EEN WERK VAN
HOGE KWALITEIT
GEDENKWAARDIGE
GEBEURTENISSEN
Litteraire
Kanttekeningen
STOKROZEN
ZATERDAG 30 AUGUSTUS 1958
Erbij
Hoe reist men van
en naar Schiphol
Antiekbeurs in Delft
wordt druk bezocht
Dat. sluit in, dat Stroman geen verteller
en dat zijn boek geen traditionele roman
is. Hij verbeeldt zielstoestanden. En dat
is nog te „reëel" en zeker te „statisch" uit
gedrukt.
Beter kan men zeggen dat hij als kataly
sator fungeert van gevoelssferen, van het
wonderbaarlijke samenstel van onbe
paaldheden, dat het menselijke doen en
latenbepaalt in dit raadselachtige op
onthoud tussen het nog-niet en niet-meer
bestaan, dat wij leven plegen te noemen.
In dit geheimzinnige, veelal gehanteerde
proces gaan herinneringen de plaats inne
men van actualiteiten, terwijl actualitei
ten soms weer vooruitlopen op wat nog
geschieden moet een beklemmend spel
van synchronisatie met de achtereenvol
gens verlopende tijd, dat tot in de gering
ste details ook in die, welke schijnbaar
met het eigenlijke verhaal niets uitstaan
de hebben volgehouden en verantwoord
is.
Wie destijds Stromans beste jeugdwerk
„Bené Francois Aristide N.N." ver
schenen, meen ik, in 1934 las, zal zich
herinneren hoe suggestief deze auteur de
dood van zijn hoofdfiguur in diens leven
wist te betrekken: gezien van een zeker
standpunt was deze N.N. al overleden ter
wijl hij nog onder de levenden verkeerde
een „kruising" van leven en dood, die
karakteristiek is voor Stromans oeuvre.
Langs een geheel andere weg heeft Stro
man hetzelfde, de grondtoon van zijn le
vensgevoel omspelende thema in zijn
„Overspeligen" benaderd. Ook de schrij
ver-zakenman Murk Pater, deze gespleten
mens, sterft zijn dood, zonder daarmee
echter op te houden te leven. Hij sterft in
het boek dat Murk schrijft, sterft met de
doodlopende projectie van zijn verlangens
in de figuren, die zijn verbeelding heeft
opgeroepen. En hij leeft voort als succes-
Stokrozen zijn geen gewone rozen, ze
hebben er zelfs niets mee te maken en be
horen niet eens tot de familie van de
roosachtigen, doch tot die van de mal-
va-achtigen. Dat doet echter aan de
schoonheid weinig af; de lange bloem
stengels kunnen vol mooie bloemen zitten
die in vorm en kleur aan rozen doen den
ken. Er zijn soorten met enkele en met ge
vulde bloemen; ze zijn allemaal satijn
achtig glanzend en zullen in elke niet te
kleine tuin voldoen. U moet hen als twee
jarige planten beschouwen; ze moeten de
ene zomer gezaaid worden en kunnen dan
de volgende bloeien. Nu is het te laat om
te zaaien, maar de bloemist heeft stevige
planten in voorraad en die kunnen begin
volgende maand op de voor hen bestemde
plaats gepoot, worden. Zet ze maa. op de
achtergrond in de border; daar zullen ze
vol zakenman, als overbodige vader van
twee in hun jeugdmodernisme van hem
vervreemde kinderen, als nutteloos echt
genoot in een innerlijk ontbonden huwe
lijk.
„Het „verhaal" voltrekt zich dus op
tweeërlei plan en in twee verschillende
tijdsorden: de reëlp kalendertijd en de ir
reële gevoelstijd. Maar tussen beide plans
en beide tijden, tussen de denkbeeldige
gebeurtenissen (van Murks bij stukken en
brokken geschreven „novelle") en de da
gelijkse voorvallen uit zijn feitelijke le
vensloop, brengt Stroman niet alleen zin
rijke verbindingen tot stand, hij weet bei
de sferen dusdanig met elkaar te vermen
gen, dat hoewel ze elkaar slechts hier
en daar rakelings naderen ze het onthut
sende effect teweegbrengen van één sfeer
met twee aspecten, één verhaal met twee
perspectieven, één leven in twee werel
den van een dubbelverhaal, een dubbel
zinnig verhaal dus, waarvan de éne zijde
de getransformeerde weerspiegeling is
van de andere.
Murk Pater schrijft in de weinige ogen
blikken die hem vergund zijn en die tel
kens door de dagen van zakelijke en echte
lijke beslommeringen worden doorbroken
de geschiedenis van „Paula", samen
gevat in enkele, beslissende, uren van
haar leven. Schijnbaar is deze fictie ge
weven om een willekeurige vrouwsper
soon, die een tramrit-lang tegenover hem
zat en op een onnaspeurlijke wijze de la
tente creatiespanning tot ontlading bracht.
Maar deze onbekende Paula ontpopt zich
onder het schrijven als het zinnebeeld van
Murks gemiste gelukskans, als datgene
wat had kunnen zijn, als Murks echtgeno
te Margot zich tot een „Paula" ontwik
keld had. In zekere zin is Paula zijn ver
ijdelde en verijlde droom, zijn gestorven
jeugdverlangen. dat hij, als Orpheus zijn
geliefde Euridice, uit de onderwereld van
zijn herinneringen tracht terug te voeren
tot het leven, vergeefs. Murk volgt in
zijn schrijversverbeelding de weergevon
den Paula op haar weg van de specialist,
die haar de onherroepelijke dood van haar
echtgenoot Evert heeft aangekondigd, naar
haar huis. Hij begeleidt haar op haar ge
heime gedachtengangen in het doolhof
van gevoelens, die zich van een verleden
jeugd naar het ogenblik van haar noodlot
tige thuiskomst spinnen, dat wil zeggen:
naar de dood van haar maii Evert, die zij
niet meer levend zal aantreffen. Paula
komt voor Evert te laat, zoals de jeugd
herinnering voor Murk te laat komt, om
een illusie te kunnen redden. In Evert
vindt Murk op het imaginaire plan van
het boek een troosteloos, eenzaam ein
de, en als hij ten slotte ook Paula uit het
oog verliest, als de „novelle" voltooid is,
wordt daarmee Murks vonnis tot een
voortbestaan in een ontdaan en zielloos le
ven voltrokken (een parallellisme, met be
hulp waarvan Stroman een „derde plan"
aan zijn boek toevoegt:.dat van het kun
stenaarschap als creatieve vlucht voor de
dood). Murk heeft zich Paula en Evert,
„Paul et Virginie" een idylle dus
herinnerd en hen verbeeld. Daarin bestaat
zijn overspel. Hij is als kunstenaar een
aantal schri.jfuren-lang ontkomen aan zijn
huwelijks- en zakenleven, is als slaapwan
delaar door zijn „actuele" leven gegaan,
heeft, zijn vergeefse droom radicaal ten
einde gedroomd en gedood, door haar in
zijn creatie tot leven te (her)wekken. Het
leven, dit tijdelijk oponthoud tussen ge
boorte en sterfte, gaat voort, macaber
omspeeld door de dood.
Stromans oneigenlijke, met toegewijde
ernst geschreven en „veelvlakkige" roman
is een tragisch boek het boek van de
levenstragedie, zoals deze zich toespitst
in de dubbelmens, die de moderne kun
stenaar qua talis is. De finesse ervan ligt
verborgen in de finesses, in de ogenschijn
lijke bijkomstigheden, die in het conflict
tussen de beide plans, in de wrijving tus
sen de beide tijdsorden, tot hoofdzaak en
hartszaak worden. Wie tot dit conflict in
de sferische omhulling van de woorden
weet door te dringen, zal velerlei onthul
ling ervaren en de enkele passages, de wei
nige verliteratuurde volzinnen, waarop
Stromans creatief vermogen blijkbaar
geen vat had, aanvaarden als de onver
mijdelijke keerzijde van zijn onmiskenba
re kwaliteiten.
C. J. E. Dinaux
Zaterdag 4 september 1948, twaalf uur
Doodse stilte onder de duizenden op de Dam. De balkondeuren tan het
paleis gaan open. De Koningin treedt naar voren, vergezeld door haar
dochter en de Prins.
Prinses Wilhelmina spreekt:
„Ik stel er prijs op u zelf mede te delen, dat ik juist mijn troonsafstand
heb getekend ten behoeve van mijn dochter, Koningin Juliana.
Ik dank u voor al hei vertrouwen, dat. ge mij vijftig jaar lang hebt
gegeven. Ik dank u voor de toegenegenheid, en de warmte, waarmede gij
mij steeds hebt. omringd. Met. vertrouwen zie ik uw toekomst tegemoet
onder de zorgende leiding van mijn innig geliefd kind. God zij met. u en
de Koningin. Ik acht mij gelukkig met. u allen te kunnen uitroepen:
Leve de Koningin!"
Hand. in hand. staan dan Koningin en Prinses, luisterend naar het
spontaan aangeheven Wilhelmus.
Dit is nu bijna tien jaar geleden. Het tweede lustrum van de aanvaarding der
regering door Koningin Juliana is voltooid. Op het verzoek der Koningin zal
het met geen plechtige herdenking worden gevierd. Maar de foto, die wij van
het gebeuren op de 4de september 1948 publiceren brengt het ons in herinnering
zoals ook de herdenking van de inhuldiging van Koningin Wilhelmina in 1898
luisterrijke dagen voor de geest brengt, waard om er hier nog even bij stil te staan.
ZESTIG JAAR GELEDEN, op 31 augustus 1898. aanvaardde een 18-jarige
koningin de regering over Nederland en zijn koloniën en een week later, op
de 6de september van dat jaar, werd zij in de Nieuwe Kerk te Amsterdam
beëdigd en ingehuldigd. Dat was een festijn dat geen enkele Nederlander
onberoerd liet en waarover nu nog degenen, die de leeftijd der sterken en der
zeer sterken hebben bereikt, urenlang kunnen vertellen. Iemand, die er niet
bij geweest is, de bibliothecaris van het Instituut voor Perswetenschap aan
de Amsterdamse universiteit, D. H. Couvee, heeft uit de omvangrijke hoeveel
heid documentatiemateriaal waarover hij kon beschikken, een kostelijk boekte
samengesteld, dat onder de titel „Leve de Willemien" een uitvoerig overzicht
geeft van de inhuldigingsfeesten en van alles wat daarmee verband hield en
dat tevens een karakterisering levert van allerlei aspecten van het maat
schappelijke, politieke en culturele leven van die tijd.
Over heel veel aangelegenheden, die toen voor grote groepen der bevolking
levenskwesties waren, heeft de auteur bijzonderheden verzameld, waarvan
men nu, na zestig jaren, met een glimlach kennis neemt. Zo werd reeds in
1895 het plan geopperd om ter gelegenheid van de inhuldiging een grote natio
nale tentoonstelling te houden aan de overzijde van het IJ. Daarvoor zou een
verbindingsweg gemaakt moeten worden „geheel van yzer en rustende op
schroefpalen, die tot in den vasten bodem van het IJ reiken". Voor de scheep
vaart achtte men toen een basculebrug in deze „yzeren weg" voldoende. De
bekende socialist Frank van der Goes wilde een nieuw paleis laten bouwen,
want „eenmaal zal het Raadhuis van 1648, de zetel der aristocraten, het Volks
huis worden. Voor eene eeuwigheid gesticht, is zijne periode als paleis een
onbeduidende interruptie in zijn geschiedenis".
Er kwamen overal in het land commissies tot stand, die de feesten zouden
gaan voorbereiden. Blijkbaar verliep dit niet altijd zonder wrijving, getuige
een advertentie in de Nieuwe Bredasche Courant, waarin een „Feestcommissie
op non-activiteit te Waalwijk" werd aangeboden. In Rotterdam schreef de
brandweer van Feijenoord, niet aan de optocht te kunnen meedoen. „Het zou
ons grootste pleizier geweest zijn onze vereeniging te vertegenwoordigen met
het Banier, maar is geen denken aan. want voor elk persoon 10 Gulden voor
een Costuum, dat kunnen wij volstrekt niet doen. want wij zijn maar minne
werkmenschen".
In Amsterdam was de „Hoofdcommissie" aanvankelijk beducht voor onvol
doende financiële middelen, maar toen de feesten voorbij waren, bleek men
een overschot te hebben van ruim 47.000. Het. werd geschonken aan de
Rembrandt Vereeniging, wier tentoonstelling tijdens de feesten een over
weldigend succes was geweest. Alleen aan entrees werd ruim 80.000
ontvangen!
KOSTELIJK zijn de in het boekje opgenomen originele advertenties van
allerlei zaken, die hun artikelen op de wonderlijkste manieren met de „kro
ning' 'in verband probeerden te brengen. Zo was er een firma, die Kroondassen.
Kroonblouses en Kroonparasols aanbood „zijnde deze onmisbaar voor de
feesten". „Onze Kroonartikelen zijn allen chique, zijn niets opzichtig en kan
men gerust laten komen; niet goed terug te zenden". Een „feestmagazijn" in
Den Haag bood „voor den spotprijs van 30 ct" de „echte Russische echt ge-
emailleerde Kroningsbekers" aan, „versierd met het prachtige en nieuwste
portret der Koningin". Deze bekers werden ten tijde van de Czaarfeesten in
Rusland verkocht voor een Roebel".
Die „Czaarfeesten" en vooral het jubleum van Koningin Victoria van Enge
land hadden tienduizenden vreemdelingen naar Petersburg en Londen ge
trokken. In Amsterdam nam men aan, dat de buitenlanders ook wel naar
Nederland zouden komen, zodat propaganda in het buitenland overbodig werd
geacht. Wel verzocht de „Vereeniging tot Bevordering van het. Vreemdelingen-
Verkeer" een opgave van appartementen, die men zou willen huren als ver
huren. „zoowel voor logies alsook voor het zien van den In- en Optocht".
Achteraf bleek, dat er slechts heel weinig vreemdelingen naar de hoofdstad
waren gekomen. De hotels hadden nog kamers over en van de kaarten voor
de officiële tribunes bleef een kwart onverkocht. In het eindverslag van het
comité werden als vermoedelijke oorzaken genoemd: de kort tevoren gehouden
feesten in Engeland, een staking der limmerlieden. welke de vrees deed ont
staan dat de feesten in Amsterdam in de war zouden lopen, geruchten over
exhorbitante prijzen en over een typhusepidemle, waarvan echter geen
sprake was.
ER WAS nogal wat verzet tegen de feesten bil een groep onderwijzers, die
van mening waren, dat „de openbare school, die zich neutraal heeft te houden,
niet mocht worden ingeschakeld". De Bond van Nederlandsche Onderwijzers
wekte zijn leden op, „geen uittartende houding aan te nemen". Als de ge
meentebesturen meenden, de onderwijzers tot medewerking of deelneming te
kunnen dwingen, „zou de Bond de krach) van Vereeniging toonen". Deze zaak
liep nogal hoog en in de Eerste Kamer werd de regering gevraagd, wat zij van
de „anti-monarchale" onderwijzers dacht. Het antwoord was. dat de regering
geen aanleiding zag om „demonstratiën te vreezen" en dat de overheid „niet
noodig heeft pressie op de onderwijzers te oefenen
Een andere groep, die een grote activiteit, ontplooide, was die der geheel
onthouders. Op 28 augustus werd in de Parkschouwburg te Amsterdam een
„meeting" gehouden, waar onder anderen Domela Nieuwenhuis het woord
voerde. Hij meende, dat drankgebruik en nationale feesten niet te scheiden zijn.
„Als men de jenever wegsmeet voor het feest, dan zou het heele feest ineen
zakken". Maar hij riep de arbeiders toe: ..Drink nooit een borrel, want met
eiken borrel geeft gij de regeering geld. waarmee zij kogels kan koopen om
de arbeiders zelf zt^o nodig voor den kop te schieten".
IN HET BOEKJE zijn ook opgenomen enige „feestliederen", waarin gelegen
heidsdichters in gezwollen taal hun vreugde over het feest probeerden te
berijmen. Zelfs aan de tekst van het Wilhelmus werd geknoeid! Vele kranten
kwamen met speciale edities uit, waarin, meestal eveneens in dichtvorm hulde
werd gebracht aan de jonge koningin. In Haarlem verscheen op 1 september
1898 zo'n speciale uitgave van „De Spaarne-Bode", met op de voorpagina een
heilwens van Haarlems Stedemaagd aan de jonge vorstin van J. J. van Maas.
Ook de achterpagina van dit blaadje is in het boekje gereproduceerd; men
vindt er advertenties op van nu nog bestaande bekende Haarlemse firma's.
Tal van andere foto's, waarvan een aantal onder meer door het Koninklijk
Huisarchief beschikbaar werd gesteld, illustreren dit bijna 300 bladzijden
tellende relaas van de historische gebeurtenissen in 1898, dat werd uitgegeven
in de Ooievaar-reeks van de uitgeverij Bert Bakker-Daamen n.v„ Den Haag,
die op de achteromslag laat zien, hoe zij zestig Jaar geleden haar „zeldzaam
schoone, afwaschbare bloemkaarten" adverteerde.
het best groeien. Ze voldoen ook uitste
kend bij een regenton of bij een regenput;
vooral als ze met de lange bloemstengels
op de achtergrond gepoot worden. Stok
rozen kweekt men tegenwoordig ook al
eenjarig. Dan dient men ze volgend voor
jaar in een broeibakje te zaaien. Als de
planten begin mei op een beschutte
plaats worden gepoot, zal men nog de
zelfde zomer volop bloemen hebben.
G. Kromdijk
TIENTALLEN JAREN hadden de Portugezen een ver
woede strijd moeten voeren tegen de Moren, als hoe
danig zij de mohammedanen bestempelden. Zij hadden
de Moren verdreven van de oevers van de Taag en hen
tot in Marokko achtervolgd. Tijdens die strijd tegen de
Moren was in Portugal een groep ontstaan van mannen,
die bij uitstek geschikt waren om Portugals macht en
invloed in verre landen te vestigen. Gehard in de strijd,
blakend van geloofsijver, blakend van haat tegen de
Islam, overtuigd van eigen goed recht en superioriteit,
vormden zij mensenmateriaal, waarmede onder doel
treffende leiding grootse dingen verricht konden wor
den. Welnu, de Portugezen verrichten grootse dingen!
Dit leert ons Portugals koloniale geschiedenis. Stellig
kan men de ontdekkingsreizen en handelstochten der
Portugezen ook beschrijven als „kruistochten". De wa
penspreuk „Tegen de Moren, voor Portugals grootheid"
zou zeer wel gepast hebben bij menige Portugese ver
overaar uit de zestiende eeuw. Haat tegen tie moham
medanen en christelijke geloofsijver lagen mede ten
grondslag aan Portugals successen overzee. De gehate
Moren hadden de oosterse handel in handen. Om hun
die handel te ontnemen, waagden de Portugese edelen,
soldaten, zeelui en handelaren gaarne hun leven. Dat
de geestelijkheid de Portugese activiteit in Azië steunde,
behoeft na het voorgaande wel geen betoog.
De geloofsijver verhinderde echter niet, dat de Por
tugezen lang niet altijd in den vreemde een stichtelijk
leven leidden. Wie er, bij voorbeeld, het relaas van Jan
Huygen van Linschoten op naslaat, zal spoedig tot het
inzicht komen, dat menige Portugees door het voorbeeld
van zijn levenswandel weinig bekeerlingen zal hebben
gemaakt. Luisterrijke feesten, die soms veel weg had
den van bacchanalen, werden gevierd. „Gij hebt als
christen overwonnen, doch als heiden getriomfeerd" zei
een Portugese prinses eens tegen een vooraanstaand
man, die haar het een en ander vertelde over het op
treden der Portugezen buiten Europa.
GOA, MALAKKA, ORMOESD. MACAO en andere
plaatsen werden bezet, maar territoriaal bezit van enige
omvang streefden de Portugezen niet of zelden na. Een
ogenblik leek het. dat. Lissabon in het begin der zestien
de eeuw, toen de hertog van Albuquerque landvoogd in
Indië was, een waarlijk imperiale politiek inluidde, maar
onder diens opvolgers verkreeg de maritiem-commer-
ciële richting weer de boventoon. Het doel der Portu
gezen was niel de verovering van Indië, maar het mo
nopolie van de Indische handel. De peper van de Mala-
harkust, de kancel van Ceylon. de kruidnagelen en mus
kaatnoten der Molukken bepaalden Portugals expansie.
De vermaarde Portugese koloniën in de zestiende eeuw
bestonden, kort gezegd, uit een reeks handelsstations en
ravitailleringspunten, verdedigd door een aantal forten
en oorlogsschepen. Scherp on hard waakten de Portu
gezen over hun monopolie. Waar concurrenten zich ver
toonden, kwam het tot strijd en zelden werd kwartier
gegeven. Zó meedogenloos traden zij soms op, dat de
Moren eens door tussenkomst van de sultan van Egypte
bij de Paus protesteeerden tegen het optreden der Por
tugezen in Azië en Oost-Afrika, echter zonder succes.
PORTUGAL ONDERSCHEIDDE ZICH zowel van
Foenicië en Carthago als van de Italiaanse steden, door
dat. het geen industrie tot ontwikkeling bracht. Hierin
schuilt een der norzaken van Portugals vrij snelle on
dergang als „moederland". Bovendien werkte de grote
weelde, die de oosterse handel in Portugal bracht, ver
slappend. Bij dit alles kwamen de ondergang van Portu
gal als onafhankelijke staat in 1580, een aantal koloniale
schandalen, tegenwerking van door het optreden der
Portugezen verbitterde inheemse bevolkingsgroepen en.
vooral, het. optreden van stoere concurrenten in de Azia
tische landen. Naarmate de Nederlanders en later ook de
Engelsen zich meer en meer in de oosterse landen be
gonnen te vertonen, ging het bergafwaarts met Portu
gals macht, aldaar. De voornaamste oorzaak van Portu
gals koloniale achteruitgang was echter gelegen in de
zwakte van het moederland. Deze zwakte beheerst het
beeld van Portugals koloniale en overzeese geschiede-
.nis Hij manifesteeerde zich het eerst, toen sterke rivalen
uit Noordwest-Europa naar Azië trokken. Hij manifes
teerde zich opnieuw, toen Brazilië zich losmaakte van
Portugal in de vorige eeuw. Hij trad ten derden en ten
vierden male aan de dag, toen kort vóór het uitbreken
van de eerste en de tweede wereldoorlog de grote mo
gendheden verdelingstractaten gereed hadden liggen be
treffende de Portugese bezittingen in Afrika.
Brazilië, eigenlijk toevallig door Cabral ontdekt, is
Portugals waarlijk grootse en blijvende koloniale pres
tatie. Daar, in het Zuidamerikaanse land hebben dp Por
tugezen getoond, waartoe zij in staat zijn. Brazilië is
thans een onafhankelijk land, maar het heeft nog steeds
een Portugees stempel.
Wordt volgende week vervolgd
Gedurende drie dagen hebben werkstu
denten ten behoeve van de directie van de
luchthaven Schiphol een uitgebreide en
quête gehouden teneinde gegevens te ver
zamelen over het vervoer van de bezoe
kers aan het hoofdstedelijk vliegveld, dat
het vorig jaar meer dan een miljoen per
sonen heeft getrokken, onder wie zeer ve
le buitenlanders.
Uit de aard der zaak zijn gegevens over
het vervoer naar en van Schiphol van de
genen, die er hun dagelijkse arbeid ver
richten, bekend, evenals van de passa
giers, die Amsterdam per vliegtuig verla
ten of op de luchthaven arriveren. Maar
belangwekkende .gegevens over de dagjes
mensen, de wegbrengers, de schoolkinde
ren, de leden van clubs of andere organi
saties en de afhalers van luchtreizigers
ontbreken. Ook de Nederlandse Spoorwe
gen hebben belangstelling voor deze en
quête in verband met een mogelijke trein
verbinding, die in de toekomst wellicht via
Schiphol zal leiden. De vragen hadden voor
een belangrijk deel betrekking op ver
voersproblemen. Aan de bezoekers werd
gevraagd hoe en waarom zij naar Schip
hol waren gekomen.
De werkstudenten hebben elke dag vier
percent van de bezoekers ondervraagd.
Elk gesprek duurde drie tot vier minuten.
Op deze wijze werden vele honderden vra
genlijsten ingevuld. De conclusies, uit de
ze enquête zullen in een rapport worden
vastgelegd en te zijner tijd gepubliceerd.
Het bezoek aan Schiphol is ook dit jaar
weer bijzonder groot. Waarschijnlijk zal
ongeveer half september het miljoen be
zoekers zijn bereikt.
De Oude Kunst- en Antiekbeurs in
stedelijk museum „Het Prinsenhof"
Delft, welke donderdag een week is
opend, heeft tot nog toe reeds achtduizend
bezoekers getrokken.
het
in
ge-
MISSCHIEN moet men het vroegere
werk van Ben Strom/in - te beginnen met
zijn in 1332 verschenen kaleidoscopische
„Stad" en te eindigen met de van 1950 da
terende historisrh-actualistische roman
Het huis Carbentus- onderkend hebben
als een zeer persoonlijke vorm van surrea
lisme, om. bedacht te zijn op de wijze
waarop men zijn jongste roman „Over-
speligen" (N.V. Em. Querido) moet be
naderen, wil men althans de weg vinden
tot de kern ervanStromans werk eist de
volle aandacht op, vergt van de lezer de
zelfde nauwgezette toewijding, dezelfde
bedachtzame luciditeit als waarmee het
geschreven isHet dwingt tot een haarfijne
bepaling van de plaats, van waaraf de
schrijver zijn personages en hun lotgeval
len, hun verhouding ten opzichte van ge
mis en geluk, van leven en dood, heeft
waargenomen. Die plaatskeuze is, zou men
kunnen zeggenhet werk-zelf, de essentie
ervan: de onwerkelijkheid, in het reële, het
reële in 't onwerkelijke. Tussen hetgeen „ge
beurt" en de schijn heeft van te gebeuren,
tussen wat in menselijke daden en woorden
aan den dag treedt en hetgeen innerlijk
wordt ervaren, kan in Stromans levens
gevoel 'geen scheidingslijn worden getrok
ken. En daar hij zich als schrijver juist óp
die scheidingslijn bevindt (of, juister: be
weegt), is zijn „visie" op de mensen en ge
beurtenissen, die hij in het leven roept,
een steeds wisselende: ze verspringt, tus-
sen de regels en de woorden in, haast on
gemerkt van de innerlijke werkelijkheid
naar de uiterlijke, en omgekeerd..
DE MOTIEVEN, die ten grondslag lagen aan Portu-
gals kolonisatorische activiteit, verschilden in wezen niet
van die, welke, in vroeger tijden voor andere volken had
den gegolden. Er was echter een, tot dusver niet door ons
genoemde, factor, die ook veel gewicht in de schaal leg
de. Hij was godsdienstig bepaald. Tegen het einde der
vijftiende eeuw waren de godsdienstige overtuiging en
haat tegen het mohammedanisme, in Portugal levendig.
Hoe kwam dit en wat waren de gevolgen?
NAIJVER OP DE ITALIAANSE koopsteden was
wij zagen het reeds een der factoren, die Portugal
bracht tot een „koloniale loopbaan". Lissabon wgrd, als
erfgenaam van Venetië en Genua, de stapelplaats voor
de handel in specerijen, oosterse stoffen en andere Azia
tische waren. De Portugese koning ging zich noemen
„Heer van de Indische en Ethiopische handel". Ook in
ander opzicht trad Portugal in het voetspoor der Italia
nen, te weten, wat betreft de methode der kolonisatie.
Zomin als de Italianen stichtten de Portugezen een kolo
niaal rijk. Hun koloniën waren in de eerste plaats han
delsposten. wier voornaamste taak was Portugal in staat
te. stellen, handel te drijven. Anders gezegd: Ook Portu
gal koloniseerde punstgewijs.