De bijen bleken sterker SCHOUWBURGEN, DANSHUIZEN EN ROOMTUINTJES BEHEERSEN OOK IN HYACINTHE DE ORGELBOUW Wekelijks toegevoegd aan alle edities van Haarlems Dagblad Oprechte Haarlemsehe Courant en IJmuider Courant Ter inleiding van een vreemde historie Picturale parade van het plezier wÊÊÊmmm^mmM^KÈmwÊmm^^^^^Mm^^immwim mÊmÊÈÊÊÊËÊmmM -j.:V: V -. *■'- ',ej''/f- m i jAacUlie, en u-aüman&cPuip HET IS AL enige tijd geleden, maar ie technici van de Central African Air ways hebben pas onlangs officieel toe gegeven, dat hun jonge maatschappij de verovering van het Afrikaanse luchtruim niet bepaald cadeau heeft gekregen. De eerste ronde is zelfs op een smadelijke nederlaag uitgelopen en nu nog worden in de directiekantoren de wenkbrauwen gefronst als iemand beweert, dat de techniek sterker is dan de natuur. HET ZAT Zó. Op een stralende dag in mei stond de hele staf van de pas opge richte maatschappij op het vliegveld van Salisbury in Zuid-Rhodesië aangetreden om de eerste nieuwe Vickers turbo-prop- machine officieel in ontvangst te nemen. De ceremonie verliep geheel volgens de plannen. Het toestel kwam statig aanron- ken, maakte een perfecte landing en taxie de tot voor de kleine tribune, waar direc tieleden en genodigden stonden opgesteld. Er werden vriendelijke woorden gespro ken. Er werd iets koels geserveerd. Ieder een toonde zich geestdriftig over de ma chine, die in de tropenzon stond te glanzen. Maar toen de autoriteiten en belangstel lenden zich in de luchtgekoelde kantoren hadden teruggetrokken, gebeurde het on verwachte. Door de warme Afrikaanse lucht klonk een hoge zoemtoon en voordat men goed en wel begreep, wat er aan de hand was, streek een zwerm bijen van ten minste vijenzeventigduizend bijen neer op de vleugel van het gloednieuwe lijntoe- stel. Ergens op de gladde oppervlakte ont dekten de insecten een klein gaatje. Voor afgegaan door hun koningin kropen zij naar binnen. Een mecanicien sloeg onmiddellijk groot alarm en enkele minuten later was de Vic kers omgeven door een aantal deskundi gen. De bijen moesten uit de vleugel ver wijderd worden, dat was duidelijk. Het ging er alleen om hoe men dit delicate karweitje diende aan te pakken. Men pro beerde de zwerm te verjagen door voor zichtig op de vleugel te kloppen. Maar toen enkele vrijwilligers overdekt met builen het hazenpad kozen, zag men in dat dit niet de ware methode was. Daarna kreeg een piloot een schitterend idee. Hij haalde uit het kantoor de krachtigste stofzuiger die hij kon vinden, zette de slang tegen het gaatje en schakelde de stroom in. De stofzuiger produceerde een lawaai als een startende straaljager, maar de bijen ble ven zitten waar ze waren, Het volgende briljante idee kwam van de directie zelf, die met de meest bekwame spoed een ervaren imker ontbood. Het ei van Columbus inderdaad. De bijenman be studeerde het vraagstuk en stelde tenslotte voor, de binnengedrongen insecten te ver jagen met behulp van een chemisch mid del, dat een voor de bijen ondragelijke stank zou ontwikkelen. De proef slaagde slechts gedeeltelijk. De stank verdreef wel de mensen maar niet de bijen. Toen trad chef-piloot Robin Orbell man moedig naar voren. Het was duidelijk, dat er krassere maatregelen genomen moesten worden. De eer van de maatschappij stond op het spel. Hij klom in de cockpit, startte de motoren en steeg met de Vickers tot een hoogte van zevenduizend meter. Met een snelheid van meer dan vijfhonderd kilometer per uur begon hij grote cirkels te beschrijven boven Rhodesia en pas na drie uren vliegen vond hij het welletjes. Geen enkele bij zou deze hoogte en deze snelheden kunnen overleven. Maar toen hij na de landing zelfbewust de vleugels inspecteerde, klonk hem een toornig ge gons tegemoet. De bijen zaten nog onge deerd in hun schuilplaats. Geen wonder, merkte de imker zuur op. Bijen hebben geen longen en trekken zich van zo'n ex periment niets aan. Zo ging het niet langer. De nieuwe Vickers kon niet eeuwig aan de grond blijven. Het trainingsprogramma moet worden uitge voerd, bijen of geen bijen. Dat was het standpunt van de directie. En het pro gramma werd uitgevoerd. Jonge piloten, die voor de dienst in een Vickers-turbo- prop werden opgeleid, klommen schichtig in de stuurcabine en legden, met de bijen als blinde passagiers, hoog in de Afrikaan se lucht oefenvïuchten af met een geza menlijke lengte van zevenentwintigdui zend kilometer Na iedere landing luis terden zij hoopvol bij het gaatje in de vleugel, waar de bijenkoningin met haar gevolg haar intrek had genomen. Maar hoe hoog zij ook stegen en hoe snel zij ook vlogen, de bijen dachten er niet aan hun ongebruikelijke woning te ontruimen. En nadat tenslotte het complete vliegende personeel de hardnekkige strijd met bul ten had bekocht, achtte de directie het verstandiger in de nederlaag te berusten. De machine bleef op de grond totdat de tweede Vickers werd afgeleverd. De trai- ningsvluchten werden in de nieuwe ma chine voortgezet en het kostte de Central African Airways een lief sommetje, voor dat de bijenhoudende vleugel van de eer ste Vickers gedemonteerd was en de las tige indringers met geWëld waren ver dreven. Alles is nu normaal en de vluchten wor den thans uitgevoerd met de regelmaat van een klok. Maar wie tegenover de pi loten hoog opgeeft van de verdiensten van de Afrikaanse honingbijen, moet met kern achtige reacties rekening houden. HET BEOORDELEN van het verle den is zo aantrekkelijk, omdat het weliswaar netelig is, maar toch iets minder onoverkomelijk dan het waar deren van de eigen tijd. Zo staan we dus spoedig gereed met een mening, als regel een vonnis, over zeden en gewoon ten, handel en wandel van hen die voor ons leefden en stiei-ven. In het beste ge val hullen we hun wereld in 'n roman tisch, mild waas, dat geen stand blijkt te houden in het schrille licht der sta tistieken en journalen. Vaker vinden we de leefwijze onzer voorouders even omslachtig als lachwekkend of, ernsti ger falen nog, plat-materialistisch en burgerlijk-banaal. De veronderstelling ligt echter voor de hand, dat ook de behoepelrokte da mes en de bepruikte heren gelijk wij ge streefd hebben naar vooruitgang en ont wikkeling, naar een comfortabel le- DAT EEN BRUTAAL MENS de hal ve wereld heeft, bewees kolonel Blood, die de kroon van Karei II, koning van Engeland, gestolen heeft, daarbij de bewaker zwaar verwondde en toch het leven er afbracht. ]a, zelfs kreeg hij het ge hele aanzienlijke fortuin terug, dat hem jaren tevoren om politieke re denen was ontnomen. Dit gebeur de in een tijd, dat de gewone man om de diefstal van een waarde loos prul werd opgehangen. (zie pagina 3) HET TWEEDE internationale or gelbouwerscongres zal in de tweede helft van september 1059 te Straats burg worden gehouden, zo is dezer dagen op een vergadering van het voorbereidend comité van de „Inter national Society of Organbuilders" besloten. Het is de bedoeling tijdens dit congres in een van de kerken te Straatsburg een drietal orgels te ex poseren, als restauratievoorbeelden. Het theater Frascati aan de Plantage Middenlaan omstreeks 1890. Tegenwoor dig staat daar het Theater Desmet, een bioscoop. Het uitgaan van de Hoogduitse Schouw burg aan de Amstelstraat naar een uit 1800 daterende aquarel van .7. Andriessen ven ook, met ter afwisseling van de daartoe noodzakelijk vermoeiende en vervelende beslommeringen een be grijpelijke en vergeeflijk behoefte aan vermaak en ontspanning. Op het stuk van amusement en vrijetijdsbesteding nu blijken we het best met onze voorza ten te kunnen rooien. Carel Briels en Nicolaas Kroese, Avifauna en Cinera ma, Efteling en Madurodam waren er lang voor 1958, al heetten ze anders en toonden ze misschien wat minder func tioneel. Dank zij het honderdjarig bestaan van het Koninklijke Oudheidkundig Genootschap gever ,de Amsterdam- mers uit vroeger dagen in een van de zalen in het Rijksmuseum (ingang Hob- bemaplein) ons de gelegenheid tot een frivool x-endez-vous. De tekeningen uit de rijke verzameling van Jacobus van Eek vormen daartoe een hechte grond slag, onze verbeeldingskracht vult deze documentatie wel aan tot een zwierig uitje. NU BEHOEFT MEN natuurlijk niet dadelijk in een van de vele danshuizen aan de rol te gaan. Zou men het eerste afspraakje in het als catalogusnummer 60 geregistreerde Danshuis van Toontje beginnen, dan moet de kans op voor tijdige ontsporingen toch nog vrij ge ring worden geacht, want deze acht- tiende-eeuwse animeermeisjes zijn nog te stevig ingepakt om veel wufte ge dachten voedsel te verschaffen. In ge lijksoortige, maar latere instellingen als „De Fontein" en „De Pijl" is dat al anders. Met name het laatste wordt ons aangeprezen als „het beste schil derslogement, school van vernuft, smaak en gevoel". Een nauwkeurige bestudering van deze pentekening leidt vooral tot een bevestiging van het laatste. Men kan z'n uitgaansavondje natuur lijk ook serieuzer aanpakken door zich in het stijve Leesmuseum aan het Rokin te laten introduceren, men kan ook de schijn der degelijke kunstbeoefe ning hoog houden in Felix Meritis, waar kunstbeschermers en wijnkelken elkan der een ononderbroken lippendienst bewijzen. De dichter Helmers toont in dat gezelschap zijn opvallende blaaska ken. Er zijn natuurlijk ook schouwbur gen, heel veel zelfs, bijna net zo veel als tegenwoordig bioscopen. Wie niet opziet tegen een lange weg terug ont moet op de Keizersgracht de schilder Reinier Vinkeles, die een stemmig plaatje maakt van het uitgaan van de schouwburg, voorloper van de toneel tempel op 't Leidseplein, maar wie het liever bij de ongesubsidieerde institu ten houdt kan in de uit 1793 daterende pentekening van de Franse schouwburg aan de Erwtenmarkt het statige ge bouw van de tegenwoordige Kleine Ko medie aan de Amstel gemakkelijk her kennen. Het Germaanse pendant daar van, de Hoogduitse Schouwburg, was op een steenworp afstand aan de Am stelstraat te vinden. In de vorige eeuw vierde een Sarah Bernhardt daar nog haar triomfen, al gebeurde dat toen onder de naam „Grand Theatre" of „Schouwburg van Lier". De naamsveranderingen kwamen trouwens even veelvuldig voor als de theaters zelf: Frascati aan de Planta ge Middenlaan werd Rika Hopperthea- ther en (bioscoop) Theater Desmet, de Artisschouwburg, daar vlak bij, trans formeerde in Hollandse Schouwburg en de rest is stilte. TWEE AQUARELLEN brengen de bezoeker op de hoogte van het bestaan gedurende dertig jaren van de Park schouwburg, ook al in de Plantage, van buiten foeilelijk, die van binnen een der fraaiste toneelgebouwen in Europa is geweest. Wie het wat luchtiger wil kan in een van de vele variété's en „sa lons" volop vertier naar zijn smaak vin den. Het Concertgebouw is er natuur lijk ook, met zijn openingsconcert nog wel. N. van der Waay legde die gebeur tenis vast in twee tekeningen, welke al le meestal nog niet aan de oppervlakte gekomen artistieke en maatschappelij ke krachten uit die dagen laten vermoe den: de Tachtigers en het l'Art pour l'art, het symbolisme, een zuivere, nog ongeremde drang tot schoonheid, maar ook schuchter realisme in de uitdruk king dat z'n rechten opeist. Men kan naar deze merkwaardige tijdsbeelden lang kijken en steeds weer nieuwe kan ten ontdekken. Het Paleis voor Volks vlijt ontbreekt in deze picturale parade van het pleizier uiteraard evenmin. Dat heeft weer heel andere associaties met onze tijd. Het lijkt namelijk net een ka thedraaldecor uit een film van Fritz Lang. Maar omdat het tijd wordt voor enige lafenis begeven we ons naar het be faamde bierhuis van Roetemeyer in de Amstelstraat met in de kermisweek een omzet van dertigduizend pullen bier en tienduizend glazen punch. We worden er bediend door kelners, die blijkens de overgeleverde gouaches zo uit de romans van Marcel Proust zijn weggelopen. En dan naar buiten! Naar de pleiziertui- nen, al is het niet aardig dat zo'n we tenschappelijke instelling als Artis daar bij ook is ingedeeld. Het bijbehorende Ethnografisch Museum moet in 1843 an ders wel een mooie ratjetoe zijn ge weest. Terwille van de vitaminen kon men natuurlijk ook de P.oomtuintjes aan de Zeedijk bezoeken, maar wat men daar toen uitspookte is ons een raadsel geble ven. De omgeving zag er gezonder uit dan nu en vrolijker dan die mysterieu ze tuin „Claus" aan het Haarlemmer plantsoen, een dreigend en somber ver boden rijk, waarin allerlei saters achter de bomen „Boeh" roepen tegen de op de grens der deugdzaamheid vrijende pa ren. Maar de bezoeker wil niet vrijen, hij wil naar het panopticum, naar de 1 doolhoven, naar het panorama, hij wil naar de kolfbaan, naar de manége, naar de opstijging van de ballon „Le géant". Laat de bezoeker doen wat hij niet laten kan. Wie zal het hem kwa- 1 lijk nemen dat hij niet bestand bleek ff tegen de bekoorlijkheden van deze =1 luchthartige wereld? Misschien tref- E fen we hem wel wanneer hij zit uit te blazen in de herberg „De drie flesjes" aan de Gravenstraat. J. H. Bartman een langdurige strijd over de toewijzing van deze opdracht is gevoerd. In het onderstaande artikel wordt iets verteld over het velen misschien onbekende feit, dat ook het zoveel jongere land Canada beoefenaars telt van het edele ambacht. CANADA is een „modern land". Land bouw, nijverheid en mijnbouw hebben in die jonge staat in de loop der laatste vijftig a honderd jaren een grote vlucht geno men. Zij zijn er op moderne leest ge schoeid. Boeken en films, foto's en artike len leren ons dat. De produktiestatistieken vertonen een indrukwekkend beeld van snelle vooruitgang en gestegen welvaart. Een aanmerkelijk deel van de bevolking des lands bestaat uit nieuwkomers, uit im migranten, die in Canada een modern be staan hebben opgebouwd. Kortom Cana da is modern en toch? Ja inderdaad: En tóch! Wij bedoelen met deze twee woordjes „en tóch!" te zeg gen, dat achter de moderne voorgevel van de samenleving onzer Canadese vrien den nog wel het een en ander schuil gaat, dat echt gezellig en soms zelfs mooi ouder wets is. Wij denken, dit schrijvende, aan de Magdalena Eilanden in de Golf van St. Laurens, waar nog heden ten dage in som mige huiskamers van vissersgezinnen de petroleumlamp de enige lichtbron is. Wij denken aan oude Franse en Engelse gewoonten en gebruiken, die zich, vooral in het oostelijk deel des lands, door de eeuwen heen tot op de huidige dag op lof waardige manier wisten te handha ven. Wij denken voorts aan wel, er zou den nog tal van andere voorbeelden te noemen zijn. Ditmaal willen wij op een daarvan wat dieper ingaan. En wel naar aanleiding van een bezoek, dat wij korte tijd geleden aan de nijvere industrieplaats St. Hyacin- the in de Provincie Quebec hebben ge bracht. Daar, in St. Hyacinthe, waren wij namelijk in de gelegenheid om een werke lijk ouderwets Canadees bedrijf te zien, een zó ouderwets bedrijf, dat sommigen het zelfs als „middeleeuws" bestempelen. En, zoals wij nog zullen zien, niet geheel ten onrechte. IN HYACINTHE bracht een collega, ver bonden aan een Canadees dagblad, ons naar een groep lage stenen gebouwen. Hierin is, zei hij, het „Huis Casavant" ge- vestigd. Van buiten af gezien konden wij S geen verschil vaststellen met andere ge il stroomlijnde fabriekscomplexen. An- SS ders gezegd: het omhulsel van het „Huis Casavant" maakt een moderne indruk. Maar de kern, de inhoud hoe was het daar- mede gesteld? Nu, de inhoud bleek alles behalve modern te zijn. In de gebouwen was namelijk geen kwestie van enigerlei produktie „aan de lopende band". Er ston den geen machines, die het werk van ge schoolde en ervaren arbeiders hadden overgenomen. Van „automatie" was even weinig als van de zon in het hartje van de winter aan de Noordpool te bespeuren. Kortom, in die aan de buitenkant mo- dern aandoende gebouwen werkt men vrijwel precies zo als honderden jaren ge- leden reeds geschiedde in een orgelfabriek waar ook ter wereld. Daar binnen be- heersten en beheersen) ouderwetse dege- lijkheid, ouderwetse vakmanschap, ouder- wetse vaardigheid, ouderwets geduld, ouderwetse zorg voor het detail en ouder- wetse liefde voor de arbeid het bedrijf. Slechts op deze „ouderwetse" basis is het mogelijk (verzekerde ons een der voorman- H nen) de beroemde Casavant-orgels te ma ll ken en wat de kwaliteit betreft op peil te houden. Wij zijn geen deskundigen op het gebied van de orgelbouw. Wel echter weten en be- grijpen wij, dat muziekinstrumenten die deze naam met ere dragen, slechts ge- maakt kunnen worden door geschoolde, liefdevolle, vaardige, ouderwetse handen. En dus kan men zeggen, dat er in het „Huis Casavant" op arbeidsgebied „mid- deleeuwse toestanden" bestaan. Dit bete- kent niet, dat de salariëring beneden de maat is of dat de verzorging van het perso- neel te wensen laat. Het betekent echter wel, dat er een goede ouderwetse geest van ambachtelijkheid in het bedrijf heerst en H dat de orgelbouwers van St. Hyacinthe nog E naar middeleeuwse gildetrant bestaan uit drie graden: leerlingen, gezellen en mees- li ters. Middeleeuws is een kenschetsing, die óók op het „Huis Casavant" past, omdat een zijner bekendste produkten, te weten het „Great Organ" (Groot Orgel) met twee toetsenborden, behoudens kleine verbete- ringen bijna net zo wordt gemaakt als in de veertiende eeuw, zeg omstreeks 1358! NATUURLIJK ZIJN de rekenmethodes, de tekentechniek en het gereedschap te genwoordig moderner dan zes eeuwen ge leden. En evenmin behoeft het betoog, dat men deze „modernismen" gaarne toepast omdat zij in vele gevallen een groter mate van precisie mogelijk te maken en dus aan de orgels ten goede komen. Hierbij komt, dat er in onze tijd zeer uiteenlopende bouwstijlen zijn, die deels sterk afwijken van die in vroeger eeuwen. Dit maakt het probleem van de „juiste plaats" moeilijker oplosbaar dan vroeger. Waar en hoe een orgel wordt geplaatst in een kerk of een zaal is namelijk van gro te betekenis voor zijn muzikale prestaties. Geldt het een bestelling voor een nieuwe kerk of een nieuw gebouw, dan werken de technici van het „Huis Casavant" nauw sa men met de architecten of aannemers om te komen tot de beste opstelling van het orgel. Het is duidelijk, dat akoestische, ar chitectonische en andere overwegingen en effecten belangrijke factoren zijn bij die plaatsbepaling. Bij dit alles komt nog, dat orgels zoals een der oudgedienden van het „Huis Casavant" tijdens ons bezoek zeide— uiterst gevoelig zijn voor hun om geving. Op woensdag 9 juli zal Klaas Bolt op het orgel van de Grote Kerk in Haarlem de wisselprijs in het jaarlijkse internatio nale improvisatieconcours moeten ver dedigen tegen Hans Haselböck uit Wenen. Peter Herford uit St. Albans in Engeland en Paroslav Vodrazka uit Praag, welke wedstrijd in het programma van het Hol land Festival is opgenomen. Pierre Se- gond uit Genève, prof. Siegfried Reda uit Essen en Henk Badings uit Bilthoven zul len de jury vormen. Daarna zal men ruim anderhalf jaar van orgelspel in deze oude kerk verstoken blijven, omdat het instru ment van Christiaan Müller een ingrij pende restauratie zal ondergaan. Deze is aan een Deense firma toevertrouwd. Ne derland heeft eveneens bekende orgel bouwers. Men zal zich herinneren dat er

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1958 | | pagina 15