De parels van het parlement
F/et
Het Burgtheater krijgt
een nieuwe directeur
z
O
z
O
II
ZATERDAG 10 MEI 1958
Erbij
PAGINA ZES
5
4
1
1
1
1
1
4
5
D
23
P
2
N
23
U
23
23
23
R
23
V
23
TOTAAL AANTAL PUNTEN
163
die het zeer zeker niet
gemakkelijk krijgt
REGLEMENT
Het diagram van de jury
z
Z_
/V
v
u
Z
5
O
O
O
Jaap heeft een helder
ogenblik. Een excursie
ontaardt in een jacht
s
F
Aangezien de extra-premie voor het in
zenden van een aan dat der jury gelijk
luidend diagram ook deze keer niet kan
worden uitgereikt, loopt deze voor de vol
gende wedstrijd op tot zestig gulden. Om
het de inzenders nóg gemakkelijker te ma
ken, heeft de jury behalve het totale pun-
tenaantal van haar diagram ook de af
zonderlijke waarderingen der plaatsnamen,
zodat men kan afleiden wat de lengte van
iedere plaatsnaam moet zijn. Wij vertrou
wen nu, dat we de zestig gulden zullen
kwijtraken!
De prijswinnaars van deze week, door
Fortuna aangewezen uit de groep der hoog
ste inzendingen, zijn:
De prijswinnaars van deze week zijn:
W. J. Hellema, Spoorzichtlaan 17, Heem
stede: Elly dê' Goede, Oranje Nassaulaan
144, Overveen; W. Bruinvis, mr. J. Gerritz-
laan 13 III, Haarlem. Zij delen de prerme
van f 46.en ontvangen dus ieder f 15.33,
als beloning van hun puntenaantal van 184,
'dat echter weer door velen werd geëven
aard.
Degenen, die getracht hebben het dia
gram van. de jury na te bootsen, hebben
jammerlijk gefaald, doch zij zijn met hun
142 punten daarbij ook nog buiten de kans
op een prijs gevallen. Dit leek de jury niet
logisch en daarom heeft zij ook in deze
categorie een prijs toegekend, die men als
een troostprijs moet beschouwen: f 10.
voor de vertegenwoordiger der „142 puri
ten-inzenders", A. v. d. Hoff, Pegasus-
straat 2, Haarlem.
N-B. Het inzenden van meer dan één
ingevuld diagram is toegestaan. Men kan
dus tegelijk dingen naar de hoogste pun-
tenprys of de diagrampremie
1. Op het diagram moeten Nederlandse plaats
namen worden ingevuld, zodanig dat de ge
geven letters daarin passen op de plaats, waar
zij zijn aangegeven.
1. Enkel de namen van zelfstandige Nederlandse
gemeenten mogen worden ingevuld.
De ingevulde letters krijgen de waarde van
het puntental, dat boven het betreffende ko
lommetje is aangegeven.
4. Degene, wiens puntenaantal het hoogst is, krijgt
een kwartje per behaald punt uitgekeerd.
5. Wie zijn diagram invult in overeenstemming
met dat van de jury. krijgt tachtig punten
(en dus twintig gulden) extra.
6. De ingevulde plaatsnamen mogen ook korter
zijn dan tien letters. (Dit geldt eveneens voor
het „geheime" diagram van de jury).
7. Wanneer meer inzenders het totale aantal van
184 punten behalen, wordt de premie verdeeld
onder drie van hen. die dan door het lot wor
den aangewezen.
8. Fouten in de spelling der plaatsnamen maken
de inzending ongeldig.
9. Inzendingen onder vermelding „Op Reis"
uiterlijk woensdagavonds 12 uur aan onze
bureaus in Haarlem of Velsen.
5
4
i
1
l
1
l
4
5
u
R
K
l
w
0
N
Cj
A
A
P
-Z>
/V
11
A
L
T
B
0
M
E
li
H
a
P
B
N
V
B
E
/J
Zi
P
H
i
L
P
P
/V
E
XI
E
U
W
L
E
T
11
K
a
J>
B
K
B
A
A-
E
11
E
P
P
J.
TOTAAL AANTAL PUNTEN
Ml
(Nadruk verboden)
UI
LU
LU
h~
3
LU
V
TEKST VAN LIZZY SARA MAY TEKENINCEN VAN FIEP WESTENDORP
(Van onze correspondent in Wenen)
AL MAANDENLANG is het bekend, dat
het contract van dr. A. Rott als directeur
van het Weense Burgtheater op 31 augus
tus 1959 afloopt en dat deze overeenkomst
niet zal worden verlengd. De heer Rott is
een Duitser, die echter jarenlang een lei
dende rol heeft gespeeld in het Oostenrijk
se theaterleven. Hij heeft zich een goede
naam verworven als regisseur, voorna
melijk echter als ontwerper van grote en
pompeuze ensceneringen voor klassieke
operettes. Daarvoor werd hij ook herhaal
delijk door buitenlandse theaters aange
zocht. Maar zijn grootste verdienste is toch
wel, dat hij voor een aanzienlijk gedeelte
heeft bijgedragen tot de wederopbouw van
het zwaar gehavende Burgtheater.
Bij de plechtige opening van deze schouw
burg in 1955 kon hij dan ook als gastheer
optreden. Deze verdienstelijke man gaat
nu het Burgtheater verlaten en men
vraagt zich af, wat daarvan de reden kan
zijn. De verklaring moet gedeeltelijk bij
dr. Rott zelf worden gezocht. Daar hij her
haaldelijk als regisseur in het buitenland
optrad en ook menige enscenering in de
"Weense Opera voor zijn rekening nam,
leed het Burgtheater namelijk onder zijn
afwezigheid en klaagde men er terecht
over dat het repertoire van deze schouw
burg te wensen liet. Men begrijpt welis
waar dat het Burgtheater zich evenmin
als de Comédie Frangaise aan experimen
ten kan wagen en dus grotendeels aan het
traditionele, klassieke repertoire vast
houdt, maar het is niet te ontkennen dat
de opvoeringen en het programma elk spoor
van levendigheid en van fris initiatief mis
sen. Nog bedenkelijker is de toestand,
wanneer men het ensemble zelf onder
zoekt, dat werkelijk geen hoog niveau
meer vertoont. Met andere woorden: Rott
heeft geen kans gezien.om een groep to
neelspelers van eerste grootte blijvend aan
het Burgtheater te binden. Afgezien van
Ewald Balser, Werner Kraus, Paula Wes-
sely en haar man Attila Hörbiger, die
overigens telkens slechts voor betrekke
lijk korte tijd worden geëngageerd, telt
het ensemble geen toneelspelers meer van
internationaal formaat. Natuurlijk kan
men voor dit verschijnsel een verklaring
vinden in de aantrekkingskracht van de
film en de televisie, maar daarnaast staat
toch het feit dat een aanzienlijke groep uit
stekende kunstenaars, voornamelijk in de
tijd van de directie van Rott, het Burg
theater heeft verlaten. O. W. Fischer was
zes jaar lid van dit gezelschap en is pas
daarna beroemd geworden door de film.
Hetzelfde geldt voor Curd Jürgens, die
dertien jaar aan het Burgtheater was ver
bonden. Oskar Werner, ongetwijfeld de
beste Duitse Hamlet en Don Carlos, speel
de acht jaar als vast lid van het ensem
ble, Maria Becker drie jaar, Anna Maria
Düringer zeven, Hans Holt twee en Ru-
dolf Forster drie jaar. Zij allen hebben
zich van het Burgtheater teruggetrokken
en dat niet alleen uit financiële overwe
gingen. Zij traden zeer zeker in films op,
maar ook in de schouwburgen van Duits
land en dat is erger,
DAAR ZIJN WE netjes doorheen ge
rold, zei Jaap toen ze weer buiten stonden.
Dank zij mij, zei Ondine. Anders waren
we er behoorlijk ingestonken.
Ja, zei Jaap, dank zij jou. Plet heeft
ook geen zin als we allemaal op ons eigen
houtje aan het werk gaan. We kunnen
toch net zo goed samenwerken.
Ja, zei Ivo. Ik moet toegeven, dat On
dine verdraaid bij de pinken is geweest.
Als hij achterdocht gekregen had
Ik moet er van door, hoor, zei Jaap.
Hij klopte broer en zus op de schouder en
verdween even later om de hoek van de
straat.
Zo jong en luid, zei mevrouw De Win
ter, hoe staat het met het huiswerk? Of
hebben jullie daar tegenwoordig geen tijd
meer voor? Is dat soms ouderwets? Tus
sen twee haakjes, ik kreeg vanmiddag be
richt van oom Ivo. Plij gaat over veertien
dagen weer voor enige tijd naar Siam
terug en wat ik jullie vooral moest zeggen:
hij heeft woensdag een bespreking met
professor Tygendaag over een onderwerp
dat jullie zeer ter harte gaatIk be
grijp dit wel niet, maar ik breng het net
zo over.
AsjemenouIvo's mond viel open.
Zou hij tochbegon Ondine.
Ik begrijp je niet? Wat is er aan de
hand? informeerde mevrouw De Winter,
is er een brug ingestort of krijg je steken
in je zij?
Allebei, antwoordde Ivo. Mamsel, ik
krijg een ingestorte brug in mijn zij.
Wel verdraaid, zei Ondine. Dat be
spreekt maar. En wij hier voor Piet Snot
achter hem aan zitten
Zou-ie echt onschuldig zijn? peinsde
Ivo. Het kan toch wel een valstrik zijn?
Zouden we oom Ivo niet waarschuwen?
Wel neee, laten we geen slapende hon
den wakker maken, zeg.
NOU VERZOEK IK het park nt om
niet te gaan zingen, zei méneer Bijkema
zodra ze allen op de banken van het
compartiment hadden plaatsgenomen.
Daar heb ik een gloeiende hekel aan. Als
Hollanders met meer dan zes man in een
trein zitten, móeten ze zingen. Afschuwe
lijke gewoonte.
Zingenhoonde Ivo, ik ben nogal
in een bui om te zingen
Wat is er aan de hand? wilde Jaap
weten. Voel je je niet lekker?
Niet lekker! bromde Ivo. Was het maar
waar! We hebben waarschijnlijk alles voor
niets gedaan.
Wat hebben we voor niets gedaan?
verbaasde Jaap zich.
Ach.... zei Ivo, mijn oom schreef
gisteren dat hij in Parijs een bespreking
met professor Tygendaag heeft en aange-
zien de Schulpprof vertelde dat hij op
i-eis gingAlles klopt als een bus, man.
De Schulpprof is de onschuld in per
soon
Zou je denken? weifelde Jaap. Ik heb
anders redenen genoeg ontdekt om achter
docht tegen hem te koesteren. Ten eerste
heb ik, zonder dat iemand dat gemerkt
heeft, een blik geworpen in de viskom.
Ondine schijnt dat niet te zijn opgevallen,
maar die vissen hebben allemaal afwij
kingen. Er zijn er bij met zeven en negen
vinnen. Met drie ogen en twee staarten...
Herinner je je dat krantenbericht nog
over die kikkers die ze in dat slootje ge
vonden hebben? Dat slootje bleek radio
actief water te bevatten.... Hoef ik meer
te zeggen?
Wat een ontdekking
Verder heb ik de heer Tygendaag nog
op andere onwaarschijnlijkheden betrapt.
Vond je zelf dat verhaal van die mag
netische aantrekkingskracht van de maan
en andere planeten niet een tikje waan
zinnig? Die bespoten kostuums? Wat hij
beweerde is volstrekte onzin. Stel,, dat hij
een vloeistof ontwikkeld, die dezelfde
magnetische lading heeft als'de maan, dan
trekt die de maan niet aan, maar werkt
integendeel afstotend! Dat leert elk kind!
Zoals jij toch ook wel weet trekken min
en plus elkaar aan, maar stoten min en
min en plus en plus elkaar af. Waar
blijft-ie nou? Die hele theorie is een
luchtledig, om in stijl te blijven.
Wat een rund ben ik, zei Ivo en hij
sloeg zich met een hand voor het voor
hoofd. O, wat een rund! Natuurlijk heb
je gelijk! Hoe meer hij zijn kostuums met
die stof zou bespuiten, hoe minder hij op
de maan terecht zou komen. Zou die ezel
werkelijk gedacht hebben dat we daar
zouden invliegen?
Nouplaagde Jaap, het leek er
anders wel even op. Maar wat ik zeggen
wilde, wat dat Parijs betrefthij heeft
het helemaal niet over Parijs gehad. Hij
heeft het over een réis gehad en dat is
niet bepaald hetzelfde.
Je hebt aan alle kanten gelijk, zuchtte
Ivo. Je bent een veel beter detective
dan ik.
Jongens, we zijn er bijna! riep meneer
Bijkema door de wagen. Hou allemaal je
kaartje klaar, anders schieten we straks
in de drukte niet op.
Haastig en een beetje opgewonden liepen
ze met z'n allen naar de uitgang. Toen ze
buiten kwamen, lag 'het brede stations
plein goudgeel overgoten voor hen. De
af en aan rijdende trams, de toeterende
boten gaven het pleinleven een muzikale
begeleiding. Meeuwen vlogen laag over
het blauwe water van de Amstel.
Wat een mooie stad toch, fluisterde
Jaap. Altijd als ik Amsterdam per trein
binnenkom, is het of mijn adem even
stokt.
Ja, beaamde Ivo. 't Is net een beeld uit
een andere eeuw, een andere tijd. On
danks de trams en de auto's zou je je
kunnen indenken dat je de middeleeuwen
binnenstapt.
Kom jongens, riep meneer Bijkema
zenuwachtig, het licht is groen. We kun
nen over. Daar komt juist onze tram aan.
De mensen drongen op en Jaap en Ivo die
nogal achteraan stonden, werden onver
hoeds door een man met een grote koffer
opzij gedrongen. Net toen ze wilden over
steken, sprong het verkeerslicht op rood
en begon het verkeer langs te snorren.
De jongens zagen de tram voorrijden, za
gen meneer Bijkema zijn kroost naar bin
nen duwen. Maar net op het moment, dat
de tram begon te rijden, stortte zich een
hernieuwde stroom reizigers tussen de
tram en de jongens, zodat zij, voordat ze
het beseften, tram met klas plus meneer
Bijkema uit het oog verloren hadden.
Da's me ook wat moois, mopperde Ivo.
Nou, zo erg is het ook niet, suste Jaap.
We nemen gewoon de volgende tram. We
weten toch waar we zijn moeten.
Jaaaazei Ivo. Nee! riep hij daar
na. Met uitgestrekte hand wees hij iets in
de verte aan en met de andere kneep hij
hard in Jaaps arm.
Au! riep Jaap. Wat is er?
Daar, kijk dan toch eend, fluisterde
Ivo nu.
Twintig meter verder, aan dezelfde kant
van de weg, liep de Schulpprof in gezel
schap van een in het zwart geklede man
met een grijze pet op.
Wat heb ik je gezegd, fluisterde Jaap
triomfantelijk terug, hij is niet naar
Parijs
Zullen we hem achterna gaan?
Ja maarBijkema, aarzelde Jaap
nog.
Siam is belangrijker,, zei Ivo. Dat is in
elk geval belangrijker dan een les in
moderne kunst.
Vooruit dan maar, gaf Jaap toe.'
(Wordt volgende week vervolgd)
MAANDEN en maanden had het
muisje Grijsje op zijn kansje gewacht.
Het was begonnen toen hij bevend van
honger naar de zolder was gelopen en
daar, omdat er nergens iets anders te
vinden was, aan een stapeltje kranten
was begonnen. Erg lekker smaakte het
niet, maar ja, je had er tegelijk wat
bij te kijken en te lezen. Want het muis
je Grijs kón lezen. En zo had hij in een
oude vergeelde krant gelezen dat je
van meiregen groeien kunt. En dat was
wat voor hem! Gi'oeien, groot zijn,
stel je dat eens even voor, als je maar
een klein mager muisje bent.
Bij zijn familie was hij meteen gaan
vragen, wanneer het mei werd. Ze
hadden lang nagedacht. Eén zei: als er
geen sneeuw meer ligt. Een ander: als
de bomen uitkomen. En een derde: als
de mussen nestjes bouwen. Niemand
wist het precies, maar toen had Grijs-
je het geluk om een kalender te ont
dekken in het keukenkastje. En toen
hij er na veel afluisteren bij de men
sen óók nog achterkwam welke dag en
welke maand het was terwijl hij luis
terde, kon hij aftellen. Het was een he
le rekenarij, maar Grijsje was handig.
Elke avond maakte hij zijn pootje
zwart met een stukje steenkool en te
kende dan een kruisje achter de dag
die voorbij was. Zijn stukje steenkool
was bijna versleten, toen hij op een
avond merkte, dat morgen de maand
mei begon, dat er een eind was geko
men aan zijn wachten en dat hij nu
groeien en groot worden kon van de re
gen. Slapen deed hij die nacht niet. Hij
ging van hol tot hol om afscheid te ne
men. Overal haalde hij oude en jonge
muizen uit hun nest en vertelde dat ze
hem voor het laatst als een klein muis
je zagen. Sommigen haalden knorrig
hun schouders op, anderen zeiden: „Je
droomt, ga maar gauw slapen" en weer
anderen keken hem ongerust aan en
vroegen of hij ziek was. Alleen de oude
muizen, die zelf ook wel eens over de
meiregen hadden gehoord, luisterden
aandachtig naai; hem. Maar als hij
was uitverteld schudden ze hun snor
ren en zeiden: „Doe het niet, Grijsje,
doe het niet. Muizen zijn geen reuzen
en dat zal wel ergens goed voor zijn.
Probeer niet om groter te worden dan
je bent. Het zal slecht aflopen!"
„Och, die oude grijze snorrekoppen,
wat weten zij ervan?" dacht Grijsje
en hij ging pootjes schudden in het vol
gende nest.
De volgende morgen vertrok hij. „Tot
ziens!" riep hij tegen de vriendjes die
vroeg opgestaan waren om hem te
groten. „Tot ziens!" riepen ze terug.
„Tot ziens?" dacht Grijsje. „Niks tot
ziens. Als ik een reus ben, kom ik
nooit hun hol meer in. Nee, wij zullen
elkaar niet terugzien, maar och, dat
kunnen zij niet begrijpen."
Door een gaatje order de drempel
van de keukendeur verliet hij het huis.
Hij trof het niet, want de zor, scheen
al en de lucht was stralend blauw. Geen
regen nog.
Komt wel, zei Grijsje tegen zichzelf
en hij ging vrolijk op weg. De hele dag
liep hij. 's Avonds vond hij een nestje
in een oud egelhol en daar wachtte hij
op de nieuwe dag. Weer zon, weer een
stralend blauwe lucht, 's Avonds vond
hij een merelnest in een heg en dood
moe viel hij daar in slaap. Maar mid
den in de nacht werd hij wakker. Op
de meidoornblaadjes om hem heen vie
len druppels: regendruppels!
Grijsje was meteen klaar wakker.
Wat hoor ik daar? Wat hoor ik daar?
Wie roept er toch? En waar? En waar?
Een stem roept: Fiet fiet fiet aan 't werk,
Til op je poot, sla uit je vlerk!
Aha, als ik me niet vergis
geloof ik dat 't de lijster is.
Hij fluit: de lente komt er aan,
we moeten vlug aan 't bouwen gaan.
Terwijl we bouwen fiet fiet fiet
leren we gauw een welkomstlied.
Voor hij zijn gele snavel sluit
breekt er een grote drukte uit.
Met takjes, sprietjes, dons en pluis
bouwt iedereen in 't bos een huis.
En ondertussen zingt, het koor.
O, vogels, wat een fijn gehoor!
nii1
Hij sprong uit het nest en zocht een
plaatsje in een open grasveld, zodat
niets de druppels zou kunnen tegenhou
den. De druppels werden groter: straal
tjes, stralen, pijpestelen, plenzen.
Grijsje was doorweekt en hij kon zijn
bibberende pootjes haast niet meer op
de grond houden, want overal om hem
heen stonden plassen. Kleine beekjes
spoelden telkens onder hern door. Maar
al werd het erger en erger, hij mopper
de niet. Het gebeurt., nu gebeurt het,
dacht hij, als de regen ophoudt ben ik
een reus! Maar de regen hield nog lang
niet op en het lukte hem niet om vaste
grond onder zijn pootjes te houden. Hij
spoelde met één van de beekjes weg.
Laat je maar gaan, fluisterde hij te
gen zichzelf, het is allemaal meiregen
water dat je meeneemt. Straks als je
droog en groot bent zul je dit allemaal
kunnen vergeten.
Ja, dat zei hij nou wel, maar zijn
hart begon steeds banger te kloppen,
omdat het heel erg moeilijk werd om
zijn kopje boven water te houden. Dat
heerlijke meiregenwater kreeg hij met
grote slokken binnen en hij wist nauwe
lijks meer wat zijn kop of zijn staartje
was. Het beekje liep met kronkeltjes
en bochtjes door een grasland dat
schuin afliep. Dadelijk val ik., dade
lijk val ik, dacht Grijsje en dat was
ook het laatste wat hij dacht. Opeens
was er niets meer. Hij voelde nog dat
hij ergens hard tegen aanstootte, ook
nog dat de regen iets minder hard op
hem neerstortte, dat de regen ophield
en er iets warms over zijn doorweekte
velletje streelde. Hij wist niet of hij dat
droomde of dat het echt zo was. Maar
hij kwam bij. Dat wel. En opeens wist
hij het: hij was bezig een reus te wor
den. Dat gebeurde er met hem. Dat
was het vreemde gevoel in zijn kopje
en zijn pootjes. Hij rekte zich uit en ja
wel: hij stak wel een meter boven de
grond uit. De vogels waren voor hem
niet meer dan kleine vliegjes, de tul
penblaadjes waren niet groter dan spel-
deknoppen, ja, de hele wereld had
een ander gezicht gekregen. Maar Grijs
je nam nog niet de tijd om het alle
maal precies te bekijken, want het eer
ste wat hij merkte was dat hij een vre
selijke honger had. Een reuzenhonger,
dacht hij zelf grinnikend. Maar hij lach
te niet lang. Eten? Waar was eten
voor een reuzenmuis? Een hele kaas
zou nog niet genoeg zijn. Twee witte
broden leken in zijn ogen plotseling
kruimels. Maar kaas en wittebrood was
hierbuiten niet te vinden, laat staan dat
er iets anders was.
Het reuzenhart van Grijsje sloeg als
een reuzenklok. Waarom heb ik daar
niet aan gedacht? zei hij tegen zichzelf.
Waarom ben ik zo dom geweest? Wat
moet ik doen? Wat moet ik doen?
Hij vond het helemaal niet fijn meer
om met reuzenstappen door de wereld
te lopen en hij lachte niet eens toen
een zwarte kat er angstig van doorging.
Help! Help me! riep Grijsje O,
help me toch!
Krrr.. krrr.. krrr.., ging het naast
hem en een rare bromstem zei: „Kijk.,
kijk, hij komt bij. Hij zegt iets!"
Grijsje keek op, recht in de grote
puilugen van een dikke groene kikker.
„Help me!" riep Grijsje weer. „Help
me toch! Ik wil helemaal geen reus
zijn!"
Krrr.. krrr.., lachte de kikker.
„Nou, dat ben je ook niet bepaald,
kleintje."
„Wat?" vroeg Grijsje. „Wat zegt u?"
„Ik zeg dat je maar een verdraaid
klein muisje bent!" kwaakte de kikker.
„En dat ik me afvraag hoe je hier aan
de slootkant terecht komt."
„Het beekje.." zei de kikker. „Maar
jij bent niet met het beekje in de sloot
gevallen. Je bent tussen het riet blij
ven haken. Nog een geluk, kleintje."
Kleintje? dacht Grijsje. Hij durfde
het bijna niet te geloven. Zou het waar
zijn? Zou hij niet zijn gegroeid? Hij
keek. Nee, hij was hetzelfde Grijsje
van altijd, eerder kleiner dan groter
na zijn regenavontuur.
Wat een geluk zuchtte hij de kikker
na. „O, wat een geluk. Als ik nu mijn
huis nog terugvind kom ik er van mijn
leven niet weer uit."
„Je huis?" vroeg de kikker. „Ik
denk dat ik dat wel weet."
„Dat kan niet," zei Grijsje, „want
ik heb twee dagen gelopen voor ik hier
kwam."
„Oo", lachte de kikker, „was jij dat?
Ben jij die rare muis die hier al dagen
lang in een kring ctoor de tuin loopt?"
„Wat zegt u?" vroeg Grijsje. „in een
kring?"
„Jazeker", zei de kikker. „De eer
ste nacht ging je in het egelho' slapen
en gisteravond in het merelnest. Daar". 1
Hij wees op de meidoornheg en tege
lijk zag Grijsje het: achter die heg wa
ren muren en op die muren zat een
dak. Daar was zijn huis. Nog geen tien
meter lopen ver! „Dank u.. dank u"
stotterde Grijsje nog en weg was hij,
met een vaart op het huis aan, roetsj
door het gaatje onder de drempel,
roetsj het oude bekende holletje in.
„En.vroegen de vriendjes nieuws
gierig. „En., hoe ging het?"
„Muizen zijn geen reuzen!" zei Grijs
je plechtig. „En dat zal wel ergens goed
voor zijn".
„Hoor hem eens.." zeiden de vriend
jes en ze keken verbaasd naar het j
kleine muisje, dat een plaatsje koos j
tussen de oude grijze snorrekoppen, die
heel wijs knikten.
Mies Boiihuijs