Als de Haarlemse klokken van Hemony
hun bronzen stemmen verliezen,..
Zweden probeert een j
nieuw systeem
voor schoolkinderen I
HET HOGE PEIL
WIST MEN NIET
TE HANDHAVEN
Tussen mens en nevelvlek
TERUGBLIK OP
HET FESTIVAL
VAN VENETIE
Engels zonder
leerboeken
Geen rapporten
Erbij
H
H
H
O
139^
f j
P/A: 'SI18«
l 4
Kent gij het land der klokkenspelen? Dan roepen alle werelddelen over alle
stranden heen: dat land is Nederland en Nederland alleen. J, W, Brouwers
PAGINA V IJ F
ZATERDAG 13 SEPTEMBER 1958
DR. C. VAN RIJSINGE
hééft het: dat merkwaar
dige vermogen om van het
doet er niet toe welk we
tenschappelijk onderwerp
een boeiend verhaal te
maken, dat men leest alsof
men een spannende detec
tiveroman in handen had.
Zo verwonderlijk is dat
trouwens niet, want ten
slotte hangt de wetenschap
van speurwerk aan elkaar.
Maar er zijn, in elk studie
vak, talloze eminente ge
leerden te vinden die er
geen tien leesbare woorden
over op papier zouden kun
nen zetten. Niet omdat hun
handschrift zo onduidelijk
is, maar omdat zij zo ver
groeid, zo versteend zijn in
het bargoens van hun stu
dieterrein dat zij de taal
van de gewone (maar ge-
interesseerde!) krantenlezer
niet meer beheersen. Dat
zijn zij, die hun verhaal
beginnen met een „Het zij
mij vergund, in dit korte
bestek...." of (wanneer
zij voor een radiomicrofoon
zitten) hun „geachte luiste
raars" vergasten op een
minutenlange tirade, waar
in zij uiteenzetten hoe
moeizaam zij hun best zul
len doen, in de krap toe
gemeten zendtijd maar
dan hebben we de knop
allang omgedraaid.
Niet alzo dr. Van Rijsinge,
die men kent van de radio.
Enige van zijn causerieën,
onder de verzameltitel
„Tussen mens en nevelvlek"
gehouden, zijn nu, onder
dezelfde titel, verschenen
als „pocket"-boek in de dit
voorjaar begonnen Meulen-
hoff-serie, een reeks uit
gaven van werken op uit
eenlopende terreinen. Het is
ronduit een genot deze
hoofdstukken te lezen. En
als u nu vraagt, waar dat
dan wel precies in zit, dan
moet het antwoord luiden:
Van Rijsinge's taalbeheer
sing. Hij valt met de deur
in huis en boeit van het
eerste tot het laatste woord,
óók (en dat is het knappe)
als men op het eerste ge
zicht misschien nog denkt:
wat interesseert mij eigen
lijk de vogeltrek of de leef
tijd van moeder aarde of
de ontdekking van de diep
zee.... Maar zodra men
de eerste paar woorden
heeft gelezen, denkt men
dat al niet meer.
Ziedaar het geheim van
deze popularisator van de
wetenschap: hij weet hoe
hij de dingen moet ver
tellen in de taal die u
en ik spreken. En dan blijkt
dat de dingen niet alleen
veel minder moeilijk zijn
dan we altijd gedacht had
den, toen we de ouderwetse
geleerden aan het woord
hoorden, maar bovendien
zo interessant dat we er
werkelijk óók iets van wil
len weten. Nu, die nieuws
gierigheid van ons komt
bij Van Rijsinge volledig
aan haar trekken en menige
beroepsjournalist mocht
wensen dat hij zijn lezers
in zo heldere taal kon voor
lichten en dat hij zulke
tot lezen nodende koppen
boven zijn artikelen kon
bedenken als dr. Van Rij
singe boven een van zijn
hoofdstukken. Die kop
luidt: „Zijn ouders nodig?"
Léés dat boekje! G. v. W.
LIDO Dl VENEZIA Het filmfestival
is afgelopen, de rust is weergekeerd in
het Palazzo del Cinema en in het alge
meen op het Lido van Venetië, de vier
honderdvijftig journalisten en de honder
den me..sen uil het filmbedrijf zijn naar
hun haardsteden teruggegaan. De Venetia-
nen kunnen nu ook gerust thuisblijven: er
zijn ge n Sofia Loren of Brigitte Bardot
meer te zien en ze hoeven dus niet meer
urenlang voor het Palazzo te wachten. Ze
kunnen nu hun kopje espresso of capuc-
cino drinken op het prachtige San Marco-
plein, lui: rend naar operamuziek van
de orkestjes.... of naar de nieuwste
Amerikaanse songs. Wat rest is de her
innering aan een manifestatie, die goed
van opzet was, die uitstekend begonnen
is, maar die tevens onthulde dat deze op
zet uitsluitend inderdaad goede, arti-
stiek-belangrijke films vertonen moei
lijk te handhaven was. omdat er eenvoudig
niet meer zoveel goede films over waren
aan het eind van een seizoen, dat met fes
tivals overladen was: Cannes. Brussel,
Berlijn, Karlovy Vary en nu Venetië....
Men beraamt maatregelen om volgend
jaar nu toch eindelijk die veel te breed
vloeiende stroom festivals in te dammen,
maar eenvoudig zal dat niet zijn.
ZOALS EIGENLIJK op elk festival ge
bruikelijk is, heeft ook te Venetië de prijs
toekenning zowel instemming als afkeu
ring, althans verwondering gewekt. Het is
met prijzen op festivals een wonderlijk
ding. „Schrijf alsjeblieft niet, dat de film
die ik vertoon bekroond is, want dan blijft
mijn publiek weg!" placht een bioscoop
directeur schrijver dezer regelen te zeggen
en die opmerking was geen grapje van
hem hij méénde het. De man was di
recteur. niet van een buurttheater of een
volksbioscoopje, maar van een cinema
voor de goede film in een onzer grote
stedenInderdaad ligt er soms een
grote afstand tussen wat een festivaljury
bekroont en wat het bioscooppubliek
'waarvoor de films tenslotte worden ge
maakt!) waardeert.
Die afstand was ook te Venetië te onder
kennen in de bekroning van de Japanse
film ..De Riksjaman" met de hoofdprijs.
Het verhaaltje van die film zal er nog
wel ingaan, want dat houdt het midden
lussen een sprookje en een vertelling uit
een damesblad, maar het tempo laat naar
westerse smaak veel te wensen. Natuurlijk
moet men zich op het standpunt stellen,
dat zo'n film ook niet voor een westers,
LAAT de bagpipe hef nationale muziekinstrument zijn
van Schotland, de gitaar dat van Spanje, de balalaika
dat van Rusland, de kantele dat van Finland, de game
lan dat van Indonesië Groot-Nederland kan er zich
op beroetnen in de beiaarden van zijn klokketorens
een speeltuig te bezitten dat niet minder dan al deze
op karakteristieke wijze zijn eigen geaardheid typeert.
Toen de Engelse muziekgeleerde Charles Burney in
1772 ons land bezocht om gegevens te verzamelen voor
zijn beroemd geworden boek over de muzikale toe
standen in West-Europa, wist hij betreffende Amster
dam niet veel meer mee te delen, dan de indruk die
„the jinging of bells" op hem gemaakt had. Het was
wel een beetje ondeugend en zelfs oppervlakkig dat
hij er bijvoegde „and of ducats" dus „klokkenspel
en geldgerinkel" en dat hij zonder meer met deze
spirituele woordspeling de zaak afdeed, maar hef
bewijst intussen (lat onze torenmuziek hem als vreem-
deling moet hebben getroffen. En ik geloof zekerdat
ons nationale instrument op de buitenlanders, die ows
land bezoeken, zijn sensationele effect nog lang niet
verloren heeft. Niet alleen door briljante bespelingen,
doch vooral cloor de om het kwartier tinkelende wijsjes
van cle „voorslag" die een vreemdeling tot de woor
den inspireerde: „in Nederland zingt de tijd" geeft
de beiaard aan onze steden iets van de vertrouwelijke
sfeer, die wij zo waarderen in cle tiktak van de huis
klok onzer woonkamers, de tiktak welke er als het ware
cle hartslag van is, maar die wij slechts waarnemen
wanneer wij hem niet meer horen, namelijk jvanneer
het uurwerk stilvalt. Gesteld dal de Nederlandse klok
ketorens zouden zwijgen, zou ook hun hartslag
ophouden en zou van de sfeer onzer oude steden iets
zeer karakteristieks afsterven. Dan pas zou men, het
lied der klokken niet meer horende, volop begrijpen
wat het voor de gemeenschap en voor cle eigen aarcl
als levenwekkend element betekend heeft.
DE ONGEVEER TACHTIG carillons, die
Noord-Nederland rijk is, zijn goeddeels een
erfenis van onze Gouden Eeuw, althans
voor wat betreft de eigenlijke beiaarden
die via een klavier tot klinken worden
gebracht. Want lang voordien had een
voorslag van een klein aantal klokken zijn
intrede in onze torens gedaan. Maar in de
tweede helft van de zeventiende eeuw ont
stond in de welvarende Hollandse steden
een wedijver in het aanschaffen van een
volwaardig klokkenspel, dat niet alleen in
verbinding met het torenuurwerk zou
staan, doch ook los daarvan met handen en
voeten zou kunnen worden bespeeld. Haar
lem bleef in deze wedijver niet achter. Al
leen waren wegens te weinig ruimte in
de toren om de klokken van een spel van
meer dan drie octaven op te hangen de
omstandigheden niet gunstig om mee te
dingen naar de meest omvangrijke vorm
van het instrument. Men moest zich nood
gedwongen beperken tot een carillon van
vijfendertig klokken, terwijl steden als Den
Haag, Amsterdam, Amersfoort, Nijmegen,
Deventer enzovoorts konden uitpakken
met zevenenveertig of meer bronzen stem
men. Natuurlijk werden elders ook nog
kleinere speelwerken aangebracht, waar de
beschikbare ruimte nog meer beperkingen
oplegde. Dus de beiaard van de Haarlemse
Sint Bavo werd er een van de middensoort:
drie octaven, waarvan, naar het gebruik
van die tijd, de cis en de dis van de eerste
octaaf ontbraken. In die omvang is hij ons,
door de eeuwen heen, overgeleverd. Dat
het geen krenterigheid van de Haarlem
mers betekende genoegen te nemen met
vijfendertig klokken, werd bewezen door
het feit dat zij gelijkertijd een carillon in
de toren van de Bakenesserkerk lieten
plaatsen. Beide instrumenten werden om
streeks dezelfde tijd (1665) in gebruik ge
nomen. Zij waren geleverd door de be
roemde klokkengieter Francois Hemony,
die zich, afkomstig uit Lotharingen, eerst
in Zutfen en daarna definitief in Amster
dam gevestigd had. waar hij de meester
lijke beiaarden schiep, die het meest bijge
dragen hebben om de Nederlanden tot het
gewest van de klokkenspellen te maken.
In de „conditie" die met Hemony getrof
fen werd, was ook sprake van een „cleyn
clockenspul" van omtrent zesentwintighon
derd pond gewicht. Niet onmogelijk is het,
dat hiermee bedoeld werd een voorgeno
men carillon voor de stadhuistoren. Voor
de Bakenessertoren zal het wel niet ge
weest zijn, want voor dit klokkenspel wa
ren klokken tot een gezamenlijk gewicht
van tienduizend pond besteld. Wat er van
zij, tot een derde „clockenspul" is het niet
gekomen.
HAARLEM HAD REEDS vroeger name
lijk in 1526, een voorslag van elf klokken
van een Mechelse gieter aangeschaft. Dit
speelwerkje kon op den duur niet meer
voldoen en dit zeker niet toen in de wed
ijver der Hollandse steden de burgertrots
ook een woordje ging meespreken. En zo
werd de vermaarde Hemony in de arm
genomen en werd tevens een akkoord ge
troffen met G. Spraechel uit Zutfen, voor
het vermaken van de speelton en voor
hetgeen verder met de mechaniek van de
voorslag en het horlogewerk te maken had.
Verder werd aan bouwmeester Wils de
taak opgedragen in de toren een klokke-
stoel aan te brengen, waaraan de nieuwe
beiaard zou worden opgehangen. Men kan
zich voorstellen dat het kopzorgen kostte
om in de ranke houten toren, waarin reeds
de grote „Brandklok" (die het volle uur
aangeeft) en de half-uursklok, twee kerk
klokken, de kermisklok, benevens de Da-
miaatjes hingen, ruimte en voldoende
draagkracht te vinden voor de ongeveer
twintigduizend pond brons van de nieuwe
beiaard. Maar goed, het werk kwam in zijn
geheel naar wens tot stand en het heeft
met succes de eeuwen getrotseerd.
En het carillon van de Bakenessertoren?
zal menigeen zich afvragen, zich reali
serend dat dit fraaie bouwwerk als een
stomme wachter over het oudste stadsdeel
van Haarlem ivaakt. Ja. dat is een be
treur enswaardig geval. Na de staatsom-
wenteling van 1795 zijn de klokken van
Bakenes verkocht ten behoeve van de
stedelijke financiën. Het is jammer, want
wat een blijheid en levensritme kon het
speelwerk daar in gangen, stegen en stra
ten niet meedelen! En hoe kon daar het
gebeier niet mee getuigen van een tijd,
toen Haarlem, bogend op een gul en krach
tig volksleven, alsmede op een groeiende
kunstfaam, een stad geworden was die
zich. de weelde kon veroorloven twee
klokkenspellen te bezitten! Maar laat dit
verdwijnen van het. Bakenesser carillon
het maatschappelijk verval der st.ad. in de
Franse tijd typeren, het kenmerkt levens
een periode van tierval in de klokken-
kunst, die omstreeks het einde der acht
tiende eeuw en nog lang nadien overal
in de Nederlanden merkbaar was
TOT IN HET BEGIN van onze eeuw
uit het Mekka der beiaardkunst, Mechelen,
de wekroep gehoord werd van Jef Denijn
om het nationale instrument van Groot-
Nederland in het volle licht der belang
stelling te plaatsen en het bespelen ervan
tot een technisch verantwoorde, zo mo
gelijk virtuoze, maar vooral ook artistieke
taak op te voeren.
Volmondig kan worden getuigd, dat de
renaissance van het klokkenspel volkomen
geslaagd is, zowel in het noorden als in
het zuiden. Nieuwe beiaarden worden ge
maakt die de beste oude evenaren, de me
chaniek van oude instrumenten wordt
aangepast aan de eisen die een artistiek
spel vorderen. En waar de tand des tijds
zich doel gelden, hetzij in technische bij
zonderheden. hetzij in de klokken zelf.
zijn de middelen bij de hand de instru
menten zo te herstellen, dat zij het proto
type evenaren en zelfs overtreffen.
OOK HAARLEM staat voor zo'n geval
van herstel, zelfs van verbetering en uit
breiding van zijn haast driehonderdjarige
Hemony-beiaard.
Niets is bestendig van duur, ook de
klokken niet. Oxydering van het metaal is
in bepaalde gevallen niet. uitgesloten. Dan
kunnen de bellen wel eens de oorspronke
lijke frisheid van hun stem kwijtraken.
Dit is met enkele klokken van de Haar
lemse beiaard het geval. En al zijn het.
dan Hemony's, zij passen niet meer bij
hun zusters, die deze naam met ere zijn
blijven dragen. Zij moeten dus vervangen
worden door stiefzusjes met een quasi-
Hemonystem, maar die de naam dragen
van een moderne gieter welke achter de
geheimen van de oude Hemony gekomen
is en in zijn werk de ziel van diens kunst
Het klokkenspel van de Westertoren in
Amsterdam, dat binnenkort zol worden
gerestaureerd.
r ji
4jMi '"Km
I jLyA vsA.
weet te leggen. Reeds eerder is het voor
gekomen, dat klokken vervangen werden
en weer is het noodzakelijk dat zulks ge
beurt.
Bovendien zijn er nog meer plannen
voor vernieuwing. De drang om hier ook
tot een beiaard van groot formaat, name
lijk van vier octaven, te komen, heeft de
heer Stinne, die onder leiding van de heer
Leithuiser het Haarlems toreninstrument
onderhoudt, geïnspireerd tot een nieuwe
opstelling, die deze kwestie rationeel zou
kunnen oplossen en ruimte scheppen om
nog een octaaf (twaalf klokjes) in de hoog
te aan het instrument toe te voegen. Dit
zou uiteraard ook een nieuwe klokkestoel
vergen, waarin de klokken hoger zouden
komen te hangen dan tot nu toe het geval
was. Een strikt doorgevoerd stelsel van
tuimelaars en door veren bedwongen ha
mers en klepels zou bovendien aan de
s- ->eltechnische problemen van de beiaar
dier in ruime mate tegemoet komen. Ver
leden jaar is de heer Stinne ertoe over
gegaan zijn project in een maquette uit
te werken op een achtste der ware grootte.
Een afbeelding van dit merkwaardig door
wrochte handwerk siert dit artikel. De
geprojecteerde grote klok boven de klei
nere bellen, verbeeldt de „Brandklok" uit
1503, blijkens haar opschrift:
„Roelant. die groot is myn naem
tot Goods dienst ben ie bequaem,
ic luyde somtijds ten brande
of als 't saem is van viande
geryt van Wou die my goot
MCCCCC ende drie nae Goods geboort"
HOE MEN indertijd dit gevaarte in die
ijle torenspits heeft kunnen hijsen, mag
wel een raadsel helen. Maar het hangt
nu eenmaal en het zal. bij een eventuele
restauratie en uitbreiding van de beiaard,
zaak zijn haar te ontzien. Van de klokken
van het carillon ziet men de trekdraden
naar beneden lopen om door de vloer heen
verbonden te worden aan het mechaniek
der speeltafel, die bij eventuele uitbreiding
uiteraard ook totaal vernieuwd moet wor
den, zulks echter op de traditionele ma
nier van het stèkkenklavier voor het
handspel (dat de beste kansen biedt, voor
genuanceerde interpretaties) alsmede voor
de geijkte vorm van het voetklavier, dat
in wezen een aangehangen pedaal is.
EN ALS MEN dan toch aan het her
stellen en uitbreiden is, rijst de vraag: wat.
moet er met het mechanische speelwerk
van de voorslag gebeuren? Moet het
blijven bij de eeuwenoude koperen trom
mel, die om het jaar verstoken moet wor
den en waarvoor Spraeckel in 1665, voor
de prijs van vierhonderdveertig gulden,
duizend vierhonderdzevenenzestig noten
leverde, die nog steeds dienst doen en dit
jaar voor de uurslag de prachtige melodie
van Nozemans stedelied „Haarlems Tem-
pe" (uit ondergeveer 1730) vertolken? Of
zou het geraden zijn de nieuwste vin
dingen op dit gebied toe te passen, name
lijk door het apparaat van de voorslag
eiektrisch in te richten en daarbij voor
het repertoire der te spelen melodieeën
gebruik te maken van geperforeerde mu
ziekrollen? Het ziet er naar uit dat dit
laatste de toekomst van het mechanische
klokkenspel zal worden. Maar voor wat
het spel van de beiaardier betreft moge
men nooit afwijken van het oude systeem,
het enig mogelijke om de klokken echt te
laten zingen. Toepassing van elektrische
tractuur voor de aanslag van klepels of
hamers, teneinde het de beiaardiers mak
kelijker te maken, zou tot een zielloos
klankenspel leiden en dan zou het uit
zijn met de glorie van ons nationale in
strument en met de kunst onzer beiaar
diers.
INTUSSEN zitten we te staren op een
ingenieus project van de heer Stinne en
we vragen ons af of dit in onze dagen
verwerkelijkt zal worden, ten bewijze dat
het onmogelijke van 1665 thans wel tot.
de mogelijkheden zal blijken te behoren.
En de Bakenessertoren? Ik zou zeggen:
laat men proberen deze een „cleyn clock-
spul" aan de hand te doen, waarin de nop
bruikbare klokken, die eventueel uit de
Pavotoren verwijderd zouden worden, hun
stem zouden parenOmdat bij het as
pect van dit typisch oude stadsdeel ook
de poëzie van het bronzen lied hoort
en al zou het maar genoeg tonen kunnen
voortbrengen om het refreintje van Noze
mans „Haarlem"-lied over de daken te
strooien: „mooier is de wereld nergens".
]os. de Klerk
maar voor eén oosters publiek is gemaakt
en dus niet met westerse maatstaven ge
meten mag worden. Akkoord, maar wel
mag men eisen, dat de film dan wat de
regie betreft boven de middelmaat uit
steekt, doch ook daarvan was hier beslist
geen sprake. Niettemin verwierf deze film
de Goud-n Leeuw uit Sint Marcus, omdat
naar de jury meende „eenvoud,
dichterlijkheid, originaliteit, zuiver gevoel
en uitstekende vertolking" haar ken
merken.
De filmjournalisten, verenigd in de In
ternationale Federatie van Filmcritici on
der voorzitterschap van de Belg-van-
Nederlandse-origine Mark Turfkruyer,
hebben hun prijs gegeven aan een werk.
dat inderdaad baanbrekend mocht worden
geacht.: „Das Madchen Rosemarie" (Het
meisje Rosemarie) een Westduitse film
over de keerzijde van het Duitse „econo
misch wonder". De Bondsregering had
tegen de vertoning van die film gepro
testeerd. In de bekroning ervan door de
filmcritici lag zowel bewondering voor de
cinematografische kwaliteiten van deze
film als voor de moed, een dergelijk on
derwerp aan te pakken, dwars tegen de
wensen van de overheid in.
HET FESTIVAL was sterk begonnen.
Daarna kwamen er enkele zwakke pro-
dukten, de Zweedse festivalbijdrage „De
lichten van de nacht" en de Russische
film „De Weduwe van Otar" onder meer.
Maar de laatste dagen hebben nog werken
van betekenis te zien gegeven. Ik noem
twee films van jonge cineasten, die beiden
de regieprijs kregen: „La Sfida" (De uit
daging) van de Italiaan Francesco Rosi.
en „Les Amants" (De geliefden) van de
Fransman Louis Malle, die al eerder de
aandacht op zich gevestigd heeft door
werk van ongewoon formaat. Voorts dient
nog te worden vermeld een uitstekende
film uit Engeland: „The Horse's Mouth"
(De paardebek) gespeeld enge
schreven door Alec Guinness, die zich on
derscheiden zag als de beste acteur voor
zijn rol als vreemd-optredende, maar be
gaafde kunstschilder. Guinness men
ziet hem in zijn nieuwe creatie hierboven
- is een meesterlijk acteur, die rollen van
zeer uiteenlopende aard kan spelen en die
men deze bekroning dan ook van harte
gunde. En wie onzer zou Sofia Loren de
prijs vor de beste vrouwenrol mis
gunnen?
Op de sluitingsavond van het festival
kwam (buiten mededinging) „Soledad" in
vertoning. een in Spaans-Italiaanse samen
werking gemaakte film van Enrico Gras
en Mario Craveri. van wie we ook in ons
land al enkele uitstekende werken hebben
gezien: ..Het verloren continent" en „Het
rijk van de zon". Na de Indonesische ar
chipel en Peru hebben ze Spanje en in
het bijzonder Andaloesië tot onderwerp
van hun film gekozen. Ze maakten er een
documentaire van met een bescheiden
speelfilmelement, een werk dat vooral ge
tuigt van hun bekwaamheid in het re
gistreren van de boeiende werkelijkheid
met knap-gehanteerde camera's.
Jan Koomen
(Van onze correspondent
in Stockholm)
NA EEN VAKANTIE
van haast drie maan
den hebben de Zweedse
scholen weer hun deu
ren geopend De meeste
kinderen vinden het nu
welletjes en beginnen
met plezier. Maar meer
opgetogen dan alle an
deren zijn de zeven
honderdzeventig kinde
ren van de Tornhags-
school te Linköping, die
voortaan geen zorgen
meer zullen kennen,
want zij krijgen geen
rapporten meer. Deze
school zal bij wijze van
proef volgens een geheel
nieuw systeem werken.
Deze bijzondere rijks-
experiment-school. zo
als de officiële naam
luidt, zal zich met het
grootste psychologische
en vooral pedagogische
onderzoek bezighouden,
dat ooit in Zweden is ge
lanceerd. En dat wil veel
zeggen. Uit zestienhon
derd kinderen van ver
schillende leeftijden
heeft men zevenhonderd
zeventig uitgezocht, die
aan deze proef zullen
deelnemen. De scholie
ren zijn in achtentwin
tig klassen onderge
bracht. Behalve vieren
veertig onderwijzers zal
ook een psycholoog in
volle dienst aan de
school zijn verbonden.
Het is een lange lijst
van proeven die men zal
nemen. Er zal worden
nagegaan hoe de ver
houding moet zijn tussen
individuele prestaties en
klassewerk. Vooral wil
men binnen iedere klas
met kleinere groepen
werken. Een ander pro
bleem is een methode
van onderwijs, waarbij
verschillende vakken
gelijktijdig worden be-
handeld. Tenslotte wil
men ook nagaan wat het
resultaat is. als de rap
porten worden afge
schaft.
Aangezien het hier een
zogenaamde ..eenheids-
school" betreft, zullen
de leerlingen tien klas
sen te doorlopen heb
ben. Maar reeds in het
begin, zodra de kinde
ren lezen en schrijven
hebben geleerd, zullen
zij ook Engels krijgen.
Maar dan zonder leer
boek! Men zal de taal
eerst leren spreken. Om
de kleintjes de woorden
goed in te prenten, zal
men gebruik maken
van de schrijfmachine.
Zo vroeg mogelijk zullen
zij leren typen, waarvoor
men hun dan tevens de
spelling van moeilijke
woorden spelenderwijs
kan bij brengen.
De leider van het ex
periment, docent Malm-
quist, gaat zo in zijn taak
op, dat hij enkele kosten
uit eigen zak wil betalen
als het rijk moeilijkhe
den zou maken. Hij is er
zeker van. dat proble
men van kleinere orde
reeds van zo grote waar
de zijn. dat hierdoor het
gehele experiment kan
worden gefinancierd.
Hij wil bijvoorbeeld
„woordblinde" kinderen
zo vroeg mogelfjk in een
speciale groep bijeen
brengen.
Het hele experiment
zal natuurlijk vele jaren
duren. Pas over drie a
vier jaar kunnen de
eerste resultaten worden
aangetoond, maar er zul
len wel tien a twaalf
jaar overheen gaan.
voordat men een meer
uitvoerig rapport kan
uitbrengen over het nu
ingeleide onderzoek.