Als de Haarlemse klokken van Hemony hun bronzen stemmen verliezen,.. Zweden probeert een j nieuw systeem voor schoolkinderen I HET HOGE PEIL WIST MEN NIET TE HANDHAVEN Tussen mens en nevelvlek TERUGBLIK OP HET FESTIVAL VAN VENETIE Engels zonder leerboeken Geen rapporten Erbij H H H O 139^ f j P/A: 'SI18« l 4 Kent gij het land der klokkenspelen? Dan roepen alle werelddelen over alle stranden heen: dat land is Nederland en Nederland alleen. J, W, Brouwers PAGINA V IJ F ZATERDAG 13 SEPTEMBER 1958 DR. C. VAN RIJSINGE hééft het: dat merkwaar dige vermogen om van het doet er niet toe welk we tenschappelijk onderwerp een boeiend verhaal te maken, dat men leest alsof men een spannende detec tiveroman in handen had. Zo verwonderlijk is dat trouwens niet, want ten slotte hangt de wetenschap van speurwerk aan elkaar. Maar er zijn, in elk studie vak, talloze eminente ge leerden te vinden die er geen tien leesbare woorden over op papier zouden kun nen zetten. Niet omdat hun handschrift zo onduidelijk is, maar omdat zij zo ver groeid, zo versteend zijn in het bargoens van hun stu dieterrein dat zij de taal van de gewone (maar ge- interesseerde!) krantenlezer niet meer beheersen. Dat zijn zij, die hun verhaal beginnen met een „Het zij mij vergund, in dit korte bestek...." of (wanneer zij voor een radiomicrofoon zitten) hun „geachte luiste raars" vergasten op een minutenlange tirade, waar in zij uiteenzetten hoe moeizaam zij hun best zul len doen, in de krap toe gemeten zendtijd maar dan hebben we de knop allang omgedraaid. Niet alzo dr. Van Rijsinge, die men kent van de radio. Enige van zijn causerieën, onder de verzameltitel „Tussen mens en nevelvlek" gehouden, zijn nu, onder dezelfde titel, verschenen als „pocket"-boek in de dit voorjaar begonnen Meulen- hoff-serie, een reeks uit gaven van werken op uit eenlopende terreinen. Het is ronduit een genot deze hoofdstukken te lezen. En als u nu vraagt, waar dat dan wel precies in zit, dan moet het antwoord luiden: Van Rijsinge's taalbeheer sing. Hij valt met de deur in huis en boeit van het eerste tot het laatste woord, óók (en dat is het knappe) als men op het eerste ge zicht misschien nog denkt: wat interesseert mij eigen lijk de vogeltrek of de leef tijd van moeder aarde of de ontdekking van de diep zee.... Maar zodra men de eerste paar woorden heeft gelezen, denkt men dat al niet meer. Ziedaar het geheim van deze popularisator van de wetenschap: hij weet hoe hij de dingen moet ver tellen in de taal die u en ik spreken. En dan blijkt dat de dingen niet alleen veel minder moeilijk zijn dan we altijd gedacht had den, toen we de ouderwetse geleerden aan het woord hoorden, maar bovendien zo interessant dat we er werkelijk óók iets van wil len weten. Nu, die nieuws gierigheid van ons komt bij Van Rijsinge volledig aan haar trekken en menige beroepsjournalist mocht wensen dat hij zijn lezers in zo heldere taal kon voor lichten en dat hij zulke tot lezen nodende koppen boven zijn artikelen kon bedenken als dr. Van Rij singe boven een van zijn hoofdstukken. Die kop luidt: „Zijn ouders nodig?" Léés dat boekje! G. v. W. LIDO Dl VENEZIA Het filmfestival is afgelopen, de rust is weergekeerd in het Palazzo del Cinema en in het alge meen op het Lido van Venetië, de vier honderdvijftig journalisten en de honder den me..sen uil het filmbedrijf zijn naar hun haardsteden teruggegaan. De Venetia- nen kunnen nu ook gerust thuisblijven: er zijn ge n Sofia Loren of Brigitte Bardot meer te zien en ze hoeven dus niet meer urenlang voor het Palazzo te wachten. Ze kunnen nu hun kopje espresso of capuc- cino drinken op het prachtige San Marco- plein, lui: rend naar operamuziek van de orkestjes.... of naar de nieuwste Amerikaanse songs. Wat rest is de her innering aan een manifestatie, die goed van opzet was, die uitstekend begonnen is, maar die tevens onthulde dat deze op zet uitsluitend inderdaad goede, arti- stiek-belangrijke films vertonen moei lijk te handhaven was. omdat er eenvoudig niet meer zoveel goede films over waren aan het eind van een seizoen, dat met fes tivals overladen was: Cannes. Brussel, Berlijn, Karlovy Vary en nu Venetië.... Men beraamt maatregelen om volgend jaar nu toch eindelijk die veel te breed vloeiende stroom festivals in te dammen, maar eenvoudig zal dat niet zijn. ZOALS EIGENLIJK op elk festival ge bruikelijk is, heeft ook te Venetië de prijs toekenning zowel instemming als afkeu ring, althans verwondering gewekt. Het is met prijzen op festivals een wonderlijk ding. „Schrijf alsjeblieft niet, dat de film die ik vertoon bekroond is, want dan blijft mijn publiek weg!" placht een bioscoop directeur schrijver dezer regelen te zeggen en die opmerking was geen grapje van hem hij méénde het. De man was di recteur. niet van een buurttheater of een volksbioscoopje, maar van een cinema voor de goede film in een onzer grote stedenInderdaad ligt er soms een grote afstand tussen wat een festivaljury bekroont en wat het bioscooppubliek 'waarvoor de films tenslotte worden ge maakt!) waardeert. Die afstand was ook te Venetië te onder kennen in de bekroning van de Japanse film ..De Riksjaman" met de hoofdprijs. Het verhaaltje van die film zal er nog wel ingaan, want dat houdt het midden lussen een sprookje en een vertelling uit een damesblad, maar het tempo laat naar westerse smaak veel te wensen. Natuurlijk moet men zich op het standpunt stellen, dat zo'n film ook niet voor een westers, LAAT de bagpipe hef nationale muziekinstrument zijn van Schotland, de gitaar dat van Spanje, de balalaika dat van Rusland, de kantele dat van Finland, de game lan dat van Indonesië Groot-Nederland kan er zich op beroetnen in de beiaarden van zijn klokketorens een speeltuig te bezitten dat niet minder dan al deze op karakteristieke wijze zijn eigen geaardheid typeert. Toen de Engelse muziekgeleerde Charles Burney in 1772 ons land bezocht om gegevens te verzamelen voor zijn beroemd geworden boek over de muzikale toe standen in West-Europa, wist hij betreffende Amster dam niet veel meer mee te delen, dan de indruk die „the jinging of bells" op hem gemaakt had. Het was wel een beetje ondeugend en zelfs oppervlakkig dat hij er bijvoegde „and of ducats" dus „klokkenspel en geldgerinkel" en dat hij zonder meer met deze spirituele woordspeling de zaak afdeed, maar hef bewijst intussen (lat onze torenmuziek hem als vreem- deling moet hebben getroffen. En ik geloof zekerdat ons nationale instrument op de buitenlanders, die ows land bezoeken, zijn sensationele effect nog lang niet verloren heeft. Niet alleen door briljante bespelingen, doch vooral cloor de om het kwartier tinkelende wijsjes van cle „voorslag" die een vreemdeling tot de woor den inspireerde: „in Nederland zingt de tijd" geeft de beiaard aan onze steden iets van de vertrouwelijke sfeer, die wij zo waarderen in cle tiktak van de huis klok onzer woonkamers, de tiktak welke er als het ware cle hartslag van is, maar die wij slechts waarnemen wanneer wij hem niet meer horen, namelijk jvanneer het uurwerk stilvalt. Gesteld dal de Nederlandse klok ketorens zouden zwijgen, zou ook hun hartslag ophouden en zou van de sfeer onzer oude steden iets zeer karakteristieks afsterven. Dan pas zou men, het lied der klokken niet meer horende, volop begrijpen wat het voor de gemeenschap en voor cle eigen aarcl als levenwekkend element betekend heeft. DE ONGEVEER TACHTIG carillons, die Noord-Nederland rijk is, zijn goeddeels een erfenis van onze Gouden Eeuw, althans voor wat betreft de eigenlijke beiaarden die via een klavier tot klinken worden gebracht. Want lang voordien had een voorslag van een klein aantal klokken zijn intrede in onze torens gedaan. Maar in de tweede helft van de zeventiende eeuw ont stond in de welvarende Hollandse steden een wedijver in het aanschaffen van een volwaardig klokkenspel, dat niet alleen in verbinding met het torenuurwerk zou staan, doch ook los daarvan met handen en voeten zou kunnen worden bespeeld. Haar lem bleef in deze wedijver niet achter. Al leen waren wegens te weinig ruimte in de toren om de klokken van een spel van meer dan drie octaven op te hangen de omstandigheden niet gunstig om mee te dingen naar de meest omvangrijke vorm van het instrument. Men moest zich nood gedwongen beperken tot een carillon van vijfendertig klokken, terwijl steden als Den Haag, Amsterdam, Amersfoort, Nijmegen, Deventer enzovoorts konden uitpakken met zevenenveertig of meer bronzen stem men. Natuurlijk werden elders ook nog kleinere speelwerken aangebracht, waar de beschikbare ruimte nog meer beperkingen oplegde. Dus de beiaard van de Haarlemse Sint Bavo werd er een van de middensoort: drie octaven, waarvan, naar het gebruik van die tijd, de cis en de dis van de eerste octaaf ontbraken. In die omvang is hij ons, door de eeuwen heen, overgeleverd. Dat het geen krenterigheid van de Haarlem mers betekende genoegen te nemen met vijfendertig klokken, werd bewezen door het feit dat zij gelijkertijd een carillon in de toren van de Bakenesserkerk lieten plaatsen. Beide instrumenten werden om streeks dezelfde tijd (1665) in gebruik ge nomen. Zij waren geleverd door de be roemde klokkengieter Francois Hemony, die zich, afkomstig uit Lotharingen, eerst in Zutfen en daarna definitief in Amster dam gevestigd had. waar hij de meester lijke beiaarden schiep, die het meest bijge dragen hebben om de Nederlanden tot het gewest van de klokkenspellen te maken. In de „conditie" die met Hemony getrof fen werd, was ook sprake van een „cleyn clockenspul" van omtrent zesentwintighon derd pond gewicht. Niet onmogelijk is het, dat hiermee bedoeld werd een voorgeno men carillon voor de stadhuistoren. Voor de Bakenessertoren zal het wel niet ge weest zijn, want voor dit klokkenspel wa ren klokken tot een gezamenlijk gewicht van tienduizend pond besteld. Wat er van zij, tot een derde „clockenspul" is het niet gekomen. HAARLEM HAD REEDS vroeger name lijk in 1526, een voorslag van elf klokken van een Mechelse gieter aangeschaft. Dit speelwerkje kon op den duur niet meer voldoen en dit zeker niet toen in de wed ijver der Hollandse steden de burgertrots ook een woordje ging meespreken. En zo werd de vermaarde Hemony in de arm genomen en werd tevens een akkoord ge troffen met G. Spraechel uit Zutfen, voor het vermaken van de speelton en voor hetgeen verder met de mechaniek van de voorslag en het horlogewerk te maken had. Verder werd aan bouwmeester Wils de taak opgedragen in de toren een klokke- stoel aan te brengen, waaraan de nieuwe beiaard zou worden opgehangen. Men kan zich voorstellen dat het kopzorgen kostte om in de ranke houten toren, waarin reeds de grote „Brandklok" (die het volle uur aangeeft) en de half-uursklok, twee kerk klokken, de kermisklok, benevens de Da- miaatjes hingen, ruimte en voldoende draagkracht te vinden voor de ongeveer twintigduizend pond brons van de nieuwe beiaard. Maar goed, het werk kwam in zijn geheel naar wens tot stand en het heeft met succes de eeuwen getrotseerd. En het carillon van de Bakenessertoren? zal menigeen zich afvragen, zich reali serend dat dit fraaie bouwwerk als een stomme wachter over het oudste stadsdeel van Haarlem ivaakt. Ja. dat is een be treur enswaardig geval. Na de staatsom- wenteling van 1795 zijn de klokken van Bakenes verkocht ten behoeve van de stedelijke financiën. Het is jammer, want wat een blijheid en levensritme kon het speelwerk daar in gangen, stegen en stra ten niet meedelen! En hoe kon daar het gebeier niet mee getuigen van een tijd, toen Haarlem, bogend op een gul en krach tig volksleven, alsmede op een groeiende kunstfaam, een stad geworden was die zich. de weelde kon veroorloven twee klokkenspellen te bezitten! Maar laat dit verdwijnen van het. Bakenesser carillon het maatschappelijk verval der st.ad. in de Franse tijd typeren, het kenmerkt levens een periode van tierval in de klokken- kunst, die omstreeks het einde der acht tiende eeuw en nog lang nadien overal in de Nederlanden merkbaar was TOT IN HET BEGIN van onze eeuw uit het Mekka der beiaardkunst, Mechelen, de wekroep gehoord werd van Jef Denijn om het nationale instrument van Groot- Nederland in het volle licht der belang stelling te plaatsen en het bespelen ervan tot een technisch verantwoorde, zo mo gelijk virtuoze, maar vooral ook artistieke taak op te voeren. Volmondig kan worden getuigd, dat de renaissance van het klokkenspel volkomen geslaagd is, zowel in het noorden als in het zuiden. Nieuwe beiaarden worden ge maakt die de beste oude evenaren, de me chaniek van oude instrumenten wordt aangepast aan de eisen die een artistiek spel vorderen. En waar de tand des tijds zich doel gelden, hetzij in technische bij zonderheden. hetzij in de klokken zelf. zijn de middelen bij de hand de instru menten zo te herstellen, dat zij het proto type evenaren en zelfs overtreffen. OOK HAARLEM staat voor zo'n geval van herstel, zelfs van verbetering en uit breiding van zijn haast driehonderdjarige Hemony-beiaard. Niets is bestendig van duur, ook de klokken niet. Oxydering van het metaal is in bepaalde gevallen niet. uitgesloten. Dan kunnen de bellen wel eens de oorspronke lijke frisheid van hun stem kwijtraken. Dit is met enkele klokken van de Haar lemse beiaard het geval. En al zijn het. dan Hemony's, zij passen niet meer bij hun zusters, die deze naam met ere zijn blijven dragen. Zij moeten dus vervangen worden door stiefzusjes met een quasi- Hemonystem, maar die de naam dragen van een moderne gieter welke achter de geheimen van de oude Hemony gekomen is en in zijn werk de ziel van diens kunst Het klokkenspel van de Westertoren in Amsterdam, dat binnenkort zol worden gerestaureerd. r ji 4jMi '"Km I jLyA vsA. weet te leggen. Reeds eerder is het voor gekomen, dat klokken vervangen werden en weer is het noodzakelijk dat zulks ge beurt. Bovendien zijn er nog meer plannen voor vernieuwing. De drang om hier ook tot een beiaard van groot formaat, name lijk van vier octaven, te komen, heeft de heer Stinne, die onder leiding van de heer Leithuiser het Haarlems toreninstrument onderhoudt, geïnspireerd tot een nieuwe opstelling, die deze kwestie rationeel zou kunnen oplossen en ruimte scheppen om nog een octaaf (twaalf klokjes) in de hoog te aan het instrument toe te voegen. Dit zou uiteraard ook een nieuwe klokkestoel vergen, waarin de klokken hoger zouden komen te hangen dan tot nu toe het geval was. Een strikt doorgevoerd stelsel van tuimelaars en door veren bedwongen ha mers en klepels zou bovendien aan de s- ->eltechnische problemen van de beiaar dier in ruime mate tegemoet komen. Ver leden jaar is de heer Stinne ertoe over gegaan zijn project in een maquette uit te werken op een achtste der ware grootte. Een afbeelding van dit merkwaardig door wrochte handwerk siert dit artikel. De geprojecteerde grote klok boven de klei nere bellen, verbeeldt de „Brandklok" uit 1503, blijkens haar opschrift: „Roelant. die groot is myn naem tot Goods dienst ben ie bequaem, ic luyde somtijds ten brande of als 't saem is van viande geryt van Wou die my goot MCCCCC ende drie nae Goods geboort" HOE MEN indertijd dit gevaarte in die ijle torenspits heeft kunnen hijsen, mag wel een raadsel helen. Maar het hangt nu eenmaal en het zal. bij een eventuele restauratie en uitbreiding van de beiaard, zaak zijn haar te ontzien. Van de klokken van het carillon ziet men de trekdraden naar beneden lopen om door de vloer heen verbonden te worden aan het mechaniek der speeltafel, die bij eventuele uitbreiding uiteraard ook totaal vernieuwd moet wor den, zulks echter op de traditionele ma nier van het stèkkenklavier voor het handspel (dat de beste kansen biedt, voor genuanceerde interpretaties) alsmede voor de geijkte vorm van het voetklavier, dat in wezen een aangehangen pedaal is. EN ALS MEN dan toch aan het her stellen en uitbreiden is, rijst de vraag: wat. moet er met het mechanische speelwerk van de voorslag gebeuren? Moet het blijven bij de eeuwenoude koperen trom mel, die om het jaar verstoken moet wor den en waarvoor Spraeckel in 1665, voor de prijs van vierhonderdveertig gulden, duizend vierhonderdzevenenzestig noten leverde, die nog steeds dienst doen en dit jaar voor de uurslag de prachtige melodie van Nozemans stedelied „Haarlems Tem- pe" (uit ondergeveer 1730) vertolken? Of zou het geraden zijn de nieuwste vin dingen op dit gebied toe te passen, name lijk door het apparaat van de voorslag eiektrisch in te richten en daarbij voor het repertoire der te spelen melodieeën gebruik te maken van geperforeerde mu ziekrollen? Het ziet er naar uit dat dit laatste de toekomst van het mechanische klokkenspel zal worden. Maar voor wat het spel van de beiaardier betreft moge men nooit afwijken van het oude systeem, het enig mogelijke om de klokken echt te laten zingen. Toepassing van elektrische tractuur voor de aanslag van klepels of hamers, teneinde het de beiaardiers mak kelijker te maken, zou tot een zielloos klankenspel leiden en dan zou het uit zijn met de glorie van ons nationale in strument en met de kunst onzer beiaar diers. INTUSSEN zitten we te staren op een ingenieus project van de heer Stinne en we vragen ons af of dit in onze dagen verwerkelijkt zal worden, ten bewijze dat het onmogelijke van 1665 thans wel tot. de mogelijkheden zal blijken te behoren. En de Bakenessertoren? Ik zou zeggen: laat men proberen deze een „cleyn clock- spul" aan de hand te doen, waarin de nop bruikbare klokken, die eventueel uit de Pavotoren verwijderd zouden worden, hun stem zouden parenOmdat bij het as pect van dit typisch oude stadsdeel ook de poëzie van het bronzen lied hoort en al zou het maar genoeg tonen kunnen voortbrengen om het refreintje van Noze mans „Haarlem"-lied over de daken te strooien: „mooier is de wereld nergens". ]os. de Klerk maar voor eén oosters publiek is gemaakt en dus niet met westerse maatstaven ge meten mag worden. Akkoord, maar wel mag men eisen, dat de film dan wat de regie betreft boven de middelmaat uit steekt, doch ook daarvan was hier beslist geen sprake. Niettemin verwierf deze film de Goud-n Leeuw uit Sint Marcus, omdat naar de jury meende „eenvoud, dichterlijkheid, originaliteit, zuiver gevoel en uitstekende vertolking" haar ken merken. De filmjournalisten, verenigd in de In ternationale Federatie van Filmcritici on der voorzitterschap van de Belg-van- Nederlandse-origine Mark Turfkruyer, hebben hun prijs gegeven aan een werk. dat inderdaad baanbrekend mocht worden geacht.: „Das Madchen Rosemarie" (Het meisje Rosemarie) een Westduitse film over de keerzijde van het Duitse „econo misch wonder". De Bondsregering had tegen de vertoning van die film gepro testeerd. In de bekroning ervan door de filmcritici lag zowel bewondering voor de cinematografische kwaliteiten van deze film als voor de moed, een dergelijk on derwerp aan te pakken, dwars tegen de wensen van de overheid in. HET FESTIVAL was sterk begonnen. Daarna kwamen er enkele zwakke pro- dukten, de Zweedse festivalbijdrage „De lichten van de nacht" en de Russische film „De Weduwe van Otar" onder meer. Maar de laatste dagen hebben nog werken van betekenis te zien gegeven. Ik noem twee films van jonge cineasten, die beiden de regieprijs kregen: „La Sfida" (De uit daging) van de Italiaan Francesco Rosi. en „Les Amants" (De geliefden) van de Fransman Louis Malle, die al eerder de aandacht op zich gevestigd heeft door werk van ongewoon formaat. Voorts dient nog te worden vermeld een uitstekende film uit Engeland: „The Horse's Mouth" (De paardebek) gespeeld enge schreven door Alec Guinness, die zich on derscheiden zag als de beste acteur voor zijn rol als vreemd-optredende, maar be gaafde kunstschilder. Guinness men ziet hem in zijn nieuwe creatie hierboven - is een meesterlijk acteur, die rollen van zeer uiteenlopende aard kan spelen en die men deze bekroning dan ook van harte gunde. En wie onzer zou Sofia Loren de prijs vor de beste vrouwenrol mis gunnen? Op de sluitingsavond van het festival kwam (buiten mededinging) „Soledad" in vertoning. een in Spaans-Italiaanse samen werking gemaakte film van Enrico Gras en Mario Craveri. van wie we ook in ons land al enkele uitstekende werken hebben gezien: ..Het verloren continent" en „Het rijk van de zon". Na de Indonesische ar chipel en Peru hebben ze Spanje en in het bijzonder Andaloesië tot onderwerp van hun film gekozen. Ze maakten er een documentaire van met een bescheiden speelfilmelement, een werk dat vooral ge tuigt van hun bekwaamheid in het re gistreren van de boeiende werkelijkheid met knap-gehanteerde camera's. Jan Koomen (Van onze correspondent in Stockholm) NA EEN VAKANTIE van haast drie maan den hebben de Zweedse scholen weer hun deu ren geopend De meeste kinderen vinden het nu welletjes en beginnen met plezier. Maar meer opgetogen dan alle an deren zijn de zeven honderdzeventig kinde ren van de Tornhags- school te Linköping, die voortaan geen zorgen meer zullen kennen, want zij krijgen geen rapporten meer. Deze school zal bij wijze van proef volgens een geheel nieuw systeem werken. Deze bijzondere rijks- experiment-school. zo als de officiële naam luidt, zal zich met het grootste psychologische en vooral pedagogische onderzoek bezighouden, dat ooit in Zweden is ge lanceerd. En dat wil veel zeggen. Uit zestienhon derd kinderen van ver schillende leeftijden heeft men zevenhonderd zeventig uitgezocht, die aan deze proef zullen deelnemen. De scholie ren zijn in achtentwin tig klassen onderge bracht. Behalve vieren veertig onderwijzers zal ook een psycholoog in volle dienst aan de school zijn verbonden. Het is een lange lijst van proeven die men zal nemen. Er zal worden nagegaan hoe de ver houding moet zijn tussen individuele prestaties en klassewerk. Vooral wil men binnen iedere klas met kleinere groepen werken. Een ander pro bleem is een methode van onderwijs, waarbij verschillende vakken gelijktijdig worden be- handeld. Tenslotte wil men ook nagaan wat het resultaat is. als de rap porten worden afge schaft. Aangezien het hier een zogenaamde ..eenheids- school" betreft, zullen de leerlingen tien klas sen te doorlopen heb ben. Maar reeds in het begin, zodra de kinde ren lezen en schrijven hebben geleerd, zullen zij ook Engels krijgen. Maar dan zonder leer boek! Men zal de taal eerst leren spreken. Om de kleintjes de woorden goed in te prenten, zal men gebruik maken van de schrijfmachine. Zo vroeg mogelijk zullen zij leren typen, waarvoor men hun dan tevens de spelling van moeilijke woorden spelenderwijs kan bij brengen. De leider van het ex periment, docent Malm- quist, gaat zo in zijn taak op, dat hij enkele kosten uit eigen zak wil betalen als het rijk moeilijkhe den zou maken. Hij is er zeker van. dat proble men van kleinere orde reeds van zo grote waar de zijn. dat hierdoor het gehele experiment kan worden gefinancierd. Hij wil bijvoorbeeld „woordblinde" kinderen zo vroeg mogelfjk in een speciale groep bijeen brengen. Het hele experiment zal natuurlijk vele jaren duren. Pas over drie a vier jaar kunnen de eerste resultaten worden aangetoond, maar er zul len wel tien a twaalf jaar overheen gaan. voordat men een meer uitvoerig rapport kan uitbrengen over het nu ingeleide onderzoek.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1958 | | pagina 17