Automobilisten zijn voor hun passagiers aansprakelijk Vakantieoorden voor rijksam btena ren Vrouwelijke predikanten nu ook in Zweden m ouienLjk 13 Kurhaus-cabaret wordt verbouwd Wandaden op Marken KERKELIJK LEVEN De Tien Geboden Ziekenhuisdirecteur uit Goes in beroep tegen zijn ontslag Examens VRIJDAG 17 OKTOBER 1958 Degene die zich schuldig heeft gemaakt aan een onrechtmatige daad, is verplicht de daardoor ontstane schade te vergoe den. Deze algemene in ons Burgerlijk Wetboek verankerde rechtsregel is ook van toepassing op de automobilist, wanneer de ze een verkeersfout begaat, welke ten gevolge heeft, dat zijn passagier schade lijdt. De automobilist is dus verantwoor delijk voor lifters, familieleden, vrienden of kennissen, die hij gratis laat meerij den. Door de diensten, welke de automo bilist belangeloos aan zijn passagiers ver leent, neemt hij dus een extra risico op zich. Wannéér er een ongeluk gebeurt, dat aan de schuld van de automobilist te wij ten is, kunnen de passagiers hem aanspre ken voor ziekenhuiskosten, gederfde in komsten of andere schadeposten. Geheel bevredigend is dit niet. Het is begrijpe lijk, dat de rechtspraak een zekere nei ging vertoont in zulke gevallen een min der ver gaande aansprakelijkheid van de automobilist aan te nemen. Aan de hand van een voorbeeld uit de praktijd zullen wij echter zien, dat voor deze beperking van aansprakelijkheid vrij zware eisen worden gesteld. Iemand wilde voor een zakenbezoek per auto van Zwolle naar Hoogezand rijden. Daar hij zelf niet kon chaufferen, riep hij de hulp in van een vriend. Deze huur de een auto ven verzekerde zich tegen wet telijke aansprakelijkheid. Van de verhuur ders kreeg de vriend nog de waarschu wing mee niet te hard te rijden, omdat de achterbanden van de auto glad waren afgesleten. De huurprijs werd door de za kenman betaald. Op de heenreis slipte de auto enige keren op de door sneeuw gladde weg en reed ten slotte tegen een boom, waardoor de zaken man ernstig werd gewond en grote scha de leed. De bestuurder werd strafrechte lijk vervolgd en veroordeeld. De zakenman vorderde daarna voor de rechtbank te Zwolle vergoeding van de ge leden schade. De autobestuurder verweer de zich door aan te voeren, dat een auto mobilist jegens zijn kosteloos meerijden de passagier slechts aansprakelijk zou zijn, indien het ongeval aan zijn grove schuld te wijten was. De rechtbank liet in het midden, of in dit geval wel van kosteloos meerijden kon worden gesproken, daar de huurprijs voor de auto door de zakenman was betaald. Maar afgezien van de vraag, of het ver voer al dan niet kosteloos geschiedde, was de rechtbank in het algemeen van oor deel, dat van een automobilist, die passa giers vervoert, een grotere mate van voorzichtigheid mag worden geëist dan wanneer hij zich alleen in de auto bevindt. Als hij een passagier medeneemt, is hij immers niet alleen verantwoordelijk voor zijn eigen welzijn, maar ook voor dat van zijn passagier. In verband met die grotere op hem rustende verantwoordelijkheid dient door hem een grotere mate van voor zichtigheid in acht te worden genomen. Op deze grond achtte de rechtbank het niet juist de bestuurder in dit geval alleen aansprakelijk te stellen voor grove schuld. Dienstbetoon In beroep voor het gerechtshof te Arn hem wees de automobilist er op, dat hij zijn bestuurdersdiensten gratis en belan geloos bij wijze van vriendendienst ter be schikking van de zakenman had gesteld. Het gerechtshof zag geen wezenlijk ver schil tussen dit geval en het kosteloos la ten meerijden van een lifter, vriend of fa milielid. Het komt op hulpverlening en dienstbetoon aan. De automobilist, die een passagier (lifter enz.) meeneemt, stelt weliswaar ook zijn auto gratis ter beschik king, maar hij offert in de regel geen of zeer weinig tijd op. Daarentegen had de bestuurder in het onderhavige geval een gehele werkdag opgeofferd. Ook dit geval moest dus onder kosteloos meerijden wor den begrepen. Naar het oordeel van het gerechtshof maakt het voorts wel degelijk verschil, of de passagier al dan niet kosteloos mee rijdt. Het is niet juist om alle gevallen over één kam te scheren. Het gerechts hof moest toegeven, dat de desbetreffen de artikelen van het Burgerlijk Wetboek Advertentie De n. v. Exploitatie maatschappij Sche- veningen heeft besloten, binnenkort over te gaan tot restauratie en verbouwing van het Kurhaus-cabaret, dat op 23 juni van dit jaar door een binnenbrand werd vernield. De werkzaamheden zullen wor den uitgevoerd naar een ontwerp van de architect, ir. H. van Vreeswijk te Zeist. Door het achteruitbrengen van het to neel zal het aantal zitplaatsen in het thea ter van 350 op 500 gebracht worden. Het to neel zelf zal worden vergroot. Een reeks naast het theater gelegen ruimten, die bij elkaar de volle lengte van het gebouw be slaan, wordt verbouwd tot foyer. geen onderscheid maken tussen lichte en grove schuld en de pleger van een onrecht matige daad ook verantwoordelijk stellen voor schade, die hij door zijn nalatigheid of onvoorzichtigheid veroorzaakt heeft. Toepassing van deze artikelen zou er dus toe moeten leiden, dat de autobestuurder tegenover zijn gratis passagier aanspra kelijk is voor alle door hem gemaakte ver- keersfouten, hoe gering deze ook mogen zijn. Deze consequentie behoeft echter vol gens het gerechtshof niet noodzakelijk te worden aanvaard. Volgens de bestaande maatschappelijke opvattingen neemt de kosteloos meerijdende het risico op zich voor een deel van de fouten, waaraan de autobestuurder zich schuldig kan maken. Dit heeft ten gevolge, dat de bestuurder in zo verre geen onrechtmatige daad te genover de gratis meerijdende begaat. De vraag, in hoeverre de bestuurder van zijn aansprakelijkheid wordt ontlast, is veel moeilijker te beantwoorden, indien de rit onder normale omstandigheden ge schiedt. In dat geval wordt wel aangeno men, dat de gratis meerijdende het risi co aanvaart voor fouten, waaraan een behoorlijke autobestuurder zich kan schul dig maken en die iedere autobestuurder op zijn tijd maakt; bij die opvatting blijft de autobestuurder alleen aansprakelijk voor opzet en grove schuld. Maar deze maatstaf ging het gerechtshof te ver. In hoeverre de gratis meerijdende het risi co heeft aanvaard en de bestuurder van zijn aansprakelijkheid is ontheven, zal naar de omstandigheden en de aard van de gemaakte fouten moeten worden beoor deeld. Daarbij zal ook rekening moeten worden gehouden met het feit, dat de be stuurder tegen wettelijke aansprakelijk heid verzekerd is, aldus het gerechtshof. In het onderhavige geval had de be stuurder een ernstige onvoorzichtigheid begaan, waaraan een behoorlijke chauf feur zich niet schuldig maakt. Een en an der in ogenschouw nemend achtte het ge rechtshof de hulpverlening en bewezen diensten van de autobestuurder niet van zo overwegende betekenis, dat deze niet aansprakelijk zou zijn voor de begane ver keersfout. Ook de Hoge Raad steldg bestuurder in het ongelijk en verwierp diens beroep in cassatie. Voor de vraag, of de passagier geacht moet worden een deel van het risico voor eigen rekening te hebben genomen, achtte de Procureur-Generaal niet enkel de mate van offervaardigheid van de ver voerder beslissend. Van een lifter, die ver voer vraagt, aan een automobilist, die daartoe uit zichzelf niet de minste geneigd heid zou hebben gehad, kan men inderdaad zeggen, dat hij deze als het ware dient te nemen met al zijn blijvende of voorbij gaande tekorten als chauffeur. Wie daar entegen bij de rustige voorbereiding van een autorit met iemand in overleg treedt, die bereid blijkt om gratis te chaufferen, mag bij alle waardering voor diens be langeloosheid toch in het algemeen ver wachten, dat de ander instaat voor de nor male vervulling van de taak van een chauffeur. In beginsel achtte de Hoge Raad de be stuurder jegens de kosteloos meerijdende ook voor de gevolgen van lichte verkeers- fouten aansprakelijk. De stelling van de bestuurder, dat hij alleen voor grove schuld aansprakelijk zou zijn, werd door de Hoge Raad verworpen. Doch daarnaast erken de de Hoge Raad, dat er plaats is voor een onderzoek naar de bijzondere omstan digheden van het geval. Deze kunnen me debrengen, dat de gratis passagier zijn schade niet aan de bestuurder kan verwij ten. De schade mag dan niet op de be stuurder worden verhaald. Of het ge rechtshof een juiste conclusie uit het onder zoek had getrokken, liet de Hoge Raad verder buiten beschouwing. Verzekering De passagier zal met zijn schadever- goedingsvordcring slechts succes kunnen hebben, indien hij de schuld van de auto mobilist kan bewijzen. Slaagt hij niet in dat bewijs, dan zal zijn actie altijd moe ten stranden. Dit is vooral van betekenis ten aanzien van een door de autobestuur der gesloten verzekering voor het risico van wettelijke aansprakelijkheid tegen over derden. Tot deze derden behoort ook de gratis passagier. Daar evenwel de be stuurder tegenover zijn passagier slechts aansprakelijk is, indien zijn schuld vast staat, zal de verzekeringmaatschappij de door de passagier geleden schade aileen behoeven te vergoeden, indien deze laat ste de schuld van de automobilist aantoont. Slechts indien de bestuurder een onge vallenverzekering heeft, gesloten voor in zittenden, zal de verzekeringmaatschap pij de schade van de passagier moeten vergoeden ongeacht de schuldvraag. Mr. C. A. baron Benlinck Advertentie De politierechter te Amsterdam heeft een 26-jarige ijzerwerker, wonende op Marken, veroordeeld tot twee maanden gevangenisstraf, omdat hij op 3 mei met stenen enige ruiten van de burgemeesters woning op Marken had ingegooid. De man was in 1955 wegens bedreiging tot veer tien dagen gevangenisstraf veroordeeld en in 1957 had hij ook al terechtgestaan omdat hij ruiten ingegooid had. Daarvoor kreeg hij drie weken. De officier van Justitie sprak van een „hele clan op Marken, die in troepen rond trekt en ruiten /en lantaarns stukgooit". Volgens de officier is de verdachte een be ruchte figuur op Marken. De verdachte zei van het hele geval niets af te weten. Politierechter: „Dat hebt u in 1957 ook beweerd. Maar ik zal er een eind aan maken. U krijgt twee maan den. Reken erop dat het er de volgende keer zes worden. Het moet afgelopen zijn met die wandaden". De vaste commissie voor Financiën uit de Tweede Kamer heeft met de minister van Financiën overleg gepleegd over het wetsontwerp tot beschikking over het saldo van de n.v. Nederlandsche Uitvoer- maatschappij in liquidatie ter bevordering van de goede vakantiebesteding van rijks ambtenaren en tot het treffen van een voorziening van financiële aard ten be hoeve van de stichting „Het Nationale Park de Hoge Veluwe". Aanleiding tot dit overleg was een adres van de stichting „Vacantievreugd", waarin een aantal bezwaren wordt geuit tegen het wetsontwerp. Bovendien ontving de Kamer een adres van de A.N.W.B., waarin erop wordt aangedrongen te bevorderen, dat de desbetreffende N.U.M.-gelden in het be lang van de recreatie van het gehele Ne derlandse volk zullen worden besteed. In een adres van het Bedrijfschap Horeca worden voorts bezwaren geuit tegen het bestemmen van rijksgelden voor het ter beschikking stellen van goedkope vakan tiegelegenheid aan rijksambtenaren. De minister heeft bij dit overleg mede gedeeld, dat bij 't opstellen van de nieuwe regeling met de verdiensten, welke „Va cantievreugd" zich heeft verworven, in voldoende mate rekening is gehouden. De vraag, of met de indiening van het wetsontwerp een principiële beslissing dooi de regering is genomen ten aanzien van de taak van de rijksoverheid jegens naar ambtenaren op het punt van de vakantie besteding, gaf de minister aanleiding erop te wijzen, dat de regering met het voor stellen van de .voorziening slechts verder is gegaan op de weg, die destijds is inge slagen, toen 500.000 als hypothecaire lening werd verstrekt aan de stichting ,De Besthmenerberg". Hoewel de regering stellig het recht meent te hebben om voor liaar ambtenaren hetzelfde te doen wat particuliere ondernemingen voor haar werknemers doen, mag naar de mening van de minister uit het voorstel niet ge concludeerd worden, dat de regering voor nemens is aan al haar ambtenaren goed kope vakantiegelegenheid te verschaffen. De commissie was in meerderheid van oordeel, dat het in de huidige positie van ons land, welke een beperking der beste dingen nodig maakt, niet raadzaam kan worden geacht een bedrag van 1,5 miljoen aan rijksgelden te bestemmen voor de vakantiebesteding van ambtenaren, terwijl er omtrent de primaire arbeidsvoorwaar den nog zoveel onvervulde wensen onder de ambtenarenleven. De minister merkte op dat deze aange legenheid inmiddels in de Centrale Com missie voor Georganiseerd Overleg in Ambtenarenzaken besproken is. De grootst mogelijke meerderheid daarvan heeft zich met de voorstellen verenigd. Het leek de minister niet juist om de verwachtingen, die bij de ambtenaren op het punt van de goedkope vakantiebesteding zijn gewekt, teleur te stellen. Overigens is het de be doeling om tot de bouw van verdere va kantieoorden pas over te gaan, wanneer de situatie op de bouwmarkt zulks toelaat, hetgeen voorlopig niet of nauwelijks het geval zal zijn. De synode van de Lutherse Staatskerk van Zweden heeft gedurende de afgelopen weken in Stockholm vergaderd, waar de zittingen gehouden werden in het Parle mentsgebouw. De synode bestaat uit zeven en vijftig niet-theologen en vierenveertig theologen, waaronder de dertien bisschop pen en twee afgevaardigden van de theo logische faculteiten van Uppsala en Lund De belangrijkste kwestie, waarover de synode een beslissing nam, was het wets ontwerp, dat reeds door het parlement was aangenomen en dat aan vrouwen het recht geeft om als predikant in de Staats kerk dienst te doen. Hetzelfde wetsont werp werd in 1957 aan de synode voorge legd, daar een wetsontwerp geen kerke lijke wet kan worden zonder door de sy node te zijn aangenomen. Toen werd het verworpen op grond van de overweging, dat er eerst meer klaarheid in de kerk moest komen over de functie en de be tekenis van het ambt. Dit jaar is het wets ontwerp na een debat van twintig uren in twee dagen aangenomen. Vóór het ont werp hebben negenenzestig leden gestemd (zes bisschoppen, veertien 'predikanten en negenenveertig niet-theologen). Negener twintig leden stemden tegen. De wet wordt op 1 januhri 1959 van kracht- De commissie, samengesteld uit enkele leden van de synode die de besprekingen voorbereidde, had overeenstemming be reikt over drie belangrijke punten: 1. Het verlangen, dat vrouwen het recht krijgen om als predikant te dienen, is bij vele mensen, predikanten zowel als leken, voortgekomen uit oprechte zorg voor de kerk, om de mogelijkheden van het ver breiden van het Evangelie te vergroten. 2. De commissie was eenparig van oor deel dat het vraagstuk behandeld moet worden in het licht van de bijbel, zoals deze uitgelegd is in de belijdenisgeschrif ten van de Zweedse Kerk. 3. De commissie was overtuigd, dat met Jezus en het Nieuwe Testament een vol komen nieuwe opvatting omtrent de vrouw gekomen was en dat met dit nieuwe inzicht ten volle rekening moet worden gehouden ter beoordeling van de vraag of vrouwen tot, het predikambt dienen te worden toe gelaten. De commissie sprak verder als haar mening uit dat, indien het wetsontwerp aangenomen wordt, dit niet mag inhou den dat de bisschop verplicht is om vrou wen in het ambt te bevestigen tegen zijn godsdienstige opvatting in. De meerderheid van de commissie was tot de overtuiging gekomen dat er, volgens de Luthc'" opvatting van de bijbel en van het ambt .in principe geen beletselen zijn dat vrouwen predikant worden. De min derheid van de synode, die tegen het wets ontwerp gestemd heeft, beweerde dat de maatregel onschriftuurlijk was. Een po ging om een middenweg te vinden, waar bij de toelating van de vrouwen twee jaar zou worden uitgesteld, werd verworpen, nadat het in de synode aangevallen was door enkele leden van verschillende Zweedse vrouwenorganisaties. Ondanks voorspellingen, die hier en daar gedaan werden dat de sterke oppo sitie onder aanvoering van bisschop Giertz een scheiding in de Zweedse Kerk teweeg zou brengen, zei deze geestelijke in de synodevergadering, dat hij zou trachten de eenheid der kerk te bewaren. Hij voegde er evenwel aan toe, dat hij niet gaarne tot een kerk behoort, die tegen de bijbel in gaat. Hoewel op verzoek van de Zweedse Kerk door de Wereldraad van Kerken een rap port was ingezonden over de houding van kerken in andere delen der wereld ten aan zien van dit punt, speelden oecumenische overwegingen geen grote rol bij de dis cussies. De voorstanders zeiden, dat dr oecumenische situatie er op wees, dat elk" kerk op eigen verantwoordelijkheid moet handelen, terwijl de tegenstanders be weerden, dat het gebrek aan een stemmigheid, waardoor de situatie in de verschillende landen gekenmerkt wordt, het in stand houden van de status quo rechtvaardigt. Wanneer de wet van kracht, wordt, zal van geen enkele bisschop, predikant o' gemeente worden gevraagd om tegen hun wil een vrouw tol predikant in te zegenen of een vrouwelijke predikant in hun mid den te ontvangen. De vrouwen die tot pre dikant bevestigd willen worden, moeten dit kenbaar maken aan een bisschop, die een dergelijke aanvrage al of niet kan aanvaarden. Nu in deze weken zeer velen de film „De Tien Geboden" hebben gezien, is des te interessanter het bericht, dat Bedoeïnen in Jordanië thans na langdurige onder handelingen een bijbelrol met het oudste afschrift van de Tien Geboden aan een kerkelijke gemeente in New York hebben verkocht. Zij hadden het bijbelmanuscript in een der grotten bij de Dode Zee gevon den. Een mijningenieur, die tot de New- yorkse gemeente behoort en die zich voor archaeologie interesseert, besloot het ma nuscript te kopen. Na lange onderhande lingen met de Bedoeïnen gelukte het om de oorspronkelijk gevraagde prijs van twaalf duizend dollar terug te brengen tot vijf duizend dollar. Het manuscript mag even wel niet naar New York worden gebracht, De Centrale Raad van Beroep te Utrecht heeft de zaak behandeld betreffende het ontslag, door B. en W. van Goes gegeven aan de directeur-geneesheer van het zie kenhuis in die gemeente, dr. G. J. Scherp huis. Het Ambtenarengerecht in 's Herto genbosch had in mei 1957 dit ontslag nie tig verklaard. B. en W. van Goes waren van deze beslissing in beroep gekomen. Uit getuigenverklaringen bleek, dat dr. Scherphuis een grote mate van zelfstan digheid genoot. Dit gaf in de eerste periode na zijn aanstelling in 1947 nimmer aanlei ding tot moeilijkheden. Toen er in 1952 een nieuw bestuur kwam, waren er echter her haaldelijk conflicten gerezen over het door de geneesheer-directeur gevoerde beleid. Eén van de grieven was, dat dr. Scherp huis het toegestane budget voor de ver bouwing van de eetzaal voor de zusters ver had overschreden. Een ander feit was de aanstelling van een klinisch ana liste zonder voorafgaande goedkeuring van het bestuur. Dr. Scherphuis verklaarde dat hij als geneeshger-directeur gerechtigd was soms noodvoorzieningen te treffen. Zijn autonoom optreden was hem voorheen nooit verweten. Pas in 1954 begonnen de conflicten, die zich binnen twee jaar tijds dusdanig ophoopten, dat een uitbarsting on vermijdelijk was. „Achteraf bezien", zo verklaarde hij thans, „was het beter ge weest mij met moeilijkheden tot het be stuur te wenden. Maar de laatste jaren wa ren er al veel conflicten en toen was het onmogelijk geworden tot een gesprek te komen". Volgens de voorzitter van het bestuur zou dr. Scherphuis te veel patiënten van zijn eigen praktijk hebben behouden en daardoor te weinig tijd hebben besteed aan het directeurschap. Dit werd evenwel door de directeur tegengesproken. De onaange name verhouding met het bestuur weet hij alleen aan de voorzitter, die van zijn kant verklaarde niet de moed te hebben gehad de zaak onder vier ogen met dr. Scherphuis te bespreken. In een vergade ring van 11 oktober 1956 had dr. Scherp huis verklaard, niet meer te willen ver gaderen met het bestuur. Daarna volgde een rapport aan B. en W. dat het ontslag van de geneesheer tot gevolg had. Voorts werd gehoord de loco-burgemees ter van Goes, de heer J. H. Roozen. Deze zei, dat er altijd ziekenhuiskwesties in Goes zijn geweest. De conflictstof dateert van 1949, toen het economisch beleid werd herzien. Omtrent de ontslagkwestie was hij van mening, dat het formeel onjuist zou zijn geweest dr. Scherphuis in deze te horen. Tegen deze mening nam de getui- ge-deskundige, dr. P. A. Heeres, voorzit ter van de Geneeskundige Vereniging tot Bevordering van het Ziekenhuiswezen in Nederland, scherp stelling. Deze kwestie had door de burgemeester binnenskamers kunnen worden opgelost. Van diens be- leidszwakte zijn zowel de voorzitter als dr. Scherphuis het slachtoffer geworden, zei hij. Voor het college van B. en W. te Goes trad op mr. B. S. Tigchelaar uit Den Haag, die bevestigde, dat B. en W. hem advies hadden gevraagd over een met dr. Scherphuis te houden bespreking betref fende diens ontslag. Hij had dit evenwel afgeraden, omdat hij er niets van ver wachtte. Naar zijn mening was het gehele bestuur het met de voorzitter eens ge weest. Volgens mr. Tigchelaar had dr. Scherphuis het bestuursbeleid volkomen doorkruist en onder het personeel een vijandige houding tegenover het bestuur aangekweekt. Hij was van oordeel, dat dr. Scherphuis iedere poging tot verzoening had afgesneden. Voor dr. Scherphuis trad op mr. F. W. Adriaanse te Middelburg, die de gehele zaak door de tegenpartij sterk opgeblazen noemde. Hij had de indruk, dat de voor zitter van het bestuur zich te veel over deze zaak had opgewonden. Op de bestuurs vergadering van 11 oktober 1956 was de voorzitter geprikkeld geweest en daarom volgens pleiter weinig geschikt de zaak tot een goed einde te brengen. Dat B. en W. zijn afgegaan op het juridisch advies van mr. Tigchelaar noemde hij verbazing wekkend. Naar pleiters mening was het aan het gemeentebestuur overgelegde rapport over dr. Scherphuis zeer tendentieus. Op dergelijke gronden iemand uit zijn ambt te stoten noemde pleiter onbillijk, temeer daar hem iedere mogelijkheid om tot overleg te komen was afgesneden. De Centrale Raad van Beroep zal later uitspraak doen. Delft. Prop examen metaalkundig ingenieur: J F. Pardoel. Haarlem. Advertentie xsv 0 W&m8k WONINGINRICHTING V B E V E R W IJ K Breéstr. 74-84 *250 modelkamers Geopend: 8-12.30 en'14-18 u. Dinsdag 8-13 u.. maar moet als eigendom van de Ameri kaanse gemeente in het museum van Je ruzalem blijven, daar de Jordaanse wet ten de uitvoer niet toestaan. Het staat vast dat de Bedoeïnen over nog veel meer manuscripten beschikken, waaronder een, dat de Psalmen bevat en naar alle waarschijnlijkheid een der beste is van alle tot nu toe gevonden manuscrip ten. Reeds zijn van de handschriften die in de grotten rond de Dode Zee gevonden zijn, er vierhonderd in de handen van mu seums en universiteiten. Er worden gel den ingezameld om ook de andere bijbel- rollen voor de Oud-Testamentische weten schap ter beschikking te krijgen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1958 | | pagina 13