vtoum de toekomst YVONNE DE GAULLE Klimplanten Jong talent werkt voor discaucs Russen speelden Tsjechov in Parijs Nederlands sel In Amerika exposeren stil en teruggetrokken ZATERDAG 12 JULI 1958 Erbij PAGINA TWEF, SLSSlt EVENEMENT IN INTERNATIONAAL THEATERFESTIVAL: Toneelgroep „Studio" G. Kromdijk Buitenlands bezoek bij Holland Festival Wij hebben u er al eens meer op gewe zen dat het gebruik van klimplanten in de tuin kan worden aanbevolen, maar dat het ook een juist gebruik moet zijn. Eigen lijk dient de overgang tussen huis en tuin geleidelijk te wezen; huis en tuin behoren zo veel mogelijk één harmonisch geheel te vormen. Dat wil nog niet zeggen dat uw huis maar onder een lawine van klimplan ten bedolven moet worden; hier en daar en speciaal op de hoek kan tegen de gevel wel een niet al te sterk groeiende klim plant gepoot worden; de architectuur van uw huis mag door het gebruik van klim mers niet verloren gaan; tenzij het be ter is die lijnen te verdoezelen, want dat komt ook voor. Zorg er in ieder geval voor dat u die klimmers de baas blijft; indien de groei te sterk wordt moet er dus flink TER GELEGENHEID van het internationale theaterfestival dat dit jaar voor zijn Parijse seizoen bijna drie maanden heeft uitgetrokken, hebben nu ook de Russen hun stem in het concert der volkeren gemengd. Sedert 1937 had men op het continent geen Sovjetrussische toneeltroep meer mogen aanschouwen en die afwezigheid mocht voor één keer wel eens niet alleen op de lange rekening der koude oorlog worden geschreven. Het ligt immers voor de hand dat onder alle takken van kunst het ge sproken theater zich wel het ongunstigst voor de export en de culturele uitwisseling leent. We kunnen de leden van het Mos- kouse Kunsttheater dan ook moeilijk een hogere lof toezwaaien dan door op te merken, dat ze er bij hun Tsjechov-voorstellin- gen souverein in zijn geslaagd de taalgrenzen te overwinnen. Het is ons in het Théatre des Nations, waar we toch heel wat vreemde klanken van het toneel hebben gehoord, nog niet eer der overkomen dat een totale onwetendheid met de taal, die op de planken werd gesproken, toch nauwelijks een beletsel vormde voor het directe contact met en zelfs een beter begrip van de werken, die werden opgevoerd. Nu hadden de Russen de natuurlijk verstandige gedachte ge had, met uitzondering van één modern stuk „Verstoorde Ouderdom" van Rakhmanov werken van Tsjechov De Kersentuin, De Drie Zusters en Oom Wanja op hun pro gramma te plaatsen, werken waarvan ze terecht mochten aan nemen dat het westerse publiek ze in grote lijnen wel kent. Tsjechov biedt als dramaturg bovendien dit bijzondere voordeel, dat in zijn kunst het accent duidelijk valt op de schildering van een milieu de provinciale burgerij in het Rusland van het einde der vorige eeuw en dat men de dialogen niet op de voet behoeft te volgen om de trage gang van het verhaal toch in het oog te kunnen houden. Wanneer men van te voren weet, dat zich in De Kersentuin een langdurige strijd voltrekt tussen familieclans en andere belangengroepen met als inzet het buitengoed en dat in een ander stuk de rust ten huize der drie zusters zal worden verstoord door enkele officieren, die aan het hoofd van hun troepen een paar maanden in hun dis trict zijn ondergebracht, dan heeft men al wel bijna voldoende aanknooinsspunten voor de intrige. Ook in Frankrijk is de laatste vijf a tien jaren de belang stelling voor Tsjechov deze overgangsfiguur in het Russische geestesleven tussen de vóórrevolutionaire periode en de „nieuwe tijd" plotseling hoog opgebloeid. En daarom werd in de Parijse toneelkringen tevoren al met enige spanning de vraag gesteld of en in welke mate de Russische spelopvattingen paral lel met de stijl zouden lopen, waarin hier de stukken van Tsjechov plegen te worden opgevoerd. En in dat opzicht hoeft men zeker interessante gevolgtrekkingen kunnen maken en feiten constateren. Het Moskouse Kunsttheater, dat in het. begin van deze eeuw door de vermaarde regisseur Konstantin Stanis- lavski werd opgericht en nu als het eerste officiële gezelschap van de Sovjet-Unie fungeert, bleek zich nog altijd aan een speelwijze te houden, die naar onze begrippen wel wat ouder wets zou hebben aangedaan, indien de leden van de troep, die naturalistische stijl nu niet juist met dusdanige meesterschap hadden beheerst, dat men zich van het eerste woord af al wel gewonnen moest geven. De Russen gingen tot de uiterste grens der mogelijkheden om de realiteit ln spel, regie en aankleding te imiteren. Maar de suggestie van die imitatie was zo over tuigend, dat men zich in de zaal als het ware in het midden van de acteurs voelde overgeplaatst en opgenomen. Gedurende de ongeveer twaalf uur, dat de drie Tsjechov-voorstellingen duur den, had men de indruk in de negentiende-eeuwse Russische provincie te leven. Men heeft daar de verveling en de monotonie van zo'n salon meegemaakt, er de eindeloze gesprekken aange hoord ik zei bijna gevolgd en er al die typen zien ver schijnen, de grootgrondbezitters, de militaire dokter, de baron kolonel, de Duitse gouvernante, de clochard, de kromgetrokken huisknecht en natuurlijk de drie zusters in hun waardigheid en nostalgie, die Tsjechov's meesterwerken bevolken. En men ls, met het Kunsttheater, ook de festivaldirectie voor deze ont moeting dankbaar geweest. Nu in het culturele domein het Ijzeren gordijn voortdurend wat hoger wordt opgetrokken, zodat de belangrijkste of ten minste meest representatieve Russische kunstuitingen weer tot ons kunen doordringen, beseft men steeds duidelijker, da! men op dit gebied in de Sovjet-Unie. in termen van vooruitgang gedacht, geen of weinig vordering heeft gemaakt. Men houd! zich in het land der revolutie nog steeds aan de traditie en dt beproefde rècepten. Maar in een ander licht beschouwd, zijn toch ook deze voorstellingen, na het optreden van het Bolsjoi- Ballet en de laatste premières van Sjostakowtisj' elfde symfonie en twee pianoconcerten, weer grote openbaringen geworden. De openbaring namelijk van een reservoir aan vers talent, waaruil op ieder gebied der herscheppende kunst blijkbaar kan worden geput, zonder enige vrees ooit de bodem bloot te zullen leggen. Frank Onnen toonstelling van haar werken in de Verenigde Staten zou houden. Hij zou alle kosten op zich nemen. Te oordelen naar haar werk, dat fors is opge zet, verwachtte ik een héél ander persoon dan dit fijngebouwde tengere meisje. „Och, dat over komt me altijd weer", zo zei ze, toen ik haar bekende een vèel oudere dame verwacht te heb ben. „U had de ogen van Sam Schwartz eens moe ten zien, toen ik me voorstelde als de schil deres van de door hem bewonderde schilder stukken. Hij stak het niet onder stoelen of banken, dat hij een beetje teleurgesteld was zo'n jong ding te zien". Sam, een Amerikaanse binnenhuisarchitect en en tevens een promotor van jonge schilders, bracht met z'n vrouw in Londen zijn vakantie door. Hij bezocht hier verschillende schilderijententoonstel lingen, waaronder die van Gretchen. Hij raakte onder de indruk van haar werk en zag hierin mogelijkheden om haar in Amerika te introduceren. Gretchen ontving een alleraardigste brief met de invitatie eens te komen praten in het Dorchester- hotel. „Ik was reusachtig benieuwd naar wat hij mij te zeggen had. Alles had ik ver wacht, maar niet een invitatie om naar Amerika te komen", vertelde ze opge wekt. „Zo'n reis had ik zelf nooit kunnen bekostigen". Meteen haalde ze een brief van Sam uit haar tas, om me de schriftelijke bevesti ging van z'n uitnodiging te laten lezen. In die brief roemde hij haar stijl en beloofde hij haar een grote toekomst, als ze hard wilde werken. Kortgeleden is Sam Schwartz weer in Londen geweest en Gretchen zorgde er voor dat ik persoonlijk met hem kon pra ten. Met veel lof sprak hij over de prach tige kleuren en forse stijl van haar schil derijen, die eenvoudig van lijn en spontaan van opzet zijn. „Weet u, dat Gretchen mijn tweede Ne derlandse ontdekking is", vroeg hij. „De eerste, Henk Bos, heeft meer de oude Rem- brandt-stijl en maakt in Amerika grote opgang. Ik heb nooit kunnen dromen hier in Engeland mijn tweede schilder te ont dekken. Eerst dacht ik dat Gretchen een Engelse was, maar ze bracht me duide lijk aan m'n verstand, dat ze een kind van de Lage Landen was en als „Dutch painter" in Amerika geïntroduceerd wenste te wor den", aldus Sam, een aardige man, die me wel een beetje duizelig maakte met al z'n vaktermen. Inderdaad een merkwaardig meisje, de ze kleine Gretchen, die niet van abstrac te schilderkunst, moderne lectuur en even min van moderne muziek houdt. Conser vatief in haar smaak, denk- en levenswij ze is ze een uitzondering op haar tijdge noten. Ze vertelde me, dat ze op Bali geboren was en toen ze hoorde, dat ook ik uit dat warme land kwam, lichtten haar ogen op én ging ze er eens extra gemakkelijk bij zitten. We haalden oude herinneringen op aan de bloeiende flamboyant, blauwe ber gen, rijstvelden en niet te vergeten de, door niets te overtreffen, rijsttafel. Ze zette uiteen, hoe de hele familie Maas, kort voor de oorlog op weg naar Pearl Harbour, naar Amerika door moest reizen door de plotselinge aanval op die haven. Na de oorlog vertrokken ze via Japan, waar ze enige tijd verbleven, en Australië, weer naar Java. Terwijl ze dromerig voor zich uitstaar de en haar herinneringen nog eens door leefde zei ze: „Japan is een mooi land. Dat land heeft een diepe indruk op me ge maakt en mijn schilderijen hebben een stempel van de oude Japanse kunst. Ik zou dolgraag weer eens naar Japan willen, maar vooral naar Java en Bali. Wat zou het heerlijk zijn daar te kunnen schilde ren". Gretchen studeerde aan de Koninklijke Academie voor schone kunsten te Ant werpen en zag kans de studie van zes jaar in de helft van de tijd te doen. Behalve haar diploma bracht ze een sappig Vlaams accent mee naar huis. En ze' spreekt nu jDeter Vlaams dan hoog-Nederlands. Haar ouders waren intussen naar Enge land overgeplaatst en daar gelukte het Gretchen een plaats te krijgen in een ge meenschappelijke studio„ waaf ze naar hartelust kon schilderen en haar eigen stijl kon ontwikkelen. Stillevens en naakt figuren op kleine vlakverdeling zijn haar lievelingsonderwerpen. Behalve door haar kunst, heeft ze ook sterk de aandacht van de pers getrokken bij de kattententoonstellingen, waar ze et telijke eerste prijzen wist weg te slepen met haar zelf gekruiste ras. Een langha rige Angorakat met de kleuren van de Siamese poes. Sterk gehecht aan haar ouders, zit ze het liefst thuis en zeker nu ze in de tuin haar eigen studio heeft. Daar werkt ze hard voor haar komende Amerikaanse ex positie, omdat ze van haar laatste ten toonstellingen weinig werk heeft overge houden. Haar stukken, die in prijs varieer den van 240.- tot 300.- gingen grif van de hand. Voor twee werken van Claude Debussy wordt deze week in de grammofoonplaten- rubriek de aandacht gevraagd, te weten „La Boite a joujoux" en de symfonische suite „Printemps" op Decca LXT 5351, opnamen van het Orchestre de la Suisse Romande on der leiding van Ernest Ansermet. MET DEZELFDE ZORG waarmee een kind zich omringd behoort te weten, is in „La Boite a joujoux" de wereld van het kind geobserveerd en herschapen tot een beminnelijk meesterwerk, iets wat zeker niet alle ouders in hun kind tot stand brengen. Het verhaaltje van de speelgoeddoos is een simpele „drie hoeksverhouding" tussen een pop, die door een brave houten soldaat vurig bemind wordt en een kwaadaardige polichinelle met oneerbare bedoelingen. Wij beleven een veldslag tussen de rivalen, die elk bondgenoten voor de nobele strijd hebben opgeroepen. De soldaat raakt gewond, maar de pop verpleegt hem en de liefde bloeit tus sen hen op zuiver als een roos, die ook in het stuk een rol speelt, zij kopen een boerderijtje en de rest kan men wel raden, behalve misschien de epiloog: alles blijkt een droom geweest te zijn van de poppen in hun doos, waaruit alleen nog even het hoofd van de sol daat te voorschijn komt, die het militair saluut brengt op het moment dat het doek valt. Bij dit verhaal, uitgewerkt tot een ballet voor kinderen, schreef Debussy in 1912 zijn „Boite a joujoux" voor piano, alleraardigst uitgegeven met tekeningen bij de taferelen van het miniatuurdrama door André Hellé, die ook het ballet ontwierp. De muziek van Debussy wordt gekenmerkt door dezelf de fijne karakteriseringskunst van zijn vier jaar eerder verschenen „Children's Corner" (eveneens voor piano). Het ge heel is echter niet blijven steken in een serie illustratieve scènes, maar geschre ven uit een vertedering die in ieder detail bespeurbaar is en gekristalliseerd tot een volwassen compositie. Debussy heeft van dit werk zelf de instrumen tatie ter hand genomen, die na zijn dood door zijn leerling André Caplet voltooid werd. De voortreffelijkheid hiervan wordt bewezen door het feit dat van de broze sfeer van de compositie niets ver loren is gegaan, deze integendeel ver sterkt is, dat wil zeggen plastischer ge worden zonder dat van enige vergroving sprake is. Kennelijk koesterde Caplet voor dit werk van zijn leermeester de zelfde liefde als Debussy voor de speel goedwereld van zijn dochtertje Chou- chou, aan wie hij deze muziek opdroeg. De klank is dun gehouden, maar steeds welluidend en een speeldoosachtig tim bre wordt gewekt door een geraffineer de vermenging van de strijkers en bla zers met piano, celesta, harp, triangel en kleine trom. Steeds blijft de totaal klank lenig en gevarieerd en met een bewonderenswaardig gevoel voor de fijnste doseringen wordt een climax be reikt zoals in de „ronde générale" of de polka aan het slot. De orkestrale scha keringen zijn als een lens, waardoor wij het intieme leven in de speelgoeddoos zich in menselijke afmetingen zien vol trekken. Maar deze indruk is dan tevens gewekt door de toewijding waarmee Ernest Ansermet met de musici van zijn orkest de partituur gekoesterd heb ben. Want ook zij hebben zich geheel laten leiden door de porseleinen breek baarheid waarmee de houten poppen bezield zijn. De fluit klinkt als een kinder-koekoeksfluitje, de hobo als een schalmei (welk instrument zelf ook twee keer te horen is) en de trompet lijkt soms ook zo uit de speelgoedkast gerold te zijn. maar dit alles dan in nuances van grote beheersing en niet met de goedkope rauwheid van kleuterinstru menten. En aldus raakt een levenloze wereld voor ons in beweging, waarbij men zelf bewogen wordt. DEZE PLAAT wordt door een opname van „Printemps" gecompleteerd, een uit 1887 daterend jeugdwerk van Debussy, georkestreerd door Henri Büsser (alleen een transcriptie voor piano vier handen en zangstemmen was bewaard geble ven). De opname is naar mijn mening meer te waarderen uit een documentair oogpunt dan om de muziek zelf die in een nogal zoetelijke exaltatie een com binatie is van Massenet en Wagner, zonder ons nog het persoonlijke geluid van Debussy te laten horen. Sas Bunge Na een degelijke lunch in „The Women's Press- club" hadden we ons met een kopje koffie gezellig geïnstalleerd ln een van de knusseleun- stoeltjes. Gretchen Maas, een aardig meisje van 21 jaar, die vooral na haar laatste expositie in Londen nogal veel pu bliciteit geniet, was op mijn verzoek naar de club gekomen om eens wat van haar toekomst plannen te vertellen. Ik had gehoord, dat ze „ontdekt" was door een Amerikaan en in novem ber aanstaande een ten- (Va.n onze Parijse medewerkster) ken. En twee dochters, Anne en Eli$a. beth. Elisabeth is ook al weer een paai jaar getrouwd eveneens met een off. cier om langs die weg van de genera;; een grootvader te maken. De andere doch. ter, Anne heeft tot haar twintigste jaar. toen ze stierf, een ziekelijk leven moete.- leiden. En na haar dood, waardoor c? moeder zich nóg verder terugtrok uit he; openbare leven, besloten de generaal en zijn vrouw een instelling op te richten, het Anne de Gaulle-instituut, waar meis- jes die aan dezelfde (hersen)-ziekte lijden in de beste omstandigheden worden ver- pleegd. Alle auteursrechten die de generaal voor zijn gedenkschriften toucheert, komen aan dit Huis ten goede en de enige be. zoeken die Yvonne de Gaulle nog afleg; zijn bestemd voor de patiënten, de leid. sters en geneesheren van de kliniek, di; in een groot park ver van de bewoond; wereld is gelegen. Yvonne de Gaulle is, zo mogelijk nóg minder dan haar man, op recepties, ont vangsten en andere mondaniteiten ge steld. Veel liever was ze zeker ook haal verder leven blijven slijten in het ruime buitenhuis dat door een park met hoge muren is omgeven in Colombey-les-deux- Eglises, dat ze in 1933 kocht voor ha;: man, omdat dit onaanzienlijk dorpje juis; halverwege gelegen is tussen Parijs e: Metz waar de toenmalige majoor in di; jaren les gaf op de hogere krijgsschool. Maar in het leven kan je nu eenmaal niet altijd je bestemming zélf kiezen ct la générale zal, zoveel mogelijk onttrok ken aan het oog van de buitenwereld zeker al haar krachten van sterke, karak tervolle echtgenote blijven inzetten om haar echtgenoot op deze nieuwe etapp; van zijn zware levensweg met haar on- schokbare vertrouwen te steunen. Want deze stille vrouw is zeker vooral ook: een sterke vrouw. De stichting toneelgroep „Studio" heef! voor haar vijfde speelseizoen 1958/59, naast enkele stukken van het afgelopen seizoen, als nieuwe op het repertoire ge plaatst, „De mooiste ogen van de wereld" van Jean Sarment, „Majoor Frans" naar de roman van mevrouw Bosboom-Toussain in de toneelbewerking van Eline Verka de, „De muizenval" van Agatha Christie en „Een meisje om te stelen" van Jack Popplewel in de vertaling van Wim Kub- benga. Het gezelschap heeft enkele wijzigingen ondergaan en bestaat uit de dames: Inge- borg Uyt den Bogaart, Dore Smit en Em- mv van Swoll, met de heren Eduard Pal mers, Jaap Hoogstra, Erik Plooyer, An- selm van Melis, Stefan Felsenthal en Han Surink. Dramaturge is dr. Eline Verkade- Cartier van Dissel. gesnoeid worden. Er zijn allerlei klim mers; klimrozen zijn al heel bekend, doch die groeien bij voorkeur niet pal tegen de muur; dan moet eerst een hekwerkje van hout gemaakt worden; dunne duivenlatjes kunt u voor dit doel gebruiken. Hydrangea petiolaris is een soort klimmende horten sia met platte, witte bloemschermen; die voldoet speciaal op het oosten en hecht zich zelf wel in de muur. Het Holland Festival bestaat thans elf jaar. Dat het Festival gedurende die jaren in het buitenland een grote reputatie ver wierf, blijkt uit het steeds toenemende be zoek van vreemdelingen aan- de manifesta ties. Hoewel nu nog geen statistisch overzicht kan worden gegeven, wordt deze toene ming door enkele cijfers treffend geïllu streerd. Dertig Schotten woonden de op voering van de opera „Ariadne" bij. Acht entwintig van hen bezochten tevens een concert van het Residentie Orkest in Sche- veningen met Isaac Stern als solist. Dertig Canadezen, die deel uit maken van de „Jeunesses musicales canadiennes" waren eveneens bij dit concert in Scheveningen aanwezig. Zij waren op doorreis naar Brus sel. Een Amerikaanse reisvereniging zorgde voor vei-voer van eenentachtig landgeno ten, ten einde hen in de gelegenheid te stel len voorstèllingen van het Ballet van Bel grado en van de opera „Frangois Villon" bij te wonen. De onderneming „Study abroad" boekte voor haar leden zestig plaatsen voor „De barbier van Sevilla" door de Nederlandse Opera, dertig plaatsen voor een concert van het Residentie Or kest, vijfentwintig voor een concert van het Hongaars Strijkkwartet, dertig voor het optreden van het Ballet van Belgrado. Zélfs wanneer de „politiek", trouwe lezeressen, niet tot uw dagelijkse zorgen behoort zal het u toch moeilijk hebben kunnen ontgaan dat er de laatste weken nog al eens sprake is geweest van gene raal De Gaulle. Maar niet op hemzelf, maar op zijn vrouw, madame De Gaulle, die zich nu al jarenlang trouw aan zijn zijde bevindt, ofschoon ze maar hoogst zelden om een ander gloednieuw beeld te gebruiken zelfstandig in het licht der openbaarheid treedt, richt zich onze belangstelling. Terwijl haar man sinds 18 juni 1940, toen hij in Londen zijn landgenoten opriep tot de strijd voor Frankrijks herrijzenis, nogal eens in het grote internationale nieuws heeft gestaan, probeerde madame Yvonne De Gaulle geboren Vendroux, zich altijd zoveel mogelijk op de achtergrond, of tenminste in zijn lange schaduw te houden. Het is haar ook wel aardig goed gelukt zich in die bescheiden positie te verschansen; want de Franse kranten, die nu weer dagelijks vol staan met stuk ken over de nationale held die zijn land voor de tweede maal hoopt te kunnen redden, publiceren nooit een stukje over haar. De enige portret-foto die de Fran sen ooit van haar onder de ogen hebben gekregen, vertoont Yvonne de Gaulle in romantische houding gezeten in het open venster van het buitenhuis, dat het echt paar in 1941 in de omgeving van Londen bewoonde. Zelfs voor een korte schets van haar per soonlijkheid moet je heel wat kranten en tijdschriften naslaan, want ook in de mé moires van De Gaulle waarin hij zijn leven van dag tot. dag beschreven heeft, is maar weinig over zijn vrouw te vinden. Niette min maken ze de indruk een bijzonder harmonisch echtpaar te vormen. Alleen: de generaal is van oordeel dat zijn huise lijk leven niet aan de grote klok moet worden gehangen, en op dat punt is „la générale" het zeker alweer roerend met hem eens. Hun eerste kennismaking had plaats kort na de eerste wereldoorlog. Yvonne, die uit een welgestelde familie van be schuitfabrikanten stamde, had een mooi en regelmatig gezicht met ietwat kwijnend verlegen ogen. Charles was een kapitein met ridderorden op de borst, die toen al met'zijn lengte 1 meter 92 slecht raad wist. Ze ontmoetten elkaar bij vrien den en de dertigjarige officier had, zo vertelden later mensen die daarbij aanwe zig waren, het ongeluk een glas wijn over de robe van Yvonne uit te storten. Een ongeluk komt zelden alleen, zo wil de volksmond, maar in dit geval had die wijnvlek op haar kleed toch wel heel verreikende gevolgen. De grote Charles zal wel wat onhandig hebben geprobeerd het onheil met zijn zakdoek uit te wissen, waarop de knappe Yvonne blozend mom pelde dat het helemaal niet zo erg was Enfin zo is ook die romance begonnen. Een romance die al gauw door een huwelijk werd bezegeld. Een huwelijk dat weer met drie kinderen gezegend zou wor den. Eén zoon, Philippe, die als officier de voetstappen van zijn vader zou druk-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1958 | | pagina 14