Vraag geen verfvraag RIP O LIN Jean Vilar als „Hendrik de Vierde Van alles teveel in „De Tien Geboden" Nieuwe symfonie van Lex van Delden De interkerkelijke hulpverlening Oorlogsmonument in Keulen onthuld Drie exposities in Haarlem %aat~twda ZATERDAG 21 JUNI 195 8 9 KERKELIJK LEVEN Dodelijk verkeersongeluk DE MILLE IS MATELOOS Van Mari Andriessen *5B KUNSTMAAND AMSTERDAM Vrijwilligersmedaille Komische opera in Boekenweek 1959 Balletmeester van opera weigert contract 99 IIIIlL S CHIE-BROEK Ontvluchte arrestant aangehouden Het christelijk geloof omvat niet alleen een aantal dogma's, maar heeft ook te maken met een bepaalde manier van le ven, waarbij in eerste instantie de mede mens in het geding is vooral wanneer hij door moeilijke omstandigheden behoefte heeft aan daadwerkelijke steun. De We reldraad van Kerken heeft dit goed be grepen en is daarom niet alleen een tref punt van meningen, maar ook een uit gangspunt voor hulp. Met het oog op dit laatste is onder meer opgericht de „Inter- church Ajd" (de interkerkelijke hulpver lening). Een onzer landgenoten, mevrouw M. Hooykaas-Schiff, is van de oprichting var. deze organisatie tol heden toe hierbij a;s bestuurslid werkzaam. In het juninummer van de „Gemeen schap der kerker (het maandblad van de Oecumenische Raad van Kerken in Ne derland) heeft mevrouw Hooykaas een en ander verteld over het ontstaan, de groei en de werkzaamheden van de interkerke lijke hulpverlening en hei is goed om uit deze betrouwbare bron te vernemen hoe zeer de Wereldraad van Kerken het gebod van de naastenliefde 1er harte en ter hand heeft genomen. Orr, hiervan een indruk te geven laten wij haar vandaag in onze ru briek aan het woord kornen. Wanneer men de lange lijsten bekijkt, die beginnen met: ploegen, zaden en fok- vee, om dan via auto's, fietsen, kleding en voed§ol te belanden bij- noodkeuken, to- gastof, theologische litteratuur en de bij bel, dan zullen degenen, die niet met deze zeer uiteenlopende artikelen moeten wer ken, zich wel eens afvragen, wat deze za ken met elkaar te maken hebben. Toch hoort dit alles bij elkaar: het zijn goede ren, die het Oecumenisch Hulpwerk over de hele wereld verzendt. Het is voor hen, die als vertegenwoordigers van de diverse kerken met elkaar dit werk verrichten soms niet eenvoudig zich dè geestelijke achtergronden bewust te blijven. Waar is die geestelijke achtergrond, vanneer men z.ch moet bezig houden met de vraag, hoe men de aankoop van zestig duizend eende-eieren moet financieren, die voor de broedmachines van Korea be- slemd zijn, of wanneer men overweegt duizend kuikens voor Sardinië te kopen? Zou de predikant, die onlangs van New York naar Nepal vloog als verzorger van zevenenvijftig schapen, twintig kalveren en viif varkens zich nog erg van zijn pre- dikanischap bewu=t zijn geweest? Waarom leest men zo vaak met verba zing de verslagen over het oecumenisch hulpwerk? Waarom kijken de mensen zo verwonderd, wanneer zij horen over het werk, dat door het Wereldraadteam in Griekenland wordt verricht? Is het zo vreemd, dat een kippenfokker. een land bouw- cn waterbouwkundige, een naaister en ccn huisvrouw uit naam van de Ker ken aan de Griekse bevolking leren een menswaardig bestaan op te loouwen na een wereld- en een burgeroorlog? Waar schijnlijk komt de verwondering door het feit, dat wij maar al te zeer vergeten zijn, dat naastenliefde en barmhartigheid om gezet moeten worden in zeer alledaagse daden. Eerst wederopbouw De oorspronkelijke opzet van het Oecu menische Hulpwerk was overigens anders. Toen zij in de oorlogsjaren met haar ar beid begon lag de nadiuk sterk op de we deropbouw. Men wilde de verwoeste ker ken opbouwen en hel kerkelijk leven her stellen. Men begreep wel, dat dit alleen zin kon hebben, wanneer de leden van die kerken in staat waren, geestelijk en ma terieel, dit leven weer op te vangen en voort te zeiten. Later ontstond heel dui delijk een tweede taak: het gaat niet al leen om op te bouwen wat verwoest werd, maar wij moeten elkaar ook helpen en bijstaan bij alles wat voor één te zwaar is. Zo groeide een zeer materialistisch werk tegen een sterk geestelijke achter grond en het is duicelijk, dat men hier vaak op voor de Kerk onverwachte paden kwam. In de eerste jaren na de oorlog was er slechts een klein aantal „gevende" landen: Amerika, Engeland. Zweden en Zwitser land met name. Men meende, dat alleen de grote en rijke kerken konden geven en de arme kerken konden ontvangen. Maar zeker in die tijd heeft men de waar heid van het gezegde ervaren: het is scho ner te geven dan te ontvangen, met hoe grote liefde de gaven ook geschonken werden. Nederlandse bijdrage In 1948 konden rie Nederlandse kerken op hun wijze reeds bijdragen in de nood door hongerige kinderen uit Oostenrijk, Hongarije en Duitsland op te nemen. Wij hadden in onze moeilijkste jaren voor miljoenen guldens uit het buitenland ont vangen, doch wanneer men de hulp aan hongerige kinderen in geld mag uitdruk ten, gaven ook wij door deze hulp een paar miljoen gulden weer terug. Van dat ogenblik af konden de Nederlandse kerken gerekend worden onder de zich uitbrei dende groep van „gevende" kerken. Dui delijker werd echter de gedachte van in terkerkelijke hulp tot uitdrukking ge bracht na de watersnood, toen Nederland opnieuwd „ontvangend" werd en giften ontving tot een bedrag van tweeëneen half miljoen gulden, geschonken door ker ken uit de gehele wereld. Deze zelfde lijn van wisselend „geven" en „ontvangen" is ook zichtbaar in de kerken van vele an dere landen. Hoewel er reeds veel gedaan is, moet men tegen de achtergrond van de vele en grote noden in de wereld zeggen, dat de interkerkelijke hulpverlening eigenlijk oog maar pas begonnen is. De kerken en haar leden hebben nog veel te leren. Maar laten we blij zijn, dat het begin gemaakt Is en hopen, dat op de ingeslagen weg met steeds groter liefde voortgegaan wordt, opdat wij aan deze vermaterialiseerde we reld kunnen tonen, dat „materialisme" in liefde tot de naaste de geestelijke band kan versterken en tot een werkelijk sa mengaan van de kerken kan uitgroeien. Bij Bergum zijn een personenauto en 'sn zandauto met elkaar in botsing ge komen. Door de grote snelheid van de oersonenauto was de aanrijding zo hevig, hat deze wagen geheel werd opengereten. De bestuurder van de personenauto, de t9-jarige J. Lijdens uit Groningen, kreeg oen schedelbasisfractuur en werd naar het diakonessenhuis te Leeuwarden ver voerd, waar hij in de loop van de dag is overleden. Een medepassagier werd licht gewond. TOEN CECIL B. DE MILLE in 1923 de film „De tien geboden" maakte, zorgde hij voor een spektakelstuk als de wereld nog niet had aanschouwd. De film was toen nog in haar puberteit. Men ver gaapte zich aan haar ongekende moge lijkheden en wreef zich de ogen uit van verbazing over Wat allemaal op het witte doek kon worden gebracht. Cecil B. de Mille was een slim man. Hij voorzag in de behoefte naar verbazing en het uit wrijven der ogen. Maar of hij heeft voorzien dat wij na zijn tweede „Tien geboden", thans in première voor Neder land te Amsterdam, de ogen zouden uit wrijven van de hoofdpijn, moet toch wel worden betwijfeld. Wat bewoog de Mille toch om een tweede versie uit te geven van wat eertijds een evenement was op het terrein van de cinematografie, maar al lang is achterhaald door de filmkunst? Wilde hij het beter doen? Wilde hij het mooier doen, grootser, indrukwekkender? Wilde hij zichzelf overtreffen? Ik denk, dat de beweegredenen van De Mille ge zocht moeten worden in kortzichtigheid. De film heeft een technische evolutie doorgemaakt, die haar mogelijkheden nog meer heeft verruimd. Wat in 1923 niet of zeer gebrekkig gerealiseerd kon worden, was nu binnen het bereik. Dat wil zeg gende middelen waren geperfectio neerd, waarmee de filmmaker te werk kan gaan, maar de toepassing blijft af hankelijk van het talent van de filmer. En op dat stuk heeft de Mille gefaald. Hij heeft met een overdadig gebruik van trucages de toeschouwer met zijn tweede versie van „De tien geboden" willen over donderen. Hij begreep niet, dat de toe schouwers die trucages als zodanig zou den herkennen, omdat zij met zo weinig begrip voor het mysterie waren toegepast. Wanneer bijvoorbeeld op de berg Sinai een vuurzuil de tien geboden in steen brandt, terwijl Jahwe's stem ze bij het rommelen van dg donder en het loeien van de wind spreekt Mozes kromt zich sidderend voor de 'aanblik zit de toeschouweb in de bioscoop geïnteresseerd gade te slaan hoe het technisch vernuft van de studio vuurzuiltjes creëert, die letters in steen branden, maar hij wordt niet in het minst geïmponeerd door Jahwe's aanwezigheid. Niet wat wij zien, maar wat wij niet zien, omdat wij daartoe niet zijn uitverkoren, bepaalt de mate waarin wij onder de in druk komen van Jahwe's verschijning aan Mozes op de berg Sinai. Maar zulke din gen begrijpt De Mille niet. Voor hem geldt: met onze technische middelen kun nen we het nabootsen, dus laten we het zien. Zo ziet men alles, behalve in zich- Heden wordt te Keulen op de Hansa- ring vlak bij de gevangenis een so bere plechtigheid gehouden tijdens welke een door Mari Andriessen vervaardigd beeld wordt onthuld, dat ter gedachtenis van de slachtoffers van het Nationaal So- i Ö:C.|C; i cialisme daar is geplaatst. Het beeld is een afgietsel van een der figuren uit het oorlogsmonument te Enschedé, namelijk „vrouw met bij bombardement getroffen kind". Carillon Ook wordt vandaag te Keulen het nieu we carillon voor de raadhuistoren plech tig in gebruik genomen, dat is geleverd door de klokkengieterij Eijsbouts uit As ten. Het bestaat uit 48 klokken, waarvan de zwaarste ongeveer 2500 kilogram weegt en de kleinste 10 kilogram. Het totale ge wicht van het carillon bedraagt 12.500 ki logram. De inspeling van het klokkenspel zal geschieden door de directeur van de Nederlandse beiaardschool te Amersfoort Leen 't Hart en zijn collega Ritter, stads- beiaardier uit Delft. zelf en dat is juist wat het kijkspel van de filmkunst onderscheidt: de confrontatie met een kunstwerk doet de mens in zich zelf kijken. DAT „ALLES WILLEN" heeft De Mille tot de grote man van Hollywood gemaakt. Hem is niets te veel, ook niet de moeite en toewijding voor zijn werk. Maar er zij mate in alle dingen. De Mille is mateloos. Hij heeft zijn filmstof zoveel mogelijk in overeenstemming gebracht met de Schrift en de geschiedschrijvers, maar hij moest en hij zou er de liefde bijhalen en wat krijgen wij dus? Een infantiele love-story, die zelfs nog wordt volgehouden als Mozes al lang Egyptisch prins af is en zich aan zijn volk der He breeën heeft gewijd. Telkens weer wor den wij deelgenoot gemaakt van de tedere gevoelens, die de Egyptische prinses Ne- phretite voor de helfdhaftige Mozes ge voelt, ook nog wanneer zij tegen haar zin met de nieuwe farao is gehuwd. De Mille begrijpt niet dat 't ons niet interesseert of de grote leidsman der Joden gehuwd was of niet, liefhad of niet. Hij begrijpt niet, dat alleen het leiderschap van zijn volk onze verbeelding aan het werk zet. De Mille verstrekt ons een aanvulling op de Bijbel, die we gerust kunnen missen. De Mozes, die hij ons voor ogen stelt, is het produkt van het merkwaardig soort ro mantiek, dat Hollywood er voor figuren uit Schrift en Overlevering op nahoudt. Kortzichtigheid, maar ook ijdelheid heb ben hem op dit spoor gebracht ENFIN, men kan er zich vier uur mee bezighouden. Aan show, aan massascenes en enorme decors geen gebrek. Een hele tijd lang is het interessant. Maar wan neer blijkt, dat het De Mille hierom alleen is begonnen, gaat de aardigheid er gauw af. Dan verbaast men zich alleen nog over de naïeveteit, waarmee Cecil B. de Mille te werk is gegaan. En denkt: mis schien heeft hij het nog allemaal* goed bedoeld ook! a j P. \V. Franse Adverten.tr- 'i--. m Het Kunstmaandorkest heeft vrijdag avond onder leiding van zijn dirigent An ton Kersjes het eerste van een tweetal concerten in de Maranathakerk in Am sterdam-Noord gegeven. Begonnen werd met een werk voor twee hobo's en strijk orkest van Vivaldi: de beide solisten Wirri Knip en Han van Dalen vormden een goed ingespeeld duo en openden de avond in een sfeer van rustieke opgewektheid. Een wel geheel ander geluid klonk ver volgens in de vierde symfonie van Lex van Delden, waarvan de eerste uitvoering plaats had. De octotoniek, een specifieke verdeling van de toonladder in acht af standen, die twee aan twee gelijk zijn, speelt in dit werk wederom een grote rol als de bouwstof waaruit de harmonische en melodische gegevens zijn samengesteld. Mijn bezwaren tegen het consequent aan wenden van deze toonreeks heb ik hier al enige keren vermeld. Voorzover de vlak heid, het gebrek aan differentiatie uit de eigenschappen van deze reeks te verkla ren zijn, zou dit een korte uiteenzetting vergen die buiten het bestek van een be spreking als deze valt. Men zou in ieder geval kunnen zeggen, dat het muzikale materiaal te veel zijn eigen emotionele implicaties met zich meedraagt, als het ware niet „neutraal" genoeg is en juist daardoor een soort gelijkvormig waas over de klank legt, een stemming die, als ze geladen is met de wil tot expressie, elegisch genoemd kan worden, doch an ders gemakkelijk naar een gebied van grauwe mistroostigheid afglijdt. Hetzelfde hoort men wel bij Badings, die daarbij bo vendien veel meer naar het pathetische neigt dan Van Delden, wiens discretie hem naar mijn mening meer kans geeft de mu ziek en de luiteraar in het hart te raken. Hij doet dit dan ook enige keren in dit uitvoerige, vierdelige stuk. In het tweede Ten einde bij voortduren blijk te geven van waardering voor tienjarige vrijwilli ge dienst bij bepaalde korpsen, organen of verbanden, die in het belang van de Nederlandse gemeenschap werkzaam zijn, is bij Koninklijk Besluit onder de naam „Vrijwilligersmedaille" een medail le met bijbehorend lint ingesteld. Dit ere teken zal worden toegekend aan hen, die zonder wezenlijke onderbreking geduren de tien jaren hebben voldaan aan de voor hen uit verbintenis of verbintenissen voort vloeiende verplichtingen als vrijwilliger bij de nationale reserve, de reserve-grens bewaking, de marechaussee-reserve, het korps luchtwachtdienst, het korps rijks politie, de gemeentepolitie, noodwacht of een noodwaehtstaf. deel, largissimo, trof mij een breed uitge sponnen frase van de solofluit tegen een lenteregen van zacht getremoleerde ak koorden in de strijkers. Het derde deel is opmerkelijk: een scherzo, op een spaans ritme in driedelige maatsoort gebaseerd, wordt tweemaal door een „trio" onder broken, het eerste alleen „pizzicato" ge speeld door de strijkers, het tweede door de houdtblazers. Een defintief oordeel (voor zover mogelijk) zou is echter pas willen geven na een hernieuwde auditie. De uit voering door het Kunstmaandorkest ge tuigde weliswaar van consciëntieuze voor bereiding, maar was niet pregnant genoeg. Solistische medewerking aan deze avond verleende voorts de Haarlemse trompet- tiste Nellie Boerée in het trompetconcert van Haydn: haar spel in het weinig „idio matisch" geschreven stuk (hoe zou het geklonken hebben op de natuurtrompetten uit Haydn's tijd?) onderscheidde zich door dezelfde voortvarende aanpak en open klank die de bezoekers van het Noordhol lands Philharmonisch Orkest wel van haar ■cennen. Sas Bange Ter gelegenheid van de opening van de Boekenweek 1959 op 27 februari van dat jaar in de Stadsschouwburg in Amsterdam zullen de samenwerkende instituten voor kunstopleiding in Amsterdam (SIKA) een parodistische opera, getiteld „De zwarte bruid" opvoeren. De muziek is van Geza Frid, de tekst van C. J. Kelk. Medewerking wordt verleend door leer lingen v~n het Conservatorium en Muziek- lyceum, door leerlingen van de toneel school en het Instituut voor Kunstnijver heid, welke laatste de decors en kostuums zullen ontwerpen. De regie berust bij Jo- han Greter. Roland Casenave, de Franse balletmees ter van de Nederlandse Opera heeft een voorstel tot contract voor het volgende seizoen ontvangen van de nieuwe directie van het ballet. De heer Casenave deelt mee, dat hij dit voorstel niet accepteert. In de kunstzaal „Ten Bruggen-Cate" te Haarlem exposeert tot 7 juli Henk van Es zijn surrealistische schilderijen. Nog zeer kort geleden mocht ik zijn expositie te Amsterdam bespreken. Ik zou dus kunnen volstaan met de vermelding van de moge lijkheid voor onze lezers voorbeelden van het tegenwoordig schaars optredende sur realisme in hun naaste omgeving te ont moeten. Echter werden direct na Van Es' eerste tentoonstelling ook surrealistische schilderijen van Johfra te Amsterdam ge- exposeerd. Het zou nu onjuist zijn het bij de kennismaking met surrealistisch werk als dat van Johfra te laten, indien men dit toevallig alleen gezien mocht hebben. Want Johfra's naar mijn mening zo bedachte griezeligheden zijn niet te vergelijken met de toch veel dichterlijker kunst van Henk van Es in wiens werk sprake kan zijn van een waarlijk kunstzinnige verbeelding, waarin vorm, kleur en lijn hun eigen rol spelen. En voor wie voor Van Es' werk mocht voelen: aan de collectie, vertoond in Amsterdam, werd voor de expositie in Haarlem nog iets toegevoegd. Kunstzaal „De Ark" exposeert zeldzame litho's uit vroeger bezit van Koning Leo pold I van België, tot 29 juni. Uit een eveneens getoonde sierlijke opdracht be grijpen we dat de auteur Louis Haghe heette. Naar mij verteld werd, was hij hof- lithograaf van verscheidene vorstenhuizen. De prenten vertonen grotendeels kerkinte rieurs, we] gestoffeerd met figuren in het kostuum van nog vroeger tijden dan de vorige eeuw, waarin dit werk ontstond. Het is alles knap gedaan, maar meer 'curieus dan artistiek belangrijk. Het past wel bij het wonderlijke en toch charmerende mi lieu, dat de heer De Boer (eigenaar van „De Ark") heeft geschapen. „Kunst zij ons Doel" richtte in „De Waag" een niet onbelangrijke tentoonstelling in van werken van de Vlissingse schilder Bram Pihl, die tot 7 juli geopend blijft. Pihl dankt zijn naam aan zijn Noorse vader die met een Zeeuwse gehuwd was. Hij is begonnen met varen, vond later werk aan de wal als kraandrijver. De bedoeling schilder te worden heeft hem altijd voor gezeten, maar zijn levensomstandigheden dwongen hem tot ander werk. Ondanks zijn handicap bewijst hij een echte schilder te zijn, die naar men mij vertelde wel heeft weten te profiteren van de raad van collega's. Intelligent bouwt Pihl zijn composities op. Zijn ernstig doorwrochte werk, dat grotendeels 's avonds moest ont staan, is donker van kleur. Die kleur is met grote stelligheid neergezet. Het knap ste vond ik wel een landschap met veel bomen en enige bloesemende takken (no. 6). Een wat driftiger geschilderd landschap „De lange weg" genoemd durf ik zonder aarzelen een belangrijk schilderij te noe men. En al mag Pihl's kleurgevoel me dan niet helemaal liggen, ik moet toch zijn wijze van aanpak en zijn gevoel voor com positie waarderen. Gezien ook enkele an dere schilderijen als „Vissersscheepjes" en „Jachthaven met kranen" wens ik Pihl toe, dat hem eens wat meer tijd nog wordt geschonken, daar nog veel belangrijks van hem te verwachten is. Bob Buys Als tweede bijdrage aan het Holland Festival 1958 vertoont het Théatre Natio nal Populaire van Jean Vilar uit Parijs in vier steden donderdag in Den Haag, vanavond in Amsterdam de beklem mende tragedie „Hendrik de Vierde" van Luigi Pirandello, de Italiaanse schrijver en Nobelprijswinnaar, die in 1936 over leed. Het stuk (daterend uit 1922) is voor mij een der hoogtepunten uit de dramati sche litteratuur, meer nog dan zijn „Zes personen op zoek naar een auteur". Eigen lijk is „dramatische litteratuur" een ge vaarlijke uitdrukking, want men heeft weliswaar met een ook letterkundig bij zonder sterke gedachtenconstructie te doen, deze heeft alleen geldigheid in de geconcen- Hoildlld treerde werkelijkheid van het theater.. Het is ondanks het cerebrale karakter wat men noemt „echt toneel" En Pirandello Heeft zelfs aan Shakespeare ontleende hulp middelen gebruikt om het tweevoudige van die reali teit te accentueren: de titel- FCStiVdl held is een man, die voor gek speelt op een zodanige manier, dat een waarnemer zegt het ge voel te hebben een vertoning in een schouwburg bij te wonen. Al dergelijke en andere theatrale elementen passen logisch in de handeling. Hoezeer ik de monteringen van Jean Vilar op een helder belicht, de ouderwetse omlijsting doorbrekend, slechts met zwar te gordijnen gestoffeerd, enigszins naar achteren oplopend plankier ook bewonder en tot dusver steeds als bevrijdende daden uit de enge sfeer van het naturalisme heb toegejuicht, in dit geval is het decor een essentiële factor, die men bleef mis sen. Toch behoeft men het niet zo te stel len, dat hier tot iedere prijs een speel stijl als manier van doen werd doorge dreven, alleen terwille van een systeem. Dat de noorzakelijke suggestie van gevan genschap, van opgeslotenheid, niet vol doende werd bereikt, kan men tot op zekere hoogte ook op rekening boeken van Jean Vilar als acteur. Als regisseur speelde hij het overtuigend klaar de ver schillende lagen van werkelijkheid door elkaar te schuiven, zodanig dat het voor naamste thema volledig tot openbaring komt: de voortdurende relativeringsprak tijk van het leven, waarbij de mogelijk heid ontbreekt zich iedere keer te ver nieuwen als de aangenomen houding een pose wordt en men zich dus nood gedwongen moet onderwerpen aan zinloos geworden conventies, tot de ontmaskering volgt en men ontdekt niets en niemand te zijn in de gedaante van een ledepop. Hier en in tal van andere stukken van Piran dello heeft men te doen met een harts tochtelijk pleidooi voor een bewegelijke bestaansvorm, waarin behoud van de spontane vitaliteit ondanks alles moge lijk is. „Hendrik de Vierde" is het treurspel van het slachtoffer van een idéé fixe, dat .scènes maakt" met wezens en requisieten, die alleen in zijn verbeelding waarachtig zijn. Daarom is een naturalistische entou rage niet noodzakelijk, wanneer inderdaad de vertolkers over zoveel creatief talent beschikken dat zij ook een omgeving kun nen oeroepen, die zich in verschillende hoedanigheden voordoet. Tot goed begrip van wie dit werk (het werd zes jaar ge leden door het Rotterdams Toneel opge voerd) niet kennen, is een korte samen vatting van de inhoud noodzakelijk. Een edelman is tijdens een maskerade, toen hij dus een rol speelde, van zijn paard ge stort en werd daardoor zodanig geestelijk geschokt, dat hij ging geloven werkelijk Hendrik de Vierde van Duitsland te zijn. Vrienden laten een villa als paleis voor hem inrichten en verschaffen hem vier in kostuums uit de elfde eeuw gestoken „raadslieden". Zo leeft hij verder in de twintig jaar durende vooravond van de tocht naar Canossa: de tijd is voor hem blijven stilstaan (dit gegeven is door Mau rice Jarre knap verwerkt in de illustra tieve muziek ter inleiding van de bedrij ven). Op deze symbolische wijze krijgt hij een telkens geprolongeerd uitstel voor de vernedering, waaraan hij in het leven, dat hij oorspronkelijk leidde, niet ontkomen zou zijn. In de tweede akte bereidt de zenuwarts dr. Genoni een poging voor om hem met een shock-therapie te genezen door hem te confronteren met zijn gewezen geliefde Mathilda, die naast hem reed toen het ongeluk gebeurde. De denkbeeldige kei zer onthult zijn vertrouwelingen, dat hij reeds lang niet meer krankzinnig is, maar de schijn daarvan heeft voortgezet omdat hij de terugkeer naar een genormaliseerde maatschappij niet aandruft. In het laatste deel doodt hij zi.in vroegere rivaal Bel- credi, die zijn opvolger in de gunsten van de bovengenoemde markiezin werd en de oorzaak van zijn val is geweest. Hij trekt zich daarop voorgoed terug in de waan zin, opineuw vluchtend, maar nu bewust, voor de actualiteit in de versteende ge- schiedenis, zichzelf verliezend in de zelf geschapen illusie, het isolement verkiezend om trouw te kunnen blijven aan de on aantastbare waarheden van het irratio nele. Het is de tragedie van een in zijn overgevoelige kunstenaarsnatuur gekwetst en beledigd mens, die zich poogt te reha biliteren door de fixatie in een autonome fantasie. Men heeft in dit verbijsterende drama der fataliteit een protest gezien tegen de psychoanalyse, die immers de laatste wijkplaatsen der zelfstandigheden open breekt, waarbij het zinrijk is te bedenken dan Pirandello, toen hij „Hendrik de Vierde" schreef, sinds 1904 de beproeving had moeten doorstaan aan de zijde van een ongeneeslijk zwakzinnige echtgenote te leven, zodat hij de toegepaste kunst van het uitvieren der inspiratie in een be schermd domein van nabij kon waar nemen. Een dergelijke toestand biedt im mers de kans om zich te gedragen volgens eigen inzicht, zonder de tirannie van rede en zeden, overeenkomstig de voorstelling die men zich van zichzelf maakt en waarin „de anderen" wel moeten geloven. En daarmee is tevens de positieve uitkomst aangegeven, want door het vrijwillig kie zen van een rol (die van de historische monarch) toont hij zich superieur boven zijn medemensen, die zich door de om standigheden tot allerlei vermommingen laten dwingen, hoe uitzichtloos zijn ego centrische vrijheid ook mag zijn. Hij schikt zich in zijn ongeluk door zich als moordenaar te veroordelen tot de fictie van een eeuwige jeugd, een eigenmachtige interpretatie van de waarheid, een para doxale schepping. De deserteur, die het toneel van de strijd in de samenleving de rug toekeert, behoudt zijn zelfrespect als Jjllll GEOGRAFIE Het Vaderland vertelt iets over jf „Russische manoeuvres in de Ba- rentsz-Zee en de Karibische Zee ter weerszijden van Nova Zembla". Mijn atlas is fout. VANDAAR „Zomer 1956 kon het eerste appa- raat op het publiek worden uitge- probeerd: op de Rotterdamse ten- toonstelling E f~", schrijft de Haagse Post. s Vandaar de naam E 55. Om over „uitproberen op" dan nog maar niets te zeggen. HEIN De Gemeente Utrecht plaatste in de Utrechtse bladen een oproep voor Grafdelver, goed met de zeis kun- nende maaien. Maar er staat ni'* bij dat hij mager moet zijn en Hein moet heten. PAPABEHA In Het Klaverblad (Vught) stond deze: EEN GOED FIG R krygt men door een goede voorlichting bij het kopen van uw Corset en B.H Voor nuttige vaderdag-geschen ken Het Witte Huis, St. Mi- chiels-Gestel. Misschien dat Sint Michiels gestel tegen een corset kon, dat van de hudige vaders zeker niet. Van gebroeders Verstrenge, kleer makers te Schiebroek, op een kaart, deze vreemde aanbieding: Doorgesleten zoom van pantalon met stootband in de rondte en model geperst 3,25. Doorgesleten kanten aan mouwen maken 1,50. Doe ik zelf gratis. Talarius Jean Vilar de gevangene van een artistiek geweten. Er zijn uiteraard van een dergelijk stuk talloze elkaar aanvullende opvattingen denkbaar, mede door de stelselmatige ver dubbeling van alle motieven en handelende personen. Ook Mathilde de vrouw, meer vertrouwend op het instinct, leeft dichter bij de natuur treedt tweevoudig op: haar dochter Frida zet haar vroegere verschijning voort, waardoor in de titel- heid het oorspronkelijke conflict zich weer doet gelden. Het is dus allerminst merkwaardig, dat Vilar een heel andere indruk maakt als Ko van Dijk destijds. De Nederlandse komediant verviel van het ene stadium in het andere, de Franse acteur heeft de stoutmoedige ambitie po gen te realiseren de beide kanten van het dualisme in één greep te vatten. Waan en werkelijkheid lopen dooreen, in droom en denken evenzeer. Dat Vilar deze grandioze opzet niet geheel doet gelukken, komt door een beperkt nuanceringsvermogen in zijn sonore stemgeluid. Prachtig is zijn plastiek. Van de andere medewerkenden moeten vooral worden genoemd Jean Topart als de niets au serieux nemende provocateur Belcredi en Lucienne Le Marchand als de in haar mondaine functie glanzend verkilde markiezin, benevens Jean-Paul Moulinot als pedante (beheerst uit de klucht overgestapte) geneesheer, de belichaming van de nieuwsgierigheid naar de feiten. David Koning De politie te Enschede heeft de 25-jarige Rotterdamse student J. J. L. gearresteerd, die op 2 mei uit het Huis van Bewaring te Den Ha g is ontvlucht. L. was in het ge zelschap van de 19-jarige B. van D. uit Enschede. Vermoedelijk bevonden zij zich op het inbrekerspad. Zij werden staande gehouden en naar het bureau van politie gebracht, waar bleek dat zij zich aan ver schillende inbraken in Enschede en om geving hebben schuldig gemaakt. L. wordt door verschillende politiekorpsen in den lande ezocht.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1958 | | pagina 3