©,e. q.eiet u.an de. cwJiiaq OP VLEUGELS DER VERBEELDINGSKRACHT i HET HEELAL IN I Onze biologische schatkamer wordt bedreigd HOLLAND IN '—LONDEN 1 Wekelijks toegevoegd aan alle edities van Haarlems Dagblad,Oprechte Haarlemsche Courant en IJrmiider Courant Nu werd hun gestalte zwarter dan roet, zij werden niet herkend op de straten, hun huid was verschrompeld om hun gebeente, was dor geworden als hout. (Klaagliederen van de profeet Jeremia) Vijf kunstenaars aanschouwden de zwaarste zonde van de mens „HOEWEL DE NATUURBESCHERMING goed georganiseerd is, is er geen reden op onze lauweren te gaan rusten, daar wij gezien de snelle huidige ont wikkeling zeer bezorgd zijn dat voor de wetenschap onvervangbare natuurmonu menten verloren zullen gaan zoals de Biesbosch, de kalkrijke duinen van Voorne, het in ornithologisch opzicht internationaal beroemde natuurreservaat „De Beer" en de noordoosthoek van Twente. Wij zullen daarom al onze krachten moeten in spannen om deze en dergelijke natuurgebieden te behouden". Dit heeft de directeur van de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland, mr. H. P. Gorter, verklaard. De vereniging, die nauw samenwerkt met de afdeling oudheid kunde en natuurbescherming van het ministerie van Onderwijs, Kunsten en Weten schappen, heeft onder meer ten doel het intact houden van bepaalde levensgemeen schappen van planten en dieren ten behoeve van het wetenschappelijk onderzoek. De aanleiding tot de oprichting der ver eniging was het plan der gemeente Am sterdam om het stadsvuil in het Naarder- meer te gaan storten. Dr. Jac. P. Thysse Dam toen het initiatief tot het in het leven roepen van de vereniging, waarvan hy jarenlang secretaris is geweest. Vele jaren is mr. P. G. van Tienhoven voorzitter ge weest van de vereniging, die er in de loop der tijden in slaagde de miljoenen bycen te brengen, nodig voor de aankoop van natuurmonumenten. Bij zijn overlijden in 1953 vermaakte hij zijn woonhuis aan de Amsterdamse Herengracht aan de ver eniging die er haar kantoor in vestigde. Op het ogenblik telt de vereniging 28000 leden. Zy nam het initiatief om in alle provincies provinciale en zelfstandig wer kende organisaties in het leven te roepen die de naam van „landschap" dragen. In verhouding tot zijn geringe opper vlakte bevat ons land een bijzonder groot aantal verschillende landschaps- en vege tatietypen, elk met hun eigen fauna. Dit is toe te schrijven aan de bijzondere ge steldheid van Nederland: een deltagebied van drie grote rivieren valt samen met het Het Tweede Kamerlid drs. H. P eschar te Haarlem, die thans een studiereis door Amerika maakt, stuurde ons na een tus senlanding in Londen de onderstaande beschouwing. Wanneer men als Nederlander - in het bijzonder als Haarlemmer - een bezoek brengt aan die zalen in London's beroemde National Gallery, waar een groot aantal schilderijen van meesters uit de Hollandse School zijn tentoongesteld, dan is dat een indrukwekkende belevenis. Te midden van al het schoons, dat daar valt te aanschou wen, maken enige, meest kleine schilde rijen van zo bij uitstek Haarlemse taferelen een bijzondere indruk op de bezoeker, die een dergelijke confrontatie, met het zo van nabij vertrouwde zeker aan de rand van Trafalgar Square niet had verwacht. Het interieur van de Haarlemse Grote Kerk vindt men er twee keer. Pieter Saen- redams in grijzig-wit gehouden, preciezige schilderij mist ditkeer zijn beroemde tint van het houtwerk. Gerrit Berckheydes in terieur is wat kleuriger, ondanks de zwar te kleding van de kerkgangers die de preek beluisteren. De waarschuwende hand, door de koster opgeheven, maakt duidelijk, dat het ook toen voor kinderen een hele opgave was om in gepaste rust een kerkdienst bij te wonen. Maar er is méér Kennemer schoonheid met luchtige hand over de wanden verspreid. Men komt te staan voor de, door Hobbema geschil derde, ruïne van Brederode en men vraagt zich even af waarom in de ruïne zélf niet een kopie, een reproduktie of een foto van dit schilderij aanwezig is. Een paar rood stenen torenstukken - nog niet zo keurig gerestaureerd als thans het geval is - rijzen omhoog, enkele eenden maken juist aan stalten om van de gracht uit de wal te gaan beklimmen en veel van wat pas later aan muren en fundamenten zichtbaar zou worden, gaat nog schuil onder een zande rige heuvel, waarop enkele bomen staan. Natuurlijk ontbreekt in deze verzame ling de Grote Markt niet. Er hangt een schilderij van de Grote Kerk, gezien van de stadhuiskant van de Grote Markt, be nevens een in grijs en rose gehouden schil derij van de voorkant van het stadhuis. Beide zijn van Berckheyde die zijn foto grafische schilderingen completeerde door ook een aantal wandelende of met elkaar in gesprek zijnde Haarlemmers af te beel den. En dan is er verder nog een land schapsschildering van de omgeving van Haarlem, door Ruysdael vervaardigd. Van de duinkant ziet men onder een zwartgrijs bewolkte hemel een strook nog net door de zon beschenen weiland, geelgroen op lichtend. En als men dan, nadat door mid del van een klein winterlandschap van. A. van de Velde, waarop de koude van het ijs haast voelbaar is, tevens nog eens het bewijs voor de Hollandse oorsprong van het ijshockey is geleverd, komt te staan voor de grootsheid van het portret van Margaretha Trip, dan heeft men van de Hollandse schilders uit onze bloeiperiode wel wat gezien. Margaretha Trip is oud. Zij heeft een klein, rood gevlekt gezicht. De handen, mager en dooraderd, rusten nP de leuningen van de stoel waarin zij zit. De ingevallen, toegeknepen mond accentueerd hoe oud, hoe ontzettend oud zij is. Rembrandt houdt ons de beklem mende tragedie daarvan op ontroerende wijze voor. Als men enkele ogenblikken later op Trafalgar Square staat, temidden van de zich naar bus en ondergrondse spoedende typistes, bebolhoede zakenlieden en met opgerolde paraplu's uitgeruste kantoorbe dienden, kost het enige moeite om de sprong te maken naar de, ook in Londen, gehaaste wereld. Het vermanende woord van een statige, flink besnorde Engelsman tot zijn vijfjarige zoon „Wees voorzichtig, old chap" bij het oversteken, is echter vol doende om ons ervan bewust te maken, dat men in Engeland nog steeds links van de weg rijdt en dat voor de bij het over steken naar de verkeerde kant kijkende Hollander zo'n waarschuwing geen over bodigheid is. zeldzame verschijnsel van een uitgestrekte waddenkust en met een brede duinenrij. Reeds door deze combinatie is Nederland een unicum op de wereld. Door industrialisatie, wateronttrekking, wegenaanleg, ruilverkaveling en door de uitbreiding der steden zijn de woeste gronden in snel tempo ontgonnen. Daar door daalde hun totale oppervlakte van ruim 900.000 ha in 1833 tot 205 210.000 ha in 1950. Onder meer verdwenen de hoogveengebieden in Drente en oostelijk Overijsel, en de overal in Nederland ver spreide blauwgras. of schraallanden, ge kenmerkt door zeer zeldzame planten soorten. Bovendien worden door de ont watering vele vennen bedreigd. Daar de biologie tegenwoordig bij voor keur haar onderzoekingen in het open luchtlaboratorium der natuur verricht is het van het hoogste belang, dat er voor de wetenschap geen onvervangbare terreinen verloren gaan. Dit alles is voor de Ver eniging tot Behoud van Natuurmonumen ten in Nederland dan ook aanleiding ge weest om in de loop der jaren bedreigde natuurterreinen aan te kopen, waarbij de natuurbescherming zich als ideaal stelt een representatief voorbeeld te behouden van elke voor Nederland karakteristieke le vensgemeenschap. De eerste aankoop was het Naardermeer. Op het ogenblik is de vereniging eige naresse van een zeventigtal terreinen. Van groot wetenschappelijk belang zijn onder andere de Dwingelose Heide, de duinen van Voorne, plassen en moerasgebieden in Noordwest-Overijsel (de Beulakker- en Belterwijde), en het Korenburger Veen. Zijn met deze aankopen aanzienlijke be dragen gemoeid, ook het wetenschappelijk beheer der gebieden is verre van goedkoop. Sedert tien jaar wordt in de ontwikkeling der vegetatie waar dit nodig is ingegrepen. Dit is noodzakelijk omdat de verschillende gebieden na een bepaald aantal jaren van karakter veranderen: plassen groeien dicht en rietlanden worden op den duur bos gebied. Om zulk een ingrijpen met succes te kunnen doen verlopen, dient men over wetenschappelijke gegevens te beschikken en daarom worden op de desbetreffende gronden permanente proefvlakken inge richt, aan de hand waarvan men het ver loop der vegetatie kan nagaan. De resul taten van dit ingrijpen zijn bijzonder gun stig geweest want verschillende verdwenen gewaande planten keerden er terug. Bij de beoordeling der diverse terreinen en het beheer der natuurmonumenten wordt de vereniging geadviseerd door het Rijksin stituut voor Veldbiologisch Onderzoek ten behoeve van Natuurbehoud. Dit instituut ressorteert onder Staatsbosbeheer. Behalve de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten zorgt ook het ministe rie van Onderwijs, Kunsten en Weten schappen voor het instandhouden van na tuurmonumenten. Oorspronkelijk stichtte het rijk deze reservaten op gronden die reeds zijn eigendom waren en onder be heer van het Staatsbosbeheer stonden. Deze reservaten zijn onder meer de Bosplaat op Terschelling, de Muy op Texel en het Koot- wijkerzand. Na de oorlog is het ministerie ook terreinen gaan aankopen, zoals de Strabrechtse heide, de Ospelse peel en een deel der Zuid-Limburgse hellingbossen, Het is merkwaardig dat in dezelfde maand, waarin Amerika voorberei dingen treft voor het lanceren van een maanraket, hondervyfenzeventig jaar geleden de geschiedenis van de luchtvaart daadwerkelijk begon. Op 27 augustus 1783 werd de eerste met waterstofgas gevulde ballon door de gebroeders Etienne en Jo seph Montgolfier omhoog gelaten, welke gebeurtenis op een der bij gaande prenten vereeuwigd werd. Er waren voor deze openbare opstij ging duizenden belangstellenden op het Champ de Mars in Parijs ver zameld. De tocht duurde drie kwar tier en eindigde bij Escouen, waar de boeren het „satanische monster" met hooivorken aanvielen. Men kan daar nu wel om lachen, maar hoe zijn in vele gebieden van onze mo derne samenleving de reacties op de zogenaamde vliegende schotels? Blijkbaar echter was de „science fiction" nog niet doorgedrongen tot het platteland rond de Franse hoofd stad. Vele geesten hielden zich na melijk allang bezig met speculaties aangaande de mogelijkheden van planetair verkeer. Erg wetenschap pelijk waren de fantastische denk beelden aangaande de ruimtevaart niet en toch zyn er enige van in vervulling gegaan. De „reis naar de maan" heeft vanouds tot de ver beelding gesproken. Zo verscheen in 1683 „Man in the Moone" van F. Godwin, waaruit wy als curiositeit een prent „De merkwaardige ex peditie van Domingo Gonsales naar de maan" hebben overgenomen. Eberhard Christan Kindermann be schreef in 1744 „Die geschwinde Reise auf dem Luft Schiff nach der oberen Welt" en in die publikatie is het hier eveneens gereproduceerde wonderlijke luchtschip voor de in terplanetaire tocht van Lana te vinden. Het modernste „toekomst beeld" dateert uit het jaar 1883: de laatste tekening uit het grote boek „Le XXme siècle" door de Franse illustrator Albert Robida, die in 1926 is gestorven. Hy voorspelde, groten deels met zijn visionaire beschou wingen Jules Verne voor zijnde, in tijdschriften en boeken onder meer de ontwikkeling van de luchtvaart, de onderzeeboot, de radio, de film en de televisie, de emancipatie van de vrouw en de komst van een soort spoetnik. Zijn kleinzoon het is merkwaardig dit te vernemen heeft eens verteld dat de kunste naar deze voorspellingen tekende ter overwinning van zijn angst voor de evolutie van de techniek. Hij was daar zelfs in zijn hart zo bang voor, dat hij nooit een telefoon heeft durven aanraken. ELKE DAG sterven er op aarde duizenden mensen. Zij sterven gelijk motten, zoals de bijbel zegt, individueel of collectief, maar altijd even eenzaam. De mens heeft wel geleerd zijn levenseinde als zodanig te aanvaarden, maar het is hem niet on verschillig op welke wijze het zich aan dient. „De dood is niets, het doodgaan alles", heeft Du Perron geschreven. Ouder dom en ziekte, ongelukken die met onze dagelijkse handel en wandel samenhan gen, zelfs natuurrampen en epidemieën kunnen wij in onze levensbeschouwelijke verklaringen nog wel een bevredigende plaats toekennen. Met de oorlog is dat niet het geval. Het is duidelijk waarom: ons eigen schuldbesef komt dan te sterk in het geding. De oorlog is, de eeuwen door, de grimmigste en tevens de trouwste met gezel van de mens. Wanneer men geen oorlog voert, werpt hij zijn zwarte scha duwen vooruit of men gaat gebukt onder zijn gevolgen. Oorlog en dood zijn voor ons gevoel synoniem, de rouw overheerst altijd de victorie. René Clair is de laatste geweest die ons herinnerd heeft aan de voze facade, waarmee men het krijgs bedrijf nog in de negentiende eeuw trachtte te verhullen. De kleurige cava lerie uit „Les grandes manoeuvres" ver tedert ons alleen, omdat we haar als spelelement herkennen: we weten allang dat de werkelijkheid wat wreder is. Toch heeft het lang geduurd voordat de mens heid de ware aard van deze realiteit begreep. Zolang de oorlog voornamelijk een persoonlijke en geen gemeenschap pelijke ondergang betekende, speelde de mens graag schuilevinkje met zijn ver antwoordelijkheid. De Europeaan is pas wakker geworden nu de visioenen van de ziener van Patmos zo'n geducht nabije gedaante zijn geworden, dat de tweede engel waarlijk niet meer behoeft te ba zuinen omdat de hagel en het vuur door de eerste opgeroepen de mensheid nog tot op het merg en het gebeente schroeien. Men beseft, dat men andermaal en onherroepelijker het gevaar loopt tot „het object van een gebeuren te worden gemaakt dat ver buiten zijn existentie en zijn invloed ligt". Aldus de geschied- filosoof Wolfram von den Steinen. _jL. DAT GAAT ONS nu juist zo aan het hart en dat is de kern van ons groeiend verzet tegen de oorlog: onze beste eigenschappen, onze persoonlijkheid, ons mens-zijn wor den geliquideerd in een collectieve ver nietiging. Voor velen vormde het beeld van een van de romp gescheurd kinder hoofdje in een totaal verwoeste stad, waar een neonreclame op de ruïnes van een warenhuis als opperste dwaasheid in tact is gebleven, dan ook het aangrij pendste moment van de film „Things to come" naar het boek van H. G. Wells, waardige twintigste-eeuwse opvolger van de profeet der Openbaringen. Die tweeslachtigheid van een collectief beleefd duizendvoudig individueel leed is wellicht de opmerkelijkste indruk welke de tentoonstelling „Gesel van de oorlog" die deze zomer in Kampen wordt ge houden bij de bezoeker achterlaat. De expositie, welke vijf groepen grafisch werk (Callot, Goya, Dix, Picasso en Moore) omvat, gaat straks ook naar andere plaatsen, onder meer naar het Stedelijk Museum in de hoofdstad. Toch dient men deze collectie bij voorkeur in die blanke Kamper Koornmarktspoort aan de traag naar zijn bestemming stro mende IJsel te gaan zien. Nergens immers zal men zo'n scherp contrast ondergaan tussen „binnen" en „buiten" als juist hier. Nergens ook zal men daardoor beter gelegenheid vinden om te herademen. Wie de aanblik van drie-en-zeventig etsen uit „Los Desastres de la Guerra" (De ram pen van de oorlog) van Goya niet langer kan verdragen, kan naar verkiezing in het uitzicht op de machtige Bovenkerk of. in dat over de hooivelden van het Kampereiland de troost vinden, welke de. Spaanse hofschilder hem onthoudt. Goya heeft zijn prenten, welke een rijkgeva- rieerde en toch triest eentonige staalkaart bieden van alle laagheden waaraan in de oorlog de vrije loop wordt gelaten, van tendentieuze onderschriften voorzien, die in al hun snijdende bondigheid aan de bittere gevoelens van de gekwelde kun stenaar over wat hij tijdens de Frans- Spaanse oorlog van 1808 aanschouwde des te meer nadruk verlenen. .Jl. MAAR GOYA, voorloper op de drempel tussen twee tijdperken, had toch voornamelijk oog voor indivi- y{ dueel leed en dat plaatst hem dich ter in de buurt van de pionier der etskunst, Jacques Callot, die een reeks „Droeve ellendigheden van den oorlogh seer aardigh en konstigh" afbeeldde, zo als de plundering, de foltering aan de wipgalg, het opknopen, de fusillade, de brandstapel, het radbraken en de ver gelding van de boeren. Zijn uitbeeldingen zijn weliswaar dikwijls voornamelijk anek dotisch van aard, zij zijn evenmin vrij van critiek, protest en veroordeling. Met de etsenreeks „Der Krieg" van Otto Dix komt de hedendaagse bezoeker ech ter op helaas maar al te bekend terrein. In de eerste wereldoorlog, waarop dit werk betrekking heeft, werden mensen immers voor het eerst op in West-Europa ongekende schaal gedegradeerd tot naamlozen. Dix heeft oog gehad voor beide aspecten. Bij hem worden we zowel geconfronteerd met verlaten stervende soldaten, met radeloos vluchtende ge wonden als met die Vlakte van Wyt- schaete vol anonieme lijken, een ware doodsvallei, een Hades zonder weerga. Wie veronderstelt bij de aanblik van zoveel verdierlijking en verwording nog enige relatie tot een mensengeslacht dat ook een Mozart, een Ruysdael, een Shakespeare voortbracht? In de tekenin gen, welke Henry Moore in de Londense schuilkelders maakte, herkennen we de voortschrijdende despotie van Mars: hier immers zijn het geen soldaten meer in de aanval of verdediging, maar moede, natte burgers, die als mollen het mense lijk leven trachten te redden. Propaganda voor de onwankelbare onverschrokken heid der Londense burgerij tijdens de „Blitz" vormen deze tekeningen nauwe lijks of in het geheel niet: de apathie van een vermoeide massa ligt er duimen- dik op. Hoe treffend past bij deze voor stellingen van ons venijnige „mal du siècle" de „Wenende vrouw" uit de reeks, welke Pablo Picasso wijdde aan Guernica, het Spaanse stadje dat door de Duitse luchthelden op verzoek van Franco bij wijze van generale repetitie voor Warschau, Rotterdam en Coventry op een zonnige marktdag in puin en as werd gelegd. Eindeloos verdriet en grenzen loze ontzetting staan in dat vrouwenge zicht gegrift. Maar dat is nog niet het ergste. Zij kan haar kinderen geen ant woord meer qeven op de vraag: „Moeder, waarom leven wij?" Zij zullen het niet meer horen. Men ziet de prent hierboven Een van de onderschriften bij de etsen van Goya luidt: „Ik heb het gezien". Dat woord geld voor de vijf kunstenaars waarvan men de tot getuigenissen ver heven afbeeldingen bijeen heeft gebracht. Zij hebben het gezien, alle gruwelijkheid waartoe de oorlog leidt. En wat zij aan schouwden was nog maar een heel klein deel van alle leed, dat er sinds Genesis over de aarde is gekomen. Het vergeet boek der geschiedenis is veel dikker dan de officiële annalen. J. H. Bartman

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1958 | | pagina 11