Stadhuis voor Amsterdam ■P Een eerlijk ontwerp met innerlijke kwaliteiten Erbij PAGINA VIER V" WÊHH w iliiiiip» MASKER VOOR EEN LEEG HART Basisklas toegevoegd aan Jan van Eyckakademie Samengaan van vrije ^hedeafttcdrezea'j. en gebonden kunsten Bij de foto's van en om het stadhuis Rijksprentenkabinet ZATERDAG 12 JULI 1958 NU DE AMSTERDAMSE gemeenteraad de teerling heeft geworpen en men voor het eerst in eenentwintig jaar weet waar men met de voorgenomen stadhuisbouw aan toe is, heeft het zin nader in te gaan op het voorontwerp van de architecten prof. J. F. Berghoef en ir. J. J. M. Veg ter, welk bouwkundig koppel van de in 1937 uitgeschreven openbare prijsvraag af voortdurend in de koers is gebleven. Dat duidt op een opmerkelijk uithoudingsver mogen en taktische soepelheid van geest. De openbare prijsvraag werd immers ge volgd door een besloten wedstrijd en die weer door een meervoudige opdracht. De andermaal twee jaar later ingediende ont werpen gingen vervolgens vier jaar in de ijskast, omdat de oorlogstoestand was in getreden. In 1945 werd het plan Berghoef- Vegter voor uitwerking aanbevolen, maar opnieuw twee jaar later in de Amster damse stadhuishistorie is deze termijn blijkbaar tot een nieuwe tijdseenheid ge proclameerd wordt de oorspronkelijke bouwplaats, het terrein van het vroegere Paleis voor Volksvlijt met de omringende huizenblokken, losgelaten voor het door de Amstel, het Waterlooplein en de Zwa nenburgwal begrensde complex. De ge meenteraad verwerpt dit voorstel echter om het zeven jaar later toch te aanvaar den. Het duurt nogmaals twee jaar voor in Aalsmeer en in Leeuwarden de opdracht voor het ontwerp wordt bezorgd. Twee jaar nadien hebben de beide bouwmees ters hun plan thans ingediend en hun staat thans eenzelfde periode ter beschikking om tot de nadere uitwerking over te gaan. HET LIGT voor de hand een zekere pa rallel te constateren tussen het Amster damse Stadhuis en het Hildebrandmonu- ment en dat zeker niet alleen wat de tijds duur betreft. Ook de architecten Berghoef en Vegter hebben immers deel gehad aan een versnelde stijlontwikkeling geduren de het tijdvak dat zij gestalte moesten ge ven aan het programma van eisen van hun opdrachtgevers. Vergelijkingen van de achtereenvolgens voor de openbare en toen voor de besloten prijsvraag ingedien de projecten met het huidige is in dat op zicht even leerzaam als boeiend. Reeds tus sen de opvattingen van 1937 en 1939 ligt een merkwaardig verschil, al zijn beide plannen sterk archaïserend. Het tweede ontwerp met zijn berlagiaans gebruik van baksteen bij de muurbehandeling is veel heterogener dan het eerste, dat met het motto „Belfort" inderdaad voortreffelijk gekenschetst werd. Desondanks hebben de twee van Italië geleende torens de uit verkiezing van het tweede ontwerp niet in de weg gestaan, wellicht zelfs veeleer bevorderd. In Amsterdam is men nu eenmaal van oudsher verzot op torens en een toren, althans een klokkenspel, stond dan ook op het programma van eisen waaraan de ar chitecten met het huidige plan moesten voldoen. Nu waren torens in vroeger tij den noodzakelijke bouwwerken om de be volking op te roepen voor godsdienstige plechtigheden, om alarm te slaan, om als uitkijkpost of baken te dienen. De gods dienstige plechtigheden uitgezonderd wor den al deze functies thans door moderne re middelen vervuld. Wanneer er in 1958 torens gebouwd worden, zijn dat vrijwel altijd ook in oppervlakte omvangrijke ge bouwen waarin gewoond of gewerkt zal worden: stapelwoningen en kantoorflats in etages nemen de plaats in van de voor malige eenvoudige klokketoren. De veel heid van taken welke de moderne maat schappij heeft te vervullen, noopt er ook toe uit financiële overwegingen onecono mische, uitsluitend op het symbool en de op representatie gerichte bouwsels zoveel mogelijk achterwege te laten. Wanneer de architecten aan het verlangen naar een toren functioneel hadden willen voldoen, dan waren zij gekomen tot een ontwerp voor een zeer hoog gebouw, dat een nieuw en indrukwekkend element in het hoofd stedelijke silhouet had kunnen zijn, zoiets als het UNO-gebouw in New York. Prof. Berghoef en ir. Vegter hebben die spectaculaire kant echter niet willen op gaan, juist omdat zij meenden dat dit het Amsterdamse silhouet met zijn oude to rens zou schaden en een absurde tegen stelling zou vormen tot de schaal der om ringende bebouwing. Hier geldt 't spreek woord, dat over smaak niet te twisten valt. Velen zullen met ons menen, dat een voor onze tijd karakteristiek hoog bouw werk juist een zinrijke toevoeging aan dat silhouet had kunnen zijn en dat een eigen tijds project temidden van de oude stad de schoonheidspanning van het straat beeld nog zou kunnen verhogen, zo goed als dat het geval is met een enkel antiek meubelstuk dat in een overigens modern interieur wordt geplaatst. Uiteraard komt het daarbij in de eerste plaats aan op het arrangement, dat wil zeggen de ruimtelij- jpjl 'jp** I"1" yw s®' tsw 3: r «tssr llllli 'i li m sfigg St*# w Amsterdam gaat een gat dichten met een stadhuis. Een hart operatie, waarbij de huisvesting van ruim honderdveertig ge zinnen en de be staansmogelijkheid van hondérdelf be drijven op het spel staan, wordt hiér ge laten, dóér met in stemming aanvaard. Dat is geen onver schilligheid jegens het iot der betrokke nen. Niet de wonin gen, niet de werk plaatsen tellen ech ter, maar wel de vele lege plekken daar tussen. Men wil de dodelijke wonden niet langer aanschou wen, welke de Duit sers en hun trawan ten vijftién jaar ge leden toebrachten aan de levendigste en schilderachtigste wijk van de hoofd stad. De bressen in de straatwanden her inneren voortdurend treiterend aan dat gene wat voorgoed verloren ging, zij on dermijnen datgene wat de mens het dierbaarst is: zijn hoop, zijn toekomst verwachtingen, zijn geloof. Toen de. huizen er nog stonden, ook al waren hun bewoners weggesleept, kon men zich tenminste nog troosten met de gedachte, dat ook zij wachtten op de te rugkeer van al die vertrouwde gezich ten, zelfs ai staarden die verweesde wo ningen met grote holle ogen naar de straten, waarin de schaarse voorbijgan ger zich schichtig en beschaamd voort spoedde. De huizen hebben het wachten opgegeven. Zij zijn er niet meer, alleen de lege plekken res ten ons. Wie de werkelijke betekenis van het be grip ontzield schrij nend duidelijk wil er varen kan niet beter doen dan een bezoek aan de markt op het Waterlooplein te brengen. Het is waar lijk niet nodig de vooroorlogse veld slag der kramers, zo beeldend beschreven door rabbijn Meijer de Hond, te ideali seren: En zelfs wan neer men die rumoe rige commercie nim mer heeft gekend, kan-men zo wel be grijpen, dat het krach teloze geleur, dat thans nauwelijks de aandacht boeit, slechts een flauwe schim vormt van het marktbedrijf van wel eer. Do mens wil afre kenen met zijn ver leden, zijn verdriet> zijn verwijt. Ook een stadsbestuur ontkomt niet aan die wet, Zo als een mens zijn her innering en zijn ge weten probeert te sussen door voor wendsels en uitvluch ten te transformeren tot dwingende en on ontkoombare be weegredenen, aldus hebben de planolo gen van de hoofd stad zonder veel moeite de aanleiding gevonden tot de fi nale liquidatie van dat, gebróken stads beeld. De IJ-tunnel dient zijn verbindin gen met de toe gangswegen naar de stad te krijgen, het stadhuis een plaats in het hart van de city. Toen hebben ze hun linealen kaars recht over de platte grond van de niet meer bestaande buurt gelegd, langs Wees- perstraat en Marken gracht, over Joden- breestraat en Water looplein, de Zwanen burgwal en Lange Houtstraat. Autostradas, toren flats en een stadhuis zullen de. plaats in- riemen Van wat scha mele negotie en een troep vervallen pan den. Vraagt men naar wat verdwijnt, dan' krijgt men ten ant woord: „Die buurt? Dié is toch niets meer waard!" Dat is juist, Die buurt is verloren, omdat het leven er ontvlood. Na vijftien jaar behoren de spo ren van de moord maar eens te worden uitgewist, vindt men. En stedebouwkundig gezien is het vierkant tussen Amstel, Zwa nenburgwal en Wa terlooplein immers een unieke plaats voor het toekomstige stadhuis van de hoofdstad. Ook dat is juist én het zou een dwaasheid zijn de ogen voor dat aspect te sluiten. Mits het stadsbestuur van Am sterdam altijd zal blij ven bedenken dat het zetelt op de plaats van zovelen die de herrijzenis van stad en land niet meer hebben mogen aanschouwen en wier ondergang verwezen lijking van de stede- bouwkundige vondst bevorderde. Het stadsbestuur van Amsterdam kan zich op deze plaats slechts rechtvaardi- gen door een beleid dat geïnspireerd wordt door de nage dachtenis aan hen die deze wijk hebben gewaarmerkt met hun leven en hun 'dood. J. H. Bartman aan de vier zijden het aanzien aan tel kens in zes meter brede traveeën gelede gevels, maar die gemeenschappelijke noe mer wordt ruimschoots gevarieerd naar gelang de achter de wanden schuilgaande ruimten meer of minder representatief van aard zijn. Verscheidenheid, welke ver kregen wordt door de toepassing van ver schillende bekledingsmaterialen voor de betonzuilen, door een royalere venstèrin- deling waar het de representatieve ruim ten betreft, waarbij'bovendien in dat ge val de glaswand aan de buitenzijde der traveeën wordt gemonteerd, terwijl bij de administratieve ruimten de ramen juist aan de binnenzijde der traveekolommen worden aangebracht. De grote „burgerzaal" met een opper vlakte van twaalfhonderdvijftig vierkante meter en een hoogte van tweeën-een-hal ve étage is uiteraard op de hoofdverdie ping aan de zijde van de Amstel gelegen. Van die feestelijke ruimte uit heeft men door middel van vier balkonpartijen, die elk een hele travee met twee belendende halve traveeën ter weerszijden door be- tonstijlen omlijst beslaan, een prachtig uitzicht over de rivier waaraan de hoofd stad haar naam dankt. Een dergelijke bal konpartij vindt men terug in de gevel langs de stille Zwanenburgwal, waaraan de raadzaal is gelegen, eveneens op de hoofd verdieping. DE ONTWERPERS hebben niet alleen afgezien van een architectonisch waar neembare splitsing tussen administratie ve ruimten en het representatieve ge deelte, hetgeen bij een torengebouw vrij wel onvermijdelijk zou zijn geweest, maar zij hebben daaruit bovendien de consequentie getrokken dat, nu zij een gesloten hoofdvorm^ dus een bouweenheid hadden verkozen zij die eenheid tussen re presentatie en administratie evenzeer tot uitdrukking moesten brengen. Dat is ook gebeurd, natuurlijk niet door een willekeu rige vermenging der lokaliteiten, maar door een zodanige ordening der vertrek- door een zodanige ordening der vertrek- ken, dat datgene bij elkaar wordt ge bracht, wat organiek bij elkaar hoort. Nu hadden zij in zoverre het geluk aan hun zijde, dat het niet in 'de bedoeling ligt van 't Amsterdamse stads bestuur het gehele gemeentelijke appa- raat in één gebouw te concentreren, zelfs niet. alle afdelingen der secretarie, want Bevolking en Burger lijke Stand bijvoorbeeld zullen in de Plan tage blijven. Dat wil dus zeggen, dat men geen mammoetgebouw gaat stichten en ook dat men de toekomstige uitbreiding van het apparaat enigszins in de hand heeft. Anders zou de gesloten rechthoek, welke eigenlijk niet voor uitbreiding vat baar is, een onding zijn geweest. DE TOEGANG tot het stadhuis vindt men aan de noord-zuid-as van het Water looplein, dus loodrecht op de Mozes-en- Aaronkerk, waarvan de schamele archi tectuur wel bijster onvoordelig bij die der nieuwe wereldlijke buren zal gaan afste ken. Op de begane grond van deze ooste lijke vleugel bevinden zich vier doorgan gen van elk twee traveeën breed. Nadat men deze is gepasseerd, komt men op een binnenhof van veertig bij vijftig vierkan te meter, vanwaar een staatsietrap naar de eerste etage, de hoofdverdieping, leidt met de representatieve ruimten zoals de reeds genoemde burgerzaal, een verre re miniscentie aan Jacob van Campen's feestzaal in het enige stadhuis van allure dat Amsterdam tot nu toe heeft bezeten. Op die eerste etage vindt men verder de raadzaal, de ontvangzaal van de burge meester, diens werkkamer, diverse alge mene ontvangstvertrekken en vergader zalen, de vergaderkamer van burgemees ter en wethouders en dergelijke. Naarma te men hoger komt in het gebouw, heeft er steeds meer osmose plaats tussen re presentatie en administratie. De wethou ders bijvoorbeeld hebben op de derde en vierde verdieping vertrekken welke gele gen zijn bij de door hen beheerde afdelin- gen. Zo'n „wethoudersset" bestaat uit de werkkamer van de betrokken ma gistraat, geflankeerd door een kamer voor zijn secretaresse, een wachtkamer, een vergaderkamer en een toilet met garderobe. Op de begane grond, geheel omringc^door galerijen, werd een ander element sterk in de bouwkundige vormgeving betrok ken, 'namelijk het contact met het pu bliek. De galerijen, de terrassen aan de Amstel, het ruime voorplein en de bin nenhof vertolken de vermenging welke daar plaats vindt van kijkend en flane rend publiek met de bezoekers welke om een zakelijke reden het stadhuis bezoeken. Geheel in overeenstemming daarmee vindt men op de begane grond de trouw kamers (in niet minder dan drie klassen, de exclusieve eerste-klastrouwkamer be vindt zich bovendien op de hoofdverdie ping) en de typische publieksloketten, zo als ook de kantoren voor vreemdelingen verkeer en propaganda, een restaurant, kiosken en dergelijke. Uiteraard wordt ook in het inwendige de scheiding tussen re presentatie en administratie voornamelijk geaccentueerd door een rijker of sober der materiaaltoepas- sing en door de aan te brengen kunstvv ge- 9 r| Tl ITlddKl JUlSt Ulll aie op een unieJke plaats kunstwerken uit te 9 ,i lokken, waardoor op- m liet* Ibart oer stao ke behandeling, en op de kwaliteit van het ontwerp. Deze overwegingen zijn echter van wei nig betekenis nu de architecten en, wat belangrijker is, het Amsterdamse stadsbe stuur gemeend hebben aan een andere op lossing de voorkeur te moeten geven. De argumenten welke aan die keuze ten'grond slag liggen zijn, op een enkele na, volko men aanvaardbaar. De uitzondering wordt uiteraard gevormd door de hierbo ven reeds weergegeven opvatting dat zo wel de afmetingen als de omgeving van het beschikbare terrein een hoog bouw werk slecht verdragen. Nogmaals: dat is een kwestie van smaak en... durf. Wij voor ons hebben ons van het effect van een als het ware uit de Amstel oprijzend torengebouw heel wat voorgesteld. MEN KAN ZICH echter niet aan de in druk onttrekken, dat Berghoef en Vegter zich bij een zo veeleisende opgave als de ze liever aan de veilige kant hebben ge houden. Eenvoud is het kenmerk van het ware, hebben zij blijkbaar bij voortduring gedacht, hetgeen overigens niet eens zo'n slecht uitgangspunt blijkt te zijn geweest. Want de strakke rechthoek welke langs de Amstel, de Zwanenburgwal en Water looplein is ontworpen, waarbij men de westelijke wand van het Waterlooplein een heel stuk achterwaarts moet denken, kan men een groot aantal bouwkundige en esthetische kwaliteiten niet ontzeggen. Op het eerste gezicht doet het ontwerp wat koel aan. Het is zelfs niet bijster indruk wekkend, waarbij men wel moet beden ken dat een bouwwerk zeer moeilijk op tekeningen en maquettes valt te beoorde len. Er zijn dan ook architecten die wei geren hun projecten aan de openbaarheid prijs te geven voor en aleer ze verwezen lijkt zijn. Men beseffe dat dit een gebouw wordt van honderd bij honderdtwintig me ter (om enige indruk van die afmetingen te krijgen vermelden wij hier dat de Haar lemse Botermarkt honderd meter lang is) bij een hoogte van twee-en-twintig meter, hetgeen gelijk staat met een woongebouw van zeven of acht verdiepingen. De vrees dat het Amsterdamse stadhuis niet zal op vallen gezien de schaal der omringende bebouwing is dus zeker niet gerechtvaar digd. De unieke plaats welke aan het stad huis is voorbehouden, aan de bocht van de rivier welke nog steeds het gezicht van Amsterdam in belangrijke mate bepaalt en op de raaklijn van de toekomstige ver keersweg naar de IJ-tunnel, is trouwens de grondslag voor een voortreffelijk vi sueel effect, dat zeker een vaste plaats in de belangstelling der toeristen zal ver werven. Het stadhuis zal door zijn ligging aan de Amstel, waarmee het door terras sen wordt verbonden, het zichtbare „schar nier" worden tussen Munttoren en Mage re Brug. OP HET TWEEDE GEZICHT zal het b'ouwwerk zelf trouwens ongetwijfeld be koorlijkheden en innerlijke kwaliteiten van niet geringe aard aan de beschouwer ont hullen. Het eenvoudige constructiebeeld van betonnen kolommen geeft weliswaar Ter gelegenheid van de opening der zo- merakademie 1958 zijn maandagmiddag in de voormalige dominicanerkerk in Maastricht de einddiploma's uitgereikt aan de studenten van de Jan van Eyckaka demie. De heer L. Linssen gaf een over zicht van de resultaten, welke de Maas trichtse akademie, die tien jaar bestaat, in deze periode heeft gehad. Op 1 oktober 1948 begon zij met vijftien studenten, nu studeren er zestien Limburgers, vijftien Noordbrabanders, dertien studenten uit overig Nederland en vijf uit het buitenland plus nog negen studenten in de propedeuti sche klas. De akademiecursus is thans van vier tot vijf jaar uitgebreid door toevoeging van een basisklas. waar alleen aandacht wordt gewijd aan verschillende facetten van het tekenen. Daardoor wordt de spe cialiteitskeuze en eventuele schifting van studenten gemakkelijker gemaakt. De lector Ko Sarneel is door het bestuur van de Jan van Eyck-akademie met ingang van het nieuwe collegejaar, dat is per 1 ok tober aangesteld als hoogleraar in deze ba sisklasse, die thans negen studenten telt. nieuw een hechte re latie kan ontstaan tussen de bouwkunst en de vrije kunsten, zoals dat ook met hun voorganger Van Campen en de beeldhouwer Quellijn het geval was. Het kunnen de artistieke vorm geving van bepaalde architectonische de tails en de aan te brengen zelfstandige kunstwerken zijn, die het ontwerp bij de uitwerking en verwezenlijking zijn zwier en zijn bevalligheid verlenen, eigenschap pen welke 't nu nog mist. De enige speels heid die men ontmoet achten we minder geslaagd. Het door de bouwcommissie be geerde klokkenspel waarom toch? Het wordt immers door de claxons overstemdl werd door Berghoef en Vegter in een afzonderlijk bouwsel, dat te hoog is voor een klokkestoel en te laag voor een toren, geplaatst. Het doet sterk aan een weer- huisje denken, dat door de terrassen met het stadhuis verbonden is. DE CONCLUSIE kan moeilijk andera luiden dan dat de bouwcommissie uit de Amsterdamse gemeenteraad op goede gronden dit project heeft aanbevolen. Het is ongetwijfeld minder baanbrekend dan velen hadden gehoopt, al moet men wel bedenken dat dergelijke voortvarende prestaties gepaard gaan met risico's in on der de huidige omstandigheden niet t« verantwoorden dimensies. Inzonderheid ir. Vegter zal zich zijn succes met het Gel derse provinciehuis herinnerd hebben en van oordeel zijn geweest dat deze in Arn hem deugdelijk gebleken opzet in Amster dam wel niet plotseling in haar tegendeel zou verkeren. Het ontwerp voor Amster dam is minder uitbundig, ingetogener dan dat voor Arnhem, het vertolkt bovenal de waarheid van Goethe's woord dat de meester zich in de beperking toont. En wellicht ook het Nederlandne spreek woord, dat eerlijk het langste duurt. De maquette van het ontwerp voor hel nieuwe stadhuis van Amsterdam uit de richting van de Nieuw markt gezien. Op de voorgrond de Zuiderkerkstoren. Van het stadhuis is de gevel aan de Zwa nenburgwal het duidelijkst te onder scheiden, evenals de groepering der vleugels om een binnenplein. Van de markt op het Waterlooplein, tot ver dwijnen gedoemd, is slechts een pover restant van het verleden na de oorlog teruggekeerd. Er bevinden zich reeds afdelingen van het Amsterdamse stad huis aan de Amstel, in het gebouw na melijk dal tijdens de bezetting dienst deed als distributiekantoor. De foto bo ven dit artikel geeft een overzicht van het nieuwe stadhuis, zoals het door de architecten prof. J. F. Berghoef en ir. J J. M. Vegter werd ontworpen. Op de voorgrond is de Blauwbrug tussen Am- stelstraat en Waterlooplein te zien. De vier balkonpartijen van de „burgerzaal" op de eerste verdieping aan de Amstel zijn duidelijk waarneembaar. Rechts naast het stadhuis: de klokketoren. De hoofdingang bevindt zich in de gevel aan het genoemde plein. In aansluiting op de zomertentoonstel- ling in het Rijksmuseum wordt in de za len van het Rijksprentenkabinet tot 28 september een tentoonstelling gehouden: „Houtsneden en gravures van Jacob Cor- nelisz van Oostsanen en Lucas van Ley-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1958 | | pagina 16