SSWV1
EEN IDYLLE
Omroep op de Expo
HONDERDJARIG
MEESTERWERK
W /i9.
m PMMSo
door de fantast
Hector Berlioz
OMamoix
Litteraire
Kanttekeningen
HAARLEMS DAGBLAD OPRECHTE HAARLEMSCHE COURANT
19
Burleske geschiedenis met
een
kern van waarheid
Paris üéparl. Elrang.
Journal des Artistes, des Amateurs et des Theatres
ROMcO
OU CHRIST
Succesrijke rentree van
Paul Robeson
De wereld voor haar
De Russische broeder
van Hamlet, type van 1
de overbodige mens,
beeft een opvallende
actualiteit behouden
WOENSDAG 14 MEI 1958
MFT ZIJtf „Symphonie Fantastique" heeft
Rprlioz zichzelf getekend als de romanti-
frhe fantast en de geniale instrumentator,
als hoedanig hij in de geschiedenis der
muziek zijn markante plaats verworven
heeft Fantast was hij ook als litterator.
Het is bijzonder vermakelijk nog eens
rritieken van hem te lezen, die hij voor
Le Journal des Débats" schreef, die soms
beschouwingen van waarde bevatten maar
hem soms ook meegesleept door roman
tische verbeelding, sarcasme en zin voor
het «roteske verleidden tot onbillijk-
heid tegenover zijn slachtoffers". Maar hij
kon meesterlijk met de pen omgaan. En
wanneer hij zich ten koste van waarheid
en billijkheid al eens vergaloppeerde, zal
die fantastische vlotheid er wel voor een
goed deel schuld aan gehad hebben.
DIT DOET ONS ook op ons „qui vive"
zün wanneer wij zijn „Memoires" ter hand
nemen. Daarin staat heel wat geboekstaafd
wat anders of in andere omstandigheden
aebpurd is dan Berlioz het vertelt. En
sommige dingen bestonden alleen maar
in de romantische verbeelding van de
schrijver. Zij dienden alleen maar om de
roman van zijn leven de nodige fantasti
sche inhoud te geven. Bij dat al kwam
noff de cynische humor, waarmee hij het
publiek onbarmhartig geselde, alsmede de
zucht om te poseren, waarin wij de felle
reactie kunnen zien van zijn aangeboren
zwaarmoedigheid. Het is interessant daar
over zijn vriend Ernest Legouvé na te
fëzen, die in zijn „Soixante ans de souve
nirs"' treffende staaltjes van Berlioz'
extreme gedragingen buien zou men
kunnen zeggen aangehaald heeft.
Als student in de medicijnen te Parijs ge-
vestigt, kreeg zijn hang naar de muziek
een overwegende impuls toen hij „Frei-
schütz" van Weber leerde kennen. Waar
schijnlijk heeft dit wel beslist over zijn
muzikale loopbaan. Vooral de originele
orkestrale vondsten van Weber in de scène
van de „wolfskuil" (met spoken en duivel-
verschijningen) iroet hem sterk aangegre
pen hebben. En we kunnen gerust zeggen
dat vele van de verrassende orkestrale
effecten in de „Symphonie Fantastique"
uit de „wolfskuil" opgediept zijn. Dat
Webers werk hem dierbaar bleef, bewijst
het feit, dat hij, toen in 1841 zijn vriend
Pillet directeur van de Grote Opera te
Parijs geworden was, deze wist over te
halen om de „Freischütz" te monteren.
Daartoe moesten de gesproken gedeelten
in recitatiefvorm muzikaal bewerkt wor
den en was ook de inlas van een ballet
noodzakelijk. Want aldus luidden de offi
ciële voorschriften van dit instituut: alles
moest worden gezongen en er moest een
ballet in voorkomen. Berlioz bewerkte
voor dit laatste Webers pianostuk „Uit
nodiging tot de dans" tot een éclatant
orkeststuk. De recitatievische verbindin
gen tussen de muzieknummers van Webers
opera werden' tevens handig door hem
pasklaar gemaakt. Zo is dan „Der Frei
schütz" in de Grande Opéra in prémière
op de planken gekomen op 7 juni 1841.
TWEE JAAR NADIEN kreeg Berlioz een
verzoek van de eigenaar der „Revue et
Gazette Musicale" Maurice Schlesinger,
die reeds zijn „Symphonie funèbre" uitge
geven had om 'n litteraire bijdrage voor
zijn weekblad. In het nummer van 3
december 1843 vinden wij het gevraagde
stuk. Het typeert de fantast en vlotte
schrijver ten voeten uit, hoe hij het geval
van de „Freischütz" tot een buslesk ver
band weet om te vormen, tot een grappig
stuk romantische litteratuur, verteld met
een air alsof het werkelijk zo zou zijn ge
beurd. Humor, jawel, maar met echt Ber-
lioziaanse stekeligheden!
Tot die humoristische zetten behoren ook
de in de tekst aangebrachte latijnse mot
to's, die het opstel een schijn van ernst
moeten geven, maar die tenslotte op de
tekst slaan als de beruchte tang op het be
ruchte varken. Wij hebben die voor het
merendeel der lezers onbegrijpelijke cita
ten hier achterwege gelaten. Onze mede
werker voor muziek Jos de Klerk heeft
het stuk overigens zo getrouw mogelijk
vertaald.
DIXIEME AMEE.
flri* it l'^lbotmrarnt.
Six mois 15 b 17 19
On an. 30 34 38
ET
3 DECEMBRE 1343.
Curraux i'Slbonntmrnt:
.97, BOB RICHELIEU.
AXIlffOJICES.
50 c. la ligne de 28 lettres.
GAZETTE MUSICALE
RÉDIGÉE PAR
MM. G.-E.„ANDERSG. BENEDIT, F. BENOIST (professeur decomposition au Conservatoire), BKUTON (de t'Institut),
berlioz, Henri blanchard, Maudick bourges, f. dan jou, duesberg, el wart, fétis père (mattre de cliapclle du roi des Beiges),
ÉDOiiARD fétis, J. guilloü, jules JANINkastner, adrien DK lafage, JULES lecomte, liszt, j. martin, marx,
ÉDOl'abd MONNAIS, D'ORTIGÜE, L. RELLSTAB, GEOllüB SAND, ROBERT SCHUMANN. Paul SMITH, A. SPECHT, etc.
JLa Iteviie el Gazette musicale parait le SMimauche.
SOMMAIRE. Idylle, par II. BERLIOZ. ThMtre royal dc 1'0 •*"-
Comiquc, I'Enclave du Cuinociis (première rcprésenlaü
II. BLAN'CïlABD. Dcuxième concert de ia
musicale, par II. BI.ANCIIARD. Cr
lièrcs .- Marseille el Londrcs.
Aan de heer Directeur van de Revue
et Gazette musicale.
WAT EEN eigenaardig idee, mijn waar
de Maurice, mij te pressen een verhaal
voor u te schrijven. Ik heb niets in het
hoofd dan wat sombere historietjes die
uw lezers bitter weinig zouden amu
seren maar als gij iets wenst, zit er
niets anders op dan zonder uitstel aan
uw verlangen te voldoen, wil men althans
geen gevaar lopen een boel onaangenaam
heden op de hals te halen, vooral wanneer
men, zoals ik, uw onderdanige dienaar is.
Ik beken het, gij zijt mijn baas, gij hebt
mij in uw macht. Ik iveet dat ge in uw
recht zoudt zijn, indien ge in een kwade
bui ertoe zoudt besluiten mijn „Sympho
nie Funèbre" te laten bewerken voor twee
fluiten of er een quadrille uit laten distil
leren, onder voorwendsel dat het werk
uw eigendom is, dat gij het gekocht en uit
gegeven hebt. Ik geef dus toe in alle on
derdanigheid en zal trachten mij van uw
opdracht te kwijten, door aan uwe abon
nees een eenvoudige historie te vertellen,
een liefelijk, pastoraal en rooskleurig ge
val, dat mij een paar jaar geleden over
komen is: een waarachtige historie, waar
in men niet één greintje ironie zal ont
dekken, een verhaal zonder romantisme,
fanatisme of frénetisme, een florianerie,
een bergerie, in één woord een idylle. Des
te erger voor u indien men zal grinniken
om mijn teergevoeligheid en mijn zoute
loosheid. Wat mij persoonlijk betreft, ik
die steeds de gek gedreven heb met de
spotters, zal dat zult ge toch wel be
grijpen terwille van uw klanten, de lie
felijke horizon van mijn tableau „d la Wat-
teau" niet somberder gg.an kleuren, Laat.
ik dus beginnen.
i t
J'JUci
L'ENrA'^
maar voortzetten en trachten de eenmaal
begonnen idylle te voltooien.
Aldus komt onze jonge man, nu hij goed
en wel gestorven is, onder ogen van Du-
bouchet, die hem herkent. En inplaats van
een traan te storten over het lijk van zijn
overwonnen vijand, weet deze meedogen
loze élève van het armengasthuis niets
beters dan hem te kopen en hem aan
zijn knecht overleverende te zeggen:
„Frangois, kijk, maak dat zaakje eens in
orde, doe je best, het is iemand van mijn
kennissenkring".
VIJFTIEN JAAR verliepen (vijftien jaar!
wat is het leven lang als men niet weet
wat men met zijn tijd moet beginnen!) De
directeur van de Opera draagt mij op reci
tatieven te componeren voor de „Frei
schütz" en verzoekt mij een hand toe te
steken bij het monteren van het meester-
Paul Robeson, de bekende negerzanger,
heeft met veel succes zijn rentree ge
maakt in het Amerikaanse amusementsle
ven. De artiest, die na een grootse carrière
in 1947 zo goed als uit de openbaarheid ver
dween, heeft zijn plaats in de grote con
certzalen van de Verenigde Staten weer in
genomen. Na grote successen te hebben
geboekt in San Francisco en Chicago is hij,
na elf jaar, ook weer verschenen in de Car-
negie-hall in New York.
Robeson, die is afgestudeerd in de rech
ten en in de letteren en wijsbegeerte, is
geen conventionele zanger. Robeson leeft
met de Amerikaanse autoriteiten nog al
tijd op voet van oorlog. De Amerikaanse
regering blijft weigeren de zanger, die
communistische sympathieën heeft, toe te
staan naar het buitenland te gaan, omdat
hij geen verklaring wil tekenen waarin
staat dat hij geen communist is.
vCMt.J®'.
IN 1822 WOONDE IK in het Quartier
Latin, waar ik studeerde in de medicijnen
en niet in de rechten, zoals een van mijn
illustere biografen beweerd heeft. Ik ver
zeker u dat ik er ongelukkig aan toe was.
Ik verafschuwde in alle oprechtheid
Chaussier en Bischat, terwijl ik met hart
en ziel Gluck en Weber aanbad, ondanks
mijn ouders, mijn vrienden en alle wel
denkende lieden, die mij van de cultus
dezer valse goden wilden afwenden.
Toen in het „Odéon" de „Freischütz" werd
opgevoerd (aangepast zoals ge weet onder
de titel „Robin des bois" door de auteur
van „Pigeon-Vole") ging ik, ondanks alles,
elke avond het verminkte meesterwerk
van Weber horen. Een van mijn medestu
denten, Dubouchet, die intussen een dei-
rij kstbeklante geneesheren van Parijs ge
worden is, begeleidde mij vaak naar de
schouwburg en deelde mijn muzikaal
fanatisme. Bij de zesde of zevende ver
toning zat naast ons in de parterre een
grote lummel, rosharig en gewapend met
geweldig grote handen. Hij had het lef de
grote aria van Agatha in het tweede be
drijf uit te fluiten, bewerend dat het
barokke muziek was en dat van deze opera
liets deugde dan de wals en het jagers-
coor (wat in die tijd trouwens ook het
'ordeel was van de compositieleraren),
bat we deze rooie operaliefhebber eruii
esmeten hebben, zal u wel begrijpen.
7.ulks was destijds onze wijze van dispu-
eren. En terwijl Dubouchet zijn verfrom-
nelde das enigszins in orde bracht, riep
'lij luidkeels de zaal in: „Het heeft niets te
betekenen, ik ken hem het is een krui-
-leniersknecht uit de Rue Saint-Jacques!"
Zes maanden nadien, nadat de kruideniers-
dongen zijn maag al te zeer overladen had
lan de huwelijksmaaltijd van zijn baas,
werd hij ziek. Men transporteerde hem
^aar het armenziekenhuis. Hij werd goed
•erzorgd. maar hij stierf enwerd niet
■egraven wat te begrijpen is....
Vaarlijk, nu durf ik mijn smachtende
astorale haast niet verder te vertellen.
Jen zal menen dat ik Gessner naschrijf,
nen zal er mee spotten én mij voor een
nnozele en een halvegare verslijten
Dat de drommel u aan zijn vork steke,
nijn waarde MauriceMaar hoe het
>ok zij, nu ik toch eenmaal verdwaald ben
n de frisse valleien van Arcadië en be
tonnen ben le preluderen op mijn pastorale-
rietjes, zal ik mijn bittere zangen toch
werk. Ik zoek Duponchel op (die toen be
last was met de kostumering) en ik infor
meer even wat zijn plannen zijn betref
fende de benodigdheden voor het toneel
van de wolfskuil. Ik zeg hem: Hoor eens,
wij hebben nodig: een doodshoofd voor
het oproepen van Samie.l, alsmede een st~!
geraamten voor de verschijningen. Ik hoop
dat je niet zult komen aanzetten met een
kartonnen schedel en met op doek ge
schilderde skeletten, zoals in „Don Juan".
Maar, beste vriend, dat gaat toch niet
anders, het is het enig bekende middel.
Wat, het enige middel! En indien ik je
nu eens een echt solide mensenhoofd be
zorg, alsmede een natuurlijk gevormd
karkas, zonder vlees natuurlijk, maar
stevig van gebeente, wat zou je er dan
van zeggen? Drommels, ik zou zeggen:
prachtig, uitstekend. Welnu, reken op
mij, ik zorg er voor.
Daarop neem ik een rijtuig en ik spoed
mij naar dokter Vidal, nog een van mijn
vroegere makkers van het amfitheater.
Ook deze heeft fortuin gemaakt. Het zijn
toch maar de medici die het goed maken
in de wereld. Heb je voor mij niet een
skelet teleen? Een skelet niet, maar
ziehier een prachtig doodshoofd, dat. naar
men zegt. toebehoord heeft aan een Duitse
dokter, die van verdriet en ellende ge
storven is. Beschadig het asjeblieft niet,
want ik ben er zeer aan gehecht. Wees
gerust, antwoordde ik hem.
Ik berg het hoofd van de Duitse dokter
in mijn hoed, en weg ben ik.
HET TOEVAL, dat in dergelijke ge
vallen wel eens zijn gunsten wil tonen,
zorgt ervoor, dat ik op de boulevard mijn
vriend Dubouchet tegen het lijf loop. Ik
was hem zo goed als vergeten, doch deze
ontmoeting bracht mij spontaan op een
lumineus idee. Bonjour! bonjour! Best,
best, dank je. Maar vertel mij eens, hoe
gaat het met onze amateur? Wélke
amateur? Wel drommels, de kruide
niersknecht die wij in het Odéon buiten
de deur gezet hebben, omdat hij de mu
ziek van Weber uitfloot en die door Fran-
gois zo goed geprepareerd werd? Oh,
ik begrijp het. Hij maakt het best. Hij i
een sieraad van mijn kabinet. Geen wer
veltje ontbreekt hem. Het is een meester
werk in zijn soort. Alleen het hoofd is wat
beschadigd. Zeg eens, je moet hem een
tijdje aan mij afstaan. Het is een knaap
die carrière kan maken. Ik wil hem laten
optreden in de Opéra, er is voor hem een
rol in een nieuw stuk. Wat bedoel je?
Dat zal je wel zien. Ik begrijp het,
dat is een toneelgeheim. En daar ik het
dus weldra te weten zal komen, dring ik
nu niet langer aan. Goed, ik zal je onze
amateur laten bezorgen.
ZONDER VERWIJL worden de gebleekte
resten van de amateur naar de Opéra over
gebracht in een kist die veel te kort is. Ik
roep er de knecht van de requisieten bij:
Doe die kist open. Zie je dat jongmens?
Ja mijnheer. Hij zal morgen in de
„Freischütz" debuteren. Je maakt een
nette kleine artiestenloge voor hem in
orde, waar hij op zijn gemak zijn benen
kan uitstrekken. Ja, mijnheer! Je
bevestigt een ijzeren staaf aan zijn rug-
gegraat, zodat hij zich zo stijf rechtop
weet te houden als monsieur Petipa, wan
neer deze een pirouette maakt Ja, mijn
heer!. Vervolgens bind je vier kaarsen
bijeen, die je brandend aan zijn rechter
hand bevestigt: maar zorg voor goed spul,
het is een kruidenier moet je weten, die
verstand heeft van kaarsen. Ja, mijn
heer! Maar daar zijn hoofd wat be
schadigd is ziehier, allemaal builen en
buiten zullen wij het vervangen door
dit hier. Ja, mijnheer! Het heeft be
hoord aan een geleerde (het komt er niet
op aan wie) die van honger gestorven is
(ook dat heeft geen belang). Wat betreft
het hoofd van de aan een overladen maag
gestorven kruidenier, je moet in die sche
del een kleine opening maken (wees ge
rust, er zal niets uitkomen) waar monsieur
Bouché zijn degen in kan steken, bij de
scène van de bezwering. Ja, mijnheer.
En zo is het gebeurd.
EN SINDSDIEN, bij iedere vertoning van
de „Freischütz" op het ogenblik dat Sa-
miël uitroept: „Hier ben ik!" slaat de blik
sem in, een boom wordt neergeveld en
onze kruidenier, de vijand van Webers
muziek, verschijnt in de rode flikkering
van. het bengaals vuur, geestdriftig zijn
vlammende toorts zwaaiend.
WIE HAD OOIT de dramatische roeping
van die kerel durven voorspellen? Wie
zou hebben kunnen denken, dat het juist
in dit werk zou zijn dat hij zou debuteren?
Maar ja, hij heeft nu een beter hoofd en
dus meer verstand. Hij fluit niet meer.
HET FIJNSTE van al is. dat Vidal, dank
zij het succes van onze „coup de théatre"
arts van de Opéra geworden is. Wat zeg
je van mijn idylle?
AMSTERDAM, mei Mijn dochter
speelt nu op straat, geheel zonder ouder
lijk toezicht, alleen met haar vriendjes en
vriendinnetjes van soortgelijke leeftijd
(tussen de twee en vier Af en toe kijken
we wel uit het raam om te zien of alles
goed gaat, maar de engelenglimlach, die
zij speciaal voor dit doel ontwikkeld heeft,
vertelt ons weinig over de werkelijke gang
van zaken. Uiteraard komt zij enkele keren
per uur binnen om mede te delen, dat
Annetje haar boezemvriendin haar
geslagen heeft, dat zij Annetje geslagen
heeft, dat Robertje zonder daartoe strek
kende machtiging op haar fietsje heeft ge
reden, dat het regent of dat het niet re
gent, dat Annetje en zij samen Marijke in
een plas hebben geplaatst of dat zij een
snoepje heeft gekregen van mevrouw Ra
demaker. hiernaast.
In het begin was het een wonderlijke
gewaarwording om 's middags thuis te
komen en mijn eigen dochter, fietsend in
de straat te vinden. Als vader raak je er
aan gewend om een heel klein kind alleen
thuis te zien of, aan je hand, op straat.
Nu, als het lekker weer is, speelt ze zelfs
al buiten als ik 's ochtends weg ga. Eén
keer heb ik nog op zo'n vaderlijke uitleg-
toon verteld, dat ik nu weg ging om te
werken, maar toen zij antwoordde: „Ga
je gang maar, hoor!" was daar het aardige
ook een beetje af. We hebben nu een meer
zakelijke verhouding ontwikkeld. Een van
ons beiden gaal altijd wel weg, de ander
zegt „Ddadg" of "Hasta la vista" haar fa
voriete groet) en onze wegen scheiden zich.
Een onvermijdelijke ontwikkeling in dit
alles is natuurlijk, dat zij met haar eerste
vieze woord is thuis gekomen. Ik geloof,
dat dit beschouwd moet worden in dezelf
de categorie met lopen, praten, schrijven
en naar school gaan: een onvermijdelijke
ontwikkeling, hoewel iets minder gewenst
dan de andereZij begreep het woord na
tuurlijk niet. Niettemin heeft zij 't drie keer
met duidelijk plezier gezegd (één keer zelfs
op het juiste moment) en daarna is ze hel
weer vergeten. Er zal binnenkort wel een
ander komen, waarschijnlijk weer van Eli-
zabethje van de dominee vier huizen ver
der. Elizabethje heeft het spraakgebruik
van een marketentster, zulks tot duidelijke
ontsteltenis van haar ouders, die voort
durend met een lichte verbazing naar haar
kijken.
Van geheel andere aard is Egbertientje
(een naam, die complexen in het leven
moét oproepen) de dochter van een wat
onduidelijke man, die er uitziet als een
heilige, maar die mij laatst vol trots zijn
werk heeft gewezen: de tekst bij een anti-
likdoorn-of-zoiets-advertentie. Het was
een tekst vol gruwelijke details, waar
schijnlijk lijdt hij zelf. Egbertientje vindt
haar levenspassie voorlopig in het onaf
gebroken op straat tekenen van hink-stap-
sprong-patronen, waar dan niemand meer
op mag lopen. Ongehoorzame voorbijgan
gers brengen haar tot diepe wanhoop. Zij
wordt dan opgefleurd door Robert, haar
broertje van vijf, die naar mijn mening
bij zijn geboorte helemaal niets heeft mee
gekregen, behalve een uitermate zonnig
gemoed. Robert is braaf en welhaast on-
geloofviaardig dom.
Maar mijn dochter vindt het allemaal
heerlijk. Dit is de wereld, voor haar. Daar
bij vergeleken zijn ouders leuk om te heb
ben, maar niet werkelijk belangrijk. Zo
als het trouwens later steeds meer zal
worden. Want dat is normaal en goed. Het
is alleen even wennen.
A.S.H.
Het zondag officieel geopende Franse
paviljoen, de gedurfdste architectonische
constructie van de Wereldtentoonstelling
in Brussel, is voor een groot deel gewijd
aan de invloed en betekenis van de Franse
geest op de omringende wereld. Het is dus
begrijpelijk dat voor het instrument dat
dagelijks tot de verspreiding van de Fran
se cultuur bijdraagt een ruime plaats werd
afgezonderd. De Radiodiffusion Télévision
Franchise heeft inderdaad een indrukwek
kende afdeling opgebouwd, die niet zal na
laten duizenden te boeien. Temidden van
enorme fotopanelen kan men een speciaal
programma beluisteren dat door de trans-
criptiedienst van de R.T.F. werd samen
gesteld ten dienste van buitenlandse radio
stations. Voorts kan men een programma
beluisteren, dat onder de titel „Een dag
uit het repertoire van de Franse omroep"
opnamen omvat van de werken, welke door-
hedendaagse schrijvers en componisten
speciaal voor de R.T.F. werden geschre
ven. Een studio van dertig vierkante meter
stelt de Franse omroep in staat interviews
af te nemen. Er is verder een afdeling
„Beroemde stemmen". In tien luisterca
bines kan men de stemmen en werken
van Georges Bernanos, Paul Claudel, Co-
lette, Paul Eluard, Jean Giraudoux, André
Gide, Romain Rolland, Paul Valéry en
Valéry Larbaud horen. Men heeft de keuze
uit in totaal ruim zeventig verschillende
opnamen.
In de Onderwijsafdeling van het Franse
paviljoen is de R.T.F. eveneens present
met een programma van drie uur, dat een
indruk geeft van de activiteit van de om
roep op dat gebied. In een door de techni
sche diensten van de Franse omroep toege
ruste gehoorzaal met ongeveer tweehon
derd plaatsen kan men concerten door de
vaste solisten en ensembles van de R.T.F.
volgen. Deze is tevens bestemd voor de
manifestaties welke door de gemeenschap
der Franstalige omroepen (België, Cana
da, Frankrijk en Zwitserland) met name
in Vrolijk België worden georganiseerd.
Voor de Franse omroep zullen daar onder
meer Dany Dauberson, Cora Vaucaire, An
dré Claveau, Denise Benoit en Charles Tre-
net optreden. Deze programma's worden
door Frankrijk I (1829 m. uitgezonden
op zaterdagavonden van negen tot tien
uur. Verder zal de R.T.F. de grote concer
ten en andere kunstmanifestaties van de
Expo uitzenden, zoals het Bolsjoitheater,
het orkest van Philadelphia, de première
van Menotti's nieuwe opera, de orkesten
van Wenen en Madrid en de Scala van Mi
laan en natuurlijk ook het concert dat door
het Orchestre National op donderdag 2
oktober op de Wereldtentoonstelling wordt
gegeven. Voor de duur van de tentoonstel
ling is een vaste staf verslaggevers aan
wezig om de luisteraars dagelijks op de
hoogte te houden van alle gebeurtenissen
op de Expo 58.
11. Bartman
IN DE DOOR G. A. van Oorschot uit- lijkt, ontlasten zich zijn tegenstrijdige ge-
gegeven, onvolprezen „Russische Biblio- voeiens in een uitval van heftige veront-
theek" is nu ook - in een vertaling van waardiging: anderen werken, genieten han.
delen „maar ik, ik ben niet zo!" Alle
Wils Huisman „Oblomov" verschenen, Oblomovisme is in die éne zin: zelfbeklag
de tweede en befaamde roman van Iwan en hoogmoed, eigenliefde en zelfverachting
Alexandrowitsj Gontsjarov, een meester- berusting en onvree, machteloosheid en
„7 ijdelheid. „Ach, waarom ber. ik toch zo!"
werk dat by na een eeuw oud is. Honderd- AJ zjjn zelf_observatie heefl hem op die
tien jaar geleden in 1849, om nauwkeu- tragisch-nutloze vraag geen antwoord
riger te zijn werd een fragment ervan kunnen geven. En bijna klinkt het als een
(het latere negende hoofdstuk: Oblomovs „waarom bén ik?" Bijna is het Oblomo-
droom) als vertelling gepubliceerd in een Y}sfme wanneer men er een intellectua-
J listisch accent aan geeft identiek met
toendertijd gezaghebbend Russisch tijd- wat n;e| iang daarna existentialisme zou
schrift. Maar het is als van gisteren zo fris, gaan heten.
zo vermaqelijk én tragisch, zo modern en Dat het ons, na de lectuur van Sartre
van alle tijden. Oblomov'deze broeder van *n de z9nen' zo voorkomt en dat een hon-
derdjarige roman ons desondanks zo
Hamlet, sterft niet. Hij is een menstype. .jong" lijkt, is de proef op de som van
„Overbodige mensen" als hij, mensen die Gontsjarovs meesterschap. Wat een ver
ia zichzelf verzonken zijn en verzinken, teller, wat een psychologisch raffinement
zullen er altijd zijn, tijdens elke „kente- steek\ er in enkele trek in één enkele
wending van deze rasechte dialoog! En
ring der eeuwen Hoe verschillend hun wat een unjeke humor als men bedenijkt
gedaante, hohe uiteenlopend hun histo- dat Oblomov zo goed als een zelfportret is
rische achtergrond, ze zijn van hetzelfde Want het is een dubbelzinnige humor,één
waarbij men niet weet of men lachen of
huilen moet. Op een haar na is Oblomov
een karikatuur, als men hem vergelijkt
met zijn Russisch-Duitse, oostelijk-wes-
ferse vriend Stolz, die het toonbeeld is van
vastberadenheid en ondernemingslust. Op
een haar na, ja en in dit minieme ver
schil schuilt het tragische van al dat ko
mische, het menselijke van het karikatu-
psychische klimaat". Hamlet van Shakes- rale en het karikaturale van het mense-
peare, Jewgenij Onjegin van Poesjyin, Hikevan de mens. die zich van zijn mens-
Petsjorin van Lermontov, Tjentjetnikov zo bewust is geworden dat het leven
de vreugde, de rijkdom, de warmte, de
van Gogol. Beljtov van Herzen, Roedin van jjefde ervan hem ontglipt.
Toergènjev, Frédéric Moreau van Flaubert Oblomov kan niet reëel liefhebben. Als
Adolphe van Constant, Hjalmar Ekdal van hij Olga ontmoet heeft, lijkt hij uit zijn
Ibsen, Niels Lyhne van Jacobsen, Léon de lethargie te ontwaken. Maar bespiegelen-
de. verdroomde liefde is voor het leven.
Coantré van De Montherlant - een voor v00r olga niet genoeg En men voelt de
één zouden ze met Novalis kunnen zeggen: neiging om het afscheid tussen Oblomov
„het hart is murw, de wereld is leeg". en 01Sa met dat tussen Hamlet en Ophelia
te vergeliiken. Je had me niet moeten ge-
WAAR IS, dat de Oblomov-figuur ka- loven, zegt Hamlet. En Ofelomov? Hij heeft
rakteristiek blijft voor de gemoedsgesteld- Uit Olga's mond de harde waarheid moeten
heid van de Russische „intelligentsia" om- horen, hij heeft de pijn gezien, waarmee
trent de helft van de vorige eeuw en dus dat alles gezegd werd. En als Olga hem
een historisch accent heeft. Hij was van vraagt, waaróm toch alles is mislukt en
adel. behoorde tot de kaste van groot- Wat toch de naam is van het kwaad dat
grondbezitters, wier maatschappelijke in- deze liefde heeft verhinderd, dan weet hij
vloed en betekenis door de opkomende maar één antwoord: „Oblomovisme"
koopmansstand werd overvleugeld en ten- Hij trouwt ten slotte. Oblomov. hij huwt
slotte te niet gedaan. Maar dat tijdsver- zijn huishoudster Agafja Matwejevpa. een
schijnsel is niet het markante, noch het goedmoedige sloof. Ver van zijn landgoed
tragische van dit tot onmacht gedoemde slijt hij in een schamele behuizing zijn da-
menstype. Was het dat wél, deze ..goede, gen, etend en slapend. En wat is, zegt Ham-
intelligente, zachtaardige, rechtschapen" iet na de ontmoeting met Fortinbras, wat
mens Oblomov, die ondanks al deze on- js een mens, wanneer zijn hoogste goed
miskenbare deugden ten gronde gaat. zou slapen en eten is? Een dier. niet meer.
óns. westerse twintigste-eeuwers, niet zo oblomov, tot niets meer verplicht, door
weten te boeien, zo weten te ontroeren en niets gestoord, zelfs niet meer door be-
met gevoelens van menselijke sympathie rouw 0ver een gemist geluk, laat in zijn
kunnen vervullen, zeker niet in een ver- beschermd domein één voor één zijn le-
haal waaraan de handeling zo te enen- vensbladeren vallen, als een boom in de
male is als de schrijfwijze van Gontsjarov. herfstnevel, willoos en verdord. „Ieder
mens" denkt hij „heeft nu eenmaal
zijn eigen bestemming in het leven". Oblo-
ALLES IS DETAIL. Het eerste deel van movs bestemming was om te sterven. En
de roman omvat de nauwgezette heschrij- op een morgen was hij ongemerkt dood:
ving van één enkele dag. waaron- niets .-Niemand had zijn laatsteogenblikken ge-
gebeurt. niets gebeuren kan. omdat Oblo- zien> zlJn Iaatste zucht gehoord
mov elke verandering, elke stoornis in zijn
zinloos-gelijkmatig leven met schichtige
omzichtigheid uit de weg gaat. Maar elk EEN TRAGISCH EINDE? Kan men nog
detail lééft. En al die levende bijzonder- van tragiek spreken als er geen strijd met
heden samen vormen het innerlijke beeld het noodlot wordt gestreden? OediDus,
van Oblomov, van de in zichzelf wegge- Hamlet. Don Qui.iote zijn tragisch. Oblo-
doken, zich in zijn apathie ingekapselde, m0v is, hoe tegenstrijdig dat ook lijkt, dub-
vereenzaamde en verkwijnende mens. Hij bel tragisch, omdat het hem aan de
lijdt. Oblomov. ondanks zijn bevoorrechte kracht ontbrak om tragisch te leven. Hij
sociale positie. Hij mag zich uit zelfbehoud vócht niet met zijn zinloosheid, hij wés de
nog zo verheffen, hij veracht zichzelf en zinloosheid. In die géstaltee treedt hij on-
vlucht in bespiegelingen, in mijmerijen, in vermoed uit zijn historische achtergrond
de slaap. In zijn levensangst en doodsangst naar voren en staat hen daar, in onze tijd.
wacht, verwacht, hoopt verlangd en on- niet als een schim van het verleden, mnar
derneemt hij niets meer. Evenals Rosseau. a]s een mens-van-heden, die zijn bestaan
in wie de ..moderne" breuk tussen per- misschien (zéér misschien) nog zou kunnen
soonlijkheid en leven zich vor.- het eerst redden door een "robot te worden. Waar
zichtbaar voltrekt, is hij ..e#n eenzame mee gezegd wil zijn: deze creatie van
wandelaar", met dit verschil dan dat hij Gontsjarov zijn enige van grootse allure
zich nauwelijks nog buiten de deur waagt. (s niet alleen een meesterwerk der klas-
Buiten. daar zijn de „anderen", de „nijve- sieke wereldlitteratuur, het is een verbluf-
ren", de mensen die een doel hebben. Oblo- fend-,.actueel" en diepborend bof>k. waar-
mov heeft geen doel. Als zijn kamerdie- van de humor niet met zich cr"^tfen.
naar Zachar even apathisch als zijn
meester hem met die „anderen" verge- C. E. Dinaux