vtoum
de toekomst
YVONNE DE GAULLE
Klimplanten
Jong talent werkt voor
discaucs
Russen speelden Tsjechov in Parijs
Nederlands sel
In Amerika
exposeren
stil en teruggetrokken
ZATERDAG 12 JULI 1958
Erbij
PAGINA TWEF,
SLSSlt
EVENEMENT IN INTERNATIONAAL THEATERFESTIVAL:
Toneelgroep „Studio"
G. Kromdijk
Buitenlands bezoek bij
Holland Festival
Wij hebben u er al eens meer op gewe
zen dat het gebruik van klimplanten in de
tuin kan worden aanbevolen, maar dat
het ook een juist gebruik moet zijn. Eigen
lijk dient de overgang tussen huis en tuin
geleidelijk te wezen; huis en tuin behoren
zo veel mogelijk één harmonisch geheel te
vormen. Dat wil nog niet zeggen dat uw
huis maar onder een lawine van klimplan
ten bedolven moet worden; hier en daar
en speciaal op de hoek kan tegen de gevel
wel een niet al te sterk groeiende klim
plant gepoot worden; de architectuur van
uw huis mag door het gebruik van klim
mers niet verloren gaan; tenzij het be
ter is die lijnen te verdoezelen, want dat
komt ook voor. Zorg er in ieder geval voor
dat u die klimmers de baas blijft; indien
de groei te sterk wordt moet er dus flink
TER GELEGENHEID van het internationale theaterfestival
dat dit jaar voor zijn Parijse seizoen bijna drie maanden heeft
uitgetrokken, hebben nu ook de Russen hun stem in het concert
der volkeren gemengd. Sedert 1937 had men op het continent
geen Sovjetrussische toneeltroep meer mogen aanschouwen en
die afwezigheid mocht voor één keer wel eens niet alleen op de
lange rekening der koude oorlog worden geschreven. Het ligt
immers voor de hand dat onder alle takken van kunst het ge
sproken theater zich wel het ongunstigst voor de export en de
culturele uitwisseling leent. We kunnen de leden van het Mos-
kouse Kunsttheater dan ook moeilijk een hogere lof toezwaaien
dan door op te merken, dat ze er bij hun Tsjechov-voorstellin-
gen souverein in zijn geslaagd de taalgrenzen te overwinnen.
Het is ons in het Théatre des Nations, waar we toch heel wat
vreemde klanken van het toneel hebben gehoord, nog niet eer
der overkomen dat een totale onwetendheid met de taal, die op
de planken werd gesproken, toch nauwelijks een beletsel vormde
voor het directe contact met en zelfs een beter begrip van de
werken, die werden opgevoerd.
Nu hadden de Russen de natuurlijk verstandige gedachte ge
had, met uitzondering van één modern stuk „Verstoorde
Ouderdom" van Rakhmanov werken van Tsjechov De
Kersentuin, De Drie Zusters en Oom Wanja op hun pro
gramma te plaatsen, werken waarvan ze terecht mochten aan
nemen dat het westerse publiek ze in grote lijnen wel kent.
Tsjechov biedt als dramaturg bovendien dit bijzondere voordeel,
dat in zijn kunst het accent duidelijk valt op de schildering van
een milieu de provinciale burgerij in het Rusland van het
einde der vorige eeuw en dat men de dialogen niet op de
voet behoeft te volgen om de trage gang van het verhaal
toch in het oog te kunnen houden. Wanneer men van te voren
weet, dat zich in De Kersentuin een langdurige strijd voltrekt
tussen familieclans en andere belangengroepen met als inzet
het buitengoed en dat in een ander stuk de rust ten huize der
drie zusters zal worden verstoord door enkele officieren, die
aan het hoofd van hun troepen een paar maanden in hun dis
trict zijn ondergebracht, dan heeft men al wel bijna voldoende
aanknooinsspunten voor de intrige.
Ook in Frankrijk is de laatste vijf a tien jaren de belang
stelling voor Tsjechov deze overgangsfiguur in het Russische
geestesleven tussen de vóórrevolutionaire periode en de „nieuwe
tijd" plotseling hoog opgebloeid. En daarom werd in de
Parijse toneelkringen tevoren al met enige spanning de vraag
gesteld of en in welke mate de Russische spelopvattingen paral
lel met de stijl zouden lopen, waarin hier de stukken van
Tsjechov plegen te worden opgevoerd. En in dat opzicht hoeft
men zeker interessante gevolgtrekkingen kunnen maken en
feiten constateren. Het Moskouse Kunsttheater, dat in het. begin
van deze eeuw door de vermaarde regisseur Konstantin Stanis-
lavski werd opgericht en nu als het eerste officiële gezelschap
van de Sovjet-Unie fungeert, bleek zich nog altijd aan een
speelwijze te houden, die naar onze begrippen wel wat ouder
wets zou hebben aangedaan, indien de leden van de troep, die
naturalistische stijl nu niet juist met dusdanige meesterschap
hadden beheerst, dat men zich van het eerste woord af al wel
gewonnen moest geven. De Russen gingen tot de uiterste grens
der mogelijkheden om de realiteit ln spel, regie en aankleding
te imiteren. Maar de suggestie van die imitatie was zo over
tuigend, dat men zich in de zaal als het ware in het midden van
de acteurs voelde overgeplaatst en opgenomen. Gedurende de
ongeveer twaalf uur, dat de drie Tsjechov-voorstellingen duur
den, had men de indruk in de negentiende-eeuwse Russische
provincie te leven. Men heeft daar de verveling en de monotonie
van zo'n salon meegemaakt, er de eindeloze gesprekken aange
hoord ik zei bijna gevolgd en er al die typen zien ver
schijnen, de grootgrondbezitters, de militaire dokter, de baron
kolonel, de Duitse gouvernante, de clochard, de kromgetrokken
huisknecht en natuurlijk de drie zusters in hun waardigheid en
nostalgie, die Tsjechov's meesterwerken bevolken. En men ls,
met het Kunsttheater, ook de festivaldirectie voor deze ont
moeting dankbaar geweest.
Nu in het culturele domein het Ijzeren gordijn voortdurend
wat hoger wordt opgetrokken, zodat de belangrijkste of ten
minste meest representatieve Russische kunstuitingen weer
tot ons kunen doordringen, beseft men steeds duidelijker, da!
men op dit gebied in de Sovjet-Unie. in termen van vooruitgang
gedacht, geen of weinig vordering heeft gemaakt. Men houd!
zich in het land der revolutie nog steeds aan de traditie en dt
beproefde rècepten. Maar in een ander licht beschouwd, zijn
toch ook deze voorstellingen, na het optreden van het Bolsjoi-
Ballet en de laatste premières van Sjostakowtisj' elfde symfonie
en twee pianoconcerten, weer grote openbaringen geworden. De
openbaring namelijk van een reservoir aan vers talent, waaruil
op ieder gebied der herscheppende kunst blijkbaar kan worden
geput, zonder enige vrees ooit de bodem bloot te zullen leggen.
Frank Onnen
toonstelling van haar
werken in de Verenigde
Staten zou houden. Hij
zou alle kosten op zich
nemen.
Te oordelen naar haar
werk, dat fors is opge
zet, verwachtte ik een
héél ander persoon dan
dit fijngebouwde tengere
meisje. „Och, dat over
komt me altijd weer",
zo zei ze, toen ik haar
bekende een vèel oudere
dame verwacht te heb
ben. „U had de ogen van
Sam Schwartz eens moe
ten zien, toen ik me
voorstelde als de schil
deres van de door hem
bewonderde schilder
stukken. Hij stak het
niet onder stoelen of
banken, dat hij een
beetje teleurgesteld was
zo'n jong ding te zien".
Sam, een Amerikaanse
binnenhuisarchitect en
en tevens een promotor
van jonge schilders, bracht met z'n vrouw
in Londen zijn vakantie door. Hij bezocht
hier verschillende schilderijententoonstel
lingen, waaronder die van Gretchen. Hij
raakte onder de indruk van haar werk en
zag hierin mogelijkheden om haar in
Amerika te introduceren. Gretchen ontving
een alleraardigste brief met de invitatie
eens te komen praten in het Dorchester-
hotel.
„Ik was reusachtig benieuwd naar wat
hij mij te zeggen had. Alles had ik ver
wacht, maar niet een invitatie om naar
Amerika te komen", vertelde ze opge
wekt. „Zo'n reis had ik zelf nooit kunnen
bekostigen".
Meteen haalde ze een brief van Sam uit
haar tas, om me de schriftelijke bevesti
ging van z'n uitnodiging te laten lezen. In
die brief roemde hij haar stijl en beloofde
hij haar een grote toekomst, als ze hard
wilde werken.
Kortgeleden is Sam Schwartz weer in
Londen geweest en Gretchen zorgde er
voor dat ik persoonlijk met hem kon pra
ten. Met veel lof sprak hij over de prach
tige kleuren en forse stijl van haar schil
derijen, die eenvoudig van lijn en spontaan
van opzet zijn.
„Weet u, dat Gretchen mijn tweede Ne
derlandse ontdekking is", vroeg hij. „De
eerste, Henk Bos, heeft meer de oude Rem-
brandt-stijl en maakt in Amerika grote
opgang. Ik heb nooit kunnen dromen hier
in Engeland mijn tweede schilder te ont
dekken. Eerst dacht ik dat Gretchen een
Engelse was, maar ze bracht me duide
lijk aan m'n verstand, dat ze een kind van
de Lage Landen was en als „Dutch painter"
in Amerika geïntroduceerd wenste te wor
den", aldus Sam, een aardige man, die
me wel een beetje duizelig maakte met al
z'n vaktermen.
Inderdaad een merkwaardig meisje, de
ze kleine Gretchen, die niet van abstrac
te schilderkunst, moderne lectuur en even
min van moderne muziek houdt. Conser
vatief in haar smaak, denk- en levenswij
ze is ze een uitzondering op haar tijdge
noten.
Ze vertelde me, dat ze op Bali geboren
was en toen ze hoorde, dat ook ik uit dat
warme land kwam, lichtten haar ogen op
én ging ze er eens extra gemakkelijk bij
zitten. We haalden oude herinneringen op
aan de bloeiende flamboyant, blauwe ber
gen, rijstvelden en niet te vergeten de,
door niets te overtreffen, rijsttafel.
Ze zette uiteen, hoe de hele familie
Maas, kort voor de oorlog op weg naar
Pearl Harbour, naar Amerika door moest
reizen door de plotselinge aanval op die
haven. Na de oorlog vertrokken ze via
Japan, waar ze enige tijd verbleven, en
Australië, weer naar Java.
Terwijl ze dromerig voor zich uitstaar
de en haar herinneringen nog eens door
leefde zei ze: „Japan is een mooi land.
Dat land heeft een diepe indruk op me ge
maakt en mijn schilderijen hebben een
stempel van de oude Japanse kunst. Ik zou
dolgraag weer eens naar Japan willen,
maar vooral naar Java en Bali. Wat zou
het heerlijk zijn daar te kunnen schilde
ren".
Gretchen studeerde aan de Koninklijke
Academie voor schone kunsten te Ant
werpen en zag kans de studie van zes jaar
in de helft van de tijd te doen. Behalve
haar diploma bracht ze een sappig Vlaams
accent mee naar huis. En ze' spreekt nu
jDeter Vlaams dan hoog-Nederlands.
Haar ouders waren intussen naar Enge
land overgeplaatst en daar gelukte het
Gretchen een plaats te krijgen in een ge
meenschappelijke studio„ waaf ze naar
hartelust kon schilderen en haar eigen
stijl kon ontwikkelen. Stillevens en naakt
figuren op kleine vlakverdeling zijn haar
lievelingsonderwerpen.
Behalve door haar kunst, heeft ze ook
sterk de aandacht van de pers getrokken
bij de kattententoonstellingen, waar ze et
telijke eerste prijzen wist weg te slepen
met haar zelf gekruiste ras. Een langha
rige Angorakat met de kleuren van de
Siamese poes.
Sterk gehecht aan haar ouders, zit ze
het liefst thuis en zeker nu ze in de tuin
haar eigen studio heeft. Daar werkt ze
hard voor haar komende Amerikaanse ex
positie, omdat ze van haar laatste ten
toonstellingen weinig werk heeft overge
houden. Haar stukken, die in prijs varieer
den van 240.- tot 300.- gingen grif van
de hand.
Voor twee werken van Claude Debussy
wordt deze week in de grammofoonplaten-
rubriek de aandacht gevraagd, te weten „La
Boite a joujoux" en de symfonische suite
„Printemps" op Decca LXT 5351, opnamen
van het Orchestre de la Suisse Romande on
der leiding van Ernest Ansermet.
MET DEZELFDE ZORG waarmee een
kind zich omringd behoort te weten, is
in „La Boite a joujoux" de wereld van
het kind geobserveerd en herschapen tot
een beminnelijk meesterwerk, iets wat
zeker niet alle ouders in hun kind tot
stand brengen. Het verhaaltje van de
speelgoeddoos is een simpele „drie
hoeksverhouding" tussen een pop, die
door een brave houten soldaat vurig
bemind wordt en een kwaadaardige
polichinelle met oneerbare bedoelingen.
Wij beleven een veldslag tussen de
rivalen, die elk bondgenoten voor de
nobele strijd hebben opgeroepen. De
soldaat raakt gewond, maar de pop
verpleegt hem en de liefde bloeit tus
sen hen op zuiver als een roos, die ook
in het stuk een rol speelt, zij kopen een
boerderijtje en de rest kan men wel
raden, behalve misschien de epiloog:
alles blijkt een droom geweest te zijn
van de poppen in hun doos, waaruit
alleen nog even het hoofd van de sol
daat te voorschijn komt, die het militair
saluut brengt op het moment dat het
doek valt. Bij dit verhaal, uitgewerkt
tot een ballet voor kinderen, schreef
Debussy in 1912 zijn „Boite a joujoux"
voor piano, alleraardigst uitgegeven
met tekeningen bij de taferelen van het
miniatuurdrama door André Hellé, die
ook het ballet ontwierp. De muziek van
Debussy wordt gekenmerkt door dezelf
de fijne karakteriseringskunst van zijn
vier jaar eerder verschenen „Children's
Corner" (eveneens voor piano). Het ge
heel is echter niet blijven steken in een
serie illustratieve scènes, maar geschre
ven uit een vertedering die in ieder
detail bespeurbaar is en gekristalliseerd
tot een volwassen compositie. Debussy
heeft van dit werk zelf de instrumen
tatie ter hand genomen, die na zijn dood
door zijn leerling André Caplet voltooid
werd. De voortreffelijkheid hiervan
wordt bewezen door het feit dat van de
broze sfeer van de compositie niets ver
loren is gegaan, deze integendeel ver
sterkt is, dat wil zeggen plastischer ge
worden zonder dat van enige vergroving
sprake is. Kennelijk koesterde Caplet
voor dit werk van zijn leermeester de
zelfde liefde als Debussy voor de speel
goedwereld van zijn dochtertje Chou-
chou, aan wie hij deze muziek opdroeg.
De klank is dun gehouden, maar steeds
welluidend en een speeldoosachtig tim
bre wordt gewekt door een geraffineer
de vermenging van de strijkers en bla
zers met piano, celesta, harp, triangel
en kleine trom. Steeds blijft de totaal
klank lenig en gevarieerd en met een
bewonderenswaardig gevoel voor de
fijnste doseringen wordt een climax be
reikt zoals in de „ronde générale" of de
polka aan het slot. De orkestrale scha
keringen zijn als een lens, waardoor wij
het intieme leven in de speelgoeddoos
zich in menselijke afmetingen zien vol
trekken. Maar deze indruk is dan tevens
gewekt door de toewijding waarmee
Ernest Ansermet met de musici van
zijn orkest de partituur gekoesterd heb
ben. Want ook zij hebben zich geheel
laten leiden door de porseleinen breek
baarheid waarmee de houten poppen
bezield zijn. De fluit klinkt als een
kinder-koekoeksfluitje, de hobo als een
schalmei (welk instrument zelf ook twee
keer te horen is) en de trompet lijkt
soms ook zo uit de speelgoedkast gerold
te zijn. maar dit alles dan in nuances
van grote beheersing en niet met de
goedkope rauwheid van kleuterinstru
menten. En aldus raakt een levenloze
wereld voor ons in beweging, waarbij
men zelf bewogen wordt.
DEZE PLAAT wordt door een opname
van „Printemps" gecompleteerd, een uit
1887 daterend jeugdwerk van Debussy,
georkestreerd door Henri Büsser (alleen
een transcriptie voor piano vier handen
en zangstemmen was bewaard geble
ven). De opname is naar mijn mening
meer te waarderen uit een documentair
oogpunt dan om de muziek zelf die in
een nogal zoetelijke exaltatie een com
binatie is van Massenet en Wagner,
zonder ons nog het persoonlijke geluid
van Debussy te laten horen.
Sas Bunge
Na een degelijke lunch
in „The Women's Press-
club" hadden we ons
met een kopje koffie
gezellig geïnstalleerd ln
een van de knusseleun-
stoeltjes. Gretchen Maas,
een aardig meisje van
21 jaar, die vooral na
haar laatste expositie in
Londen nogal veel pu
bliciteit geniet, was op
mijn verzoek naar de
club gekomen om eens
wat van haar toekomst
plannen te vertellen.
Ik had gehoord, dat ze
„ontdekt" was door een
Amerikaan en in novem
ber aanstaande een ten-
(Va.n onze Parijse medewerkster)
ken. En twee dochters, Anne en Eli$a.
beth. Elisabeth is ook al weer een paai
jaar getrouwd eveneens met een off.
cier om langs die weg van de genera;;
een grootvader te maken. De andere doch.
ter, Anne heeft tot haar twintigste jaar.
toen ze stierf, een ziekelijk leven moete.-
leiden. En na haar dood, waardoor c?
moeder zich nóg verder terugtrok uit he;
openbare leven, besloten de generaal en
zijn vrouw een instelling op te richten,
het Anne de Gaulle-instituut, waar meis-
jes die aan dezelfde (hersen)-ziekte lijden
in de beste omstandigheden worden ver-
pleegd.
Alle auteursrechten die de generaal
voor zijn gedenkschriften toucheert, komen
aan dit Huis ten goede en de enige be.
zoeken die Yvonne de Gaulle nog afleg;
zijn bestemd voor de patiënten, de leid.
sters en geneesheren van de kliniek, di;
in een groot park ver van de bewoond;
wereld is gelegen.
Yvonne de Gaulle
is, zo mogelijk nóg
minder dan haar man,
op recepties, ont
vangsten en andere
mondaniteiten ge
steld. Veel liever was
ze zeker ook haal
verder leven blijven
slijten in het ruime
buitenhuis dat door
een park met hoge
muren is omgeven in Colombey-les-deux-
Eglises, dat ze in 1933 kocht voor ha;:
man, omdat dit onaanzienlijk dorpje juis;
halverwege gelegen is tussen Parijs e:
Metz waar de toenmalige majoor in di;
jaren les gaf op de hogere krijgsschool.
Maar in het leven kan je nu eenmaal
niet altijd je bestemming zélf kiezen ct
la générale zal, zoveel mogelijk onttrok
ken aan het oog van de buitenwereld
zeker al haar krachten van sterke, karak
tervolle echtgenote blijven inzetten om
haar echtgenoot op deze nieuwe etapp;
van zijn zware levensweg met haar on-
schokbare vertrouwen te steunen.
Want deze stille vrouw is zeker vooral
ook: een sterke vrouw.
De stichting toneelgroep „Studio" heef!
voor haar vijfde speelseizoen 1958/59,
naast enkele stukken van het afgelopen
seizoen, als nieuwe op het repertoire ge
plaatst, „De mooiste ogen van de wereld"
van Jean Sarment, „Majoor Frans" naar
de roman van mevrouw Bosboom-Toussain
in de toneelbewerking van Eline Verka
de, „De muizenval" van Agatha Christie
en „Een meisje om te stelen" van Jack
Popplewel in de vertaling van Wim Kub-
benga.
Het gezelschap heeft enkele wijzigingen
ondergaan en bestaat uit de dames: Inge-
borg Uyt den Bogaart, Dore Smit en Em-
mv van Swoll, met de heren Eduard Pal
mers, Jaap Hoogstra, Erik Plooyer, An-
selm van Melis, Stefan Felsenthal en Han
Surink. Dramaturge is dr. Eline Verkade-
Cartier van Dissel.
gesnoeid worden. Er zijn allerlei klim
mers; klimrozen zijn al heel bekend, doch
die groeien bij voorkeur niet pal tegen de
muur; dan moet eerst een hekwerkje van
hout gemaakt worden; dunne duivenlatjes
kunt u voor dit doel gebruiken. Hydrangea
petiolaris is een soort klimmende horten
sia met platte, witte bloemschermen; die
voldoet speciaal op het oosten en hecht
zich zelf wel in de muur.
Het Holland Festival bestaat thans elf
jaar. Dat het Festival gedurende die jaren
in het buitenland een grote reputatie ver
wierf, blijkt uit het steeds toenemende be
zoek van vreemdelingen aan- de manifesta
ties.
Hoewel nu nog geen statistisch overzicht
kan worden gegeven, wordt deze toene
ming door enkele cijfers treffend geïllu
streerd. Dertig Schotten woonden de op
voering van de opera „Ariadne" bij. Acht
entwintig van hen bezochten tevens een
concert van het Residentie Orkest in Sche-
veningen met Isaac Stern als solist. Dertig
Canadezen, die deel uit maken van de
„Jeunesses musicales canadiennes" waren
eveneens bij dit concert in Scheveningen
aanwezig. Zij waren op doorreis naar Brus
sel.
Een Amerikaanse reisvereniging zorgde
voor vei-voer van eenentachtig landgeno
ten, ten einde hen in de gelegenheid te stel
len voorstèllingen van het Ballet van Bel
grado en van de opera „Frangois Villon"
bij te wonen. De onderneming „Study
abroad" boekte voor haar leden zestig
plaatsen voor „De barbier van Sevilla"
door de Nederlandse Opera, dertig plaatsen
voor een concert van het Residentie Or
kest, vijfentwintig voor een concert van
het Hongaars Strijkkwartet, dertig voor
het optreden van het Ballet van Belgrado.
Zélfs wanneer de „politiek", trouwe
lezeressen, niet tot uw dagelijkse zorgen
behoort zal het u toch moeilijk hebben
kunnen ontgaan dat er de laatste weken
nog al eens sprake is geweest van gene
raal De Gaulle. Maar niet op hemzelf,
maar op zijn vrouw, madame De Gaulle,
die zich nu al jarenlang trouw aan zijn
zijde bevindt, ofschoon ze maar hoogst
zelden om een ander gloednieuw beeld
te gebruiken zelfstandig in het licht
der openbaarheid treedt, richt zich onze
belangstelling.
Terwijl haar man sinds 18 juni 1940,
toen hij in Londen zijn landgenoten opriep
tot de strijd voor Frankrijks herrijzenis,
nogal eens in het grote internationale
nieuws heeft gestaan, probeerde madame
Yvonne De Gaulle geboren Vendroux, zich
altijd zoveel mogelijk op de achtergrond,
of tenminste in zijn lange schaduw te
houden. Het is haar ook wel aardig goed
gelukt zich in die bescheiden positie te
verschansen; want de Franse kranten, die
nu weer dagelijks vol staan met stuk
ken over de nationale held die zijn land
voor de tweede maal hoopt te kunnen
redden, publiceren nooit een stukje over
haar. De enige portret-foto die de Fran
sen ooit van haar onder de ogen hebben
gekregen, vertoont Yvonne de Gaulle in
romantische houding gezeten in het open
venster van het buitenhuis, dat het echt
paar in 1941 in de omgeving van Londen
bewoonde.
Zelfs voor een korte schets van haar per
soonlijkheid moet je heel wat kranten en
tijdschriften naslaan, want ook in de mé
moires van De Gaulle waarin hij zijn leven
van dag tot. dag beschreven heeft, is maar
weinig over zijn vrouw te vinden. Niette
min maken ze de indruk een bijzonder
harmonisch echtpaar te vormen. Alleen:
de generaal is van oordeel dat zijn huise
lijk leven niet aan de grote klok moet
worden gehangen, en op dat punt is „la
générale" het zeker alweer roerend met
hem eens.
Hun eerste kennismaking had plaats
kort na de eerste wereldoorlog. Yvonne,
die uit een welgestelde familie van be
schuitfabrikanten stamde, had een mooi en
regelmatig gezicht met ietwat kwijnend
verlegen ogen. Charles was een kapitein
met ridderorden op de borst, die toen al
met'zijn lengte 1 meter 92 slecht
raad wist. Ze ontmoetten elkaar bij vrien
den en de dertigjarige officier had, zo
vertelden later mensen die daarbij aanwe
zig waren, het ongeluk een glas wijn over
de robe van Yvonne uit te storten. Een
ongeluk komt zelden alleen, zo wil de
volksmond, maar in dit geval had die
wijnvlek op haar kleed toch wel heel
verreikende gevolgen. De grote Charles zal
wel wat onhandig hebben geprobeerd het
onheil met zijn zakdoek uit te wissen,
waarop de knappe Yvonne blozend mom
pelde dat het helemaal niet zo erg was
Enfin zo is ook die romance begonnen.
Een romance die al gauw door een
huwelijk werd bezegeld. Een huwelijk dat
weer met drie kinderen gezegend zou wor
den. Eén zoon, Philippe, die als officier
de voetstappen van zijn vader zou druk-