FRANSE BOEKEN 15 §l! z z ZATERDAG 7 JUNI 1958 Erbij PAGINA ZES 1 1 2 2 3 4 5 2 1 R IJ N S B U R G 18 L A W D G R O TOTAAL AANTAL PUNTEN S. Elte REGLEMENT Het diagram van de jury 4 s /V /V K O O z O O O O LIZZY SARA MAY TEKENINGEN VAN FIEP WESTENDORP EEN LANGE BRIEF VAN OOM IVO i Een kleine categorie van puzzelaars heeft de bedoeling geroken, die in het vo rige diagram verborgen zat. Het was een verzameling van plaatsnamen, die alle een dierenaam inhielden. Aan het hierbij afgedrukte diagram kan men zien welke plaatsen daartoe gekozen waren. Een aantal inzenders is erin geslaagd, enkele of meer van de verborgen plaats namen op te sporen. Slechts één inzending bracht het tot meer dan vier goede namen. Deze ene inzending heeft niet minder dan vijf der plaatsnamen op de juiste plaats ingevuld en zich onbetwistbaar op de eerste plaats genesteld. Wij geven aan vol komen goede inzendingen altijd tachtig punten extra, ter berekening van het winnende aantal punten. Dat is tien pun ten per goed ingevulde plaatsnaam. De inzending met vijf goede plaatsnamen verdient dus vijf maal tien is vijftig pun ten extra, waarmee zij een totaal van 197 punten bereikt. Dit is het hoogste aantal punten van alle inzendingen, zodat de ge hele geldprijs ditmaal gaat naar: MEVR. H. v. d. KORT, STOLSTRAAT 16, IJMUIDEN-OOST. Zij krijgt een kwartje per behaalde punt, dus f 49,25. DE HIER enige tijd geleden besproken roman „Tendre et violente Elisabeth" van Henri Troyat vierde deel van dc cyclus „Les Semailles et les Moissons" (Zaaiing en Oogst) heeft ons de herin nering gelaten aan een jonge, aantrekke lijke vrouw die na verschillende amoureu ze ervaringen, uit eerlijkheid jegens zich zelf, zowel met haar minnaar als met haar man breekt en kwetsbaar, doch vastbe raden, haar lot in eigen handen neemt. In het onlangs verschenen laatste deel van deze cyclus: „La Rencontre" (De Ontmoeting) geheten, blijkt dat haar bit tere ervaringen de 23-jarige Elisabeth weinig wantrouwiger hebben gemaakt je gens haar eigen gevoelens en dat zij nau welijks remmend werken op de prompt heid waarmee zij zich sentimenteel en fy siek overgeeft. Ondanks morele bedenkin gen, die de lezer daartegen mocht heb ben, blijft Elisabeth dank zij de genuan ceerde wijze, waarop de auteur haar ge tekend heeft, een sympathieke figuur. Zij mist het cynische en perverse van zovele heldinnen uit contemporaine romans: zij is volkomen oprecht en zoekt hardnek kig, met alle risico's die een heftige le venswil met zich meebrengt, de weg tot geluk en de stabiliteit van haar hart en haar zinnen. Zij vindt beide tenslotte bij Boris Danoff, een der hoofdfiguren uit een eerste cyclus van de schrijver: „Tant que la terre durera.." (Zolang de aarde zal bestaan..). Hun ontmoeting is het gevolg van een eigenlijk weinig overtuigend toe val. Maar waarom zou het toeval, dat in het leven zo'n grote rol speelt, niet zijn plaats mogen hebben in de gearrangeer de werkelijkheid, die een roman is? Betekent de titel: Elisabeth's ontmoe ting met het geluk? Zij zou ook anders verklaard kunnen worden. De drie delen „Tant que la terre durera.." verhalen de lotgevallen van de Russische familie Danoff, haar vlucht tijdens de revolutie, haar aankomst in Parijs en haar aanpas sing aan het Franse leven. Haar ontmoe ting en fusie met de Franse familie uit „Les Semailles et les Moissons" brengt de Danoff's tenslotte, evenals Elisabeth, het vertroostende en hoopgevende dat Ge nesis 8, vers 22 uitdrukt: Voortaan zullen, zolang de aarde bestaat, zaaiing en oogst, koude en hitte, zomer en winter, dag en nacht, niet ophouden. Zij maakt tevens beide romanseries tot een eenheid. De sentimentele ervaringen van Elisa beth zijn in „La Rencontre" nauw verwe ven met een collectief drama: de oorlog, de bezetting, de benauwde dagen van de bevrijding. Troyat heeft echter geen do cumentaire kroniek geschreven. Het aan trekkelijke is, dat hij de kenmerkende de tails der recente historie steeds toont door de belevenissen der romanfiguren heen. Knap regisseur als hij is, heeft hij het Franse leven in de eerste helft van deze eeuw in zijn romanserie tot een pakkend schouwspel in elkaar gezet. (Red. Pion). IN „MéMOIRE CRUELLE" eers'te roman van de diplomaat Louis de Moni- cault doet de verhaler, André de Don- cières, een poging om door de herinnering zijn gevoelens uit het verleden in volle in tensiteit weer te beleven. Daaraan dan ken wij een vage Phèdre-Hippolyte-situa- tie, waarin de dromerige André ons min der interesseert dan de jonggestorven tweede vrouw van zijn vader, wier herin nering hem niet loslaat en wier raadsel achtig karakter hij door een sentimentele speurtocht in het verleden tracht te begrij pen. De schrijver toont zich een fijnzinnig analist van de vrouwen-ziel. Zijn stijl doet echter teveel aan de conventionele psycho logische roman denken en de handeling speelt zich af in een te leeg mondain mi lieu van een voorbij „vieille France" om de belangstelling blijvend te boeien. DE NIEUWE OPGAVE Ditmaal geeft de jury een van de inge vulde plaatsnamen prijs, en vraagt de daarbijbehorende, die weer, zoals ook de vorige maal, iets met elkander gemeen hebben. N.B. Het inzenden van meer dan één ingevuld diagram is toegestaan. Men kan dus tegelijk dingen naar de hoogste pun- tenprjjs of de diagrampremie! 1. Op het diagram moeten Nederlandse plaats namen worden ingevuld, zodanig dat de ge geven letters daarin passen op de plaats, waar zij zijn aangegeven. 2. Enkel de namen van zelfstandige Nederlandse gemeenten mogen worden ingevuld. 3. De ingevulde letters krijgen de waarde van het puntental, dat boven het betreffende ko lommetje is aangegeven. 4. Degene, wiens puntenaantal het hoogst is, krijgt een kwartje per behaald punt uitgekeerd. 5. Wie zijn diagram invult in overeenstemming met dat van de jury, krijgt tachtig punten (en dus twintig gulden) extra. 6. De ingevulde plaatsnamen mogen ook korter zijn dan tien letters. (Dit geldt eveneens voor het „geheime" diagram van de jury). 7. Wanneer meer Inzenders het totale aantal pun ten behalen, wordt de premie verdeeld onder drie van hen, die dan door het lot worden aangewezen. 8. Fouten in de spelling der plaatsnamen maken de inzending ongeldig. 9. Inzendingen onder vermelding „Op Reis" uiterlijk woensdagavonds 12 uur aan onze bureaus in Haarlem of Velsen. 1 i 2 3 s 3 2 K A r T P D K\£ JU. R A i/ T 33. B t/ E IV if AT 9 L u A JZ> <5 32. A r IV r S s H A A. -s T c T tl H O e J> L O io totaal Aantal punten fss (Nadruk verboden) LU UT LU LU V CV. ~~s. j— LU LU U_ Parijs, woensdagavond. LIEVE ALLEMAAL. Daar zit ik dan in de lichtstad, letterlijk! Vlak voor mijn hotel staat boven op een huis een grote licht-r reclame. Om de paar seconden gaat het licht uit en weer aan en dat geeft een raar gevoel als je in je bed ligt. Maar daar lig ik nu niet in. Ik zit heerlijk op een terrasje te genieten van het mooie weer, want Parijs heeft z'n mooiste voorjaarskleed aangetrokken. Parijs is het mooist in het voorjaar. In de winter vind ik het hier al tijd zo verdrietig. Nergens zie je dan zoveel arme en eenzame mensen. Nee, geef de mens het voorjaar maar. Ik heb een lek kere kop zwarte koffie voor me staan en langs me heen trekken de mooiste Parijse meisjes en de liefste moedertjes met hun allerliefst opgeprikte kindertjes. Maar ik wilde jullie over iets heel anders schrijven, ernstige zaken. Zoals ik reeds een week geleden aankondigde, zou ik een bespreking hebben met professor Tygen- daag, de beroemde Deense atoomgeleerde. Welnu, die bespreking heb ik gehad. Een zeer bijzonder mens, die professor. Iemand die je zelden ontmoet in je leven. Een hoge gestalte met een heldere kop, ogen als kar bonkels die je recht aankijken, maar tege lijkertijd ook inzichzelf turen. Ik schrijf dit allemaal zo uitgebreid, omdat het onderhoud dat ik met hem had zeer merkwaardig was. Je moet je dan voorstel len, dat ik er geen flauw benul van had, met wat voor een mens ik te maken zou krijgen. Je maakt je voor een ontmoeting natuurlijk wel een bepaalde voorstelling van iemand, maar aan de naam Tygendaag, die me lichtelijk bespottelijk in de oren klonk, had ik zo'n belachelijk personage vastgeknoopt, dat ik dat zelf moeilijk voor een beroemdheid in zo'n wetenschappelijk vak als dat van atoomgeleerde kon houden. Enfin, aan de bovenstaande beschrijving van zijn uiterlijk, kun je alvast zien hoe ik er naast was. Hij schudde, toen ik mij bekend gemaakt had, mijn hand als een pompzwengel en ging me voor naar zijn werkkamer. Ook deze was heel anders dan ik me had voor gesteld. Een ruime, zonnige kamer, zeer modern en comfortabel ingericht, maar zonder die overbodige, 'snobistische luxe van een reclame-advertentie. Hij begon me mede te delen, dat hij al ja- misdadigers nog niet in handen, wierp ik tegen. Uiteraard, zei professor Tygendaag, maar we kunnen in elk geval de internationale recherche aan het werk zetten. Tja, zei ik, maar het beroerde is, dat ze niet zullen weten waar die organisatie te zoeken. Ik heb zo'n idee, dat ze zo klein is en met zo'n onschuldig gezicht werkt, dat ^e, j(oist. daardoor, niet te benaderen is." Daarom is het particuliere initiatief van zo grob-t belang, zei' professor Tygendaag. En toen moest ik plotseling aan Ondine, Jaap en Ivo denken. Ik dacht er aan, hoe oprecht verontwaardigd jullie die zondag geweest waren, toen ik jullie dat hele ver haal over Siam vertelde. En dat er toen al in jullie ogen allerlei plannen gestaan hadden om het kwaad te bestrijden. Nee, ik drijf heus niet de spot met jullie. Ik meen het werkelijk. En daarom ga ik jullie nu een geheimpje verklappen: die organisatie bevindt zich in Nederland en naar ik vermoed zelfs in jullie goede va derstad. Ik kan je zelfs het signalement geven van de hoofdpersoon uit dit misda- digersdrama. Het moet een klein mannetje zijn met een puntbaardje, dat met een sterk Deens accent spreekt en voorgeeft Tygendaag te heten. Hij onderhoudt con necties met andere leden van de bende, welke weet ik echter nog niet. Zouden jul lie, juist omdat je nog niet volwassen bent en zodoende niet zo gauw achterdocht wekt, eens naar dat mannetje willen uit kijken? En mij daarover een rapport willen zenden? Maar natuurlijk alleen dan, als het geen tegenstand van diverse ouders ondervindt en het huiswerk ook niet in gedrang komt. Ik blijf deze week nog in Parijs om andere zaken af te handelen en daarna ga ik weer naar mijn geliefde Siam, naar Chieng Mai. Jammer dat ik jullie voor die tijd niet meer aan het hart kan drukken, dat dat weer een paar maanden uitgesteld zal moeten worden. Zusje, ik kocht het ge vraagde parfum voor je. Deze week ont vang je het pakje. Beste zwager, zusje, jongelui, allemaal om helsd van jullie Ivo Haarlem, vrijdagmiddag LIEVE OOM IVO. We ontvingen met grote vreugde uw brief. We zijn blij dat profes sor Tygendaag een heel ander iemand is, dan degene die wij kennen en bespieden. Dat had u niet gedacht, hè? We kennen hem al een paar weken en koesterden al meteen achterdocht tegen hem. Hij woont toevallig bij ons aan de overkant en we hebben al een heleboel ontdekt. Onder meer dat hij dol is op zijn poes en daar maken wij ge bruik van door het lieve beest viskoppen te brengen en ons zodoende bij de heer Tygendaag die wij „de schulpprof" noe men binnen te dringen. Ook ontdekten wij dat hij kleine loden doosjes ontvangt en vissen heeft met drie koppen en zeven staarten. Bovendien is hij in het bezit van documenten, maar die hebben we nog niet te pakken kunnen krijgen omdat hij toen net thuiskwam. Zodra we iets naders te weten kunnen ko men, zullen we het u schrijven. We hopen hem ergens op heterdaad te kunnen be trappen om hem dan rechtstreeks aan de recherche te kunnen overleveren. Kunt u de internationale recherche niet vast waar schuwen of zo, zodat ze voorbereid zijn. We zijn zo bang dat ze ons als onvolwas- senen niet zullen geloven. Zodra we nieuws hebben zullen we u per luchtpost naar Chieng Mai schrijven. Lieve Oom, verder weten we niets. Pappa en Mamma hebben nergens iets tegen. De ouders van Jaap laten we echter overal buiten, want die vinden nooit iets goeds. We lopen nu grootse plannen uit te broe den. Dag, hartelijke groeten. Ondine, Jaap en Ivo (Wordt volgende week vervolgd) ren geleden van me gehoord had het geen me natuurlijk geweldig vleide in verband met de chemische firma waarvoor ik werkte en die toendertijd gratis medi camenten aan in noodverkerende delen van Azië verstrekte. Ik geloof echt dat ik bloosde en dat is me in jaren niet meer overkomen. Maar het deed me tevens be seffen dat deze man geen droge geleerde was, maar een goed mens, die medegevoel kon opbrengen voor zijn medemensen. En fin, hij zwamde niet lang over bijkomstig heden, maar hij kwam al heel gauw to the point, het belangrijke punt waarover hij me spreken wilde: de smokkelarij van ra dio-actieve stoffen en de daarom aange stelde kleine chemici, die voor deze mis- dadigersorganisatie werken. Is het niet erg genoeg, zei prof. Tygendaag, dat onze uit vindingen, die wij ten behoeve van de mensheid verrichten, misbruikt worden voor doeleinden die de tegenovergestelde uitwerking hebben? Wij willen de mens heid door middel van de atoomenergie aan een rijke energiebron helpen. De mensheid zou hier onbeperkt gelukkig mee kunnen zijn. De mensen zouden minder tijd ge dwongen zijn te werken, meer vrije tijd kunnen hebben, meer kunnen reizen, goed koper kunnen leven. Maar wat doen ze? Ze willen koste wat wil deze prachtige energiebron voor vernietigingsdoeleinden aanwenden. En wat erger is, er zijn al klei ne uitvinders die in ons zog meevaren en die de meest gevaarlijke dingen uithalen, zodat hele landen en werelddelen met de uitroeiing van hun bevolking bedreigd worden. Ik weet er alles van, professor, zei ik. En ik vertelde hem hoe mij het schone land Siam ter harte gaat en hoe ik van zijn be woners was gaan houden. Maar wat kun nen we doen? vervolgde ik. Een actie voeren, zei professor Tygendaag, steun vragen bij de UNESCO en de Veilig heidsraad. Maar met zo'n actie hebben we de ware MISSCHIEN was de kleine zebra wel het allerliefste diertje van het hele cir cus. En misschien werd hij daarom ook zo verwend. Door zijn moeder natuur lijk, door de andere dieren, want zelfs de leeuw hield zijn grote muil als de kleine zebra sliep en zelfs 't ondeugende aapje plaagde hem niet, door de men sen natuurlijk ook, de oppassers die de lekkerste hapjes voor hem bewaarden en ook door de kinderen die een kijkje kwamen nemen in de stallen van het circus. Wat is-ie mooi, wat is-ie lief. Ik wou dat ik thuis zo'n zebraatje had. Ik vind hem het allermooiste dier van het cir cus... Iets anders hoorde de kleine ze bra nooit. En daardoor kwam het mis schien dat de kleine zebra dacht dat al les wat hij wenste gebeuren zou. Als hij bijvoorbeeld tegen het paard, zijn grote vriend zei: „Paard, geef me jouw klontje" dan gaf het paard hem zijn klontje. En als hij aan de hand van de stalknecht snuffelde, net zo lang tot die begreep dat de kleine zebra een wandelingetje wilde maken dan mócht-ie een wandelingetje maken. En zo werd het kleine zebj-aatje een heel verwend diertje. Als 's morgens het eer ste licht door de staldeur naar binnen viel, dan begon de kleine zebra al te wensen wat hij nu vandaag eens zou wil len. En alles wat hij wilde gebeurde, net zo lang tot hij op het laatst niet meer wist wat hij wensen moest. Hij was 's morgens wakker geworden, keek naar de zonnestraaltjes die door het bo- venraampje van de deur vielen en wist het niet meer. Hij dacht heel lang, wel een half uur en keek onafgebroken naar de deur. En toen opeens wist hij het: de deur! Hij wou gaan kijken wat er achter die deur was! Meteen sprak hij die wens hardop uit, maar hé, an ders vochten de dieren in de stal bijna wie zijn wens zou vervullen*, maar dit keer: niks hoor. De paarden stampten met hun hoéven, dé olifanten trompet terden boos, de leeuwen wiegden hun koppen heen en weer en de tijger siste boos van nee. De kleine zebra vroeg verbaasd aan zijn moeder: „Waar om? Waarom mag ik niet kijken wat er achter de deur is? U zult me toch wel laten gaan, hè?" Zijn moeder was zó geschrokken van zijn vraag, dat ze eerst niet eens had kunnen antwoorden, maar nu zei ze met een stem, die het kleine zebraatje he lemaal niet van haar kende: „Luister kind. Ga nooit, nóóit achter die deur. Als je dat doet is het met je afgelopen. Dan zie je al je grote vrienden uit de stal nooit meer terug". Het kleine zebraatj - stond paf. Wat was dat? Een wens van hem die niet vervuld werd? Dat was hem nog nooit gebeurd. Wat was er nou gewoner dan achter een deur gaan kijken? Hij zou toch meteen weer terugkomen? En als hij niet wist hoe, zou hij aan een ander vragen of die hem terugbracht? Maar toen hij probeerde om bij de deur te komen, begonnen alle dieren zo'n ver schrikkelijk lawaai te maken, dat de stalknechten hard kwamen aanlopen en met stevige hand het zebraatje terug brachten bij zijn moeder. Toen werd de kleine zebra boos. Hij trapte met zijn hoefjes, hij nam geen klontjes meer aan en hij draaide zijn kop af als de kinde ren iets vriendelijks tegen hem zeiden. En zelfs tegen zijn moeder en zijn gro te vrienden was hij helemaal niet aar dig meer. Iedereen werd er somber van en alle vrolijkheid verdween uit de stal. Maar nog altijd droomde het zebraatje over wat achter die deur was. Op een goeie dag, toen de stalknechten hooi naar binnen moesten slepen, kreeg hij zijn kans. Eén van de knechten droeg twee balen hooi tegelijk naar binnen. Hij kon dus niet zien wat er in de stal gebeurde. En dat was de kans voor het zebraatje. Onder die twee balen hooi door trippelde hij naar buiten en zette het op een lopen, toen hij hoorde hoe achter hem alle dieren begonnen te loeien en brullen, want zij hadden het wel gezien. Hij rende, rende zonder te weten waar hij liep en hij hield pas stil, toen hij het geschreeuw van de dieren en de stalknechts niet meer hoorde. De kleine zebra keek om zich heen: wat was het mooi buiten. Zo ver hij kon zien prachtig groen land vol gele bloe men en middenin dat land paarden. Niet zo mooi als zijn vrienden, de paar den in de stal, maar het waren paar den, dat stond vast. Nu hij wist wat er achter de deur was, zou hij ze meteen vragen om hem terug te brengen naar zijn moeder. Hij stapte erheen. Maar wat was dat? Ze zetten het op een lopen toen ze hem zagen. Waarom? Nog nooit had iemand het op een lopen gezet voor de kleine zebra. „Wacht toch, wacht toch!" riep hij, maar de paarden hiel den niet stil voor ze een brede sloot en een hek tussen zich en het zebraatje hadden. „Wat moet je?" vroeg één van de grootsten. „Ik ben de kleine zebra", zei hij. „Ik wil vragen of jullie me even terug wil len brengen naar de stal van 't circus". „Welja", zei het grote paard, „wel ja. Dacht je dat wij zo'n gek beest als jij gingen thuisbrengen?" „Een gek beest?" zei de kleine ze bra. „Ik ben helemaal geen gek beest. Ik ben een lief kleinzebraatje. Dat zegt iedereen". „Wij zijn iedereen niet", zei het paard. „En wij hebben onze benen veel te nodig voor onszelf en de mensen". „Goed, dan zoek ik wel iemand an ders", zei de kleine zebra. „Maar geef me dan even een klontje, want ik heb honger". Alle paarden barstten in lachen uit, „Een klontje? Dat krijgen we alleen op zondag en dacht je dat we dat aan zo'n raar streepjespaard zouden ge ven? Ga nou gauw!" Ze werden echt boos, toen de zebra ook nog vroeg of ze hem misschien aan wat gi*as konden helpen. „Hoor je dat, hij is zelfs te lui om zijn eigen gras af te bijten!" Ze joegen hem weg. En overal waai de kleine zebra kwam, ging het hem hetzelfde. Ze lachten hem uit als hij iets wenste en ze joegen hem weg als hij om eten vroeg. Toen hij geen raad meer wist, zocht hij het bij de mensen, maar daar ging het hem ook niet beter. De man die hij achterna liep, zoals vroeger de stalknecht, probeerde hem voor een karretje te spannen alsof hij een ponnie was. Maar de kleine ze bra had nooit geleerd om een karretje te trekken. De man joeg hem weg. DE KLEINE ZEBRA wist niet meer wat hij beginnen moest. Hij begon te begrijpen dat zijn leventje in de stal een heerlijk leven was geweest. Iedereen was daar aardig, het eten werd je zo maar voor je neus geduwd en niemand zei dat je lui of lelijk was. Hoe kon hij ooit zijn stal terugvinden? Hij zocht en zocht, zijn hoefjes versleten van het lopen, zijn vel hing als een te wijd jasje om hem heen, zó mager was hij ge worden en zijn mooie zwart-witte stre pen waren haast niet meer te zien, zó vuil was hij gewox-den van het zwerven, Hij waagde het niet meer om bij men sen of dieren in de buurt te komen. Toen het op een dag weer eens vrese lijk regende, kroop hij in een hok, waar van hij de deur zag openstaan. Als ze hem daar nu maar met rust lieten! Maar nee, toen hij een poosje in het hok zat, gooide iemand de deur dicht. Hij stampte met zijn hoeven, hij pro beerde met zijn neus om de deur weer open te schuiven. Niets. En toen begon het lawaai. Zijn hok rolde weg, het leek of er aan de andere kant nog een hoek tegenaan gestoten werd. Buiten was geschreeuw en gestommel van gro te kisten. En toen.toen ging zijn deur weer open: een reusachtige kist werd in het hok van de kleine zebra gescho ven. De ogen van de kleine zebra, die zich bang tegen een muur had gedrukt, werden héél groot: hij kende die kist. Het was een hok, het mooiste hok van de wereld! Daarin woonde zijn moeder, wanneer het circus op reis ging. En kijk eens: daar kwamen ook de grote vrienden: de paarden, de olifant, de ge traliede hokken van de leeuwen en tij gers. De kleine zebra danste er om heen en ook om de stalknechten, die de dieren één voor één in de goederenwagen brachten, want dat was het hok natuur lijk. Eerst herkenden zijn grote vrienden hem niet eens, maar toen hij zijn zach te neus tegen ze aandrukte, toen wis ten ze het. Hij vertelde ze hoe vrese lijk alles achter de deur was geweest en dat hij had begrepen hoe heerlijk zijn leventje was, voor hij was wegge lopen. „Nu loop ik nooit meer weg. Al tijd blijf ik bij jullie!" zei hij en daar was iedereen blij om. Tjoek tjoek, begon de trein te rijden en de reis van het circus begon en niemand kan zó blij geweest zijn als de kleine zebra dat hij meemocht. En verwennen? Dat doet hij nu de an deren: als een klein knechtje in een ge streept pak draaft hij voor zijn vrienden heen en weer. En als er niets te doen is, vertelt hij verhalen. Verhalen over zijn grote avontuur achter de deur, want daar komt hij nooit over uit verteld. Nooit! Mies Bouhuys ilKk*. Hoe heet deze ballonnenman? Het staat in de ballonnen. Als je de tekening goed bekijkt, is er iets, dat je opvalt. Dat heeft iets met zijn naam te maken.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1958 | | pagina 18