„Ciecaad aan den 3Laut" met ondecyaag bedceigd
De eeuwenoude Spanjaardslaan zou plaats moeten maken voor een kale snelverkeersweg
apanse prenten
In Australië spreekt men vele talen
Erbij
VAN ROEMRUCHT 1
SLACVELD TOT I
IDYLLISCHE
WANDELDREEF I
Onze wegen met
bomen verdwijnen
in snel tempo
ZATERDAG 30 AUGUSTUS 1958
PAGINA V IJ F
DE STATIGE LINDEN aan de Spanjaardslaan, zo zeggen
de deskundigen, hebben bun tijd gehad. De bomen staan er
nu al zon driehonderd jaar en hun machtige kruinen hebben
ontelbare stormen doorstaan. Maar nu zijn ze dan toch
stilaan aan het vermolmen. Enkele exemplaren zijn zelfs al
volkomen uitgehold. Zuiver boskundig gezien hadden zij
reeds gekapt moeten worden, maar omdat de Spanjaards
laan nu eenmaal een streepje voor heeft probeert de dienst
van Hout en Plantsoenen hen zo lang mogelijk te behouden.
De holle bomen worden, net als slechte kiezen, geplombeerd:
met stenen en cement. Desondanks zijn er in de afgelopen
jaren diverse voor de bijl gegaan, omdat men niet het risico
kan lopen, dat een onschuldige voorbijganger op een kwaad
ogenblik zon vier ton neerstortend lindehout op zijn hoofd
krijgt. De meeste bomen echter kunnen, naar de experts
herhaaldelijk verzekerd hebben, wellicht nog een jaar of
twintig mee.
Dat betekende, dat althans de huidige generatie Haarlem
mers nog ongestoord zou kunnen stoeien, wandelen en vrijen
onder het hoge bladerdak van deze woudreuzen, zoals ook
onze voorouders dat gedaan hebben. Inmiddels zou men de
openvallende plaatsen kunnen vullen met nieuwe aanplant
desnoods van snelgroeiende populieren die dan latei-
eventueel weer vervangen kunnen worden door lindebomen,
zodat er uiteindelijk weinig of niets aan het vertrouwde
beeld van de statige laan zou hoeven te veranderen.
NU DREIGT er evenwel een planolo
gische kink in de kabel te komen, die dit
alles op losse schroeven stelt. In het ont
werp-streekplan voor Zuid-Kennem.erland
wordt namelijk de aanleg bepleit van een
nieuwe snelverkeersweg „langs de noord
rand van het HFC-terrein", die de aan
sluiting zou moeten vorm.en op het ge
deelte van de Westelijke Randweg dat
even ten zuiden van het Huis m.et, de Beel
den op de Wagenweg uitmondt. De plaats
aanduiding „noordrand HFC-terrein" kan
niet misverstaan worden. Blijkbaar wil
men de hele Spanfaardslaan radicaal op
ruimen terwille van het snelverkeer. Als
dit doorgaat maar het laatste woord, is
daarover gelukkig nog niet gesproken!
aan zal de mooiste laan van de Haarlem
merhout misschien al op zeer korte tijd
veranderen in een kale, zielloze beton-
vlakte, vanwaar het m.otorische verkeer
zijn lawaai en zijn benzinedampen ver
over de aangrenzende boslanen en stille
paden zal uitstrooien. Mét de wandelaars
zullen dan stellig ook de duizenden zang
vogels, die thans in dit gedeelte van de
Hout nestelen, naar rustiger oorden weg-
IEDEREEN is wel overtuigd van de grote
schoonheid van Japanse schilderijen en
prentkunst, al was het maar op gezag.
Want niet een ieder zal een echt levend
contact, met deze kunst hebben door de
grote afstand tussen deze cultuuruitingen
uit het Verre Oosten en de onze. Het is
dan ook één van de grote verdiensten van
de expositie „Japanse penseeltekeningen"
die tot 12 oktober in het Rijksmuseum
voor Volkenkunde te Leiden gehouden
wordt dat voor anderen dan kenners
van de Japanse kunst een toenadering be
vorderd kan worden. Het gaat hier name
lijk om studies, schetsen, ontwerpen voor
houtsneden en voor vervaardigers van lak
werken, kledingstoffen, schabionen, pijpen,
inktkokers, zwaardstootplaten, mesheften,
gevestornamenten en nog andere produk-
ten van toegepaste kunst. Van toepassing
op het hiervertoonde is een regel van Jos.
de Gruyter: „Zij (deze kunst) toont ons de
maker meer of minder in een onbewaakt,
ogenblik niet zoals hij zijn wil of zich
voordoet te zijn, maar onherroepelijk zoals
hij is." Wij vinden deze regel geciteerd in
een boekje met een dertigtal afbeeldingen
van Japanse penseeltekeningen, dat door
genoemd museum werd uitgegeven.
De ..makers" van het hier geëxposeerde
beginnen door deze tentoonstelling mensen
voor ons te worden. Het is of een scherm
van een ons vreemd conformisme opzij
werd gezet. Hoe modern blijkt nu ook
weer voor ons deze kunst, die grotendeels
uit de achttiende en negentiende eeuw
stamt. Is niet. verrassend een tekening van
Kawanabe Kyósai, 1831—1889, vermoede
lijk voorstellende de toegang tot een
douanekantoor te Yokohama, waar voor we
Westerlingen in de kledij van de tijd van
het ontstaan van deze tekening ontmoeten?
Nu is Kyósai wel van de jongste hier ver
tegenwoordigde tijd. Even „modern" naar
onze smaak kan werk zijn van Katsushika
Hokusai, 1760—1849, Utagawa Kumyoshi,
17981860, of Utagawa Hiroshige, 1797—
1858. Het gemakkelijkst ontmoeten we weel
de dieren en dan verder taferelen uit. het.
dagelijkse leven, zoals de even karikaturale
tekeningen van beroepen door Kitao Ma-
sayoshi, die het. verwondert toch even
geleefd blijkt te hebben van 1761 tot.
1824. Welk een levendigheid in een straat
scène van Nishimura Nantei (1775—1834).
Hoe prachtig neergeschreven een schets
voor een kakemonoprent van Utagawa Ku-
niyoshi!
Echte vertelkunst, is zo'n scène van Kyó
sai, voorstellende een oponthoud van hem
en zijn pleegmoeder aan een station, waar
men enige versterkingen tot zich neemt.
Het vervoermiddel was nog een draagstoel,
maar verder is een oponthoud als dit ons
niet vreemd. Een struikelende postbode
van dezelfde kunstenaar is als latere teke
ningen die Marquet en Matisse in de
straten van Parijs maakten.
Als hier blijkt dat deze kunst dan niet. zo
bar ver van ons af altijd staat, wordt het
misschien ook mogelijk dat men oog krijgt
voor de meer abstracte waarden van de
Japanse (en ook Chinese) penseelkunst.,
waarin schrijven en tekenen zo één zijn en
een penseelstreek waarde in zichzelve
heeft.
Bob Buys
vluchten, wao.rdoor Haarlem opnieuw een
onvervangbaar stuk natuurschoon en re
creatiegebied armer zal worden
GELUKKIG schijnt er in de boezem der
provinciale en plaatselijke bestuurscol
lege^ nogal wat verzet gerezen te zijn
tegen dit ongelukkige plan. Deze oppositie
zal waarschijnlijk ook wel wijzen op de
historische betekenis van de Spanjaards
laan, die zoals men weet, haar naam te
danken heeft aan een roemruchte episode
tijdens het. beleg van Haarlem door de
Spanjaarden in 1573. Op de vijfentwintig
ste mei van dat. jaar, toen de honger de
reeds volop in de benauwde veste rond
waarde. deed een afdeling Waalse solde
niers deel uitmakende van de huurlin
gentroepen der Haarlemmers via de
Zijlpoort een uitval uit de stad om met de
vijand te „schermutselen". Zij slaagden er
inderdaad in, een der Spaanse schansen te
veroveren, doch „niet sterk genoeg zijnde
om iets meer van aanbelang te onder
nemen. togen zij terug, met verlies van
twee man In de stad weergekeerd gaven
zij aan burgemeesteren kennis, „hoe de
zaken in den Hout geschapen stonden,"
waarop de stadsregering, in overleg met de
Waalse, Engelse en Duitse hoplieden be
sloten, „noch dien eigen achtermiddag den
Voorhout met. negen of tien vendels te
overrompelen en te overvallen", 's Middags
om drie uur trokken dan ook twee- of drie
honderd Engelse, Waalse en Schotse haak-
schutters de Zijlpoort uit, langs het tegen
woordige Geldeloze Pad, de vijandelijke
regimenten tegemoet, en „toen zij dezen
uit de Hout. naar die :ant gelokt hadden,
vielen zes a zevenhonderd dubbele solde
niers en schutters door de Leidse Water
poort „bij de langhe brugge" naar buiten.
Een ander gedeelte kwam door de „cleine
Houtpoort." en het. Haarlemse jagt was met
enige roeischuiten den boom uitgeroeid tot
de brug in het Sparen (Spaarne), zodat het
Duitsche leger (de huurlingen der Span
jaarden in De Hout) aan vier kanten tege
lijk werden aangetast."
Daardoor in verwarring gebracht, sloe
gen de vijanden, „veertien vaandels hoog-
duitse knechten en 12 Waalsche, op de
vlugt tot gansch achter in 't Bosch, waar
zij trachtten, zich te herstellen. Maar zij
konden geen stand grijpen door het ge
weldige schieten, steken en slaan. Zodat
er van hen wel vijf- of zeshonderd ge
sneuveld zijn, waaronder vele hoplieden,
luitenants, vaandrigs, groote monsieurs of
hooge hansen, hetgeen uit hunne kostelijke
kleederen en cieraden viel op te maken."
„Zodra de Haarlemmers in de Hout ge
komen waren", zo zegt Ekama in „Beleg
en verdediging van Haarlem", „staken zij
terstond de hutten en tenten van den
vijand in brand. En welligt ware het
beter geweest, zo zij hiermede nog wat
gewacht hadden, want niet zodra hadden
de Spaanse haakschutt.ers en ruiters de
opgaande vlammen gezien, of zij kwamen
uit alle oorden van Heemstede en elders
opdagen en namen het Bosch weder in,
zodat de belegerden naar de stad moesten
keren met een verlies van tien of twaalf
man, die gesneuveld, of door het, te lange
pionderen in handen der Spanjolen ge
vallen waren. Inmiddels hadden zij allen
„een voortreffelijke Buit veroverd: al 't
ligte Geschut, kopere Draaken, Falconet-
ten en Dubbele Bassen (veldgeschut), als
ook een groote quant.it.eit Boskruit, Wa
pentuigen, Krijgskasakken, dertig Paarden
en eene meenigte van Beesten, Koeijen en
Kalveren. Hiernevens eene rijke Schat aan
vergulde en Zilveren Schaalen, Ringen,
Kroezen en nog vele andere zaaken, die te
lang zouden wezen, te schrijven."
Geen der uitvallers kwam in de stad
terug of hij had zijn handen en zak
ken vol kostbaarheden, ja zelfs de
„dames" uit de tenten der belegeraars
werden in triomf meegevoerd. N. van
K(ooswijck) vertelt in zijn „Kort en
waerachtig verhael" dat twee Walen
zich meester hadden gemaakt van een
beurs met 250 gouden dukaten, „met
noch een schone vrouwe, waerom si
ghespeelt hebben, wie die vrouwe
ofte die Ducaten hebben sonde, waar
van die gheene die de meeste oogen
worp, die vrouwe ghenomen heeft,
meer met haer verblijf sijnde dan den
anderen met dat geit".
De volgende morgen werden de negen
veroverde vaandels na een triomftocht
door de stad op het bolwerk gehesen, ter
wijl men even buiten de Houtpoort ten
aanschouwe van de knarsetandende Span
jaarden ook een symbolisch graf dolf voor
de „allegaar wel duizend Spanjolenknech-
t.en" die bij deze uitval het leven gelaten
hadden. De meesten van hen waren ge
dood bij de hoofdaanval op hun kampe
ment even ten zuiden van de Hout, dat
van die dag af, als herinnering aan dit
bloederige wapenfeit uit de vaderlandse
historie, het „Spanjaardsveld" heette.
DE NAAM SPANJAARDSLAAN kwam
pas later in zwang, toen op deze plaats,
bij het herstel van de Hout. een fraaie
dreef met lindebomen werd aangelegd: de
voorouders van de reuzen, die er thans
prijken. Tijdens het beleg door de Span
jaarden had het bos namelijk veel te
lijden gehad. Gebrek aan brandstof en de
noodzaak van een vrij schootsveld hadden
vriend en vijand genoopt om. net als in
onze hongerwinter, duizenden bomen te
vellen. Alleen de zwaarste stammen en
het lage onderhout waren de dodendans
ontsprongen.
In 1585 werd besloten de Hout opnieuw
te beplanten, waartoe de grond van de
oude struiken en wortels ontdaan en om
gespit werd: een enorm werk, dat ten dele
zonder betaling door vrijwilligers uit de
burgerij verricht, werd. Jan van Schoter-
bos, zoon van een der burgemeesteren,
plantte de eerste boom. De zuidelijke be
grenzing van de Hout vormde toen waar
schijnlijk het Spanjaardsveld, dat pas een
honderdtwintig jaar later, in de eerste
jaren van de achttiende eeuw getransfor
meerd zou worden tot een wandeldreef,
die de afsluiting van de Oude Hout, en de
verbinding met de toen geschapen Nieuwe
Hout. (aan de kant van de huidige Middel
laan) vormde. Een gravure uit die tijd
vindt men hierbij afgebeeld. Zij toont aan,
dat deze oorspronkelijke „lindenlaan"
niet zo heel veel verschilde van de Span
jaardslaan zoals wij die kennen.
EEN DER ZWARE BOMEN, die deze
laan omzoomden, heeft overigens lange
tijd vermaardheid genoten als „de won
derboom": een speling der natuur die
minstens evenveel bekijks trok als de be
faamde holle boom van Kraantjelek in
onze dagen. Professor Pieter Harting, een
der befaamdste natuurvorsers van de ne
gentiende eeuw, heeft er zelfs een uit
voerige verhandeling aan gewijd, waaraan
wij het volgende hooggeleerde relaas ont
lenen:
„Wel kennen wij de knoestige uitwassen
die zo vaak aan oude lindebomen voor
komen, doch aan den stam van dezen
boom nemen wij iets waar, dat geheel af
wijkt. van alles wat ons op dit. gebied bij
welke boomsoort ook bekend is. Het
schijnt, alsof zijn stam niet bestaat uit één,
maar uit drie stammen, die elkaar op
zekere hoogte ontmoeten en nu, tezamen
verenigd, slechts één enkelen stam vor
men, waaruit dan de gebladerde takken
hun oorsprong nemen. Bij eene nadere be
schouwing blijkt deze opvatting echter on
juist te zijn, want indien wij ons aan de
andere zijde des booms begeven, ontwaren
wij daar niets van een driedelige splitsing,
maar de stam vertoont zich enkelvoudig,
evenals de naburige boomen. Onderzoe
ken wij dan wederom nauwkeuriger, hoe
de eigenlijke vorm van dezen zonderlingen
stam is, dan blijkt ons dat daarin aan een
zijde eene opene holte is, welke zich van
beneden af tot op 2,20 meter boven den
grond voortzet. Binnen in die holte be
vindt zich een andere schijnbare stam die
het dikst in omtrek aan zijn bovenste ge
deelte, benedenwaarts dunner wordt en
zich op 0,4 a 0,5 meter afstand van den
bodem in eenige takken verdeelt, waaruit
op hunne beurt talrijke kleinere takken
ontspringen, welke eindelijk onder den
bodem hunnen weg vervolgen
JAMMER GENOEG heeft deze wonder
boom bij de beruchte Pinksterstorm van
1860 het loodje gelegd. Aan de populari
teit van de laan heeft zijn verdwijnen
echter geen afbreuk gedaan. Vele malen
is de Hout in de loop der eeuwen van ge
zicht veranderd, soms omdat oorlogen of
natuurrampen het bos geteisterd hadden,
soms omdat de aanleg of de beplanting
niet meer strookten met de smaak van de
tijd. Maar zelfs bij de grote reorganisaties
zoals die van de befaamde tuinarchitect
J. D. Zocher in 1827 heeft het parool al
tijd geluid: Handen af van de Spanjaards
laan. Pas in het begin van onze eeuw
moest de toenmalige beheerder van de
Hout, Leonard Springer, aan het stads
bestuur rapporteren, dat „deze zeer popu
laire laan in een toestand verkeert, die
weinig overeenkomt met haren roem. De
laan", aldus zijn verslag, „is voor het
grootste deel van 't jaar onbruikbaar, zoo
dat wandelaars noordelijk ervan een voet
pad gemaakt hebben en dit beloopen, om
dat de overige lanen te mul of te drassig
zijn. Voor rijtuigen zijn zij meestal totaal
onbruikbaar".
Springer stelde daarom voor, enkele der
hoofdlanen te verharden „om wille van het
zich gestaag uitbreidende rijverkeer", het
geen dan ook geschiedde. Maar zelfs in
het hoofd van deze realistische nieuwlich
ter is nooit de gedachte gerezen, daarvoor
een deel der beplanting, laat staan de
prachtige lindebomen op te offeren.
ZO KON de Spanjaardslaan blijven, wat
zij van oudsher geweest was: de gelief
koosde pantoffelparade voor alle rangen
en standen rn voor jong en oud. Het zon
dagse ommetje van de gewone man vond
er zijn begin- of eindpunt, maar ook de
wandelritten te paard of in het eigen
rijtuig van de „betere standen". Ontel
bare generaties Haarlemmers hebben er
als kleuters verstoppertje gespeeld achter
de dikke lindestammen of er hun eerste
amoureuze afspraakjes gemaakt. Op het
wandelpad pronkten de jonge moeders
met hun fonkelnieuwe kinderwagens en
op de bankjes langs de kant vond en
vindt, men nog steeds de renteniers en
de hoogbejaarden. En ook dat is een tra
ditie, die tot ver in de vorige eeuw terug
gaat, zoals het volgende citaat uit een
oude beschrijving aantoont: ,,'t Is een op
vallend verschijnsel dat de fraaije rust
banken omtrent, den Lindenlaan zich voor
al mogen verheugen in de gunst der oude
liên, omreede men vandaar een goed uit-
zigt heeft op het passeren van de koetsen
der Aanzienlijken, zonder nochtans ge
hinderd te worden door het. opgeworpen
stof".
ER IS WEL eens beweerd, dat de Span
jaardslaan in vroeger tijden ook het to
neel geweest zou zijn van enkele grote
schutterswedstrijden en landjuwelen der
roemruchte Rederijkerskamers; massale
feesten, die met veel pronk en praal ge
paard gingen en duizenden kijkers trok
ken, wier geestdrift „het stille Bosch deed
weergalmen van jubelkret Geen enkele
serieuze kroniekschrijver maakt, hier ech
ter melding van eh dus moet men aan
nemen, dat dit een geromantiseerde le
gende is. De Haarlemse Rederijkers Jcozen
voor hun landjuwelen vrijwel altijd een
terrein aan de Baan, even buiten de Grote
Houtpoort, waar men de kunst maakt
dorstig! in de onmiddellijke nabijheid
was van enkele welvoorziene herbergen.
Wel weergalmt de Spanjaardslaan in
onze dagen nog wel eens van het gejuich
der duizenden, namelijk als de thuisclub
op het aangrenzende HFC-terrein weer
eens (het schijnt ook nu nog voor te
komen) een tend doelpunt scoort!
MET bijzonder grote instemming
citeren wij hieronder een kort doch
kernachtig protest, in „De Kam- 3
E pioen" van enkele maanden geleden
door de heer A. G. M. Boost, (direc-
teur Wegen en Verkeer van de e
E ANWB) geschreven, dat als het ware E
pasklaar kan worden betrokken op j|
de mooiste laan van Kennemerland
E en wellicht van heel Nederland, de e
E Haarlemse Spanjaardslaan, die be- E
dreigd wordt door verkeersplannen-
E makers en welhaast ten dode is op-
E geschreven. De heer Boost schreef E
E onder de titel.'
E We m.oeten zó maar door
gaan, wegen, die voor het huidige
E en toekomstige verkeer ongeschikt e
E zijn en doorvoor ook niet geschikt E
H te maken zijn. met alle geweld voor g
het doorgaande verkeer te bestem-
men. Het procédé is nogal eenvou-
E dig: de te smalle profielen worden e
E kooi geslagen en omgezet in een E
royale rijbaan met armetierige gras-
bermpjes en wij zijn weer een fraaie
E weg armer. E
Op deze wijze zal Nederland eer-
der dan wij het, beseffen een aantal e
E wegen, die door hun laanbeplonting E
E een gevoel van beslotenheid en be- E
E schutting geven en waaraan het e
spel van zon en schaduw een. bij- E
E zondere bekoring geeft, moeten
missen. E
E Wegbeplantingen vormen een on- E
E misbaar element, zowel in het land-
E schap waaraan zij geleding geven,
E als voor de structuur van de weg:
E zij verzachten de harde lijnen van
E het technische object en maskeren e
vaak de weinig aantrekkelijke be- e
geleiding van de weg, zoals lintbe- E
E bouwing, opslagplaatsen, fabrieks-
E complexen, telegraaf- en telefoon-
palen en dergelijke
Het niegennet vervult een belang- E
rijke toeristische en recreatieve 5
functie. Indien bestaande landschap- E
pelijk fraaie wegen ongeschikt wor- E
den bevonden om. het steeds toe- e
nemende motorisch verkeer te ver- E
werken, dient tijdig zorg te worden E
gedragen voor aanleg inn een ver-
vangende autoweg, opdat de be- E
staande weg als streekverbindings- E
en toeristisch aantrekkelijke weg be-
houden kan blijven".
VOORAL de laatste alinea slaat
navrant op de situatie met betrek
king tot de Spanjaardslaan, die ge
doemd is te gaan dienen als ver
lengstuk van de westelijke rand
weg terwijl aan de zuidkant van
die prachtige laan zich een afschu
welijk lelijk stuk weiland bevindt,
dat. bovendien recht tegenover de uit
monding van de randweg gelegen
is. Wij geven hierbij in een ge
ïllustreerd artikel een overzicht van
de geschiedenis der eeuwenoude
Spanjaardslaan, zonder (voorlopig)
diep op de verkeerskwestie in te
gaan.
Illlll
De foto's laten de Spanjaardslaan zien in voorjaarsstemming,
hij herfstlichtbij windstilte en tijdens een bijltjesdag
Italiaanse invloed groter
dan de Nederlandse
(Van onze correspondent in Sydney)
SYDNEY Australië, zo wordt u in
Nederland geleerd, is een eentalig land
en wie wil emigreren naar liet andere
einde van de wereld, doet er goed aan
Engels te leren. In de afgelopen jaren is
er echter iets veranderd. Er zijn hier op
z'n minst veertig nationaliteiten elk met
hun eigen taal. Onder hen zijn vele Ita
lianen en ik zou daarom iedereen, die
naar Australië gaat, willen raden ook
Italiaans te leren. Het zal hem bijna elke
dag van pas komen.
Onlangs verdwaalde ik in Redfern, de
Jordaan van Sydney, een netwerk van
brede en van nauwe straten, een oneindig
doolhof van asfalt met. groezelige huizen,
die tachtig jaar geleden welvarende bur
gers tot. woning dienden. Redfern is thans
een arbeidersbuurt, dichter bevolkt dan de
randstad Holland. Hier wonen Italianen in
groepen bijeen. De huizen zijn donker,
maar van steen en in elk geval beter dan
de woningen, waarin deze Italianen in
eigen land huisden en de huren zijn laag.
Wie door Redfern wandelt, hoort altijd die
vreemde tongval van het Italiaans, waar
aan de Australiërs zich meestal ergeren,
want als zij een vreemde taal horen, die zij
niet verstaan, worden zij achterdochtig.
Gelukkig zijn er tegenwoordig vele Austra
liërs, die Italiaans leren, zowel op avond
school als op de universiteit.
Toen ik de weg kwijt was, had ik grote
moeite uit het. doolhof te komen. Voorbij
gangers, die ik aansprak, verstonden me
niet of antwoordden in een brabbeltaaltje
van gebroken Engels en Italiaans. Italianen
houden hun moedertaai vast, wat voor hen
niet moeilijk is, want zij blijven in groepen
wonen en werken. Zij hangen aan elkaar
als een klit. De Australische regering, die
tegen groepsvorming is, zag dit met lede
ogen aan. maar ze heeft al lang een oogje
dicht gedaan, want de Italiaanse immigran
ten vormen een aanzienlijke bijdrage tot
de Australische welvaart.
In de grote steden, zoals Sydney en Mel
bourne, worden vele groentewinkels ge
dreven door Italianen. Zij zijn de geld
makers. In Sydney zijn bijna vierhonderd
voorsteden en in elk winkelcentrum is
altijd wel een Italiaanse groentezaak of
melksalon. In de binnenstad zijn de Italia
nen met hun espresso-bars in de meerder
heid onder de koffiehuizen. Deze espresso
bars zijn in het thee-drinkende Australië
ongelooflijk snel en verrassend uit de grond
gerezen en hebben de Australiër geleid op
het pad der koffiedrinkers.
Wie zondags naar de Domain van Sydney
gaat, een groot park, dat men de Austra
lische tuin der Tuilerieën kan noemen,
waar grote volksvergaderingen worden ge
houden,. kan er wel tien volksredenaars in
de open lucht horen. Tien jaar geleden
werd er alleen Engels gesproken. Tegen
woordig kunt u er niet alleen gebroken
Engels of Engels met een vreemde tongval
beluisteren, maar ook gloedvolle toespra
ken in het Italiaans, waarbij honderden
zwartharige Europese zuiderlingen met hun
fijn besneden gezichten aandachtig staan
te luisteren.
De Italianen hebben ook hun „kolonies'
in Queensland, waar zij in de suikerriet-
cultuur werken, en in het achterland van
Nieuw Zuid Wales, waar zij op de fruit-
kwekerijen arbeid vinden. Velen hebben
zich opgewerkt en zijn eigenaars van
groente- en fruitkwekerijen. Er bestaat
grote saamhorigheid en gevoel van ver
bondenheid tussen de Italianen, van wie er
velen welvarend zijn. Onlangs bezocht ik
een Nederlandse boer, die een bedrijf van
veertig hectaren pacht van een Italiaan,
die zelf als immigrant zonder geld begon
nen was en nu miljonair is, eigenaar van
enige boerderijen en directeur van een
scheepvaartmaatschappij met 42 schepen.
U heeft al dikwijls verhalen gehoord
over geslaagde Nederlandse immigranten.
Aan hun doorzetting en initiatief wil nie
mand twijfelen, maar als voorbeeld van
de geslaagde immigrant, moet in de eerste
plaats de hardwerkende, zwoegende en
zuinige Italiaan worden genoemd. Er zijn
er zo'n 120.000 in Australië. Men vindt
hen overal, in de grote steden, zowel als
op het platteland, in land- en tuinbouw,
in industrie en handel, bij het grote ont
ginningswerk ter verlegging van de loop
der Sneeuwrivier in de Australische Alpen
en bij de bouw van waterkeringen en
hydro-elektrische installaties.
Invloed op de pers
Hoewel de Italiaan moeite heeft het En
gels meester te worden, is zijn economische
welvaart, als groep, onbetwist groot. Zij is
groter dan die der Nederlanders, die met
honderdduizend immigranten als groep
weinig kleiner zijn dan die der Italianen.
De invloed der Italianen is ook te bemer
ken in de pers. Deze invloed gaat dieper
dan die der Nederlanders. Er zijn niét al
leen vakbladen, die speciale rubrieken in
het Italiaans bevatten wat met één uit
zondering nooit het geval is geweest voor
de Nederlanders („die spreken toch wel
Engels") maar een Australische auteur
heeft over een Italiaanse immigrant een
pakkend boek geschreven, waarvan binnen
enkele maanden veertigduizend exemplaren
waren verkocht. Bovendien werd dit boek
als feuilleton gepubliceerd in landelijke
dagbladen. Dat heeft aanzienlijk bijgedra
gen tot. een beter begrip bij de Australiërs
voor de Italiaanse immigranten.
Ondanks hun grote welvaart en belang
rijke bijdrage tot de economie van Austra
lië zijn de Italianen, in tegenstelling tot de
Nederlanders, bij een deel der Australiërs
weinig geliefd. Toch hebben zij door hun
prestaties het respect van de Australische
bevolking afgedwongen, een begin van
populariteit. Daartoe draagt mede bij de
gestadige stroom van Italiaanse artiesten,
die hun landgenoten en de Australiërs
komen vermaken.