Wij kunnen onszelf
„zoethouden"
IN HALFWEG VERWERKT MEN PER ETMAAL
TWEE A DRIE MILJOEN KILOGRAM BIETEN
TOT GLINSTERENDE KRISTALSUIKER
J
Honderd jaar geleden werd de eerste
Nederlandse beetwortelsuikerfabriek
te Zevenbergen in Brabant opgericht
V.
Voor liet eerst in onze geschiedenis
kan de gezamenlijke suikerproduktie
aan binnenlandse consumptie voldoen
Geef haar van katoen
Die mare, zoete geur
De minstreel van de mesthoop
Vakantiedorp
Ballet der Lage Landen
met twee premières
ZATERDAG 18 OKTOBER 1958
Erbij
PAGINA DRIE
DE ONTDEKKING van de Berlijnse
apotheker Andreas Siegmund Marggraf.
die, OP 7-oek naar plantaardige zouten, in
mangelwortelen kristalliseerbare suiker
vond, geheel overeenkomende met riet
suiker, is de oorsprong geworden van dr
beetwortelsuikerindustrie, die ook voor
0ns land van zo grote betekenis is gewor
den In het jaar 1747 werd door hem in een
mededeling aan de Koninklijke Academie
van Wetenschappen te Berlijn het resul
taat van zijn onderzoekingen bekend ge
maakt, maar veel aandacht werd er niel
aan geschonken. Praktische betekenis
kreeg dit onderzoek pas, toen Franz Carl
Achard, een leerling van Marggraf, zich in
1786 op zijn landgoed Caulsdorf bij Berlijn
ging toeleggen op het verbouwen van beet
wortelen met een zo hoog mogelijk suiker
gehalte. Door een brand, die zijn woning
geheel vernielde en hem In financiële
moeilijkheden bracht, duurde het tot 1799
eer hii het resultaat van zijn bevindingen
bekend kon maken. De koning van Pruisen.
Friedrlch Wilhelm III, die zich voor het
experiment interesseerde, kocht in 1801
voor een proefneming In het groot het
domein Cunern In Silezië en verschafte
Achard de nodige geldmiddelen om een
suikerfabriekje te stichten, dat in 1802 in
bedrijf kon worden genomen. De capaci
teit van dit fabriekje was ongeveer vijfen
dertighonderd kilogram bieten per dag,
een hoeveelheid, die enigszins vreemd aan
doet nu er in ons land fabrieken zijn die
een dagelijkse verwerking van meer dan
vijf miljoen kilo bieten bereiken. Verder
iteunde de koning met kapitaal en raad
gevingen de oprichting van nog enkele
andere suikerfabriekjes in de buurt van
Berlijn, in Pommeren en In Silezië, boven
dien premies uitlovend voor iedere land
bouwer of fabrikant, die meer dan vier
honderd centenaars beetworte'en per jaar
jou verwerken.
DE GESLAAGDE proefnemingen ver
wekten in geheel Europa groot opzien,
vooral in Frankrijk, omdat Achard, die
van Franse afkomst was, zich met ver
scheidene Franse geleerden in verbinding
had gesteld. Want rietsuiker van een kwa
liteit, die met de huidige kristalsuiker
zelfs niet te vergelijken is, kostte in het
laatste kwart van de achttiende eeuw één
gulden tachtig per kilogram in de groot
handel. In een land als Nederland was
suiker dan ook, zo goed als vet, een artikel
dat voor de minderbedeelden voor dage
lijks gebruik volkomen onbereikbaar was
en alleen op hoogtijdagen, bij huwelijk,
geboorte en doop, in de vorm van suiker
goed en suikerkoek, werd geproefd. De
produktiekosten van deze eerste bietsui
ker, vervaardigd in gebrekkig ingerichte
fabrieken, waar de afvalprodukten nog
niet in rekening werden gebracht, bedroe
gen slechts achttien a negentien cent per
kilogram, dus ongeveer een tiende deel
van de rietsuiker.
Na de slag bij Trafalgar in 1805. waarin
de Engelsen de Franse vloot versloegen,
voerde Napoleon het continentale stelsel
in. waardoor de aanvoer van rietsuiker
vrijwel onmogelijk werd. In 1811 ver
ordende de Franse keizer daarom dat in
zijn rijk ruim dertigduizend hectaren sui
kerbieten moesten worden verbouwd,
■vaarvan een tienduizend hectaren in ons
land. Verder moesten er vier scholen wor
den opgericht, waarin de suikerfabricage
zou worden onderwezen. Met ingang van
1 januari 1813 werd alle rietsuikerinvoer
uit Oost- en West-Indië verboden. In zijn
anti-Franse gezindheid ging Gijsbert Karei
van Hogendorp zelfs zover, de bietsuiker
„een ellendig surrogaat van Franse revo
lutionaire oorsprong" te noemen.
Onder de machtige bescherming van de
keizer nam de beetwortelsuikerindustrie,
gesteund door allerlei maatregelen, «en
voor die dagen grote omvang aan. Vooral
h het Savoy hotel te Londen werd tijdens
«en modeshow dit katoenen mantelpakje
van Boussac getoond.
NEGEN a tien maanden per jaar leidt de suikerfabriek
Hollandin Halfweg een lui leventje. De machines staan
dan stil, zij zijn het werken beu. De installaties worden
behandeld als verwende kinderen. Zij krijgen de grootst
mogelijke aandacht. Alle onderdelen worden gepoetst en
gewassen, tot zij glimmen van netheid. Maar na een maan
denlange rust is het luie leventje gedaan. Dan staat de
fabriek zo'n twaalf weken te stomen en te blazen van
ongekende arbeidsdrift. Dag en nacht werkt de fabriek op
topcapaciteit het gehele najaar door. In de bieienslag
wordt de machines geen moment rust gegund. Dit jaar duurt
het karwei uitzonderlijk lang. Want ae aanvoer van suiker
bieten is zeer groot. Tot rond de kerstdagen zullen de
machines staan te puffen. Dan verwaait de weeë, zoete
geur van de suikerbieten en begint de fabriek weer aan zijn
lange rustkuur.
IN DE LAATSTE week van september zijn de boeren begon
nen de suikerbieten te rooien. Gebeurde dit tot voor enkele jaren
nog met de hand, hoe langer hoe meer wordt het werk door
machines overgenomen. Dat rooien met de hand is riet aan
trekkelijk. Dikwijls werken de arbei
ders „in het aangenomen". Dat komt er
op neer. dat zij lange dagen proberen
te maken om maar zoveel mogelijk te
verdienen, 's Morgens, na de kille
nacht, is het rooien een koud karwei.
En als het geregend heeft, plakt de
kleffe klei aan de kleren van de ar
beiders. Het loon wordt zuur verdiend.
Niet alleen de bietenrooiers kijken ver
langend naar de najaarszon uit. Ook de
boeren en de directie van de suikerfa
briek hopen ieder jaar weer op een
zonnige herfst. Want zonnige dagen en
koude nachten geven een groot suiker
gehalte. Hoe beter het gehalte, hoe gro-
"er het financiële resultaat.
Allerlei tekenen in Halfweg wijzen
u-op, dat de bietencampagne weer aan
de gang is. Het toch al drukke verkeer
op de rijksweg wordt soms belemmerd
door boerenwagens, die uit de polders
de bieten aanvoeren. Bij nat weer zijn de wegen bedekt
met een laagje glibberige klei. Tegenover de fabriek stellen de
wagens zich op in een rij, terwijl voor de ingang van de fabriek
een agent de orde in het verkeer handhaaft. In het. haventje is
het bedrijvig. Diepliggende schepen wachten om door grijpers
van hun zoete last te worden verlost. Lege schuiten glijder onder
de silo's en worden met pulp volgestouwd. De pulp gaat als
veevoer terug naar de boeren. Zeshonderd man zijn voor de
bietencampagne ingezet. IJscoventers, bloemenverkopers, land
arbeiders en ander seizoenpersoneel zijn de vaste bezetting
Komen versterken. Voor de seizoenarbeiders biedt de fabriek
-en mooie gelegenheid om nog tot aan het einde van het jaar
aan de slag te zijn. Er wordt in drie ploegen gewerkt.
De produktie staat onder controle van het ministerie van
Financiën: constant zijn vier ambtenaren in en rond de fabriek
aanwezig om een oogje in het zeil te houden. Op de verpakkings
afdeling staat er één en ook bij de automatische telling. Bij hel
laden van de schepen met balen suiker kijkt nog eens een
ambtenaar nauwlettend toe. En tenslotte surveilleert een vlijtige
dienaar van minister Hofstra geregeld rond het fabrieksgebouw.
Men moet niet proberen een zakje suiker of zelfs maar een fles
diksap mee naar huis te nemen. Want onverwacht kan de amb
tenaar bij de fabriekspoort een steekproef nemen en de brood
zak van een vertrekkende arbeider controleren. De accijns
penningen moeten nu eenmaal worden betaald.
Per etmaal verwerkt de fabriek tweeëneenhalf miljoen kilo
suikerbieten. Via een goot komen de bieten zwemmend in het
water de fabriek in. In zakken van vijftig kilogram verlaat
de suiker het bedrijf om elders te worden opgeslagen. Zes
a zevenduizend zakken per etmaal, dat is dus driehonderd tot
driehonderdvijftig duizend kilo suiker. Uiteraard is het voor de
fabrieksleiding zaak een zo goed mogelijke biet te verkrijgen. De
fabriek levert daarom het zaad aan de boeren. De beplante
oppervlakten worden gecontracteerd. Als het zaad is gekiemd,
is de biet al eigendom van de fabriek. Dit jaar heeft de Half-
wegse fabriek met ongeveer tweeduizend boeren contracten
afgesloten. Voordat het eigenlijke verwerkingsproces „van biet
tot suiker" begint, wordt in een bijgebouw met steekproeven
het gewicht, het aanhangende slik en het suikergehalte Van dè
bieten vastgesteld. Met behulp van deze cijfers wordt vastgesteld
hoeveel aan de boeren wordt uitbetaald. Bij dit bepalen van het
gewicht, de tarra en het gehalte is een van de landbouwers aan
wezig om zo nodig bezwaren tegen de werkwijze in te brengen.
Geschillen tussen de fabrieksleiding en de landbouwers blijken
altijd in der minne te kunnen worden opgelost.
Als uit de enorme aanvoeren steekproeven zijn genomen,
worden de bieten naar de wasmolens gespoeld. In grote „tobben"
wordt de klei losgeweekt en de huid van de beetwortels schoon
gewassen. Een jacobsladder transporteert het zoete produkt naar
een snijmachine, waar de bieten in dunne repen worden gehakt.
Het snijdsel wordt naar een diffusiebatterij gezonden, waar er
in grote ketels kokend water aan wordt toegevoegd. Hier begint
de sapwinning. Het snijdsel wordt gekookt tot een zwarte ruw-
sap met. een suikergehalte van dertien percent ontstaat. Het sap
bevat nog allerlei stoffen, die moeten worden verwijderd. Een
tweede fase is de zuivering. Ook dit proces gebeurt in grote
ketels. Een suikerfabriek staat vol ketels. Eromheen hangt een
benauwende weeë lucht, die veel sterker is dan de penetrante
geur welke rond de fabriek de voorbijgangers op de keel slaat.
In de loopgangen blijven de schoenzolen soms even plakken.
Tegen de warmte van de ketels is er voor de arbeiders één
remedie: zich dun kleden. Sommige arbeiders staan met ontbloot
bovenlijf door een kijkglas naar het borrelen van het kokende
sap in de machtige pannen te kijken
om het verloop van de zuivering te
volgen. Aan het sap wordt gebrande
kalk toegevoegd, waardoor het vocht
geleidelijk van kleur verandert. Ook
koolzuur wordt er door geleid, om df
niet-suikers te verwijderen. In filters
ondergaat het sap tweemaal een kool
zuurbehandeling. De laatste restanten
van de kalk kunnen dan worden ver
wijderd. waarna uiteindelijk het afge
werkte dunsap met een suikerpercen
tage van twaalf percent overblijft.
In een nieuwe serie ketels volgt de
omzetting in diksap. Het water wordt
verdampt tot het produkt vanzelf gaat
kristalliseren. Is het proces eenmaal
zo ver gevorderd, dan kan de zoete brij
worden gescheiden in suiker en stroop
Met een enorme snelheid draait een a;
in de bruine brij. De stroop wordt „af-
geslingerd" zeggen de vakmensen. Ge
leidelijk ontstaan de witte kristalkorrels
Voordat de nog warme suiker via lange goten naar een koel-en-
droogruimte gaat, wordt gecontroleerd, of de kleur spierwit is en
de korrels mooi gelijkmatig zijn. Na koeling en droging wordt
de suiker machinaal verpakt en naar de scheepsruimte ge
transporteerd. De stroop wordt opnieuw ingedikt om er suiker
aan te onttrekken. Dit proces herhaalt zich nogmaals. De tweede
en derde soort suiker worden niet in de handel gebracht, maar
opnieuw in het dunsap opgelost om te worden ingedikt. De derde
soort stroop, de melasse, is zodanig dat er geen suiker meer aan
kan worden onttrokken. Dit. afvalprodukt is echter niet waar
deloos. De melasse wordt namelijk in spiritusfabrieken verwerkt.
Rond de kerstdagen krijgen de machines rust. Dan heeft
le fabriek naar schatting meer dan twintig miljoen kilogram
witsuiker geproduceerd. De opbrengst is dit. jaar groot. Voor
het eerst zullen namelijk alle suikerfabrieken in ons land
zoveel suiker produceren, dat aan de binnenlandse consump
tie kan worden voldaan.
IN „De Doofpot" in Amsterdam is donderdagmiddag het boek
„De minstreel van de mesthoop" door Alex de Haas ten doop
gehouden. De eerste exemplaren werden uitgereikt aan de
weduwe van Jan van Zutphen en aan Henriëtte Davids, de twee
daaropvolgende werden voor Jan Musch en Louis de Bree be
stemd. zulks als dank voor de ondervonden medewerking bij de
moeilijke naspeuringen naar het verleden van het Nederlandse
cabaret. Twee weken geleden hebben wij een pagina van „Erbij"
aan deze zeer lezenswaardige en prachtig geïllustreerde publi-
katie over leven en werken van Eduard Jacobs gewijd. Het is
verschenen bij „De Bezige Bij" te Amsterdam, de „uitgeverij die
zoveel grammofoonplaten in haar boeken doet". In dit geval ls
het een 45-toerenplaat met vier liedjes van Jacobs.
de werkwijze werd in velerlei opzicht ver
beterd. De pogingen van de zaadkwekers
om het suikergehalte van de bieten om
hoog te brengen bleven niet zonder rësul-
aat. Marggraf had in de witte Silezische
uangelwortel een suikergehalte van 1,56
Tercent aangetroffen, in de suikerwortel
',32 percent en in de rode mangelwortel
\49 percent, maar in 1858 haalden de
?ranse bieten reeds een gehalte van lYi
Tercent. Omstreeks 1890 was het percen-
age opgevoerd tot 12 en thans zelfs op 17
i 18 percent behaald, dat dan ook wel als
iet bereikbare maximum wordt be-
chouwd bij de bestaande wijze van /er-
deling en selectie. Dat is dus meer dan
ien keer zoveel als toen Marggraf zijn eer-
'e proeven nam.
Op het grondgebied van het tegenwoor-
ige Nederland verrezen niet minder dan
eventien fabrieken, waarvan drie te Am
sterdam, drie in Dordrecht, twee in Rot
terdam en te 's-Gravenhage, Middelburg,
Oosterbeck b\j Arnhem. Thamen bij Uit
hoorn. Utrecht, Wageningen, Zierikzee,
Zutphen en Zwolle elk één. Hoewel het
aantal groot was, is zulks met de produk
tie toch niet het geval geweest, want in 't
'op.jaar verwerkten zij fezamen niet meer
dan drieduizend ton beetwortelen met een
suikeropbrengst van ruim twintig ton. Na
de val van Napoleon en de opheffing aan
het continentale stelsel, waardoor de
Amerikaanse rietsuiker weer naar Europa
kon komen, verdween deze industrie voor
tange tjjd. In Frankrjjk konden slechts
enkele van de grootste fabrieken blijven
doorwerken, hoewel ze niet winstgevend
waren. Ook in Duitsland en Rusland bleef
de beetwortelsuikerindustrie onder vrij
zorgelijke omstandigheden voortbestaan.
In Frankrijk werd tussen de jaren 1816 en
1821 gemiddeld duizend ton beetwortelsui
ker per jaar geproduceerd. Deze industrie
ondervond een grote steun doordat de in
voer van suiker uit het buitenland zwaar
was belast, terwijl de inheemse suiker geen
rechten behoefde te betalen.
PAS na 1830 begon er in de andere
Europese landen weer belangstelling voor
de suikerbietenindustrie te komen. In
Nederland kwam zowel suiker uit Java
als uit Suriname binnen, die niet alleen in
de behoefte van die dagen voorzag, maar
ook de grondstof leverde voor 'n bloeiende
suikerraffinaderij voor de invoer, zodat de
aanleiding om ook een inheemse suiker
industrie te scheppen, hier ontbrak. Het
duurde dan ook tot. het jaar 1852, bij ge
legenheid van een herziening van het ta
rief van invoerrechten, eer er in de volks
vertegenwoordiging sprake was van het
nemen van maatregelen ingeval er beet
wortelsuiker zou worden geproduceerd. In
dat jaar gaven de Staten-Generaal aan de
regering de vrijheid om bij Koninklijk
Besluit de nodige verordeningen uit te
vaardigen omtrent eventueel te fabriceren
inlandse beetwortelsuiker.
Waarschijnlijk naar het voorbeeld van
een beginnende suikerindustrie in Vlaan
deren is er in 1858 te Zevenbergen een
nieuw fabriekje gesticht, na enige jaren
gevolgd door Ulestraten, Geldermalsen en
Oosterbeek, die het tot in de twintigste
eeuw hebben volgehouden. In 1860 volgde
een fabriek te Dordrecht, daarna een te
Oudenbosch en in 1364 kwamen fabrieken
te Roosendaal en Halfweg in bedrijf.
HOEWEL dus de eerste pogingen om in
ons land de teelt van suikerbieten ingang
te doen vinden reeds van 1812 dateren, was
dit begin zo bescheiden, dat de onder Na
poleon begonnen produktie slechts als een
proefneming beschouwd kan worden, zo
dat in feite het jaar 1858 moet worden
beschouwd als het geboortejaar van de
Nederlandse suikerindustrie met de oiet
als grondstof.
In Brabant kwam omstreeks 1870 een
groot aantal suikerfabriekjes voor, waar
mee de uitbreiding van de bietenteelt m
het zuiden van het land gelijke tred hield.
Veelal lieten de fabrikanten de bieten voor
hun rekening verbouwen, later kochten ze
de bieten voor een bepaalde prijs per dui
zend kilogram. Toen de veredeling genoeg
gevorderd was, zorgden de fabrikanten
voor zaad en suikerrijke bieten, die echter
een geringer aantal kilo's opbrachten en
niet beter betaald werden, waardoor er
moeilijkheden optraden tussen boer en
fabrikant. De minder bevredigende toe
standen bij de bietenverkoop werden er
tenslotte de oorzaak van. dat in 1899 een
coöperatieve suikerfabriek werd opgericht
te Sas van Gent, in 1909 door de coöpera
tieve suikerfabriek te Dinteloord gevolgd.
Hoewel in de negentiende eeuw ook in
Groningen reeds bieten gecontracteerd
werden door de fabriek te Lemelerveld,
begon er omstreeks 1900 in Groningen en
Friesland meer belangstelling voor de sui-
kerbietenbouw te komen. De Noordneder
landse Beetwortelsuikerfabriek te Vierver-
laten werkte voor het eerst, in 1807, in 1914
kwam de Coöperatieve Fries-Groningse
Beetwortelsuikerfabriek te Groningen tot
stand.
ONDANKS de tegenwerking van de
landeigenaren, die beducht waren voor te
grote uitputting van de grond en zelfs nog
niet zo heel lang geleden het verbouwen
van bieten aan hun pachters verboden,
heeft de bietenteelt in ons land een steeds
grotere omvang gekregen. De nieuwere
inzichten op het gebied van de bemestings
leer en de steeds grotere verscheidenheid
van kunstmeststoffen hebben daartoe in
belangrijke mate bijgedragen. Daardoor is
het mogelijk geworden dat ook op grond
soorten, die van nature niet zo vruchtbaar
zijn als de kleigebieden, de bietenteelt met
goed gevolg kan worden uitgeoefend.
De bietenteelt en de bietsuikerfabricage
hebben de suiker van een luxe-artikel, dat
alleen maatschappelijk bevoorrechten zich
konden veroorloven, tot een verbruiks-
artikel voor iedereen gemaakt, zodat het
onjuist is het voor te stellen dat de biet
suiker de rietsuiker heeft vervangen.
Want de bietsuiker heeft voorzien in een
behoefte, waaraan voorheen niet kon wor
den voldaan. Bovendien doet de suiker-
accijns elk jaar tientallen miljoenen gul
dens in de schatkist vloeien, een belasting,
die nog stamt uti de tijd dat het verbruik
van suiker als een luxe gold.
P. C. Heiser
HET HOTEL was al in slaap gevallen. De
vakantiegangers, de families met kinderen,
de Amerikaanse militiaren uit Duitsland
en de Duitsers, de passanten per auto en
al die anderen die tezamen een „seizoen"
uitmaken, waren al weg. Het hele dorp
was in slaap gevallen. Behalve natuurlijk
de winkels, want het dorp ligt tegen de
Duitse grenS" aan en op woensdag en zater
dag komen de Duitsers er goedkoop win
kelen. Verder was het dorp rustig inge
sluimerd. De meeste hotels waren dicht,
de souvenirshops, zoals dat in het Neder
lands heet, de speeltuinen en de kiosken
waren gesloten. Kinderen speelden al weer
rustig op straat in de wetenschap, dat
de weinige auto's die het dorp buiten het
seizoen kent, voorbereid zijn op spelende
kinderen.
Toen kwam het congres. Eén hotel was
er voor open gebleven en één zalenver-
huurder. die normaal 's winters alleen ont
waakt voor de twee jaarlijkse uitvoeringen
met bal na van de plaatselijke toneel
vereniging, had eveneens zijn winterslaap
een paar weken uitgesteld. Het congres
kwam. Driehonderd mensen tegelijk, die
om een onverklaarbare en door het dorp
ook niet nodig geachte reden hier naar toe
wilden komen. Drie dagen lang zouden ze
over hetzelfde onderwerp .praten. Welk
onderwerp interesseerde het dorp niet. In
tuïtief bezat men de wetenschap van de
geroutineerde congresbezoeker, dat het
onderwerp zeer gedeeltelijk terzake doet-
Hoofdzaak voor de congressisten is rust
en een beetje praten, eten en drinken en
wat geïnteresseerd kijkend rondwandelen.
DAar was het dorp op voorbereid om
daar geld aan te verdienen.
De vorige avond, al begonnen de auto's
binnen te komen. In het donker konden de
inwoners de congresbezoekers al van verre
herkennen: de auto's, die bij het zien van
het naambordje van het dorp niet alleen
tot vijftig, maar tot nog aanzienlijk min
der kilometers per uur afzakten en dan
aarzelend, rond begonnen te rijden op zoek
naar het hotel. Als zij het adres aan een
dorpeling wilden vragen, hoefden zij de
naam niet eens te noemen. Stoppen was
voldoende dan begon de inboorling de
juiste aanwijzing al af te draaien. Alleen
de mensen in het dorp, die wisten dat zij
niets aan het congres zouden verdienen,
wendden gehinderd de schouders af en
liepen door, zich de ogen beschermend
tegen de felle, zoekende koplampen.
Drie dagen lang heeft het congres ge
woed. Het hele dorp leefde weer op. Tv de
middag van de tweede dag ging zelfs de
souvenirshop weer open en met de kiosk
viel door een geopende achterdeur wel een
handeltje te doen in prentbriefkaarten.
Het hotel beleefde gouden dagen en zelfs
de kelners mopperden niet meer als de
gasten tot drie uur 's nachts doorfuifden.
De zalenverhuurder verkocht hectoliters
koffie en thee en de enige taxichauffeur
van het dorp reed alsmaar heen en weer
naar de nabij liggende stad. Het dorp had
gouden dagen.
Maar na drie dagen was het afgelopen.
Binnen een uur na het einde van het con
gres waren alle auto's uit het dorp ver
dwenen. De congressisten waren weer naar
huis gaan verlangen. Alles werd weer stil.
Er moest nog wat afgewassen worden, de
vloeren zouden nog geschrobd worden en
de stoelen met hoezen overtrokken, maar
dan kon de winterslaap toch echt begin
nen.
Het dorp was er hard aan toe- De vol
gende dag was alles doodstil. Nog een paar
winkeltjes en één kroeg waren open. De
rest zat tevreden thuis het geld te tellen.
En ook de congressisten waren weer thuis.
Misschien beseften zij, dat hun congres
niet meer dan een kleine rimpel had ver
oorzaakt in het bestaan van het probleem
waar zij over gesproken hadden. Waar
schijnlijk wisten zij, dat ook in hun par
ticuliere leven slechts een minuscule rim
pel was opgetekend.
Maar misschien had het hen ontmoedigd
te weten, dat het dorp hen alweer volledig
vergeten had. Want vakantiedorpzijn is
een harde business.
E. Romayn
Op dinsdag 28 oktober geeft Het Ballet
der Lage Landen in de Koninklijke
Schouwburg in 's-Gravenhage de Neder
landse première van „Flower of happi-
nes" in de choreografie van de Hon
gaarse Maria Fai op muziek van Szanto
Jeno. De eerste voorstelling hiervan in
Amsterdam volgt op woensdag 29 ok
tober.
De tweede première: „The golden
apple", choreografie Keith Lester op
muziek van Cesare Pugni is eveneens
vastgesteld op woensdag 29 oktober in
de Amsterdamse Stadsschouwburg.