De inrichting van het voortgezet onderwijs Yledeblandóe klimaat U te kil ix-o-aA het lAanie chatiiati BESPREKING VAN NIEUWE VOORSTELLEN OVER HAARLEMS DAGBLAD OPRECHTE HAARLEMSCHE COURANT 17 Bilderberggroep T oelatingsexamen Een proefklasse Het „brugjaar" Het eindexamen De havo-scholen De mavo-scholen Een Haarlems meisje presidente van de Club Charles Trenet Studiebeurzen Israel Olympisch Stadion van Antike bloot gelegd Kleine klucht: Fietje WOENSDAG 14 1958 het is BEKEND, dat de minister van Onderwijs, Kun sten en Wetenschappen reeds laren bezig is „een sluitend geheel van onderwijsvoorzie ningen te vormen" dat in de wandeling de naam van de mammoetwet" heeft gekre gen Daarin zullen worden ge regeld: het kleuteronderwijs, het basisonderwijs: het huidi- ae lagere onderwijs, het voort gezette onderwijs en het we tenschappelijke onderwijs, ge geven aan universiteiten en hogescholen. Het ingewikkeldst liggen de zaken bij het voortgezette on derwijs, dat is dus het onder wijs aan jongens en meisjes van globaal twaalf tot acht tien jaar. Het zal aan de scho len voor voorbereidend weten schappelijk onderwijs (v.w.o.) worden gegeven, die dus oplei den voor universitaire studie aan scholen voor hoger algem. vormend onderwijs (h.a.v.o.) als grondslag voor hoger beroeps onderwijs en voor de intrede in de maatschappij, aan scho len voor middelbaar algemeen vormend onderwijs (m.a.v.o.) Deze laatste zullen zij het met allerlei wijzigingen de taak moeten overnemen, die in de huidige regeling door het u.l.o. wordt verricht, evenals de scholen voor lager algemeen voortgezet onderwijs (l.a.v.o.) ten dienste van hen die na de lagere school (de toekomstige basisschool) nog wat algemene vorming en enige beroepsvoor bereiding behoeven. Het is duidelijk, dat wij niet te maken hebben met louter naamsveranderingen, maar wel degelijk met schooltypen die anders zullen zijn dan de huidige en in het bijzonder: meer aangepast aan de eisen die de maatschappelijke ont wikkeling stelt. Het is even zeer duidelijk dat het voor ontwerp van wet, dat het voortgezette onderwijs zal re gelen aan welhaast talloze in stanties om advies moest wor den voorgelegd en niet steeds met onverdeelde instemming is ontvangen. Met name in gym nasiale kringen is scherpe kri tiek uitgeoefend. DE MINISTER heeft zelf uit het Rijksschooltoezicht, dus uit de colleges van inspecteurs, een adviescommissie samen gesteld, die in de wandeling de Bilderberggroep wordt ge noemd, omdat de leden in het hotel v,an die naam weken achtereen gehuisvest waren om zich over de inrichting van het voortgezette onderwijs te beraden. Een der onderwer pen was het probleem van „de aansluiting" de term waar mee in onderwijskringen de overgang van de lagere school naar h.b.s. of gymnasium wordt aangeduid. Over die aansluiting heeft de Bilder berggroep opvattingen, die een beschouwing ruimschoots waard zijn. Binnen het bestek van het rapport, dat door de Staatsdrukkerij is gepubli ceerd, kon dit onderdeel na tuurlijk slechts in hoofdtrek ken worden behandeld. Daar door maken sommige uitspra ken wel eens een wat apodic tische indruk. De commissie is van oordeel dat het doel van het basisonderwijs het ver werven van elementaire kun digheden, de ontwikkeling van waardevolle vaardigheden op zodanige wijze dat aan de per soonlijke geaardheid en aanleg recht wordt gedaan kan worden bereikt door het wer ken in losser klasseverband voornamelijk in de vijfde en zesde klas. De leerlingen zul len dan op verschillende ni veaus kunnen werken en tus sen die niveaus zullen grote verschillen kunnen bestaan De commissige verwacht daar van wonderen, niets meer maar ook niets minder. Ik som op: versterkt verantwoorde lijkheidsgevoel, groter animo on juister besef van zijn krachten bij de leerling. En voorts: het tegengaan van ni vellering, vermijding van overlading, beperking van het zittenblijven en een goede voorbereiding op het voort gezette onderwijs. Mij dunkt: dat is nogal wat. Aan de on derwijzer, die deze taak moei volbrengen, worden wel bij zonder hoge eisen gesteld, in vele Engelse lagere en mid delbare scholen brengt men de knappe leerlingen in één klas onder, de middelmatige in een parallelklas en de minst be gaafden in een andere paral lelklas. Daarbij wordt men ge leid door de gedachte, dal voor goed onderwijs een ze kere overeenstemming tussen de leerlingen zeer wenselijk is Ook in Nederland bestaan la gere scholen met twee hoog ste klassen, waarvan een de leerlingen bevat die voor eer. middelbare school zijn be stemd. Dat wil de Bilderberg- commissie echter per se niet. Het zal dus zo zijn dat in de hoogste klassen van de lagere school leerlingen bijeenzitten voortgezet onderwijs en: de proefklasse. Van het eerste dezer twee middelen, dat in het rapport nauwelijks wordt toegelicht kan ik in de praktijk niet veel verwachten. Wat stelt de com missie er zich eigenlijk van voor en hoe denkt zij dit contact in het schoolleven van elke dag te realiseren? Zullen de leraren op bezoek gaan bij de lagere scholen? Komen de onderwijzers een kijkje nemen op de scholen voor voortge zet onderwijs? Of bedoelt de commissie een herstel van de regeling: toelating op advies van het hoofd der afleverende school? In het eerste geval bedenke men van hoeveel vel schillende lagere scholen éér schqpl voor voortgezet onder wijs leerlingen pleegt te ont vangen. Met al die scholen zou contact en samenwerking moeten zijn. Ik zie dat niet. In het tweede geval keert men terug tot een regeling die ja ren geleden verlaten werd omdat er te veel bezwaren ZO LANGZAMERHAND nadert alweer de tijd van de examens: toelatingsexamens, overgangsexamens, eind examens. Het is de periode die veel vergt van de jeugd op verschillende leeftijden en dikwijls nog meer van de ouders, om nog maar te zwijgen van de docenten. Met de laatsten heeft niemand medelijden: op examens voorbe reiden en examens afnemen is immers gewoon een stukje van hun werk? Maar een sterk mededogen begeleidt jaarlijks de duizenden examinandi en hen die dezen het naast staan: de ouders van dikwijls prikkelbare, slecht etende, bleek ziende jongens en meisjes. Het is dan ook volkomen begrijpelijk, dat er telkens pogingen worden gedaan het Nederlandse exameneuvel enigermate te be perken. Dit streven vindt een aanmerkelijke steun in het feit dat het onmogelijk is gebleken door een examen vast te stellen, dat een leerling geschikt is om een hoger schooltype te volgen: het is evenmin zeker dat iemand met een einddiploma h.b.s. of gymnasium met succes zal studeren, als dat een jongen die door zijn toelatings examen is gekomen, een goede discipel van een school voor voortgezet onderwijs zal zijn. Vooral met dat toe latingsexamen is in de loop der jaren heel wat gehannest: eerst bestond het, toen werd het afgeschaft, daarna her stelde men het weer. In geen van deze drie stadia was men tevreden, noch op de afleverende, noch op de ont vangende scholen. De onderwijzers klagen dat zij veel te veel moeten trainen en africhten, de docenten van het voorbereidend hoger en middelbaar onderwijs vinden dat veel te veel ongeschikten worden klaargestoomd, zodat men moet werken met een te groot percentage leerlingen wier parate kennis weldra blijkt parade-kennis te zijn geweest. In principe zal dit probleem wel onoplosbaar zijn. Van kinderen omstreeks twaalf jaar, dus nog volop in de groei, is niet met zekerheid te voorspellen hoe zij zich zullen ontwikkelen en dit te minder omdat die ont wikkeling niet alleen bepaald wordt door hun aanleg, maar in zeker even grote mate door hun vlijt, hun plichts gevoel, de huiselijke sfeer, de gelegenheid rustig te wer ken en nog een paar eigenschappen en omstandigheden. die sterk van elkaar verschil len in intelligentie, belangstel ling en vorderingen. Onderwijs aan de klasse in haar geheel zal tot de uitzonderingen moeten behoren. Er zullen zich groepjes vormen van ongeveer gelijksoortigen en de onderwijzer zal nu eens met de ene, dan weer met de an dere groep moeten bezig zijn. Men zou zo denken da't de beste groep dan voor het toe latingsexamen zou worden klaargemaakt, maar dat is niet het geval. De commissie is n.l. gekant tegen opleidingsscholen op opleidingsklassen. Die dena tureren het lager onderwijs Op grond daarvan wijst zij ook het toelatingsexamen af. HOE zal NU de selectie plaatshebben, met andere woorden: hoe zal worden be paald welke leerlingen naai een middelbare school zullen gaan en welke niet? De com missie ziet twee middelen: een nauw en geregeld contact tus sen basisschool en school voor tegen rezen. Of bedoelt de commissie iets anders? HOE DIT OOK ZIJ, er blij ven leerlingen over „voor wie om een of andere reden een nader onderzoek nodig of wenselijk is". Dat van een „nader" onderzoek wordt ge sproken, doet vermoeden dat de commissie in het boven genoemde contact reeds een vorm van onderzoek ziet. maar daarover wordt verder niet gesproken. Dit „nadere onderzoek" heeft plaats in een zestien tot vierentwintig les sen. georganiseerd door afle verende en ontvangende scho len tezamen. Het behoeft geen nader betoog, dat een derge lijk onderzoek van ongeveer een week de docenten een veel beter inzicht zal geven in de capaciteiten en de gehele ha bitus van de kinderen, dan thans mogelijk is door een examen van één dag schrifte lijk en soms een kwartiertje per vak mondeling. De grote moeilijkheid zal echter zijn te bepalen welke stof in de proefklasse zal worden be handeld. Daaraan zal dus nog de commissie ontveinst het zich niet wel zwaar gedokterd moeten worden. De ervaring dat, in een stad, waar het gym nasium zo'n proefklasse had ingesteld, de ouders van een aantal kinderen hun spruiten al privé-lessen in Latijn had den laten geven, is tekenend! En aan het Nulsseminarium voor Pedagogiek is gebleken hoe moeilijk het is jaarlijks één nieuwe stillees-oefening samen te stellen. De commis sie beveelt dan ook tex-echl een goede vorm en een goede didactiek voor deze proefklas se aan. Daaruit kan men wel de conclusie tx-ekken dat hel toelatingsexamen nog lang er. lang niet uit de wereld is. MET HET INSTELLEN van een proefklasse voor die leer lingen van wie niet van te voren vaststaat dat zij ge schikt zijn om het onderwijs aan de nieuwe school te vol gen, is het aansluitingspro bleem niet opgelost. Natuur lijk verwacht de Werkgroep uit het Rijksschooltoezicht, die het geciteerde advies aan de minister heeft uitgebracht, van de proefklasse dat die tot een betere selectie zal leiden dan het toelatingsexamen van thans doet. Maar beide kun nen niet meer doen dan het bereikte niveau bepalen. Een prognose omtrent geschiktheid geven zij uiteraard nauwelijks En dat is nu juist wat de ouders zouden willen. Wan neer een leerling in de eerste klas misplaatst blijkt, betekent, dat bijna altijd een jaar ver lies. Daarom wordt in het rapport gepleit voor een on derlinge binding van de pro gramma's der verschillende schooltypen. Die binding zal het sterkste zijn in het eerste leerjaar, door de commissie het bi-ugjaar genoemd. Het is in dit blad al vaker betoogd dat de ooi-zaak van de mislukking in de eerste klas dikwijls niet alleen aan een gebrek aap.,verstandelijke vermogens te wijten is, maar evenzeer aan een moeilijke aanpassing aan de nieuwe omgeving, de vele docenten, de vreemde vakken, de an - dere leerboeken enzovoorts Het brugjaar wil ook deze aan passing vergemakkelijken. Het wil een goede grondslag leggen voor het verdere on derwijs en de leerling helpen bij de keuze uit de verschil lende richtingen. Daarvoor moet evenwel aan een aan tal voorwaarden worden vol daan: de gedoceerde vakken zullen geschikt moeten zijn om te onderzoeken waartoe de leerlingen in staat blijken het onderwijs zal moeten wor den gegeven door een beperkt aantal (zo enigszins mogelijk) ei'varen docenten en er zal een hoofdleraar moeten worden aangesteld, die een goede pe dagogische en psychologische scholing heeft gehad. Men voelt met de klomp hoe moei lijk het zal zijn in deze tij van lerarentekort dit alles te realiseren, maar dit doet aar. het 'wezen van de opzet na tuurlijk niet af. Wel 'rijst de vraag of het juist is de grond slagen van allerlei vakken te doen leggen door voor dij vakken niet geheel bevoegde of zelfs onbevoegde docenten, wat noodzakelijk zal zijn, wanneer men hun aantal be perkt wil houden. Men stelle zich eens voor dat de leraar Frans ook Engels zal doceren en de historicus ook de aard rijkskunde voor zijn rekening moet nemen. Hoe zullen de leraren der hogere klassen daarop reageren en zal dit werkelijk het onderwijs ten goede komen? Ik zet hier vooralsnog een vraagteken. MAAR GOED, we nemen aan dat het brugjaar ten einde is en dat nu de keuze moet worden gedaan, zoals thans het geval is op lyceums met een eenjarige onderbouw. Na tuurlijk zal blijken dat op dat moment niet alle leerlingen hetzelfde niveau hebben be reikt, dat met name zij die aan een school voor voorbe reidend wetenschappelijk on derwijs (v.w.o.) de brugklasst hebben gevolgd, verder zullen zijn dan degenen die deze brugklasse aan een school voor middelbaar algemeen vor- onderwijs (m.a.v.o.) bezocht hebben. In herinnering zij ge bracht dat het m.av.o. in de plaats treedt van ons u.l.o. Nu is het weinig waarschijn lijk dat een leerling, die men voor de u.l.o geschikt acht zich plotseling zal ontpoppen als een goede aanstaande gym nasiast en men kan natuur lijk geen regeling ontwerpei, die voor alle gevallen zeker heid biedt. Dat een goede brugklas een heel wat betere prognose mogelijk maakt, i* wel zeker. Of men er in zal slagen de brugklas werkelijk goed, dat wil zeggen het doei niet slechts nastrevend, maar het ook werkelijk bereikend te maken, acht ik nog aan twijfel onderhevig. DE WERKGROEP acht eind examens onmisbaar, maar meent dat zij kunnen worden beperkt tot de hoofdvakken. in de meeste gevallen ten ge tale van zes. Op het diploma kunnen dan de gemiddelde cijfers of de laatste rapport cijfers der overige vakken worden vermeld. Deze beper king hangt samen met het voorstel in de programma's kernvakken en keuzevakken op te nemen en van déze mo gelijkheid vooral gebruik te maken in scholen, die niet voor universitaire studie op leiden. Ik kan hierop harte lijk: het zij zo! zeggen. Het starre keurslijf van ons v.h. m.o. moet eindelijk eens wat ontregen worden en wat vrijer ademhalen mogelijk maken Ik weet wel dat sommige leraren in het feit, dat hun vak niet steeds meer eind examenvak zal zijn, een de preciatie zullen zien, maar zij moeten niet vergeten dat zij nu leerlingen krijgen die hun vak hebben „gekozen" en dat lijkt mij een bijzondex-e aan trekkelijkheid. En hoe plezie rig zal het werk zijn, wanneer de eindexamenstok eens niét achter de deur staat. AFZONDERLIJK moet ge sproken worden over het schooltype, dat met de letters h.a.v.o. wordt aangeduid. Hier mede wil men de h.b.s. zoals Thorbecke zich die voor ogen heeft gesteld, toen hij zijn wet op het middelbaar onderwijs ontwierp, in ere herstellen. De h.a.v.o.-scholen zijn dus niet meer voorbereidend univer sitair, maar geven algemene vorming ter voorbereiding op de intrede in de maatschappij en leggen de grondslag voor hoger beroepsonderwijs, zoals bij voorbeeld op de scholen voor maatschappelijk werk wordt gegeven. De commissie denkt zich de h.av.o.-scholen althans voor lopig niet als zelfstandige in stituten, maar in combinatie hetzij met een school voor v.w.o. of met een school voor m.a.v.o. Voor wie al die let ters moeilijkheden opleveren deze vergelijking: de h.a.v.o.- school zal voor jongens en meisjes ongeveer de plaats innemen van de middelbare school voor meisjes thans in het verband van een lyceum Voor de h.a.v.o.-scholen wordt gedacht aan een vijfjarige cursus. HET IS EENVOUDIG om te zeggen: wat nu de u.l.o.-school is, wordt later de m.a.v.o.- school. Maar juist is dit niet. Het m.a.v.o. wordt een deel van het voortgezette onderwijs, het u.l.o. is een uitbreiding van het lagei-e onderwijs. Ik ga nu niet in op de politieke conse quenties van deze wijziging, maar herinner er slechts aan dat voor het lagere onderwijs (en dus ook voor het u.l.o.) de zogenaamde „pacificatie" geldt, met alle daaraan verbonden gevolgen. De commissie denkt zich de m.a.v.o.-school al naar gelang van de beroepen, waar op zij voorbereidt, driejarig of vierjarig. Wie de driejarige m.a.v.o. heeft gevolgd, kan op geleid worden tot kleuterleid ster, wie de vierjarige heeft beëindigd kan naar de kweek school. Natuuxiijk zijn er veel meer beroepen, maar met dit enkele voorbeeld worde hier volstaan. Men houde wel in het oog dat de werkgroep uit het Rijksschooltoezicht de op dracht had de minister te ad viseren over de inrichting van het voortgezette onderwijs zo als het in het desbetreffende wetsontwerp wordt geregeld. Zij moest dus werken met de indeling in v.w.o. - h.a.v.o. - m.a.v.o. - l.a.v.o. en daaraan vulling geven. Over de wijze, waarop die vulling moet wor den aangebracht, kan men van mening verschillen, maar het is op grond van de des kundigheid der samenstellers en van de gedegen wijze waarop de slof is behandeld, wel waarschijnlijk te achten dat met de denkbeelden der commissie ernstig rekening zal worden gehouden. Daarom is het rapport een bespreking voor een breder publiek ook ruimschoots waard. Dat het hier en daar bedenkingen op roept, maakt die waarde geenszins kleiner. Integendeel. Hei zal tenslotte via de discus sie moeten zijn dat men over deze voor het onderwijs zo belangrijke wijzigingen tot overeenstemming zal komen. Dr. P. H. Schroder De regering van Israel stelt jaarlijks een aantal beurzen ter beschikking voor bui tenlandse studenten, die onderzoekings werk of een voortgezette studie zouden wil len verrichten in één van de gx-ote weten schappelijke centra in Israel, te weten de Hebreeuwse universiteit in Jeruzalem, de Technische Hogeschool in Haifa en het Weizmann instituut van wetenschappen :n Rehovot. Voor het academische jaar 1958 - 1959 kunnen ook Nederlandse stu- 'enten een aanvrage indienen. Een Duits gezelschap van archeologen, dat in het oude stadion van Olympia op gravingen verricht, is nu zo ver gevordei-d, dat de oude wedstrijdbaan van het stadion vrijwel volledig is blootgelegd. Bij de on derzoekingen trof men verscheidene bron zen voorwerpen aan. HET FRANSE BLAD „Music-Hal!" houdt een iegelijk, die daaraan de be hoefte gevoelt, feilloos op de hoogte van het. laatste-nieuws uit dat bonte en drukke gebied van cabaret, revue, variété, music- hall è'n chanèon. Het zet alle vedettes vol gens de mode van het moment in het zonnetje door middel van geen enkel detail verwaarlozende interviews en in alle op zichten tegemoetkomende foto's, het pu bliceert hele statistieken over de mate waarin de liedjes van de dag op ieders lip zijn en het beantwoordt alle mogelijke vragen welke bij zijn lezei's mochten rij zen met betrekking tot de door hen ver eerde sten-en. Zo'n vi-aag luidt dikwijls: „Bestaat er een club en dan volgt de naam van een Brassens, een Aznavour. een Bécaud, een Sidney Bechet, ja zelfs een Mario Marini, om maar een paar voorbeelden te noemen. Zo werd er laatst ook gevraagd of er een „Club Charles Trenet" bestaat. Het antwoord boezemde ons deze keer nog meer belangstelling in dan de vraag. Want dat luidde: „Wendt u tot de presidente, Mejuffrouw Duncker, Einden Hout Straat 10, Haarlem (Hol- lande)" WE HEBBEN dat advies opgevolgd, niet zozeer uit adoratie voor Charles Trenet, hoewel we hem inderdaad als de onge kroonde koning van het Franse chanson beschouwen, maar wel om eens te weten wat zo'n „Club Charles Trenet" nu eigen lijk doet en vooral omdat we het wel op merkelijk vinden dat de maatschappelijke zetel van zo'n instelling door een Haar lems meisje wordt ingenomen. Onze aanvankelijke veronderstelling, dat de leden van de „Club Charles Trenet" zich wel schuldig zouden maken aan de zelfde emotionele en soms handtastelijke adoratie van hun idool, die men wel bij de fans van een Doris Day of Johnny Ray kan waarnemen, werd door mejuffrouw E. A. Duncker resoluut van de hand gewe zen. Wel is het zo, dat sommige leden geen critiek op de auteur van „Boum" en „Le jardin extra-ordinaii-e" kunnen verdragen, zoals de presidente ondervond toen zij het waagde tegen een van Trenet's teksten bedenkingen te uiten, maar in het algemeen hebben zich bedaarde lieden van alle jaargangen om haar vaandel geschaard, die graag de teksten van de chansons zou den kennen, daarover wensen te discus siëren, van de handel en wandel van de auteur-zanger op de hoogte willen blij ven en ook wel eens bijeenkomen om zijn platen te horen en te bespreken. Dat laatste geldt meer voor de ongeveer twee honderdzestig Franse leden van de Club dan voor de slechts twintig Nederlanders die staan ingeschreven. In Nederland zijn de bijeenkomsten eigenlijk een mislukking geworden. Er kwamen te weinig liefheb bers, men verlangde op oer-Hollandse wijze een degelijke inleiding tot het pro gramma, ook al omdat zelfs vele chanson liefhebbers toch altijd nog taalmoeilijkhe den moeten overwinnen en dat alles werk te de voor dergelijke avondjes onontbeer lijke sfeer niet in de hand. En dan is het Nederlandse klimaat voor het Franse chanson te kil. Als Ben Levi er niet was, zou de Nederlandse radio waarschijnlijk van het bestaan van dat genre helemaal niets afweten. De Neder landse grammofoonplatenhandel is op het puilt van het chanson zo onnozel als een kind. De band met de Nederlandse en Franse leden wordt voornamelijk onder houden door het maandblad van de Club, een in eigen beheer gestencild orgaan, dat door mejuffrouw Duncker geheel in het Frans wordt geredigeerd. Zij is nu aan haar zestiende aflevering van haar herinneringen bezig: souvenirs waaruit blijkt dat het lang niet alles is om presidente van de „Club Charles Tre net" te zijn, want de Vereerde zeif mag dan bescheiden en verlegen van aard zijn, ongedurig-,-en een tikje humeurig is hij ook ën- wanneer hem dat zo in de. zin komt negeert hij zijn liêle Club, "de pi-esi- dente inbegrepen. De ware getrouwen blij ven na zo'n incident dan over, bereid om het voor nem op te nemen, telkens wan neer mensen-die-van-niets-weten een of ander sensatieverhaal de wereld in stu ren. De presidente blijkt daarover in edele verontwaardiging te kunnen ontsteken. MEJUFFROUW DUNCKER heeft de Club gesticht, toen zij het stadium van de bakvissen verering met het onvermijde lijke feto verzamelen te boven was. Toen Trenet in de zomer van 1954 in Scheve- ningen zong, drong zij tot hem door om verlof te vragen om de Club te mogen op richten. De chansonnier zette nogal grote ogen op bij dat initiatief van een tengere Hollandse biondine en herinnerde zich de mislukkingen van alle voorafgaande ver enigingen welke zijn naam hadden gedra gen. Maar mejuffrouw Duncker hield voet bij stuk, hetgeen zij te gemakkelijker kon doen omdat zij kort daarop naar Parijs vertrok om daar gedurende een verblijf Het schoolreisje zou er dit jaar één zijn van drie dagen! Drie volle dagen met logeren in een grote boerderij en een pro gramma vol heerlijkheden en verrassin gen, zoals de meester het noemde. Maar, men gaat tegenwoordig niet meer over één nacht ijs, de kinderen moesten een dok tersattest kunnen overleggen, dat hun ge zondheid in orde was en er geen bezwaar bestond, mee te gaan met dit groots opge zette feest! Ook Fietje Burgers mocht mee, als het attest in orde was. Dus stapte Fie tje moedig naar dokter Spaanders, die voor deze keuring aangewezen was. De wacht kamer zat vol aanstaande reizigsters en reizigers. De jongens vertelden met bra- vour, dat ze nog nooit een dag ziek waren geweest, de meisjes deden aanstellex'ig. „Ik ben zo bang, dat ik niet meemag, ik heb vroeger wel eens longontsteking ge had". „Nou, je bent toch beter? Ik heb vroeger difterie gehad en dat is nog erger!" „En ik blindedarm! Ik moest ge opereerd!" Er viel even een stilte over de ernst van het opereren. De „blinde darm" voelde zich even het meest interessante ziektegeval! Toen ging de deur van de spreekkamer open en een verpleegster riep de eerste namen af. Schoorvoetend gingen de kinderen naar binnen, bang, dat ze toch nog wel eens „iets" zouden kunnen schelen. Maar de gestelde vragen van de dokter waren simpel en tot nog toe kregen de kinderen allen het zo begeerde attest, dat de poorten van het drie-daags paradijs zou openen. Toen kwam Fietje, het sprie- tig, verwend enig kind aan de beurt? Zo, Sofia Burgers", las de dokter van de lijst, en haar vriendelijk aanziend: „ben je de laatste tijd wel eens bij een dokter ge weest?" Ze knikte ja. „Zo? en bij welke dokter was je dan?" „Bij de kinderpsy chiater!" Hij keek even op de lijst. Hij begreep, het was een zorgenkind van wat oude ouders. „Maar, wat is een psychiater eigenlijk, Fietje", vroeg dokter Spaanders, nieuwsgierig naar haar antwoord. „Nou, een psychiater is een meneer die zegt tegen me, dat ik altijd doe wat ik niet wil, en wat ik wil, dat doe ik nooit!" Mies van Oss van enige jaren haar kennis van de Franse taal te vervolmaken. Die tijd heeft zij te vens besteed om de Club op poten te zet ten, wat wel zo goed gelukt is, dat zij zich een eigen postbus moest aanschaffen, omdat de concierge van het woongebouw aan de Avenue De la Tour Maubourg weigerde de stapels post voor haar lastige Hollandse bewoonster in ontvangst te ne men. Als pleister op de wonde toonde Tre net zelf zich overtuigd van de goede opzet van zijn nieuwe groepering vereerders en zette hij zijn handtekening onder een^ver klaring van geen bezwaar, waarmee de affaire bij de prefectuur geregistreerd kon worden, want ook het plaatjes ver zamelen en draaien van zangers die op hun Belle wachten heeft in deze eeuw de officiële sanctie van node. In januari 1957 keerde mejuffrouw Duncker naar de ouderlijke woning aan de Eindenhoutstraat terug. De stapels post met de verzoeken om gesigneerde foto's, teksten en inlichtingen maken nu de lange reis naar Haarlem, want de Franse leden vonden het maar best wanneer hun Hol landse presidente de zaak liet verder draaien. Telkens als er een première in zicht is, kan men haar tezamen met de oudere vrienden-van-Trenet in de Franse hoofdstad aantreffen, in de buiut van het Olympia, het Bobino of het Alhambra, om daar hun held de hulde tee brengen die hem toekomt. Want Trenet is voor het liedje „Oü sont-ils done?" („Waar zijn ze toch?") beslist niet door zijn vrienden en vriendinnen geïnspireerd. J. H. Bartman Geüniformeerde taxichauffeurs. Vijf- honder d Amsterdamse taxichauffeurs, die in dient zijn van de stichtingen Bato en B.L.T. krijgen in de loop van het komend halfjaar donkergrijze uniformen met een embleem opj de linkerborstzak in de vorm van een gestyleerde vleugel met in het midden het blokband-motief. De uniform verstrekking behoort tot de secundaire arbeidsvoarwaarden van de in mei 1956 ingegaane C.A.O. voor de taxichauffeurs. 0

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1958 | | pagina 19