werner Kraus, Paula Wes- sely en haar man Attila Hörbiger, die overigens telkens slechts voor betrekke lijk korte tijd worden geëngageerd, telt het ensemble geen toneelspelers meer van internationaal formaat. Natuurlijk kan men voor dit verschijnsel een verklaring vinden in de aantrekkingskracht van de film en de televisie, maar daarnaast staat toch het feit dat een aanzienlijke groep uit stekende kunstenaars, voornamelijk in de tijd van de directie van Rott, het Burg theater heeft verlaten. O. W. Fischer was zes jaar lid van dit gezelschap en is pas daarna beroemd geworden door de film. Hetzelfde geldt voor Curd Jürgens, die dertien jaar aan het Burgtheater was ver bonden. Oskar Werner, ongetwijfeld de beste Duitse Hamlet en Don Carlos, speel de acht jaar als vast lid van het ensem ble, Maria Becker drie jaar, Anna Maria Düringer zeven, Hans Holt twee en Ru- dolf Forster drie jaar. Zij allen hebben zich van het Burgtheater teruggetrokken en dat niet alleen uit financiële overwe gingen. Zij traden zeer zeker in films op, maar ook in de schouwburgen van Duits land en dat is erger, DAAR ZIJN WE netjes doorheen ge rold, zei Jaap toen ze weer buiten stonden. Dank zij mij, zei Ondine. Anders waren we er behoorlijk ingestonken. Ja, zei Jaap, dank zij jou. Plet heeft ook geen zin als we allemaal op ons eigen houtje aan het werk gaan. We kunnen toch net zo goed samenwerken. Ja, zei Ivo. Ik moet toegeven, dat On dine verdraaid bij de pinken is geweest. Als hij achterdocht gekregen had Ik moet er van door, hoor, zei Jaap. Hij klopte broer en zus op de schouder en verdween even later om de hoek van de straat. Zo jong en luid, zei mevrouw De Win ter, hoe staat het met het huiswerk? Of hebben jullie daar tegenwoordig geen tijd meer voor? Is dat soms ouderwets? Tus sen twee haakjes, ik kreeg vanmiddag be richt van oom Ivo. Plij gaat over veertien dagen weer voor enige tijd naar Siam terug en wat ik jullie vooral moest zeggen: hij heeft woensdag een bespreking met professor Tygendaag over een onderwerp dat jullie zeer ter harte gaatIk be grijp dit wel niet, maar ik breng het net zo over. AsjemenouIvo's mond viel open. Zou hij tochbegon Ondine. Ik begrijp je niet? Wat is er aan de hand? informeerde mevrouw De Winter, is er een brug ingestort of krijg je steken in je zij? Allebei, antwoordde Ivo. Mamsel, ik krijg een ingestorte brug in mijn zij. Wel verdraaid, zei Ondine. Dat be spreekt maar. En wij hier voor Piet Snot achter hem aan zitten Zou-ie echt onschuldig zijn? peinsde Ivo. Het kan toch wel een valstrik zijn? Zouden we oom Ivo niet waarschuwen? Wel neee, laten we geen slapende hon den wakker maken, zeg. NOU VERZOEK IK het park nt om niet te gaan zingen, zei méneer Bijkema zodra ze allen op de banken van het compartiment hadden plaatsgenomen. Daar heb ik een gloeiende hekel aan. Als Hollanders met meer dan zes man in een trein zitten, móeten ze zingen. Afschuwe lijke gewoonte. Zingenhoonde Ivo, ik ben nogal in een bui om te zingen Wat is er aan de hand? wilde Jaap weten. Voel je je niet lekker? Niet lekker! bromde Ivo. Was het maar waar! We hebben waarschijnlijk alles voor niets gedaan. Wat hebben we voor niets gedaan? verbaasde Jaap zich. Ach.... zei Ivo, mijn oom schreef gisteren dat hij in Parijs een bespreking met professor Tygendaag heeft en aange- zien de Schulpprof vertelde dat hij op i-eis gingAlles klopt als een bus, man. De Schulpprof is de onschuld in per soon Zou je denken? weifelde Jaap. Ik heb anders redenen genoeg ontdekt om achter docht tegen hem te koesteren. Ten eerste heb ik, zonder dat iemand dat gemerkt heeft, een blik geworpen in de viskom. Ondine schijnt dat niet te zijn opgevallen, maar die vissen hebben allemaal afwij kingen. Er zijn er bij met zeven en negen vinnen. Met drie ogen en twee staarten... Herinner je je dat krantenbericht nog over die kikkers die ze in dat slootje ge vonden hebben? Dat slootje bleek radio actief water te bevatten.... Hoef ik meer te zeggen? Wat een ontdekking Verder heb ik de heer Tygendaag nog op andere onwaarschijnlijkheden betrapt. Vond je zelf dat verhaal van die mag netische aantrekkingskracht van de maan en andere planeten niet een tikje waan zinnig? Die bespoten kostuums? Wat hij beweerde is volstrekte onzin. Stel,, dat hij een vloeistof ontwikkeld, die dezelfde magnetische lading heeft als'de maan, dan trekt die de maan niet aan, maar werkt integendeel afstotend! Dat leert elk kind! Zoals jij toch ook wel weet trekken min en plus elkaar aan, maar stoten min en min en plus en plus elkaar af. Waar blijft-ie nou? Die hele theorie is een luchtledig, om in stijl te blijven. Wat een rund ben ik, zei Ivo en hij sloeg zich met een hand voor het voor hoofd. O, wat een rund! Natuurlijk heb je gelijk! Hoe meer hij zijn kostuums met die stof zou bespuiten, hoe minder hij op de maan terecht zou komen. Zou die ezel werkelijk gedacht hebben dat we daar zouden invliegen? Nouplaagde Jaap, het leek er anders wel even op. Maar wat ik zeggen wilde, wat dat Parijs betrefthij heeft het helemaal niet over Parijs gehad. Hij heeft het over een réis gehad en dat is niet bepaald hetzelfde. Je hebt aan alle kanten gelijk, zuchtte Ivo. Je bent een veel beter detective dan ik. Jongens, we zijn er bijna! riep meneer Bijkema door de wagen. Hou allemaal je kaartje klaar, anders schieten we straks in de drukte niet op. Haastig en een beetje opgewonden liepen ze met z'n allen naar de uitgang. Toen ze buiten kwamen, lag 'het brede stations plein goudgeel overgoten voor hen. De af en aan rijdende trams, de toeterende boten gaven het pleinleven een muzikale begeleiding. Meeuwen vlogen laag over het blauwe water van de Amstel. Wat een mooie stad toch, fluisterde Jaap. Altijd als ik Amsterdam per trein binnenkom, is het of mijn adem even stokt. Ja, beaamde Ivo. 't Is net een beeld uit een andere eeuw, een andere tijd. On danks de trams en de auto's zou je je kunnen indenken dat je de middeleeuwen binnenstapt. Kom jongens, riep meneer Bijkema zenuwachtig, het licht is groen. We kun nen over. Daar komt juist onze tram aan. De mensen drongen op en Jaap en Ivo die nogal achteraan stonden, werden onver hoeds door een man met een grote koffer opzij gedrongen. Net toen ze wilden over steken, sprong het verkeerslicht op rood en begon het verkeer langs te snorren. De jongens zagen de tram voorrijden, za gen meneer Bijkema zijn kroost naar bin nen duwen. Maar net op het moment, dat de tram begon te rijden, stortte zich een hernieuwde stroom reizigers tussen de tram en de jongens, zodat zij, voordat ze het beseften, tram met klas plus meneer Bijkema uit het oog verloren hadden. Da's me ook wat moois, mopperde Ivo. Nou, zo erg is het ook niet, suste Jaap. We nemen gewoon de volgende tram. We weten toch waar we zijn moeten. Jaaaazei Ivo. Nee! riep hij daar na. Met uitgestrekte hand wees hij iets in de verte aan en met de andere kneep hij hard in Jaaps arm. Au! riep Jaap. Wat is er? Daar, kijk dan toch eend, fluisterde Ivo nu. Twintig meter verder, aan dezelfde kant van de weg, liep de Schulpprof in gezel schap van een in het zwart geklede man met een grijze pet op. Wat heb ik je gezegd, fluisterde Jaap triomfantelijk terug, hij is niet naar Parijs Zullen we hem achterna gaan? Ja maarBijkema, aarzelde Jaap nog. Siam is belangrijker,, zei Ivo. Dat is in elk geval belangrijker dan een les in moderne kunst. Vooruit dan maar, gaf Jaap toe.' (Wordt volgende week vervolgd) MAANDEN en maanden had het muisje Grijsje op zijn kansje gewacht. Het was begonnen toen hij bevend van honger naar de zolder was gelopen en daar, omdat er nergens iets anders te vinden was, aan een stapeltje kranten was begonnen. Erg lekker smaakte het niet, maar ja, je had er tegelijk wat bij te kijken en te lezen. Want het muis je Grijs kón lezen. En zo had hij in een oude vergeelde krant gelezen dat je van meiregen groeien kunt. En dat was wat voor hem! Gi'oeien, groot zijn, stel je dat eens even voor, als je maar een klein mager muisje bent. Bij zijn familie was hij meteen gaan vragen, wanneer het mei werd. Ze hadden lang nagedacht. Eén zei: als er geen sneeuw meer ligt. Een ander: als de bomen uitkomen. En een derde: als de mussen nestjes bouwen. Niemand wist het precies, maar toen had Grijs- je het geluk om een kalender te ont dekken in het keukenkastje. En toen hij er na veel afluisteren bij de men sen óók nog achterkwam welke dag en welke maand het was terwijl hij luis terde, kon hij aftellen. Het was een he le rekenarij, maar Grijsje was handig. Elke avond maakte hij zijn pootje zwart met een stukje steenkool en te kende dan een kruisje achter de dag die voorbij was. Zijn stukje steenkool was bijna versleten, toen hij op een avond merkte, dat morgen de maand mei begon, dat er een eind was geko men aan zijn wachten en dat hij nu groeien en groot worden kon van de re gen. Slapen deed hij die nacht niet. Hij ging van hol tot hol om afscheid te ne men. Overal haalde hij oude en jonge muizen uit hun nest en vertelde dat ze hem voor het laatst als een klein muis je zagen. Sommigen haalden knorrig hun schouders op, anderen zeiden: „Je droomt, ga maar gauw slapen" en weer anderen keken hem ongerust aan en vroegen of hij ziek was. Alleen de oude muizen, die zelf ook wel eens over de meiregen hadden gehoord, luisterden aandachtig naai; hem. Maar als hij was uitverteld schudden ze hun snor ren en zeiden: „Doe het niet, Grijsje, doe het niet. Muizen zijn geen reuzen en dat zal wel ergens goed voor zijn. Probeer niet om groter te worden dan je bent. Het zal slecht aflopen!" „Och, die oude grijze snorrekoppen, wat weten zij ervan?" dacht Grijsje en hij ging pootjes schudden in het vol gende nest. De volgende morgen vertrok hij. „Tot ziens!" riep hij tegen de vriendjes die vroeg opgestaan waren om hem te groten. „Tot ziens!" riepen ze terug. „Tot ziens?" dacht Grijsje. „Niks tot ziens. Als ik een reus ben, kom ik nooit hun hol meer in. Nee, wij zullen elkaar niet terugzien, maar och, dat kunnen zij niet begrijpen." Door een gaatje order de drempel van de keukendeur verliet hij het huis. Hij trof het niet, want de zor, scheen al en de lucht was stralend blauw. Geen regen nog. Komt wel, zei Grijsje tegen zichzelf en hij ging vrolijk op weg. De hele dag liep hij. 's Avonds vond hij een nestje in een oud egelhol en daar wachtte hij op de nieuwe dag. Weer zon, weer een stralend blauwe lucht, 's Avonds vond hij een merelnest in een heg en dood moe viel hij daar in slaap. Maar mid den in de nacht werd hij wakker. Op de meidoornblaadjes om hem heen vie len druppels: regendruppels! Grijsje was meteen klaar wakker. Wat hoor ik daar? Wat hoor ik daar? Wie roept er toch? En waar? En waar? Een stem roept: Fiet fiet fiet aan 't werk, Til op je poot, sla uit je vlerk! Aha, als ik me niet vergis geloof ik dat 't de lijster is. Hij fluit: de lente komt er aan, we moeten vlug aan 't bouwen gaan. Terwijl we bouwen fiet fiet fiet leren we gauw een welkomstlied. Voor hij zijn gele snavel sluit breekt er een grote drukte uit. Met takjes, sprietjes, dons en pluis bouwt iedereen in 't bos een huis. En ondertussen zingt, het koor. O, vogels, wat een fijn gehoor! nii1 Hij sprong uit het nest en zocht een plaatsje in een open grasveld, zodat niets de druppels zou kunnen tegenhou den. De druppels werden groter: straal tjes, stralen, pijpestelen, plenzen. Grijsje was doorweekt en hij kon zijn bibberende pootjes haast niet meer op de grond houden, want overal om hem heen stonden plassen. Kleine beekjes spoelden telkens onder hern door. Maar al werd het erger en erger, hij mopper de niet. Het gebeurt., nu gebeurt het, dacht hij, als de regen ophoudt ben ik een reus! Maar de regen hield nog lang niet op en het lukte hem niet om vaste grond onder zijn pootjes te houden. Hij spoelde met één van de beekjes weg. Laat je maar gaan, fluisterde hij te gen zichzelf, het is allemaal meiregen water dat je meeneemt. Straks als je droog en groot bent zul je dit allemaal kunnen vergeten. Ja, dat zei hij nou wel, maar zijn hart begon steeds banger te kloppen, omdat het heel erg moeilijk werd om zijn kopje boven water te houden. Dat heerlijke meiregenwater kreeg hij met grote slokken binnen en hij wist nauwe lijks meer wat zijn kop of zijn staartje was. Het beekje liep met kronkeltjes en bochtjes door een grasland dat schuin afliep. Dadelijk val ik., dade lijk val ik, dacht Grijsje en dat was ook het laatste wat hij dacht. Opeens was er niets meer. Hij voelde nog dat hij ergens hard tegen aanstootte, ook nog dat de regen iets minder hard op hem neerstortte, dat de regen ophield en er iets warms over zijn doorweekte velletje streelde. Hij wist niet of hij dat droomde of dat het echt zo was. Maar hij kwam bij. Dat wel. En opeens wist hij het: hij was bezig een reus te wor den. Dat gebeurde er met hem. Dat was het vreemde gevoel in zijn kopje en zijn pootjes. Hij rekte zich uit en ja wel: hij stak wel een meter boven de grond uit. De vogels waren voor hem niet meer dan kleine vliegjes, de tul penblaadjes waren niet groter dan spel- deknoppen, ja, de hele wereld had een ander gezicht gekregen. Maar Grijs je nam nog niet de tijd om het alle maal precies te bekijken, want het eer ste wat hij merkte was dat hij een vre selijke honger had. Een reuzenhonger, dacht hij zelf grinnikend. Maar hij lach te niet lang. Eten? Waar was eten voor een reuzenmuis? Een hele kaas zou nog niet genoeg zijn. Twee witte broden leken in zijn ogen plotseling kruimels. Maar kaas en wittebrood was hierbuiten niet te vinden, laat staan dat er iets anders was. Het reuzenhart van Grijsje sloeg als een reuzenklok. Waarom heb ik daar niet aan gedacht? zei hij tegen zichzelf. Waarom ben ik zo dom geweest? Wat moet ik doen? Wat moet ik doen? Hij vond het helemaal niet fijn meer om met reuzenstappen door de wereld te lopen en hij lachte niet eens toen een zwarte kat er angstig van doorging. Help! Help me! riep Grijsje O, help me toch! Krrr.. krrr.. krrr.., ging het naast hem en een rare bromstem zei: „Kijk., kijk, hij komt bij. Hij zegt iets!" Grijsje keek op, recht in de grote puilugen van een dikke groene kikker. „Help me!" riep Grijsje weer. „Help me toch! Ik wil helemaal geen reus zijn!" Krrr.. krrr.., lachte de kikker. „Nou, dat ben je ook niet bepaald, kleintje." „Wat?" vroeg Grijsje. „Wat zegt u?" „Ik zeg dat je maar een verdraaid klein muisje bent!" kwaakte de kikker. „En dat ik me afvraag hoe je hier aan de slootkant terecht komt." „Het beekje.." zei de kikker. „Maar jij bent niet met het beekje in de sloot gevallen. Je bent tussen het riet blij ven haken. Nog een geluk, kleintje." Kleintje? dacht Grijsje. Hij durfde het bijna niet te geloven. Zou het waar zijn? Zou hij niet zijn gegroeid? Hij keek. Nee, hij was hetzelfde Grijsje van altijd, eerder kleiner dan groter na zijn regenavontuur. Wat een geluk zuchtte hij de kikker na. „O, wat een geluk. Als ik nu mijn huis nog terugvind kom ik er van mijn leven niet weer uit." „Je huis?" vroeg de kikker. „Ik denk dat ik dat wel weet." „Dat kan niet," zei Grijsje, „want ik heb twee dagen gelopen voor ik hier kwam." „Oo", lachte de kikker, „was jij dat? Ben jij die rare muis die hier al dagen lang in een kring ctoor de tuin loopt?" „Wat zegt u?" vroeg Grijsje. „in een kring?" „Jazeker", zei de kikker. „De eer ste nacht ging je in het egelho' slapen en gisteravond in het merelnest. Daar". 1 Hij wees op de meidoornheg en tege lijk zag Grijsje het: achter die heg wa ren muren en op die muren zat een dak. Daar was zijn huis. Nog geen tien meter lopen ver! „Dank u.. dank u" stotterde Grijsje nog en weg was hij, met een vaart op het huis aan, roetsj door het gaatje onder de drempel, roetsj het oude bekende holletje in. „En.vroegen de vriendjes nieuws gierig. „En., hoe ging het?" „Muizen zijn geen reuzen!" zei Grijs je plechtig. „En dat zal wel ergens goed voor zijn". „Hoor hem eens.." zeiden de vriend jes en ze keken verbaasd naar het j kleine muisje, dat een plaatsje koos j tussen de oude grijze snorrekoppen, die heel wijs knikten. Mies Boiihuijs

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1958 | | pagina 24