HB OSKAR KOKOSCHKA Waarom het bedrijfsleven steeds dommer -en de overheid academischer wordt- ILL Pt Nomaden in Amerika M 0 f (n3 VA) Parkinson in Nederland aan alle edities i^an Haarlems Dagblad/Oprechte Haarlemsche Courant imm. WÊmÈÊrnm Wfcm WmmB mmÊrnm ïïmê en IJmulder Courant m H i f 2 mÈÊÈÈÊËiim. m H Wm ,:V TOT 2 OKTOBER is in het Haagse Ge meentemuseum een tentoonstelling van werken van de thans 72-jarige schilder Oskar Kokoschka te zien. Deze expositie is een keuze uit een ter gelegenheid van Kokoschka's zeventigste verjaardag sa mengestelde eretentoonstelling, die te München en Wenen gehouden werd. We hebben redenen aan te nemen dat de ex positie in Den Haag niet minder belang rijk is. Alle facetten van Kokoschka's kunst uit zo vele jaren zijn ruim vertegen woordigd. Een grotere expositie zou ver moeien. Op de tentoonstelling in Wenen heeft de heer Schuurman, conservator van het gemeentemuseum, de keuze gedaan volgens de weg van eliminatie van hetgeen van mindere kwaliteit geacht kon worden. We kunnen het bestaan van het laatste vermoeden, omdat ook hier de kwaliteiten enigszins uiteenlopen. Kokoschka moet zelf ten zeerste hechten aan zijn latere werk, dat hier in één, de laatste, zaal sa mengebracht werd. Niet alleen onderge tekende bleek bij de voorbezichtiging voor de pers een andere voorkeur te hebben. Dit neemt echter niet weg dat verscheide ne collega's met mij het gevoel hadden in lange tijd niet zo'n levende enthousias merende en echte „schilderkunst" gezien te hebben. Welk een tegenstelling tot de enorme verveling die men voelt op de tentoonstel ling van die zogenaamde renaissance van de twintigste eeuw te Amsterdam, hoe ver staanbaar ook is Kokoschka's kunst, die wel tot het expressionisme gerekend wordt, maar gelijk iedere grote kunst uit dat vakje barst, nooit opzettelijk is maar echt één van een gedrevene. Mede ook het resultaat van bedrevenheid! KOKOSCHKA kan tekenen! Dat is direct al duidelijk aan een reeks tekenin gen uit 1907, die enige verwantschap tonen met die van Oostenrijkse schilders, wier vormgeving we wel in de „Jugendstil" passen. De catalogus tot deze tentoonstel ling brengt een indirecte invloed van Gustav Klimt ter sprake. Een aardige toe voeging aan deze tentoonstelling komt uit dezelfde tijd: waaiers die Kokoschka als medewerker van de Wiener Werkstatte vervaardigde. In hetzelfde jaar schilderde hij het portret „Vader Hirsch" en toen al deed Kokoschka's uitlatingsdrift hem iede re bekommernis om vorm en kleurgebruik volgens tradities of opvattingen van eigen tijd en omgeving op zij zetten. De uitdruk kingskracht werd direct al zo hoog moge lijk opgevoerd, tot op het griezelige af soms. Dat lag wel in het levensgevoel van die dagen, al werden bepaalde gevoelens eleganter voorgedragen. Kokoschka's he vigheid van leven laat echter geen ele gante manier van uitdrukken toe. Slechts het model zou elegantie met zich kunnen meebrengen en in enkele vrouwenportret ten komt iets van ietwat decadente charme in houding of gelaatsuitdrukking door. Kokoschka's hevige wijze van werken bezorgde hem van meet af al een zeer eigen schriftuur. Dat hij op een knap teke nen steunt, blijkt steeds weer uit details. Zijn reageren op de vele persoonlijkheden, die hij schildert, bepaalt veelal sterk het karakter van zijn werken. In latere perio den werden zijn modellen meer onderge schikt aan bedoelingen van meer puur schilderkunstige aard. De kleurstelling is dan bewuster geworden. In bredere vor men is die kleur dan neergezet. Als Ko koschka daar later weer enigszins van terugkomt en wij zijn beweeglijke schrif tuur terug vinden blijft het model toch weer ondergeschikt. In die periode van bezinning op de kleur kwam hij aan het landschap. De tentoon stelling bevat drie gezichten op de Elbe bij Dresden: door hun sterke en zo bewust gezochte kleur gaat er van deze doeken een werking uit als van andere tot het expressionisme te rekenen schilderijen. De later ontstane landschappen zijn echte en meer driftig neergeveegde „momentopna men" (om een uitdrukking van de heer Schuurman te gebruiken). Beslist impres sionistisch is een landschap bij Nogent sur Marne te noemen. Het behoort blijkbaar bij velen tot de goede toon deze werken achter te stellen bij Kokoschka's portret ten en figuurstukken in het algemeen. Een landschap met de pyramides van Gizeh hoorde ik zelfs een plaatje noemen. De cerebraliteit van sommige kunstbeschou wers blijkt hen uit te sluiten van de ge luksmomenten, die dergelijke werken ons schenken, omdat ze ons verplaatsen in de plezierige realiteit van het reizen. Om zo te genieten als Kokoschka het in vele plaatsen, waaronder Amsterdam, wist te doen, moet men een groot kunstenaar zijn. Ander werk, ook op reizen ontstaan, toont bovendien dat hij ook genoeg creatieve po tentie, over genoeg fantasie bleef beschik ken. Door steeds in de realiteit de aanlei ding tot zijn kunst te zoeken, worden ons steeds zijn gevoelens op verstaanbare wijze vertolkt. Kokoschka moet niets heb ben van abstracte kunst of kunst van tekens. Men overweegt in Den Haag hem zijn gedachten daarover te laten uitspre ken in een forum, waartoe ook lieden met andere opvattingen zouden worden uitge nodigd. OSKAR KOKOSCHKA werd in 1886 te Pöchlarn (aan de Donau) geboren. Zijn vader kwam uit Praag, zijn moeder was uit Stiermarken afkomstig. Hij studeerde te Wenen, heeft lang in Duitsland en Zwitserland gewerkt. Hij nam onder meer aan „Blaue Reiter"-exposities deel en werd in 1915 als oorlogsvrijwilliger zwaar ge wond. In 1916 was hij oorlogscorrespon dent. Kokoschka is namelijk ook een veel zijdig schrijver. Hij dichtte. Toneelstukken van hem werden onder meer door Max Reinhardt opgevoerd. Hindemith en Kre- nek zetten stukken van hem op muziek. Hij schreef verhandelingen over het vi suele bewustzijn. ,De schilder en zijn model" en portret van Herwarth Walen door Kokoschka. DE ENGELSE ECO NOOM C. Northcote Parkinson, sinds jaren redacteur van het be kende Londense week blad The Economist, doet hier te lande duch tig van zich spreken en dat niet zozeer om zijn serieuze wetenschappe lijke werken, maar om een spottend-critisch boekje, dat in enkele maanden tijds reeds vijf drukken beleefden. Het verscheen onder de op vallende titel (die wij hier in het Nederlands vertalen) „De Wet van Parkinson of Het streven van de vooruitgang". Dat het in Nederland, evenals in andere landen in korte tijd zoveel op gang maakte en zo veel plezier verwekte is niet toevallig. Parkin son verschijnt in dit werk als een enfant terrible in de sociale wetenschappen en schopt op lucide wijze tegen diverse gevoelige plekken aan. Sommigen worden daardoor pijn lijk getroffen, anderen hebben leedvermaak en kunnen niet nalaten te schaterlachen. Tot 1924 zat hij voornamelijk in Duits land, Oostenrijk en Zwitserland, lesgevend, illustrerend, grafiek uitgevend. Hij ver diepte zich in oude meesters, waaronder Rembrandt, hetgeen opmerkelijk is, omdat bij de grote moderne schilders daarvan meestal niet zozeer sprake is. Hij ont moette ettelijke belangrijke persoonlijk heden, portretteerde er velen van. In de jaren 19251933 werd nog meer gereisd. Hij heeft Frankrijk, Spanje, Engeland, Ne derland, Noord-Afrika, Ierland, Schotland, het Nabije Oosten en Italië bezocht en intens bekeken blijkens de hier geëxpo seerde landschappen. Naast het genoemde werk ontmoeten we hier beelden uit Flo rence, verschillende plekken van Parijs, Marseille's oude haven. Lyon, de Puerta del Sol van Madrid, gezichten op de Theems en berglandschappen. Van 1934 1938 was hij gevestigd te Praag, waarvan we ook schilderijen aantreffen. Hij schil derde daar in opdracht het portret van Masaryk. De opkomst van het fascisme drukte hem en dreef hem ook tot werk ten bate van het in 1937 wettige Spanje, vanwaar hij in 1938 naar Engeland vluchtte, waar hij tot 1952 bleef en actief deelnam aan het culturele en politieke léven. Zijn maat schappelijke denkwijze werd ook in zijn schilderen betrokken. In 1946 werd het vasteland van Europa, daarna Amerika bezocht. In 1953 is te Salzburg de Inter nationale Zomeracademie voor Beeldende Kunst opgericht en verscheidene jonge Nederlanders hebben daar les al van hem gehad. Hij is tenslotte naar Villeneuve aan het meer van Genève verhuisd. Werd onder Hitler zijn kunst „ontaard" ver klaard, Heuss, de president van de West- duitse Bondsrepubliek, verleende hem de orde „Pour le mérite". Dit zijn enige gegevens die ik overnam uit het toch al zo summier gestelde levens verhaal, dat in de catalogus voorkomt. Het ligt voor de hand dat deze man ons wel iets te vertellen heeft. Hoe hij als schilder dit doet, bekijke men op deze zo belang rijke tentoonstelling. Bob Buys HET EERSTE HOOFDSTUK is getiteld „De Wet van Parkinson, of de groeiende pyramide" en betreft een typisch ver schijnsel van de laatste tijd, de toeneming van het aantal ambtenaren. Hij haalt zijn voorbeelden uit de ministeries en die zeg gen genoeg. Tussen 1914 en 1928 daald6 het aantal slagschepen van de Engelse vloot van 62 tot 20, of met bijna 68 per cent, het aantal manschappen en officieren met 31.5 percent, het aantal ambtenaren bij de admiraliteit stéég in dezelfde periode van 2000 tot 3569 of met 78.5 percent. Een ander treffend voorbeeld komt uit het Britse ministerie aan Koloniën, waar de staf tussen 1935 en 1954 stelselmatig toe nam van 372 tot 1661 personen en dat in een periode, waarin het Engelse imperium even stelselmatig grote gebiedsdelen ver loor, omdat deze zelfstandig werden. Par kinson's wet geeft ons een goede verklaring voor dit eigenaardige fenomeen. Zij valt uiteen in twee gedeelten: a) een ambte naar wenst zijn ondergeschikten te ver meerderen en b) ambtenaren verschaffen elkaar werk. Om de eerste stelling te begrijpen moe ten we ons een ambtenaar voorstellen, die op een gegeven moment meent dat hij het te druk heeft. Er zijn nu drie mogelijk heden. Ten eerste: hij neemt zijn ontslag (dit doet hij niet wegens zijn pensioen rechten). Ten tweede: hij verdeelt zijn werk met een te benoemen collega (dit doet hij evenmin, daar deze collega een rivaal kan worden). Ten derde: hij vraagt om twee assistenten (één is om de sub 2 genoemde reden onmogelijk). Het is duide lijk dat het laatste gebeurt. Na verloop van tijd vragen deze beide assistenten eveneens om hulp en de geschiedenis her haalt zich. Om jaloezie te voorkomen krijgen zij er ieder twee assistenten bij. Het werk dat vroeger door één persoon gedaan werd, wordt nu door zeven mensen uitgevoerd. Onkundigen menen dat dit per soneel aanmerkelijk korter zou kunnen werken, of dat een aantal van deze ambte naren niets doet. Integendeel! Men heeft het drukker dan ooit, want het tweede deel van de wet wordt nu duidelijk: de ontstane arbeidsruimte wordt opgevuld met werk, dat men elkaar verschaft. De oude ambtenaar, waarmee alles begon, heeft het veel drukker, hij moet alle wrijvingen trachten weg te nemen en heeft grote zor gen het geheel zo goed mogelijk te laten werken. Zijn personeelsleden geven de 1 rr\ 1 I r J" '3®* c-t Lf stukken aan elkaar door, voorzien van op merkingen en rapporten, die gewijzigd worden of verwijderd. Tenslotte komt alles bij onze topman, die de zaak precies zo af doet als hij vroeger zonder al zijn assistenten ook gedaan zou hebben. WAS PARKINSON in Nederland ge weest, wij maken ons sterk dat hij aan zijn boek nog een hoofdstuk zou hebben toegevoegd onder de titel „Diplomavrees, of de wet van de toenemende maatrege len". Voor de laatste oorlog stond Neder land al bekend om het feit, dat voor alle beroepen diploma's vereist waren. Deze tendentie heeft zich ook na 1945 voort gezet. Zoals bekend is, moeten ook de in kopers van lompen en oude materialen beschikken over een diploma, waarvoor een examen moet worden afgelegd. Tege lijkertijd kan men echter een tegengesteld verschijnsel constateren, namelijk de af nemende behoefte van het bedrijfsleven aan gediplomeerden. Dit heeft verschillen de oorzaken: Ten eerste: ongediplomeer- den hébben niet zoveel pretenties, zij wer ken eventueel voor een lager salaris; ten tweede: zij krijgen dikwijls een bedrijfs opleiding voor een gespecialiseerde func tie, waaruit men moeilijker wegloopt. De opleiding zelf geeft een zekere binding aan het bedrijf, terwijl het gebrek aan een algemeen erkend diploma de sollicitatie kansen elders verzwakt. A fortiori geldt dit voor academici. Zij verrichten vaak werk, dat voor minder geld door mensen met middelbare opleiding kan worden ge daan. Daarbij komt dat zij dikwijls ge speend zijn van praktische kennis. Zij komen voor een groot deel terecht bij de overheid, bij het onderwijs, of in het we tenschappelijk werk. In de vrije beroepen eveneens, maar daar is de spoeling, door te groot aanbod, dun geworden. Men zie het beroep van arts en advocaat. Het be drijfsleven neemt nog wel enkele afge studeerden op, maar dit zijn de super- Er zijn in Amerika een miljoen mensen die een „nomaderT-bestaan leiden en die de meest mis deelde klasse in de Amerikaanse maatschappij vormen: rondtrekkende landarbeiders, die in oude vrachtauto's en bussen van de ene plaats naar de andere trekken om bij de oogst te helpen. Hoe leven deze mensen? Louis Cassels, verslaggever van United Press International, vertelt van hun harde bestaan in onderstaande korte en bondige reportage. de ploegbaas nog eens vijftien cent. Is het een goed jaar en heeft hij een flinke ploeg, dan verdient zo'n baas acht tot tienduizend dollar per jaar, tien keer zo veel dus als het afzonderlijke plukkersgezin. De wijze van vervoer van de trekkers is vaak ten hemel schreiend. Zij worden veel al op de laadbak van een vrachtauto „ge stouwd" zonder andere „zitplaatsen" als aardappelzakken. De vrachtauto's zijn oud en slecht. Zij krijgen dus nogal eens panne. Dan moeten de trekkers soms -- uren wachten. Door zulk oponthoud raakt aantel ambtenaren, V de verveling, A de intelligenties, cue met kop en schouders boven hun collega-studenten uitsteken. Zij gaan meestal zo op in hun werk dat ze geen tijd hebben om zich met de hoogte van hun salaris bezig te houden. Hun voor naamste taak bestaat eruit het werk een voudiger te maken, door de meest gecom pliceerde machines te bedenken, die ech ter zeer simpel in hun bediening zijn (zie c!e mechanische administratie, reken machines en dergelijke). Het gevolg hier van is weer, dat men voor het werken met deze machines met ongeschoolden kan volstaan. Zo wordt het bedrijfsleven steeds „dommer" en de overheid steeds „acade mischer". Anderzijds werkt de macht der traditie nog sterk door. Ouders laten hun kinderen nog steeds scholen bezoeken en zo goed mogelijke diploma's halen. Zij scheppen daarmee bij hun kinderen de behoefte en de verwachting aan een groot salaris, dat vanwege de eenvoudige werkzaamheden en de concurrentie met de ongediplomeer- den niet betaald kan worden. Conclusie: de gediplomeerden krijgen betrekkingen via de werkverschaffing, de ongeschoolden die uiteraard ook hogerop willen be zetten langzaam maar zeker de topfuncties in het bedrijfsleven. De gediplomeerden en met name de academici laten deze ontwik keling natuurlijk niet ongestoord voort gaan, want er gaat een voortdurende druk op hun inkomen en op hun prestige van uit, waardoor op den duur allerlei oplei dingen in gevaar zouden komen. Daar zij in groten getale in het overheidsapparaat zitten, beschikken zij over een aantal machtige wapens, die zij op vaardige wijze gebruiken. Zij scheppen werk door voor schriften voor het bedrijfsleven en voor de overheid te maken, vergunningen voor be roep en bedrijf en te eisen, belemmerende maatregelen af te kondigen, controles en keuringen in te voeren en examens en diploma's voor te schrijven. Door nationa lisatie, belastingcontrole, publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie enzovoorts proberen zij een greep op de particuliere sector te krij gen, met het doel de organisatie intern ge compliceerd te maken, in de hoop dat de moeilijkheden daar zo groot worden dat de ongediplomeerden het ingewikkelde mechanisme van maatregelen niet meer zullen begrijpen en de afgestudeerden te hulp zullen roepen. Een en ander laat zich in een wiskundige formule uitdrukken: \yaarin 0 is de onpraktische aanleg, n het NEW YORK (UPI) Lonnie Lindsay is veertig jaar. Hij heeft zes kinderen en zijn vrouw verwacht het zevende. Hij heeft een tien jaar oude auto en een pijn lijke rug. Die rugpijn komt van het buk ken bij de pluk van bonen en tomaten, waarmee hij de kost verdient. Toen ik de familie Lindsay bezocht, woonde deze in een houten schuur, ter grootte van een ka mer, in een kamp van rondreizende land arbeiders aan de oostkust van de staat Maryland, waar zij nog een paar weken zouden blijven, voordat zij hun beddegoed potten en pannen in de auto gingen laden om een heel eind verder naar het noorden te gaan, ergens in de staat New York. Lonnie Lindsay junior, de oudste zoon, is zes jaar. Hij brengt zijn dagen door op het land, met bonen plukken. Als men hem vraagt „waar woon je?" kijkt hij verwonderd en haalt zijn schouders op. Er zijn ongeveer een miljoen van deze no maden in de Verenigde Staten, die jaar-in jaar-uit „met de seizoenen" meetrekken, van zuid naar noord en van noord naar zuid. Zij „wonen" waar de oogst (voorna melijk groenten en fruit) rijp is. 's Win ters zijn zij in Florida, Texas of Arizona, in het voorjaar trekken zij naar het noor den, in drie grote stromen. De ene „trek" gaat langs de westkust door de vrucht bare valleien van Californië naar Oregeon en Washington, de tweede gaat door het midden-westen, de derde langs de oost kust door Zuid en Noord Carolina naar de Midden-Atlantische staten. ER ZIJN NEGERS en Portoricanen bij. Sommigen zijn blanke landarbeiders uit het zuiden, verdreven door de mechanisa tie van de landbouw. Een grote groep vor men ook de Spaanssprekende Texas-Mexi- canen, die woedend worden als men hun scheldnaam „wetbacks" (zweetruggen) gebruikt. Zij hebben één ding gemeen: zij leven op de laagste levensstandaard, die men in de Verenigde Staten kent. De Lind says „wonen" thans in een groot kamp in Maryland, dat druk bevolkt is in de tijd, dat de groenten geplukt moeten worden: de bonen, de tomaten, meloenen, komkom mers, de aardappelen en de bessen. Want het stuk van Maryland tussen de baaien Delaware en Chesapeake is een rijk tuin bouwgebied. De meesten in dit kamp had den de winter in Florida doorgebracht. Ze beleefden daar een slechte winter, want een ongewoon strenge vorst vernielde in januari een groot deel van de winteroogst in die zuidelijke staat. Wekenlang hadden de nomaden geen werk en geen geld. Over heid en kerk n moesten noodvoorzienin gen organiseren om duizenden voor de hongerdood te behoeden. Gelukkig zijn dc oogsten langs de oostkust deze zomer heel goed. Er is volop werk voor de trekkers. Vooral de bonenoogst is zeer omvangrijk. Voor iedere mand snijbonen, die een plukker inlevert krijgt hij een halve dol lar. Een volwassen plukker met een rede lijke ervaring haalt twaalf tot vijftien manden per dag. Bonen plukken is zwaar werk. De trekkers hebben er een systeem voor: zij plukken de bonen eerst geknield, totdat hun knieën pijn doen. Dan staan zij op, en gaan bukkende verder totdat hun rug pijn doet. Dan weer op de knieën, en zovoort. Ieder werkt mee, behalve de al lerkleinste kinderen en vrouwen die ten minste acht maanden zwanger zijn. Ik heb heel wat kinderen van een jaar of zes en ook vrouwen van tenminste zeventig aan de bonenpluk op Maryland gezien. Baby's worden soms in de kampen ach tergelaten onder het toezicht van een aan staande moeder ol' een der oudere kinde ren. Maar vaak ook worden zij ergens op het land in een grote kartonnen doos neer gelegd tot vader en moeder, broertjes en zusjes klaar zijn. HOEVEEL VERDIENEN de trekkers gemiddeld? Alfred Fields geeft het ant woord: „Wij zijn met zijn vijven. Mijn vrouw en ik en de drie meisjes. Wij wer ken allemaal en het vorig jaar hebben wij achthonderd dollar gehaald." Maar dat was een slecht jaar en onder iets betere omstandigheden verdient zo'n trekkersge zin duizend dollar. De ploegbaas is een belangrijke figuur in deze trekkerskringen. Hij bezit een oude vrachtauto of een wrakke autobus, waarmee hij de landarbeiders vervoert meestal bij veertig of vijftig tegelijk van de ene plaats naar de andere. De ploegbaas zorgt ook voor werk. Er zijn en kele arbeiders, die individueel met de boe ren onderhandelen. Maar meestal is het de ploegbaas, die de contracten afsluit, met de reizigers der noordelijke boeren, die hem 's winters in het zuiden komen bezoeken. Sommige ploegbazen traden vaderlijk op tegenover „hun" arbeiders. Zij lenen hun geld en halen een dokter als er iemand ziek is. Er zijn er echter ook, die de men sen exploiteren en schandelijke prijzen vragen voor vervoer en andere „diensten". Het is overigens geen gewoonte, dat de ploegbaas transportkosten in rekening brengt. Hij trekt zijn inkomsten van de boeren, die hem een commissie betalen over de produktie van zijn arbeiders. Voor dezelfde mand bonen, waarvoor de plukker vijftig dollarcent krijgt, ontvangt het meegenomen voedsel op. Vaak heb ben de mensen geen geld om bij te kopen. Zij lijden honger op hun tochten, die soms vier dagen en vier nachten duren. Er be staan voorschriften op dit vervoer, maar pas de allerlaatste tijd begint er in de ver schillende staten wat meer controle op de naleving te komen. De woontoestanden zijn in het ene kamp beter dan in het andere. De meeste zijn ronduit slecht, sommige zijn onmenselijk. Er komen nu langzamerhand wat verbe teringen, vooral op het gebied van sani tair, dat vaak bedroevend is. De organisa- angst (nog nader te verklaren) en M het aantal maatregelen, vergunningen, diplo ma's enzovoorts. De angst omvat twee ver schillende typen van vrees. In de eerste plaats de reeds genoemde, dat men dooi de ongediplomeerden zal worden verdron gen. Duidelijk is nu dat naarmate M (het anatal maatregelen) toeneemt, A kleiner wordt. A wordt echter nooit kleiner dan één en naarmate het deze orde van groot te nadert, verandert het wezen van de angst. Het aantal maatregelen is dan zo sterk gestegen, dat de gediplomeerden zelf in de wirwar van eisen verstrikt dreigen te ties van boeren en tuinders die deze kam- j-+ang^ is.nu. datT df ongediplo- pen voor hun tijdelijke arbeidskrachten in- lieeidGn dlt zullen inzien. In het bednjfs- riehten en die hun eigen zorgen met de 'eJe" ™0,'a 15 ™en. er slnds Jaar en da§ prijzen hunner produkten hebben, beste den echter veel te weinig geld aan de kampementen. De enkelen, die het wel doen. gaan profijt trekken van hun inves teringen. Zij merken, dat zij langzamer hand de beste werkkrachten en de netste families krijgen. op gespitst te begrijpen wanneer anderen iets niet begrijpen en van deze situatie dan gebruik te maken. Zouden de ongediplo meerden inzien dat de voorschriftenmakers er zelf ook niet meer uitkomen, dan zijn de maatregelen natuurlijk niets meer dan lege hulzen, waarmee de academici moei lijk kunnen schieten. Maar zover is het nog niet. Voorlopig heeft iedereen nog handen vol werk en nemen welvaart en vooruitgang hand over hand toe. W. Langeveld De slechte omstandigheden, waaronder deze Amerikaanse nomaden leven, hebben natuurlijk de aandacht getrokken. Over heid en kerken gaan zich in toenemende mate met hun lot bezighouden. De Natio nal Council of Churches heeft een specia le afdeling: de „migrant ministry" opge- omi» richt. Deze houdt zich niet alleen bezig öl bellUS-manilSCripten VOOF met de zielszorg (er zijn achtendertig pre- t dikanten aan verbonden) maar ook met HlUZieKblbllOtllÊKen zaken als kinderverzorging en onderwijs. De Amerikaanse regering en de regerin- HELSINKI (UPI) De voornaamste gen van twintig staten hebben de laatste manuscripten van Jan Sibelius zullen wor- jaren ook maatregelen ingeleid tot verbe- den gefotografeerd en ter beschikking tering van de levensstandaard en van de worden gesteld van alle muziekbiblio- medische verzorging. Maar daarover theken in de wereld. Dit heeft Carleton zijn alle deskundigen het eens er moet Smith van de „National art foundation" in nog zeer veel gedaan worden om deze Helsinki verklaard. De manuscripten van „meest misdeelde" groep van de Ameri_ de voornaamste werken van de Finse com- kaanse bevolking, zoals de regering haar ponist, die onder meer zeven symfonieën heeft genoemd, een wat beter leven te be- schreef, zijn in het bezit van mevrouw zorgen. Aino Sibelius.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1958 | | pagina 11