HB
OSKAR
KOKOSCHKA
Waarom het bedrijfsleven steeds dommer
-en de overheid academischer wordt-
ILL
Pt
Nomaden in Amerika
M 0 f (n3 VA)
Parkinson in Nederland
aan alle edities i^an
Haarlems Dagblad/Oprechte Haarlemsche Courant
imm. WÊmÈÊrnm Wfcm WmmB mmÊrnm ïïmê
en IJmulder Courant
m
H i f 2 mÈÊÈÈÊËiim. m H Wm
,:V
TOT 2 OKTOBER is in het Haagse Ge
meentemuseum een tentoonstelling van
werken van de thans 72-jarige schilder
Oskar Kokoschka te zien. Deze expositie
is een keuze uit een ter gelegenheid van
Kokoschka's zeventigste verjaardag sa
mengestelde eretentoonstelling, die te
München en Wenen gehouden werd. We
hebben redenen aan te nemen dat de ex
positie in Den Haag niet minder belang
rijk is. Alle facetten van Kokoschka's
kunst uit zo vele jaren zijn ruim vertegen
woordigd. Een grotere expositie zou ver
moeien. Op de tentoonstelling in Wenen
heeft de heer Schuurman, conservator van
het gemeentemuseum, de keuze gedaan
volgens de weg van eliminatie van hetgeen
van mindere kwaliteit geacht kon worden.
We kunnen het bestaan van het laatste
vermoeden, omdat ook hier de kwaliteiten
enigszins uiteenlopen. Kokoschka moet
zelf ten zeerste hechten aan zijn latere
werk, dat hier in één, de laatste, zaal sa
mengebracht werd. Niet alleen onderge
tekende bleek bij de voorbezichtiging voor
de pers een andere voorkeur te hebben.
Dit neemt echter niet weg dat verscheide
ne collega's met mij het gevoel hadden in
lange tijd niet zo'n levende enthousias
merende en echte „schilderkunst" gezien
te hebben.
Welk een tegenstelling tot de enorme
verveling die men voelt op de tentoonstel
ling van die zogenaamde renaissance van
de twintigste eeuw te Amsterdam, hoe ver
staanbaar ook is Kokoschka's kunst, die
wel tot het expressionisme gerekend
wordt, maar gelijk iedere grote kunst uit
dat vakje barst, nooit opzettelijk is maar
echt één van een gedrevene. Mede ook het
resultaat van bedrevenheid!
KOKOSCHKA kan tekenen! Dat is
direct al duidelijk aan een reeks tekenin
gen uit 1907, die enige verwantschap tonen
met die van Oostenrijkse schilders, wier
vormgeving we wel in de „Jugendstil"
passen. De catalogus tot deze tentoonstel
ling brengt een indirecte invloed van
Gustav Klimt ter sprake. Een aardige toe
voeging aan deze tentoonstelling komt uit
dezelfde tijd: waaiers die Kokoschka als
medewerker van de Wiener Werkstatte
vervaardigde. In hetzelfde jaar schilderde
hij het portret „Vader Hirsch" en toen al
deed Kokoschka's uitlatingsdrift hem iede
re bekommernis om vorm en kleurgebruik
volgens tradities of opvattingen van eigen
tijd en omgeving op zij zetten. De uitdruk
kingskracht werd direct al zo hoog moge
lijk opgevoerd, tot op het griezelige af
soms. Dat lag wel in het levensgevoel van
die dagen, al werden bepaalde gevoelens
eleganter voorgedragen. Kokoschka's he
vigheid van leven laat echter geen ele
gante manier van uitdrukken toe. Slechts
het model zou elegantie met zich kunnen
meebrengen en in enkele vrouwenportret
ten komt iets van ietwat decadente charme
in houding of gelaatsuitdrukking door.
Kokoschka's hevige wijze van werken
bezorgde hem van meet af al een zeer
eigen schriftuur. Dat hij op een knap teke
nen steunt, blijkt steeds weer uit details.
Zijn reageren op de vele persoonlijkheden,
die hij schildert, bepaalt veelal sterk het
karakter van zijn werken. In latere perio
den werden zijn modellen meer onderge
schikt aan bedoelingen van meer puur
schilderkunstige aard. De kleurstelling is
dan bewuster geworden. In bredere vor
men is die kleur dan neergezet. Als Ko
koschka daar later weer enigszins van
terugkomt en wij zijn beweeglijke schrif
tuur terug vinden blijft het model toch
weer ondergeschikt.
In die periode van bezinning op de kleur
kwam hij aan het landschap. De tentoon
stelling bevat drie gezichten op de Elbe
bij Dresden: door hun sterke en zo bewust
gezochte kleur gaat er van deze doeken
een werking uit als van andere tot het
expressionisme te rekenen schilderijen. De
later ontstane landschappen zijn echte en
meer driftig neergeveegde „momentopna
men" (om een uitdrukking van de heer
Schuurman te gebruiken). Beslist impres
sionistisch is een landschap bij Nogent sur
Marne te noemen. Het behoort blijkbaar
bij velen tot de goede toon deze werken
achter te stellen bij Kokoschka's portret
ten en figuurstukken in het algemeen. Een
landschap met de pyramides van Gizeh
hoorde ik zelfs een plaatje noemen. De
cerebraliteit van sommige kunstbeschou
wers blijkt hen uit te sluiten van de ge
luksmomenten, die dergelijke werken ons
schenken, omdat ze ons verplaatsen in de
plezierige realiteit van het reizen. Om zo
te genieten als Kokoschka het in vele
plaatsen, waaronder Amsterdam, wist te
doen, moet men een groot kunstenaar zijn.
Ander werk, ook op reizen ontstaan, toont
bovendien dat hij ook genoeg creatieve po
tentie, over genoeg fantasie bleef beschik
ken. Door steeds in de realiteit de aanlei
ding tot zijn kunst te zoeken, worden ons
steeds zijn gevoelens op verstaanbare
wijze vertolkt. Kokoschka moet niets heb
ben van abstracte kunst of kunst van
tekens. Men overweegt in Den Haag hem
zijn gedachten daarover te laten uitspre
ken in een forum, waartoe ook lieden met
andere opvattingen zouden worden uitge
nodigd.
OSKAR KOKOSCHKA werd in 1886 te
Pöchlarn (aan de Donau) geboren. Zijn
vader kwam uit Praag, zijn moeder was
uit Stiermarken afkomstig. Hij studeerde
te Wenen, heeft lang in Duitsland en
Zwitserland gewerkt. Hij nam onder meer
aan „Blaue Reiter"-exposities deel en werd
in 1915 als oorlogsvrijwilliger zwaar ge
wond. In 1916 was hij oorlogscorrespon
dent. Kokoschka is namelijk ook een veel
zijdig schrijver. Hij dichtte. Toneelstukken
van hem werden onder meer door Max
Reinhardt opgevoerd. Hindemith en Kre-
nek zetten stukken van hem op muziek.
Hij schreef verhandelingen over het vi
suele bewustzijn.
,De schilder en zijn model" en portret van
Herwarth Walen door Kokoschka.
DE ENGELSE ECO
NOOM C. Northcote
Parkinson, sinds jaren
redacteur van het be
kende Londense week
blad The Economist,
doet hier te lande duch
tig van zich spreken en
dat niet zozeer om zijn
serieuze wetenschappe
lijke werken, maar om
een spottend-critisch
boekje, dat in enkele
maanden tijds reeds vijf
drukken beleefden. Het
verscheen onder de op
vallende titel (die wij
hier in het Nederlands
vertalen) „De Wet van
Parkinson of Het streven
van de vooruitgang".
Dat het in Nederland,
evenals in andere landen
in korte tijd zoveel op
gang maakte en zo
veel plezier verwekte
is niet toevallig. Parkin
son verschijnt in dit
werk als een enfant
terrible in de sociale
wetenschappen en
schopt op lucide wijze
tegen diverse gevoelige
plekken aan. Sommigen
worden daardoor pijn
lijk getroffen, anderen
hebben leedvermaak en
kunnen niet nalaten te
schaterlachen.
Tot 1924 zat hij voornamelijk in Duits
land, Oostenrijk en Zwitserland, lesgevend,
illustrerend, grafiek uitgevend. Hij ver
diepte zich in oude meesters, waaronder
Rembrandt, hetgeen opmerkelijk is, omdat
bij de grote moderne schilders daarvan
meestal niet zozeer sprake is. Hij ont
moette ettelijke belangrijke persoonlijk
heden, portretteerde er velen van. In de
jaren 19251933 werd nog meer gereisd.
Hij heeft Frankrijk, Spanje, Engeland, Ne
derland, Noord-Afrika, Ierland, Schotland,
het Nabije Oosten en Italië bezocht en
intens bekeken blijkens de hier geëxpo
seerde landschappen. Naast het genoemde
werk ontmoeten we hier beelden uit Flo
rence, verschillende plekken van Parijs,
Marseille's oude haven. Lyon, de Puerta
del Sol van Madrid, gezichten op de
Theems en berglandschappen. Van 1934
1938 was hij gevestigd te Praag, waarvan
we ook schilderijen aantreffen. Hij schil
derde daar in opdracht het portret van
Masaryk.
De opkomst van het fascisme drukte
hem en dreef hem ook tot werk ten bate
van het in 1937 wettige Spanje, vanwaar
hij in 1938 naar Engeland vluchtte, waar
hij tot 1952 bleef en actief deelnam aan
het culturele en politieke léven. Zijn maat
schappelijke denkwijze werd ook in zijn
schilderen betrokken. In 1946 werd het
vasteland van Europa, daarna Amerika
bezocht. In 1953 is te Salzburg de Inter
nationale Zomeracademie voor Beeldende
Kunst opgericht en verscheidene jonge
Nederlanders hebben daar les al van hem
gehad. Hij is tenslotte naar Villeneuve
aan het meer van Genève verhuisd. Werd
onder Hitler zijn kunst „ontaard" ver
klaard, Heuss, de president van de West-
duitse Bondsrepubliek, verleende hem de
orde „Pour le mérite".
Dit zijn enige gegevens die ik overnam
uit het toch al zo summier gestelde levens
verhaal, dat in de catalogus voorkomt. Het
ligt voor de hand dat deze man ons wel
iets te vertellen heeft. Hoe hij als schilder
dit doet, bekijke men op deze zo belang
rijke tentoonstelling.
Bob Buys
HET EERSTE HOOFDSTUK is getiteld
„De Wet van Parkinson, of de groeiende
pyramide" en betreft een typisch ver
schijnsel van de laatste tijd, de toeneming
van het aantal ambtenaren. Hij haalt zijn
voorbeelden uit de ministeries en die zeg
gen genoeg. Tussen 1914 en 1928 daald6
het aantal slagschepen van de Engelse
vloot van 62 tot 20, of met bijna 68 per
cent, het aantal manschappen en officieren
met 31.5 percent, het aantal ambtenaren
bij de admiraliteit stéég in dezelfde periode
van 2000 tot 3569 of met 78.5 percent. Een
ander treffend voorbeeld komt uit het
Britse ministerie aan Koloniën, waar de
staf tussen 1935 en 1954 stelselmatig toe
nam van 372 tot 1661 personen en dat in
een periode, waarin het Engelse imperium
even stelselmatig grote gebiedsdelen ver
loor, omdat deze zelfstandig werden. Par
kinson's wet geeft ons een goede verklaring
voor dit eigenaardige fenomeen. Zij valt
uiteen in twee gedeelten: a) een ambte
naar wenst zijn ondergeschikten te ver
meerderen en b) ambtenaren verschaffen
elkaar werk.
Om de eerste stelling te begrijpen moe
ten we ons een ambtenaar voorstellen, die
op een gegeven moment meent dat hij het
te druk heeft. Er zijn nu drie mogelijk
heden. Ten eerste: hij neemt zijn ontslag
(dit doet hij niet wegens zijn pensioen
rechten). Ten tweede: hij verdeelt zijn
werk met een te benoemen collega (dit
doet hij evenmin, daar deze collega een
rivaal kan worden). Ten derde: hij vraagt
om twee assistenten (één is om de sub 2
genoemde reden onmogelijk). Het is duide
lijk dat het laatste gebeurt. Na verloop
van tijd vragen deze beide assistenten
eveneens om hulp en de geschiedenis her
haalt zich. Om jaloezie te voorkomen
krijgen zij er ieder twee assistenten bij.
Het werk dat vroeger door één persoon
gedaan werd, wordt nu door zeven mensen
uitgevoerd. Onkundigen menen dat dit per
soneel aanmerkelijk korter zou kunnen
werken, of dat een aantal van deze ambte
naren niets doet. Integendeel! Men heeft
het drukker dan ooit, want het tweede
deel van de wet wordt nu duidelijk: de
ontstane arbeidsruimte wordt opgevuld met
werk, dat men elkaar verschaft. De oude
ambtenaar, waarmee alles begon, heeft het
veel drukker, hij moet alle wrijvingen
trachten weg te nemen en heeft grote zor
gen het geheel zo goed mogelijk te laten
werken. Zijn personeelsleden geven de
1
rr\
1 I
r J" '3®*
c-t
Lf
stukken aan elkaar door, voorzien van op
merkingen en rapporten, die gewijzigd
worden of verwijderd. Tenslotte komt alles
bij onze topman, die de zaak precies zo af
doet als hij vroeger zonder al zijn
assistenten ook gedaan zou hebben.
WAS PARKINSON in Nederland ge
weest, wij maken ons sterk dat hij aan
zijn boek nog een hoofdstuk zou hebben
toegevoegd onder de titel „Diplomavrees,
of de wet van de toenemende maatrege
len". Voor de laatste oorlog stond Neder
land al bekend om het feit, dat voor alle
beroepen diploma's vereist waren. Deze
tendentie heeft zich ook na 1945 voort
gezet. Zoals bekend is, moeten ook de in
kopers van lompen en oude materialen
beschikken over een diploma, waarvoor
een examen moet worden afgelegd. Tege
lijkertijd kan men echter een tegengesteld
verschijnsel constateren, namelijk de af
nemende behoefte van het bedrijfsleven
aan gediplomeerden. Dit heeft verschillen
de oorzaken: Ten eerste: ongediplomeer-
den hébben niet zoveel pretenties, zij wer
ken eventueel voor een lager salaris; ten
tweede: zij krijgen dikwijls een bedrijfs
opleiding voor een gespecialiseerde func
tie, waaruit men moeilijker wegloopt. De
opleiding zelf geeft een zekere binding
aan het bedrijf, terwijl het gebrek aan een
algemeen erkend diploma de sollicitatie
kansen elders verzwakt. A fortiori geldt
dit voor academici. Zij verrichten vaak
werk, dat voor minder geld door mensen
met middelbare opleiding kan worden ge
daan. Daarbij komt dat zij dikwijls ge
speend zijn van praktische kennis. Zij
komen voor een groot deel terecht bij de
overheid, bij het onderwijs, of in het we
tenschappelijk werk. In de vrije beroepen
eveneens, maar daar is de spoeling, door
te groot aanbod, dun geworden. Men zie
het beroep van arts en advocaat. Het be
drijfsleven neemt nog wel enkele afge
studeerden op, maar dit zijn de super-
Er zijn in Amerika een miljoen mensen die een „nomaderT-bestaan leiden en die de meest mis
deelde klasse in de Amerikaanse maatschappij vormen: rondtrekkende landarbeiders, die in
oude vrachtauto's en bussen van de ene plaats naar de andere trekken om bij de oogst te helpen.
Hoe leven deze mensen? Louis Cassels, verslaggever van United Press International, vertelt van
hun harde bestaan in onderstaande korte en bondige reportage.
de ploegbaas nog eens vijftien cent. Is het
een goed jaar en heeft hij een flinke ploeg,
dan verdient zo'n baas acht tot tienduizend
dollar per jaar, tien keer zo veel dus als
het afzonderlijke plukkersgezin.
De wijze van vervoer van de trekkers is
vaak ten hemel schreiend. Zij worden veel
al op de laadbak van een vrachtauto „ge
stouwd" zonder andere „zitplaatsen" als
aardappelzakken. De vrachtauto's zijn
oud en slecht. Zij krijgen dus nogal eens
panne. Dan moeten de trekkers soms --
uren wachten. Door zulk oponthoud raakt aantel ambtenaren, V de verveling, A de
intelligenties, cue met kop en schouders
boven hun collega-studenten uitsteken. Zij
gaan meestal zo op in hun werk dat ze
geen tijd hebben om zich met de hoogte
van hun salaris bezig te houden. Hun voor
naamste taak bestaat eruit het werk een
voudiger te maken, door de meest gecom
pliceerde machines te bedenken, die ech
ter zeer simpel in hun bediening zijn (zie
c!e mechanische administratie, reken
machines en dergelijke). Het gevolg hier
van is weer, dat men voor het werken
met deze machines met ongeschoolden kan
volstaan. Zo wordt het bedrijfsleven steeds
„dommer" en de overheid steeds „acade
mischer".
Anderzijds werkt de macht der traditie
nog sterk door. Ouders laten hun kinderen
nog steeds scholen bezoeken en zo goed
mogelijke diploma's halen. Zij scheppen
daarmee bij hun kinderen de behoefte en
de verwachting aan een groot salaris, dat
vanwege de eenvoudige werkzaamheden
en de concurrentie met de ongediplomeer-
den niet betaald kan worden. Conclusie:
de gediplomeerden krijgen betrekkingen
via de werkverschaffing, de ongeschoolden
die uiteraard ook hogerop willen be
zetten langzaam maar zeker de topfuncties
in het bedrijfsleven. De gediplomeerden en
met name de academici laten deze ontwik
keling natuurlijk niet ongestoord voort
gaan, want er gaat een voortdurende druk
op hun inkomen en op hun prestige van
uit, waardoor op den duur allerlei oplei
dingen in gevaar zouden komen. Daar zij
in groten getale in het overheidsapparaat
zitten, beschikken zij over een aantal
machtige wapens, die zij op vaardige wijze
gebruiken. Zij scheppen werk door voor
schriften voor het bedrijfsleven en voor de
overheid te maken, vergunningen voor be
roep en bedrijf en te eisen, belemmerende
maatregelen af te kondigen, controles en
keuringen in te voeren en examens en
diploma's voor te schrijven. Door nationa
lisatie, belastingcontrole, publiekrechtelijke
bedrijfsorganisatie enzovoorts proberen zij
een greep op de particuliere sector te krij
gen, met het doel de organisatie intern ge
compliceerd te maken, in de hoop dat de
moeilijkheden daar zo groot worden dat
de ongediplomeerden het ingewikkelde
mechanisme van maatregelen niet meer
zullen begrijpen en de afgestudeerden te
hulp zullen roepen. Een en ander laat zich
in een wiskundige formule uitdrukken:
\yaarin 0 is de onpraktische aanleg, n het
NEW YORK (UPI) Lonnie Lindsay
is veertig jaar. Hij heeft zes kinderen en
zijn vrouw verwacht het zevende. Hij
heeft een tien jaar oude auto en een pijn
lijke rug. Die rugpijn komt van het buk
ken bij de pluk van bonen en tomaten,
waarmee hij de kost verdient. Toen ik de
familie Lindsay bezocht, woonde deze in
een houten schuur, ter grootte van een ka
mer, in een kamp van rondreizende land
arbeiders aan de oostkust van de staat
Maryland, waar zij nog een paar weken
zouden blijven, voordat zij hun beddegoed
potten en pannen in de auto gingen laden
om een heel eind verder naar het noorden
te gaan, ergens in de staat New York.
Lonnie Lindsay junior, de oudste zoon,
is zes jaar. Hij brengt zijn dagen door op
het land, met bonen plukken. Als men
hem vraagt „waar woon je?" kijkt hij
verwonderd en haalt zijn schouders op.
Er zijn ongeveer een miljoen van deze no
maden in de Verenigde Staten, die jaar-in
jaar-uit „met de seizoenen" meetrekken,
van zuid naar noord en van noord naar
zuid. Zij „wonen" waar de oogst (voorna
melijk groenten en fruit) rijp is. 's Win
ters zijn zij in Florida, Texas of Arizona,
in het voorjaar trekken zij naar het noor
den, in drie grote stromen. De ene „trek"
gaat langs de westkust door de vrucht
bare valleien van Californië naar Oregeon
en Washington, de tweede gaat door het
midden-westen, de derde langs de oost
kust door Zuid en Noord Carolina naar de
Midden-Atlantische staten.
ER ZIJN NEGERS en Portoricanen bij.
Sommigen zijn blanke landarbeiders uit
het zuiden, verdreven door de mechanisa
tie van de landbouw. Een grote groep vor
men ook de Spaanssprekende Texas-Mexi-
canen, die woedend worden als men hun
scheldnaam „wetbacks" (zweetruggen)
gebruikt. Zij hebben één ding gemeen: zij
leven op de laagste levensstandaard, die
men in de Verenigde Staten kent. De Lind
says „wonen" thans in een groot kamp in
Maryland, dat druk bevolkt is in de tijd,
dat de groenten geplukt moeten worden:
de bonen, de tomaten, meloenen, komkom
mers, de aardappelen en de bessen. Want
het stuk van Maryland tussen de baaien
Delaware en Chesapeake is een rijk tuin
bouwgebied. De meesten in dit kamp had
den de winter in Florida doorgebracht. Ze
beleefden daar een slechte winter, want
een ongewoon strenge vorst vernielde in
januari een groot deel van de winteroogst
in die zuidelijke staat. Wekenlang hadden
de nomaden geen werk en geen geld. Over
heid en kerk n moesten noodvoorzienin
gen organiseren om duizenden voor de
hongerdood te behoeden. Gelukkig zijn dc
oogsten langs de oostkust deze zomer heel
goed. Er is volop werk voor de trekkers.
Vooral de bonenoogst is zeer omvangrijk.
Voor iedere mand snijbonen, die een
plukker inlevert krijgt hij een halve dol
lar. Een volwassen plukker met een rede
lijke ervaring haalt twaalf tot vijftien
manden per dag. Bonen plukken is zwaar
werk. De trekkers hebben er een systeem
voor: zij plukken de bonen eerst geknield,
totdat hun knieën pijn doen. Dan staan zij
op, en gaan bukkende verder totdat hun
rug pijn doet. Dan weer op de knieën, en
zovoort. Ieder werkt mee, behalve de al
lerkleinste kinderen en vrouwen die ten
minste acht maanden zwanger zijn. Ik
heb heel wat kinderen van een jaar of zes
en ook vrouwen van tenminste zeventig
aan de bonenpluk op Maryland gezien.
Baby's worden soms in de kampen ach
tergelaten onder het toezicht van een aan
staande moeder ol' een der oudere kinde
ren. Maar vaak ook worden zij ergens op
het land in een grote kartonnen doos neer
gelegd tot vader en moeder, broertjes en
zusjes klaar zijn.
HOEVEEL VERDIENEN de trekkers
gemiddeld? Alfred Fields geeft het ant
woord: „Wij zijn met zijn vijven. Mijn
vrouw en ik en de drie meisjes. Wij wer
ken allemaal en het vorig jaar hebben wij
achthonderd dollar gehaald." Maar dat
was een slecht jaar en onder iets betere
omstandigheden verdient zo'n trekkersge
zin duizend dollar.
De ploegbaas is een belangrijke figuur
in deze trekkerskringen. Hij bezit een
oude vrachtauto of een wrakke autobus,
waarmee hij de landarbeiders vervoert
meestal bij veertig of vijftig tegelijk
van de ene plaats naar de andere. De
ploegbaas zorgt ook voor werk. Er zijn en
kele arbeiders, die individueel met de boe
ren onderhandelen. Maar meestal is het
de ploegbaas, die de contracten afsluit,
met de reizigers der noordelijke boeren,
die hem 's winters in het zuiden komen
bezoeken.
Sommige ploegbazen traden vaderlijk
op tegenover „hun" arbeiders. Zij lenen
hun geld en halen een dokter als er iemand
ziek is. Er zijn er echter ook, die de men
sen exploiteren en schandelijke prijzen
vragen voor vervoer en andere „diensten".
Het is overigens geen gewoonte, dat de
ploegbaas transportkosten in rekening
brengt. Hij trekt zijn inkomsten van de
boeren, die hem een commissie betalen
over de produktie van zijn arbeiders.
Voor dezelfde mand bonen, waarvoor de
plukker vijftig dollarcent krijgt, ontvangt
het meegenomen voedsel op. Vaak heb
ben de mensen geen geld om bij te kopen.
Zij lijden honger op hun tochten, die soms
vier dagen en vier nachten duren. Er be
staan voorschriften op dit vervoer, maar
pas de allerlaatste tijd begint er in de ver
schillende staten wat meer controle op de
naleving te komen.
De woontoestanden zijn in het ene kamp
beter dan in het andere. De meeste zijn
ronduit slecht, sommige zijn onmenselijk.
Er komen nu langzamerhand wat verbe
teringen, vooral op het gebied van sani
tair, dat vaak bedroevend is. De organisa-
angst (nog nader te verklaren) en M het
aantal maatregelen, vergunningen, diplo
ma's enzovoorts. De angst omvat twee ver
schillende typen van vrees. In de eerste
plaats de reeds genoemde, dat men dooi
de ongediplomeerden zal worden verdron
gen. Duidelijk is nu dat naarmate M (het
anatal maatregelen) toeneemt, A kleiner
wordt. A wordt echter nooit kleiner dan
één en naarmate het deze orde van groot
te nadert, verandert het wezen van de
angst. Het aantal maatregelen is dan zo
sterk gestegen, dat de gediplomeerden zelf
in de wirwar van eisen verstrikt dreigen te
ties van boeren en tuinders die deze kam- j-+ang^ is.nu. datT df ongediplo-
pen voor hun tijdelijke arbeidskrachten in- lieeidGn dlt zullen inzien. In het bednjfs-
riehten en die hun eigen zorgen met de 'eJe" ™0,'a 15 ™en. er slnds Jaar en da§
prijzen hunner produkten hebben, beste
den echter veel te weinig geld aan de
kampementen. De enkelen, die het wel
doen. gaan profijt trekken van hun inves
teringen. Zij merken, dat zij langzamer
hand de beste werkkrachten en de netste
families krijgen.
op gespitst te begrijpen wanneer anderen
iets niet begrijpen en van deze situatie dan
gebruik te maken. Zouden de ongediplo
meerden inzien dat de voorschriftenmakers
er zelf ook niet meer uitkomen, dan zijn
de maatregelen natuurlijk niets meer dan
lege hulzen, waarmee de academici moei
lijk kunnen schieten. Maar zover is het
nog niet. Voorlopig heeft iedereen nog
handen vol werk en nemen welvaart en
vooruitgang hand over hand toe.
W. Langeveld
De slechte omstandigheden, waaronder
deze Amerikaanse nomaden leven, hebben
natuurlijk de aandacht getrokken. Over
heid en kerken gaan zich in toenemende
mate met hun lot bezighouden. De Natio
nal Council of Churches heeft een specia
le afdeling: de „migrant ministry" opge- omi»
richt. Deze houdt zich niet alleen bezig öl bellUS-manilSCripten VOOF
met de zielszorg (er zijn achtendertig pre- t
dikanten aan verbonden) maar ook met HlUZieKblbllOtllÊKen
zaken als kinderverzorging en onderwijs.
De Amerikaanse regering en de regerin- HELSINKI (UPI) De voornaamste
gen van twintig staten hebben de laatste manuscripten van Jan Sibelius zullen wor-
jaren ook maatregelen ingeleid tot verbe- den gefotografeerd en ter beschikking
tering van de levensstandaard en van de worden gesteld van alle muziekbiblio-
medische verzorging. Maar daarover theken in de wereld. Dit heeft Carleton
zijn alle deskundigen het eens er moet Smith van de „National art foundation" in
nog zeer veel gedaan worden om deze Helsinki verklaard. De manuscripten van
„meest misdeelde" groep van de Ameri_ de voornaamste werken van de Finse com-
kaanse bevolking, zoals de regering haar ponist, die onder meer zeven symfonieën
heeft genoemd, een wat beter leven te be- schreef, zijn in het bezit van mevrouw
zorgen. Aino Sibelius.