MENINGSVERSCHILLEN TUSSEN DE EUROPEAAN EN DE ENGELSMAN vivwr^- £e%Ciïke uiadecs in Peking uxilten geen beloning MIJNi MEVROUW' PIERde waarzegger ZATERDAG 9 AUGUSTUS 1958 Erbij PAGINA VIER Haagse Comedie opent seizoen met „The entertainer" .v 'v S. M. Natuurgidsen Vijfenzeventig jaar Oriënt-Expres 3. H. HUIZINGA, voorheen Londens, tegenwoordig meestal reizend correspondent van de Nieuwe Rotterdamse Courant, richt zich in „Confessions of a European in Engeland" - ver schenen bij Heinemann - niet voor het. eerst'tot de Engelsen in hun eigen taal. Hij heeft in de loop van zijn lange ver blijf in Londen al vaak Engelse artikelen gepubliceerd en bedient zich nu met gemak van een weelde aan idioma tische zinswendingen. Hij gebruikt ze misschien iets te vrij moedig, met het gevolg dat men soms verwacht beter ge amuseerd te zullen worden dan tenslotte gebeurt, maar het is waar dat een Nederlandse lezer allerlei sporen van een Nederlandse afkomst en opvoeding meent te onderschei den die een ander niet opvallen, en daardoor geneigd is verkeerde verwachtingen te gaan koesteren. Het boek is immers geschreven voor anderen. De Nederlandse lezer voelt zich erbij als een nieuwsgierige, die ieder ogenblik weggestuurd kan worden temeer doordat Huizinga zich aan dient als een Europeaan in het algemeen, niet als een Ne derlander in het bijzonder. De titel is op dat punt nogal geraffineerd. Europeaan heeft hier de waarde van „voor stander van de Europese samenleving" - wat als een ver rassing en soms zelfs een onaangename verrassing zal ko men voor de Engelse lezer, wie Europa vanouds niet anders betekent dan „het continent" tegenover „de Britse eilanden". Ul|/\ x AA De Haagse Comedie zal het nieuwe sei zoen beginnen met het Engelse toneel spel „The entertainer" van John Osbor ne. De première zal omstreeks eind augustus in de Koninklijke Schouwburg plaats hebben. Paul Steenbergen speelt de hoofdrol en heeft ook de regie van dit spel, dat een sterk solokarakter heeft. Alles draait om een arme artiest, die met een revue het platteland afreist. Beurtelings krijgt men hem in zijn huiselijk milieu en op de plan ken te zien. Ruim een jaar geleden speel de Sir Laurence Olivier deze rol op het Londense toneel. John Osborne is een van de Engelse „Angry young men". Naast „The enter tainer" schreef Osborne „Omzien in wrok" dat hier door toneelgroep Theater ten to nele werd gebracht. U.i „CONFESSIONS" is niet zo makkelijk te definiëren. Bekentenissen, intieme mede delingen die men in het algemeen voor zich zou houden, zijn het niet precies, eerder belijdenissen, in de gematigde zin waarin een socialist zou kunnen zeggen „ik beken dat ik geen conservatief ben". Huizinga vertelt in de eerste helft, van zijn boek over zijn aanvankelijke opvatting van Engeland als een land van duffe barbaren en over de ervaringen en de lectuur die hem van mening deden veranderen en voorlopig een adoptief-Engelsman van hem maakten. Hij vermomt die als een soort bekentenissen, met „ik had het gevoel" en „ik dacht bij mijzelf". Maar dat is een formaliteit voor de gezelligheid: eigenlijk doet hij een poging tot objectieve waar dering en de allure van bekentenis dient alleen om de onvermijdelijke onnauwkeu righeid daarvan op een elegante manier te verontschuldigen. Als men er bepaald meer in wil zien, gaat men er een zekere nostal gie in vermoeden naar het leven dat tot bekentenissen voert. Wie van Nederlander Engelsman wordt en van Engelsman weer Europeaan, heeft waarschijnlijk het mate riaal, dat bij een ander had kunnen blijven liggen voor bekentenissen, altijd dadelijk gebruikt voor argumenten. Dat is dan op een bepaalde manier gezien een beetje jam mer, hoewel op een andere juist mooi Dit vermoeden helpt de lezer zich in de eerste helft van het boek te verzoenen met de nadrukkelijke zwier van de betoogtrant, die soms afleidt van de inhoud. In de tweede helft komt die beter te pas, wan neer Huizinga vertelt wat hem ertoe gebracht heeft verder van zijn voorlopige Engelsmanschap af te zien. „Zo merkte ik op een dag dat ik over de Britten sprak als „wij" en „ons" en over Engeland ik maakte toen een reis in Afrika als „thuis". Ik doe dat niet meer. Ik ben naar het «jullie" en „de Britten" teruggekeerd. Ik ben mij bewust geworden dat mijn ver eenzelviging met de Britse stam onwerke lijk was" (dit is natuurlijk maar een vrije vertaling). Van hier af gaat het spaans toe. Het is niet meer een kwestie van grappige misvattingen van een jeugdige Nederlan der en van blijde verrassingen van een correspondent, die zich aan zijn standplaats begon te hechten, maar van een menings verschil tussen een „Europeaan" en Enge land over "de toekomst van dit werelddeel, waarbij ons leven op het spel staat. Als men het met de auteur eens is, vergemak kelijkt dat de appreciatie. Als men zijn opvattingen verwerpt, zal men zich moeten inspannen om niet door hem overtuigd te worden dat tenminste de Engelse argumen ten tegen de Europese eenwording ongel dig zijn en zelfs bepaald slap en akelig. En dan Suez! Een hele theorie van Huizinga over de verdiensten van „government by gentlemen" werd daardoor defintief onmo gelijk gemaakt. Van alle gentlemen hoorde hij de meest verwerpelijke staaltjes van Nieuwspraak en Dubbeldunk (newspeak en doublethink, de termen van George Orwell in zijn roman 1984). Niet dat hij van politici verwachtte dat zij altijd het publiek haar fijn zouden inlichten over de stand van zaken, maar toch tenminste dat zij het niet stelselmatig zouden bedriegen en daarbij nog proberen om zichzelf van de waarheid van hun fantasieën te overtuigen. Het was misschien te voorzien geweest, voor wie goed doordrongen was van het idee van Sir Harold Nicolson, dat de Britse vorm van hypocrisie minder te verklaren is uit een wens om anderen te bedriegen dan uit de behoefte om zichzelf gerust te stellen maar het was in zijn grove nieuwe mani festaties eigenlijk niet vergeeflijk meer. Vandaar de breuk van J. H. Huizinga met Engeland, die later weer een beetje werd goedgemaakt, maar niet tot de weder invoering van „wij" en „thuis" is ge komen. Hij denkt dat hi Londen lang zamerhand misschien toch ingezien wordt dat de Britse toekomst in Europa gezocht moet worden en niet meer in het keizer rijk. Puffend en blazend, en telkens ver drietig terugblikkend, is Engeland op weg naar een begrip van de tegenwoordige wereld. „Hoezeer is de Britse medewerking nodig bij het bouwen van het nieuwe Europa, hoe vaak hebben wij gebeden dat Engeland de leiding op zich wou nemen die het zonder meer aangeboden zou wor den en die dat misschien nog steeds zal worden". O? Soms uit beleefdheid of uit tactische overwegingen, is Huizinga zelden zo goed wanneer hij behandelt wat er werkelijk is als wanneer hij spreekt over de ficties die de werkelijkheid verbergen. Gelukkig gaat zijn boek voor een belang rijk deel over ficties en dan is het meestal overtuigend, soms zelfs onweerstaanbaar. IN DE SERIE natuurgidsen van J. M. Meulenhoff in Amsterdam zijn enkele handige boekjes voor de natuurliefhebber verschenen. De boekjes bevattpn veel il lustraties met een beknopte beschrijving. Een inleiding gaat hieraan vooraf. Voor de strandbezoeker die meer wil weten van vondsten als schelpen en krabben, hebben dr. W. P. Postma en H. Kleyn „Het strand in kleuren" geschreven. Bijna driehonderdvijftig afbeeldingen met verklaringen vindt men in „Paddestoe len in kleuren" van dr. W. P. Postma, waarin zwammen, amanieten, bolieten en nog meer paddestoelen met hun soms schilderachtige namen in hun grote ver scheidenheid worden getoond. G. van der Tuin schreef „Kamer- en kasplanten in kleuren". Met illustraties en beschrijvin gen wordt aangegeven, hoe men bloemen goed moet verzorgen en in de bloemen- schat variatie kan aanbrengen. (Van een bijzondere medewerker) TOEN WIJ binnentraden in het Bureau Gevonden Voorwerpen in Peking, hadden wij eigenlijk het gevoel „verkeerd" te zijn. Want de eerste indruk was veeleer die van een goed gesorteerd warenhuis. In een der vitrines tegen de muur zagen wij honderden portefeuilles. En tegen een andere muur bevond zich een vitrine, waarin zeker meer dan honderd brillen lagen. Op houten stellages in het midden van de grote zaal waren stapels truitjes, pullovers, sjaals en handschoenen in aller lei kleur van diverse makelij opgetast. En toen wij een meter of tien verder gin gen, kregen wij het gevoel, bij een horlo gemaker te zijn beland. Onze Chinese gids glimlachte en zei: „Hier houdt men de tijd goed bij!" Toen wij ons oog richtten op de plaats, waar het getik vandaan kwam, zagen wij een groot aantal horlo ges „meer dan vierhonderd" zei de rondleider voorzien van een label met (voor ons onleesbare) schrifttekens. Weer wat verder stond een vitrine met ruim zesduizend vulpenhouders van alle moge lijke merken. En wat wij in de hal zagen, was nog maar een heel klein deel van al le voorwerpen, die in het gebouw waren verzameld. De ambtenaren van het Pe- kingse bureau verdelen de goederen en artikelen in veertig hoofdgroepen. En het totaal aantal „verloren voorwerpen" be draagt meer dan dertigduizend in Peking op een bevolking van een kleine drie mil joen zielen. Al die verloren en gevonden voorwerpen zijn afkomstig uit de brede lagen van Pe- kings bevolking. Vindt men iets, dan brengt men het aan een politieman of naar een filiaal van het bureau voor ge vonden voorwerpen. Heeft zich binnen tien dagen geen gegadigde aangemeld, dan verhuist het „voorwerp" naar de cen trale bewaarplaats. Chinezen zijn eerlijk. Chauffeurs, conducteurs, schoolkinderen, kooplui en anderen, die iets vinden, geven er de voorkeur aan hun naam en adres niet te vermelden bij de aangifte. De Chi nees wil door deze zwijgzaamheid voor komen, dat de rechtmatige eigenaar in zijn blijdschap over zijn teruggekregen goederen de vinder een beloning zou wil len geven. Men is van oordeel geen recht te hebben op betaling van eerlijkheid. Het is een standpunt, waar wel iets voor te zeggen valt, al wijkt het af van de in som mige Europese landen tot wet verheven opvatting, dat een vinder recht heeft op een bèloning ter grootte van een bepaald percentage van de waarde van het gevon dene. Deze regeling het dient gezegd te worden is overigens meer bedoeld als straf voor slordigheid dan als beloning van eerlijkheid. De ambtenaren van Gevonden Voor werpen te Peking en ook dit is merk waardig beschouwen zich als „goede beheerders" der verloren goederen. Dit brengt heel veel werk mee. Zo zorgen zij er bij voorbeeld voor, dat wollen goede ren op gezette tijden geklopt, gelucht en in de zon gelegd worden om te voorkomen dat motten een kans krijgen de kleren te beschadigen. Ook behoort het tot hun da gelijkse taak om alle gevonden horloges op te winden, zodat de eigenaars, als zij komen opdagen, geen verroeste of anders zins defecte uurwerken in ontvangst be hoeven te nemen. Er zijn zelfs gevonden voorwerpen, die iedere dag gepoetst wor den, instrumenten bij voorbeeld, om ze in vorm te houden. Maar toch is al deze zorg en moeite maar een kleinigheid ver geleken bij de problemen, waarvoor het personeel staat doordat heel wat eige naars zich niet komen aanmelden om hun „voorwerp" in ontvangst te. nemen. Het. probleem van de „eerlijke vinder" is niet zo groot, maar het probleem van de „eer lijke eigenaar" wel. Dit laatste kost het personeel heel wat hoofdbrekens. De amb tenaren van Gevonden Voorwerpen heb ben namelijk de plicht de eigenaars op te sporen, als die niet eigener beweging het verlorene komen afhalen. En dat speur werk is in een miljoenenstad verre van eenvoudig! TER ILLUSTRATIE twee voorbeelden. Een paar maanden geleden bracht Wang Lin, een kleine handelaar, afkomstig van het platteland, een bezoek aan de hoofd stad. In de wijk Tsjien Min verloor hij een beurs met een paar honderd gulden inhoud. Het was zijn hele vermogen. Geen wonder dus, dat hij hevig ontdaan was over dit verlies. Niet minder ontdaan ech- Ito ter was Ma Jung-hsiu, de ambtenaar van Gevonden Voorwerpen, die verantwoor delijk is voor de opsporing van „verlie zers". Ma Jung-hsiu begreep direct, dat de beurs voor de eigenaar heel belang rijk was. Hij stelde vast, dat de som gelds bestond uit stapeltjes klein bankpapier. Dit deed hem begrijpen, dat een kleine provinciaal de vermoedelijke verliezer was. Wat moest hij doen, als die vreem deling zich uit onwetendheid niet bij 't bu reau zou aanmelden of als hij Peking in middels had verlaten? Gelukkig werd Wang Lin door een busconducteur de juis te weg gewezen. Maar soms zelfs zorgt Gevonden Voorwerpen ervoor, dat verlo ren dingen bij de eigenaars worden terug bezorgd vóór dezen de tijd hebben gehad te komen informeren naar hun eigendom men. Neem het geval van Miao Yen-hsiu, die in een chemische fabriek werkte. Op een* kwade dag verloor zij de enveloppe met haar loon. Op de buitenkant stonden alleen haar naam en beroep. Onmiddel lijk gingen de ambtenaren van Gevonden Voorwerpen op speurtocht bij diverse fa- bx-ieken in de buurt van de plaats, waar het geld gevonden was. Na een paar uur hadden zij mejuffi-ouw Miao gevonden en haar het geld teruggegeven. De Oriënt-expi-ess, die Parijs met de Balkan verbindt, bestaat dit jaar drie kwart eeuw. De technische moeilijkheden bij de tot standkoming wai'en zeer groot. De lijn moest worden aangelegd over de gi-ond- gebieden van landen, waar de spoorwegen in een zeer verschillend stadium van ont wikkeling wai-en. Bovendien waren er geen intei'nationale overeenkomsten over spoorbreedte, seinstelsel en andere voor zieningen. De eerste passagiei's hebben dan ook het gehele traject niet per trein kun nen afleggen. Zij moesten te Giurgio, niet ver van Boekax-est, uitstappen, met een stoompont de Donau oversteken en aan de andei-e oever instappen in een tweede trein, die hen tot Wai-na bracht. Hier moesten zij zich inschepen op een stoom boot, die vijftien uur later te Konstanti- nopel, het tegenwoordige Istanboel, aan kwam. Toch was deze verbinding tussen Pai'ijs en Konstantinopel dertig uur snel ler dan welke andere route ook. Tussen de twee wereldoorlogen werden twee aansluitende lijnen aangelegd, de Arlberg-Oriënt-expres en de Simplon- Oriënt-expres. In 1950 werd de vei'binding dooi-getrokken tot Athene. MET mijn nieuwe kamer was ik maar wat in mijn nopjes. Hij was een beetje donker, een beetje koud en een beetje gehorig. Maar daartegenover stonden de char mes van het half vergane en het weinig prijzige en dan nog de heel speciale charme van me vrouw Vroegop, die mij een lieve, ruim denkende dame leek, die niet te erg van wat vuile vaat, slingerende sokken en laat be zoek zou schrikken. De opvattingen van mijn nieu we hospita waren inderdaad zeer breed. Ik zou dat al te spoedig gewaar worden. Drie dagen voor mijn verhuizing werd ik door haar op mijn oude adres opge beld. Kent u Rita van Tul vroeg zij belangstellend. Nee, ik ken geen Rita van Tulp, antwoord de ik. Jammer, zei ze. Het is zo'n begaafd mens. We hebben haar voorlopig in huis genomen. Als u nu eens een week later kwam, dan konden we Rita hier een poosje houden. Lijkt u dat niet de beste oplossing? Ja, maar mevrouw, zei ik ge prikkeld, ik heb mijn kamer nu al opgezegd. Waar moet ik al die tijd wonen en slapen! Mevrouw Vroegop zweeg per plex. Hier had ze kennelijk nog niet aan gedacht. Rita is een vriendin van mijn dochter Bella, zei ze toen. We kunnen haar niet zomaar op straat zetten. Het zo'n inbegaafd mens. Ik ben ook begaafd, zei ik. Daar twijfelde zij niet aan! Dat bleek nu juist de moeilijkheid te zijn: Weet u wat, kom dan maar met uw boeltje. We vinden er wel iets op. Ik verhuisde dus. Ik laadde mijn kisten en koffers en een paar stuks meubilair in een gehuurde auto met twee man personeel. Daarna ging ik er zelf bij zitten. Toen we bij mijn nieuwe adres aankwamen, zat mevrouw Vroegop op de vensterbank de buitenkant van de ramen te lap pen. Welkom, welkom, riep ze zodra ze ons zag. Gauw klauterde ze naar binnen en deed de deur voor ons open. Ze droeg haar peignoir. Haar grijze haar hing in een vlecht op haar rug. Had u erop gere kend, dat deze heren een kopje koffie mee zouden drinken? vroeg ze. Alstublieft mevrouw, zeiden de twee man personeel. Dan ben ik bang, dat ik u moet telrustellen, vervolgde mevrouw Vroegop: er is geen druppeltje meer in de pot. Ik heb net mijn laatste rest je voor Rita van Tulp uitgeschon ken. De twee man personeel keken heel woedend en smeten de kis ten en koffers met kracht op de stoep, waarna ik negen gulden dertig moest betalen. Na een half uur ingespannen werken hadden mevrouw en ik mijn bezittingen in de gang opgesteld. Kom in mijn kamer, hijgde mevrouw Vi'oegop. Ze wierp zich op haar bed en zoog een poosje aan een blaar op haar duim, die ze bij het koffers sjouwen had opgelopen. U hebt misschien trek in een kopje koffie zei ze. Dan moet u mij teleurstellen, zei ik. U hebt net uw laatste restje voor Rita van Tulp uitgeschonken. Mevrouw Vroegop glimlachte slim. Dat zei ik immers maar om die mannen om de tuin te lei den! In werkelijkheid heb ik een pot vol. Maar ik vind het niet no dig om die ruwe mensen van mijn koffie te laten gebruiken. Mijn kamer kreeg ik die dag niet te zien. Rita van Tulp ook niet. Mevrouw Vroegop vertel de, dat zij met haar dochter Bel la was gaan winkelen. Rita gaat over een poosje naar Pai-ijs, zei ze. Het wachten is alleen op wat geld, dat haar verloofde zal overmaken. Hij ontwerpt siera den. Rita zelf ontwerpt trouwens ook van alles. Ze is zo'n begaafd mens. Ze maakt ook heel goede schilderijen van stukjes krant en eindjes touw. Tegen elf uur trok ik mij terug in de keuken, waar mevrouw Vroegop een matras voor me op de grond had gelegd. Op het aan recht stonden mijn schrijfmachi ne en wat boeken tussen boeken steunen. Zo voelde ik mij niet al te ongelukkig. Het is behelpen, zei mevrouw, maar het is toch nog tamelijk comfortabel. Mijn broer Corne lls slaapt hier soms ook. Lang lag ik te woelen, maar tenslotte geraakte ik boven de verzamelde gedichten van Rilke in slaap. Ik werd wakker, door dat iemand een klontje marga rine op mijn wang liet vallen. Er stond een meisje naast mijn bed, dat er een beetje louche uitzag. Ze had Juliette-Fi-eco-haar en on der haar ogen lagen wallen, die wel met kachelpotlood leken aan gebracht. Toch was ze niet ouder dan achttien. Rita van Tulp, zei ze. Mag ik hier even een biefstukje bakken? Ik heb altijd zo'n wonderlijke honger om een uur of twee. Dat was mijn kennismaking met Rita van Tulp en daar is het bij gebleven. De volgende dag ging ze opnieuw winkelen. Mis schien heeft ze 's nachts weer iets gebakken in mijn slaapver trek, maar ze liet geen margari ne op mijn gezicht vallen. Ik heb het dus niet gemerkt. Ook de dag daarop ging Rita van Tulp winkelen, maar ditmaal zonder Bella Vroegop, en zonder van het winkelen thuis te komen. Wel kregen we een week of drie later een prentbriefkaart uit Is tanboel: ze had de ansicht zelf gemaakt, van vreemd geknipte stukjes jute op een bierviltje ge plakt. Rita was inbegaafd, zei mijn mevrouw toen ze mij de kaart toonde, om niet te zeggen overbegaafd. Zegt u het maar gerust, zei ik. Het kon mij toen niet meer de ren. Ik woonde al waar ik wonen wou. Guus Vleugel PIER, de muis, zat al wel twee uur lang doodstil na te denken in een hutje van boomwortels, die net boven de grond uitstaken. Twee uur denken is lang voor een muis en zeker voor zo'n luie muis als Pier was. Want Pier was lui, verschrikkelijk lui. Hij deed nooit knaagdiensten voor andere dieren, zo als zijn familie, hij hielp zijn moeder en zijn zusjes nooit en hij kon eigenlijk niet eens zelf de kost verdienen. Hij pikte en bedelde hier en daar maar wat. Maar nu dacht Pier. Hij dacht erover na hoe hij een be roemde en geachte muis kon worden, zodat hij nooit meer zou hoeven te wer ken en iedereen hem zijn eten op een bordje zou aandragen. En na twee uur had hij iets gevonden. Hij lachte slim en knikte tegen zichzelf van ja met zijn kopje. Hij had een plan. Vlugger dan hij ooit van zichzelf gewend was, stoof hij uit het hutje weg in de rich ting van de eekhoornschuur. Hij knaagde zich voorzichtig een toegang en sloop naar binnen in de schuur vol opgesla gen eten. Maar hij at niet, die luie Pier, al zou hij best wat gelust hebben van al het lekkers dat daar lag. Nee, hij ging verschrikkelijk hard aan het werk. Hij groef een lange gang van de schuur naar een leeg egelhol, dat wel vijftig meter verder lag. Door die gang sleepte hij al het eten, dat in de schuur was naar het hol. Uren en nog eens ui-en was hij daar mee bezig en het was al diep in de nacht, toen hij met doodvermoeide pootjes terug sjokte naar het boomwortelhuisje. Maar al was hij moe, eerst deed hij nog één ding. Boven de deur van het hutje spij kerde hij een bordje, waarop hij met grote letters zette: Pier, de waarzeg ger. Nou, dat was me een gelach en ge proest de volgende morgen vroeg toen de dieren wakker werden en op pad gingen. Een hele drom stond er voor zijn hutje, „Pier, de waarzegger!" schaterden ze „Hoe komt hij erbij! Zo'n luie domme muis.. Wat verbeeldt hij zich wel?" Pier hoorde natuurlijk niets, want hij lag nog uit te slapen van het zware werk dat hij de avond tevoren had ge daan. De zon stond al een heel eind bo ven de horizon toen een eekhoorn met bevende poten en wit van schrik door de bomen schoot. „De voorraad" hijg de hij. „De voorraad voor de winter! Alles is weg!" Dat was me een opschudding in de eekhoornnesten een geweldig ge piep en geklaag ging van boom tot boom. Eekhoorns roetsjten, alleen om dat ze niet meer wisten wat ze doen moesten, stam- op stam-af en al heel gauw stonden alle dieren in een dichte drom rond de èèkhoornbomen. Zelfs de burgemeester Uil was present en hij was net zo opgewonden als iedereen, omdat het nog nooit was gebeurd dat een hele voorraadschuur tegelijk was leeggestolen. Natuurlijk nam wel eens een dier een hapje van iets, dat eigenlijk niet van hem hoorde, maar dit! Hij x-iep om stilte: „Luister, dieren als één van ons de eekhoornvoorraad had opgegeten, dan zou hij zo'n ver schrikkelijke dikke buik van het eten moeten hebben, dat we hem meteen herkenden". Dat waren wijze woorden en ieder dier keek vlug naar ieder an der dier of er niet eentje was met een extra dikke buik. Maar nee, iedereen zag er heel gewoon uit en dat bracht dus ook geen oplossing. „We moeten zoeken!" riepen de eekhooxms. Dat gebeurde. In kleine ploegen trok ken de dieren door het bos, staken in al le holen en gaten hun neus binnen en bekeken elk dier dat ze tegenkwamen. Ook bij Pier kwamen ze, maar die lag er zo magertjes en moe bij, dat ze me teen weer doorgingen. Die waarzegger is veel te lui om te stelen, lachten ze. Ze zochten de hele dag, maar Pier had het egelshol dichtgestampt met zand en daarin weer wat grasjes en varen tjes geduwd, zodat niemand het hol had kunnen vinden. „Wat nu?" vi-oegen de eekhoorns aan burgemeester Uil, „Mooie boel", bromden de eekhoorns „Daar hebben we nou een geleerde bur gemeester voor. In andere bossen heb ben ze tenminste knappe dieren die ge heimen kunnen oplossen en kunnen waarzeggen. Maar u „Nou", riep een brutaal eekhoorntje, „wij hebben toch ook een waarzegger? Pier, de muis!" Iedereen lachte, maar een paar eekhoorns zeiden: „Eigenlijk kun je nooit weten. Misschien deugt die luie Pier wel ergens voor en kan hij ons helpen. Laten we het pi'oberen. De uil was woedend. Daar gingen al zijn die ren zonder hem zelfs maar een knikje te geven voor hem langs en waarheen? Naar een muis, naar de luiste muis van het bos! Maar hij was zo nieuwsgierig, dat hij toch ook meevloog naar het hut je. Zijn snavel ging wel een vinger wijd open, toen hij Pier zag verschijnen. Pier kwam op het geroep van de die ren tevoorschijn. In zijn hand droeg hij een sterrekijker, die hij zelf gemaakt had van een stukje vlierhout. Hij knik te alleen toen ze hem vertelden wat ze zochten, tuurde toen een hele poos naar de sterren en knikte weer. „Juist" zei hij. „Ik zie het. Jullie voorraad ligt begraven in een oud egelhol, vijftig me ter van de schuur weg". De hele stoet rende erheen en ja hoor vijf minuten later telden de eek hoorns hun beukenootjes, besjes en zaadjes. En Pier was beroemd, ver schrikkelijk beroemd! Hij hoefde niet meer te werken, hij hoefde geen eten meer te zoeken, want het hele bos zorgde voor de beroemde waarzegger. Behalve burgemeester Uil, die deed daar niet aan mee. Hij geloofde niet in de waarzeggerij van Pier en hij be dacht een plan. Op een morgen liet hij alle dieren bij elkaar komen en vertel de ze met een ernstig gezicht, dat zijn uilebril was gestolen. Iedereen moest zoeken. Na een dag was de bril nog niet terecht en de burgemeester van het bos werd steeds bozer en bozer. „De waar zegger, burgemeester! Vraagt u de waarzegger toch!" riepen de eek hoorns. „Dat is een heel goed idee", knikte de uil. En weer ging het in op tocht naat de hut van boomwortels, waar Pier lui lag te slapen. Hij schrok vreselijk toen hij de uil zag, want voor een bosmuis is dat wel één van de ver schrikkelijkste dieren. „Pier", zei de burgemeester, „mijn bril is weg. Kijk door je sterrekijker en vertel me waar hij is." „Maar burgemeesterbegon Pier en zijn pootjes trilden alle vier. „Geen gemaar.." zei de bui-gemeester Pier beefde nog erger en twee keer liet hij zijn sterrekijker vallen. Burge meester Uil kwam steeds dichterbij. Zijn grote snavel glom vlak voor de neus van Pier, die het niet meer kon uithouden. Languit liet hij zich voor de klauwen van de uil vallen en riep: „Ik kan het niet. Ik kan helemaal niet waar zeggen!" Toen moest Pier wel vertellen wat hij gedaan had. Hij was nog niet uitgespro ken of de burgemeester wees met een uitgestrekte vlerk naar de bosrand. „Eruit!" riep hij. „Drie maanden lang mag je niet meer in het bos komen en moet je maar zien dat je aan eten komt!" En daar ging Pier op bevende pootjes ritselde hij weg tussen de va rens van zijn heerlijke bos geen hap jes meer, geen spelletjes en geen hutjes om in te slapen. De bui-gemeester keek hem door zijn uilebril na want die bril was natuurlijk helemaal niet weg geweest en schudde zijn wijze hoofd. „Hoe kan iemand zo dom zijn", zei burgemeester Uil en alle dieren knikten. Pier, die de woorden van de uil nog net hoorde, knikte ook tegen zichzelf. „Tjahoe kan iemand zo dom zij x". En toen stond hij buiten het bos. Helemaal alleen. Mies Boühuys Deel dit vlak, door het trekken van twee rechte lijnen in drieën. Je moet het zo doen, dat in elk stuk een peer, een tros druiven en drie kersen staan. Op het bovenste trapje staat een N. Op het tweede moet er een letter voor. Op de derde weer één en zo door tot het onderste trapje. Probeer de goede let ters te vinden, zo, dat het Nederlandse woorden worden. Dit houdertje voor een notitieboekje en een potlood kun je uit triplex zagen. Op de plaats van de twee zwarte stip pen schroef je twee haakjes. Onder het woord notities bevestig je een notitie boekje. Hang het bij de voordeur. Het is heel gemakkelijk.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1958 | | pagina 14