Als u zachtheid zoekt, dan vindt u GOLDEN FICTION It zachtst Tussen koffie en lunch even over de barricaden naar de rebellen Vijftig jaar geleden Bespreking Luns-Von Brentano „in zeer welwillende atmosfeer" Van dag tot dag Verbeeldingskracht Zo kijkt men naar de meisjes op het strand, zo m de lopen van machinepistolen OP BEZOEK BIJ SAEB SALAM NAAIMACHINES Herdenking van Potgieter Uit Haarlems Dagblad van 24 juni 1908 Rassenscheiding in Little Rock blijft gehandhaafd Federaal optreden wordt in Washington overwogen GOLDEN FICTION, een gulden genieting voor 95 cent W arrig Vakwerk 0p dz ^PraCït ót O zL DINSDAG 24 JUNI 1958 O k. Ofschoon het voor ons, nuchtere Ne derlanders die geen films kunnen maken, moeilijk is hoogte te krijgen van de in nerlijke gesteldheid dergenen die een werkzaam aandeel hebben in de totstand koming van grote film„werken", kunnen wij toch onmiddellijk accoord gaan met de constatering dat deze lieden over een grote mate van verbeeldingskracht moeten be schikken. Welnu, de grote man van de Ameri kaanse film, Eric Johnson, president van de „Motion Picture Association of America", heeft zich in een soort film taal tot de Amerikaanse regering gericht en deze een fantastisch idee aan de hand gedaan. Fantastisch in de betekenis van: ongewoon, met verbeeldingskracht gela den, uitgaande boven de traditie van alledag. En, ofschoon Johnson moe de commer ciële kant van het filmbedrijf beheerst en nimmer blijk gegeven heeft van schep pingskracht op het gebied van scenario of regie, kan men toch aannemen dat hij ideeën weet te beoordelen en de draag wijdte kan zien van een geestesprodukt, waarmee hij in zijn branche wordt ge confronteerd. Hij heeft geconstateerd dat de „vrije wereld" in de afgelopen acht jaren 420 miljard dollar aan bewapening heeft uit gegeven een reusachtige som, die ech ter volgens hem geen enkele construc tieve doelstelling heeft gediend. Want door de bewapeningswedloop, aldus stelt hij koelbloedig vast, kan onze democratische levenswijze verwoest worden zonder dat er een schot wordt gelost. Terwijl de hui dige politiek der Amerikaanse regering lijkt op die van een „reddingsbrigade", die van de ene plek des onheils .naar de andere rent, ziet Johnson meer heil in een dynamisch hulpprogramma voor de economische ontwikkeling van het Mid den-Oosten, Azië, Afrika en Zuid-Ame- rika. Dit program zou in de komende vijf jaren tien miljard dollar moeten kosten een grote som, die echter in vergelij king met de bewapeningsgelden nietig lijkt. Johnson ziet in deze constructieve hulp de enige mogelijkheid om de „derde we reld" (de landen buiten de westelijke en de Sovjetrussische sfeer) uit de handen van het communisme te houden. Deze „filmtaal" zal wellicht in Was hington enigszins sceptisch worden aan gehoord, zoals verbeeldingskracht meestal scepticisme opwekt in k'-ingen, waar alle fantasie gedood wordt door bureaucrati sche sleur. Het ontbreken van fantasie in regeringsbureaus heeft in de wereld geschiedenis echter veel vaker rampen veroorzaakt dan voorkomen. Want ver beeldingskracht is niets anders dan het vermogen, in gedachten te breken met verouderde en uitgemergelde conventies en de rijke mogelijkheden van het nieuwe te onderkennen. Het valt niet tegen te spreken, dat de politiek van de bewapeningswedloop steeds meer de indruk maakt van veroudering en conventionaliteit, als men ziet hoe nieuwe, fantastische denkbeelden op ze kere plaatsen van het wereldtoneel plotse ling gestalte en wasdom krijgen. Helaas zijn die nieuwe gestalten in de meeste gevallen vijandig aan de tradities van het westen doch speelt hier misschien juist de tegenstelling tussen oud en nieuw de grootste rol? Wij zouden met een glimlach de fanta sie van Eric Johnson en de conventies van het Witte Huis met elkander kunnen laten plukharen, ware het niet dat in ons eigen land en in ons m milieu ingrij pende invloeden werkzaam zijn van de politiek, die daar overwint. Als de bewapeningswedloop niet ook onze eigen economie aa tastte en onze e:"°n democratische toekomstkansen ver kleinde, zouden wij toeschouwer kunnen blijven. Doch zo is het heden niet meer. En indien ons duidelijk zou worden, dat er verbeeldingskracht nodig is om het westen te redden, waarom zouden wij die dan niet zelf proberen op te brengen? Wij kunnen geen speelfilms maken helaas. Maar misschien kunnen - wij op het podium van het wereldtoneel een be zielende rol spelen, die een nieuwe stijl en een nieuwe toekomst dienen kan. In Zwolle wordt vrijdag 27 juni her dacht, dat de dichter en schrijver E. J. Potgieter honderdvijftig jaar geleden in deze stad werd geboren. In het museum aan de Melkmarkt wordt die dag een ten toonstelling geopend, die gewijd is aan Potgieter en zijn tijd. Prof. dr. W. A. P. Smit uit Utrecht zal bij deze gelegenheid spreken over „De betekenis van Potgieter". 's-GRAVENHAGE Bij de Tweede Kamer komt weldra een wetsontwerp tot het aanbrengen van eenige wijzigin gen in de Motor- en Rijwielwet in be handeling. Met de bedoeling het aan tal ongelukken met automobielen in bebouwde kommen tegen te gaan, heb ben de heeren Van Citters c.s. in een amendement voorgesteld, de maximum snelheid in de bebouwde kommen dei- gemeenten van 15 op 10 kilometers per uur terug te brengen. WASHINGTON (UPI) De federale districtsrechter van Little Rock, Lemley heeft een verzoek van de N.A.A.C.P. (Na tional Association for the Advancement of the Coloured People de nationale vereniging voor de belangen van gekleur de volksgroepen), het bevel de integratie van de middelbare school tot februari 1961 op te schorten in te trekken, van de hand gewezen. In zijn motivering wijst Lemley erop, dat de kwestie hoogstwaar schijnlijk nog vele maanden voor het Hof van Appèl en het Hooggerechtshof zal die nen. Inmiddels heeft president Eisenhower vier vooraanstaande leiders van de ne gerbevolking ontvangen: Roy Wilkins, se cretaris van de N.A.A.C.P., dr. Martin Luther King die de busboycot in Mont gomery leidde Lester Granger, secre taris van de National Urban League en Phillip Randolf, vice-president van het vakverbond A.F.L.-C.I.O. Zij verzochten de president „met alle hem ten dienste staande middelen... de schoolintegratie door te voeren" en legden hem hiertoe een programma van negen punten voor. Na afloop verklaarden de vier negerlei ders dat de president hun adviezen „wel willend" had ontvangen, doch zich tot niets had gebonden. De procureur-generaal, Ro gers, zei na afloop van het onderhoud dat federaal optreden wordt overwogen. In het negen punten omvattende pro gramma wordt gezegd: „Als gevolg van het ontbreken van autoriteit en gezag ver vult de federale overheid in de bescha mende manoeuvres te Little Rock slechts de rol van toeschouwer". „Het departe ment van Justitie dient krachtens de be staande wetgeving op te treden tegen het plegen van aanslagen op kerken, synago gen en particuliere woningen en de mis dadige activiteit tegen negerburgers in Dawson en andere gemeenten. „De pre sident dient het congres voor te stellen, de commissie voor de burgerrechten nog ten minste een jaar zitting te laten hou den. „De president dient in woord en daad duidelijk te maken dat hij is gekant tegen het beschikbaar stellen van federale gel den in programma's voor woning- en zie- kenhuisbouw, onderwijs enzovoort waarin de rassenscheiding wordt onderschreven". FINSE COMPONIST OVERLEDEN STOCKHOLM (Reuter) De in Finland geboren componist en dirigent prof. Armas Jaernefelt is maandagavond in Stockholm na een korte ziekte overleden. Hij is negen entachtig jaar geworden. Advertentie BEIROET, midden juni Het strand van St. Simon. de Corniche. Palm Beach.Joe's Bar.het kleine autootje snort tevreden over Beiroets brede boulevards, langs de witte wolkenkrabbers onder de blauwe hemel. Men kijkt eens naar de gebruine meisjes in bikini op het strand en voelt zich in vakantiestemming. Maar niet lang. Want als men de hoek is omgegaan, kijkt men plotseling in de lopen van Russische machinepistolen, die worden vastgehouden door ongewassen jongemannen. Die jongemannen liggen achter barricaden van zandzakken en prikkeldraad. En .dan bevat men ineens het ongelooflijke weer: in Libanon, het eeuwig vredige paradijsje, eiland van redelijkheid in de zee van het Arabische fanatisme, heerst burgeroorlog. Van die redelijkheid is nog maar één restant over: er is geen land ter wereld, waar men tussen de koffie en de lunch kan zeggen: „Kom, ik ga eens even bij de rebellen kijken". In Beiroet kan dat wel. Men begeeft zich naar de somptueuze villa van Hadji Hoessein Oueini, het politieke hoofdkwartier van de rebellen, waar het krioelt van oud-premiers, van rijke jongemannen, die naast het waterskieën, het nasserisme als nieuwe hobby hebben ontdekt en van onduidelijke, maar mooie, Libanese meisjes, naar wier taak men slechts kan gissen. Een telefoontje is genoeg ook het afsnijden van rebellentelefoons worat in Libanon als onredelijk beschouwd en tien minuten later is men met twee gidsen onderweg naar Beiroets rebellenwijken, de Basta en Mousseir Bey. In de frontlijn zelf gaat het iets minder gezellig toe. In de verte klinken de gemene klappen van een tankkanon, Twee straten verderop ratelt een mitrailleur. Men pas seert een groepje soldaten, dat met een geweer in de ene hand en een ysco in de andere dekking heeft gezocht in een portiek en rijdt dan een smal en verdacht kronkel straatje in. Op de hoek van dat straatje kijkt men dan ineens in de lopen van de rebellen. Men schrikt ten onrechte, want de gids zegt het wachtwoord en de rebellen roepen vriendelijk: Hello, Hello". Eén klimt er van zijn post op een muur, reikt u de hand en trekt u behulpzaam over de barricade, met de andere hand zijn mitrail- lette vasthoudend. Bij de trekker natuur lijk, noteert men wat nerveus. Dan staat men in de rebellenwijk Mous seir Bey, een van de moslimwijken van de half, christelijke, half mohammedaanse stad Beiroet en wandelt verder naar het hoofdkwartier van Saeb Salam, oud-pre mier, die de rebellentroepen in Beiroet commandeert. Het wordt geen rustige wan deling, want het blijkt dat alle rebellen hun wapens nieuwe Russische mitrail- lettes uit Syrië, oude tommy-guns, kara bijnen, jachtgeweren en pistolen bij de trekker vasthouden. En soms hoort men het langgerekte „piiiiing" van een kogel, die in de blauwe lucht ongezien, maar wel gehoord, zijn levenstaak aan het volbren gen is. De rebellen, die vanwege de roman tiek dolken in hun gordels, en vanwege de militaire ernst, toneelkijkers om de hals dragen, vinden dat niet erg, de Beiroetse chirurgen doen iedere dag een paar hersen operaties op rebellen, die door zichzelf of hun vrienden, per ongeluk, in het hoofd geschoten zijn. Zij vinden de rebellie, geloof ik, een geweldig feest, want zij hoeven niet te werken en eten er toch goed van. Hun vrouwen halen eten in ae stad want de voedselvoorziening van de 'opstandige wij ken afsnijden, vinden de Libanezen ook al onredelijk en zij bakken en braden Arabische „kebab" dat het een lieve lust is. Na vijf minuten wandelen staat men dan voor een oud Turks paleisje, waar een tot de tanden gewapende lijfwacht in het zon netje ligt te slapen: het hoofdkwartier van Saeb Salam. Het krioelt er in dat met zandzakken beschermde huis van mensen. Alle zoons en dochters, kleinkinderen, neven en nichten van de oude Bey zitten er limonade te drinken. Er loopt een legioen onduidelijke secretaressen rond, lijfwach ten roeren er met dolken hun koffie om en iedereen gilt en schreeuwt door elkaar. Maar aangezien Arabieren ook op deze manier hun.staatszaken afdoen, is er geen enkele reden waarom zij zo geen opstand zouden maken. De menigte hijst zich respectvol overeind wanneer Saeb Bey binnenkomt. Een man van achter in de vijftig in Europees kos tuum, een rond gezicht met zware oogleden en warrig grijs haar, waaronder zich een even warrig, maar helaas gevaarlijk, brein blijkt te verschuilen. Hij vindt het fijn reeds bij voorbaat met „Excellentie" te worden aangesproken en begint eer ik de tijd heb gehad te zeggen dat ik Nederlan der ben, furieus op de Amerikanen te schelden. „De Amerikanen hebben het ge daan, zij willen ons knechten. President Sjamoen is in dienst van de Britse „intel ligence service". Maar wij laten ons niet knechten. Wij zullen tot onze dood voor onze vrijheid strijden. Tegen iedereen. Ook tegen de UNO-politie, als die hierheen ge zonden wordt. Wij hebben niets tegen UNO-waarnemers, maar wij willen geen politie. De Libanese opstand is een binnen landse zaak. Het is een gemene leugen, dat wij wapens van Syrië krijgen (hoewel de lijfwacht voor zijn deur een Syrische mi- traillette op de schoot heeft - reisred.). Wij handelen niet op orders van Nasser. Alle maal leugens. Maar onze jongens worden doodgeschoten met Amerikaanse kogels. Hammarskjoeld mag bemiddelen, maar al leen op deze basis: eerst Sjamoen weg, want Sjamoen is een agent van 't Westen". Saeb Salam bedaart even en zegt: „Mis schien moet ik het Westen niet met Ame rika vereenzelvigen. Wij zijn niet anti westers. Wij houden veel van Nederland. Nederlanders zijn heel anders dan Ameri kanen". Ik val hem, mijn geprikkeldheid onder een glimlach verbergend, in de rede: „Spreekt u gerust over het Westen, Excel lentie. Welke verschillen er tussen Ameri kanen en andere westelijke volken zijn, er komt misschien een punt, waarop wij die verschillen vergeten. Namelijk wanneer men ons als Westen te hard op de tenen trapt." Het ontgaat hem niet helemaal. Hij begint over te vloeien van vriende lijkheid en noodt mij de toren van zijn paleis te komen zien, „die door Sjamoens beulen met tankgeschut bestookt is". Een lift brengt ons erheen, er zitten inderdaad een paar gaten in de muur, maar vakwerk is het nog niet. Pas wanneer ik verneem, dat de regeringstroepen de kroon van het plafond hebben geschoten en dat Saeb Bey's secretaris het kristallen ding om zijn hals kreeg, krijg ik neiging tot goedkeuring. Het bezoek neigt ten einde. Saeb Bey verzoekt mij zijn hartelijke groeten aan het dappere Nederlandse volk over te brengen hetgeen ik bij deze doe en we gaan terug. Door de kronkelstraatjes van de mohammedaanse wijk, over de bar ricaden, door het niemandsland, langs de tanks van het leger naar het zonnige terras van het Saint George-hotel aan zee, waar alweer gewaterskied wordt. „Een bier, ober.en doe er wat zoutjes bij." In de verte ratelt een mitrailleur het antwoord. Een vreemde burgeroorlog. Gisteren hebben de Duitse minister van Buitenlandse Zaken, dr. Von Brentano, de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken, mr. Luns, en de staatssecretaris, Van der Beugel in het ministerie van Bui tenlandse Zaken te Den Haag uitvoerige besprekingen over de nog steeds hangen de Nederlands-Duitse vraagstukken ge voerd. In het officiële gemeenschappelijke com muniqué, dat over deze besprekingen is uitgegeven, wordt gezegd: „De besprekingen hadden plaats in een zeer welwillende atmosfeer, waarbij van weerskanten de standpunten openhartig naar voren werden gebracht. Alle be langrijke nog op een oplossing wachtende problemen werden aan de orde gesteld en er werden middelen gezocht om de afwik keling dezer reeds vele jaren hangende problemen zoveel mogelijk te bespoedi gen. De onderhandelingen zullen op korte termijn worden voortgezet. De beide mi nisters van Buitenlandse Zaken zullen zo nodig in persoonlijke ontmoetingen de be slissingen nemen, die voor het bereiken van wederzijdse overeenstemming nodig zullen zijn. De Nederlandse minister van Buiten landse Zaken, mr. Luns heeft gisteren in Den Haag met zijn Duitse ambtgenoot, dr. Von Brentano. bespre kingen gevoerd over tussen de beide landen beslaande kwesties Van deze gelegenheid hebben de minis ters gebruik gemaakt voor een algemene gedachtenwisseling over een aantal mul tilaterale vraagstukken, welke voor bei de landen van groot belang zijn. Zo is ook aan de orde gekomen de komende ver gadering van de raad van ministers van de E.E.G. en Euratom. Gebleken is daar bij, dat volledige overeenstemming tus sen de inzichten van beide landen over deze vraagstukken bestaat, in het bijzon der ten aanzien van de voor de organisa tie dezer gemeenschappen te kiezen zetel en over de oplossing der problemen, ver band houdende met de instelling van de vrijhandelszone. De beide ministers van Buitenlandse Zaken zijn het erover eens, dat de instelling van de vrijhandelszone een noodzakelijke aanvulling van de E.E.G. vormt. Allemaal anders In het Rijksmuseum zag ik een kleine, bijzonder aardige tentoonstelling van prenten, die vertellen hoe onze naaste voorvaderen en -moederen zich buitens huis plachten te vermaken. Zonder radio, televisie en bioscoop, zon der auto's, brommers en allerlei andere grappen, zonder welke wij ons leven niet kunnen indenken, hadden die mensen na tuurlijk evenveel plezier als wij. Wat niet weet, dat deert niet. En wie de mogelijk heid van bioscoop, radio, televisie en auto zelfs in de verste verte niet eens vermoe den kan, voelt niet dat hij iets mist, wan neer zij er niet zijn. Er waren toen wel vele danshuizen. En daarvan waren er vele waar schalkse da mes (niet zo kinderlijkkind aan huis wa ren. Die laatste waren nur für Herren, maar er waren ook uiterst decente bij, waarheen oma opa gaarne vergezelde. Op schouwburg gebied zijn wij danig achteruit geboerd. U zoudt het niet ver moeden: het waren er bijna net zoveel als tegenwoordig bioscopen. Ik heb het over Amsterdam. Elders was dat niet het ge val, maar Den Haag, Rotterdam en Utrecht waren een eeuw of anderhalf geleden dor pen en Amsterdam was de enige stad van grote allure in ons land. Er was toen veel gevrij. Niet meer dan nu, hoogstwaarschijnlijk, maar anders. Ik zal geen poging doen hierover een eroto- sociologische studie voor u te schrijven. Ik heb daar, terwïlle van uw zielerust, mijn redenen voor. Ik zag op deze tentoon stelling wel, dat met de vrijerij meer open bare rekening werd gehouden dan thans het geval is. Men had er mooie tuinen met consumptie en prielen voor ingericht op romantische plekjes. Die hadden naast hun natuurlijke bekoorlijkheid, de bekoring van het verstotene. Als u begrijpt wat ik bedoel, betreurt u het misschien dat het prieelwezen is weggekwijnd. Dol waren de mensen van toen op dwaal tuinen en doolhoven. Zij waren verrukt van panopticums met al die starre, wassen beelden. De voetballerij bestond niet. Maar rustig roeien en zeilen was er ruimschoots bij en de kolfbanen zagen veel vertier. Vergeet vooral de herbergen en de kof fiehuizen niet. Zij namen een veel belang-. rijker plaats in het amusementsleven in dan nu het geval is- Als het kermis was, beleefden zij een extra hoogtij. Het bier huis van Roetemeyer aan de Amsfelstraat had in de kermisweek een omzet van der tigduizend grote pullen bier en tienduizend glazen punch. Het is een aardige en eigenaardige ten toonstelling in die paar zaaltjes van het Rijksmuseum. Wij hadden altijd de fout vorige ge slachten te zien als primitieverds en te denken dat w ij het geschoten hebben, dat wij het allemaal veel beter en aardiger doen dan die kinderlijke ouwentjes. Maar over honderdvijftig jaar kijken de mensen van dan nèt zo vertederd naar on ze primitiviteit als wij naar die van de vorigen. Zij zullen dan glimlachen om de toverlantaarn die wij film noemen; radio en televisie zijn dan precies zo als voor ons hun verguld-avondjes. Er zullen dan alle maal dingen zijn, wier bestaan wij nu zelfs niet kunnen vermoeden. Alleen het vrijen zal er dan ook nog wel bij zijn. Misschien weer in droomtuinen en rozen- priëlen. Want soms keert de mens terug op de dwalingen zijner wegen. Het lieve leven onzer overgrootouders was zo lief niet als uit die vele prenten in het Rijksmuseum zou kunnen blijken. Zij waren misschien wel rustiger dan wij, want Sigmund Freud was toen nog niet geboren. Zij zullen hun complexen wel gehad hebben, maar zij wisten dat niet zo best als wij. Wij weten er nu raad mee en zij wisten dat niet. Mijn overgrootvader sukkelde het leven maar door, gebukt en scheefgetrokken van de frustraties. Er was in velden noch wegen een psychiater te bekennen om hem er af te helpen. Arme kerel. En vooral: arme overgrootmoeder. Op de tentoonstelling, aan hun ver- maaksleven gewijd, zien wij die ouwetjes uiteraard op d'rlui aardigst. Wie zich aan zijn tweede leven gaat wijden doft. er zich, uiterlijk en innerlijk, voor op. Hij ziet er allerkeurigst uit, de voorpret tintelt in zijn ogen en mondhoeken. Daarom geven die prenten een geflatteerd beeld- Thuis lijkt 't mij toch niet alles geweest te zijn. Vooral de onhygiëne mijner groot ouders houdt mij bezig, wanneer ik aan hun leven denk. Het waren - met alle res pect - tamelijke viezerikken zonder water leiding en met kannen en kommen. Zij moeten - hoe oneerbiedig dit ook klinkt - vrij onivelriekend zijn geweest onder de zware vracht hunner kleren. Daar kon geen odeklonje tegen op. Hoe vaak per jaar zou mijn bet-over grootmoeder in het bad zijn gegaanIk moet er niet aan denken. Ik mag er niet eens aan denken. Wie denkt nu aan zijn bet-overgrootmoeder in het bad? Hoe dik wijls per jaar? Misschien nooit in haar hele leven. De goden vergeven mij. Ik heb al bezwaar tegen mijn tijdgenoten die één maal per week baden. Op vrijdag in de tram. is dat akelig merkbaar. Het was allemaal anders. Oma ging vóór zij met opa trouwde, misschien wel eens héél verstolen met hem prielen, maar dat was zondig. Gechaperonneerd zijn was de de regelmatige regel. Waren zij er zediger om dan de jongens en meisjes van thans? Ik. waag het niet op die vraag te antwoor den. In ieder geval waren zij niet benij denswaardiger, dacht ik. Ook niet om de avondjes thuis bij de theetafel of aan de kaarttafel. Of met die dolle spelletjes. Soms was het allemaal wel gemakkelij ker. Nu het toeristentijd is, denk ik aan h u n thuisblijven. Een huwelijksreisje naar Valkenburg. En verder nooit meer. Nie mand deed het en dus kwam het niemand in z'n hoofd op om van huis te gaan. Nu moeten wij allemaal zo nodig. Wat nu de Rivièra is was toen het Kalfje. Scheve- ningen of Zeist. Niets is betrekkelijker dan afstand. In ieder geval: wij zouden geweldig gek staan te kijken wanneer wij anderhalve eeuw werden teruggedraaid en met ons twintigste-eeuwse smoeltje bij de bet-over- groters in de huiskamer zaten. Moet u zich eens indenken! Uw bet-over-achterkleinkinderen zouden het bij u ook geen dag uithouden. Elias Advertentie Alle merken, dus ruime keuze ENGEL, Gr. Houtstr. 181, Tel. 14444

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1958 | | pagina 5