Wij kunnen onszelf „zoethouden" IN HALFWEG VERWERKT MEN PER ETMAAL TWEE A DRIE MILJOEN KILOGRAM BIETEN TOT GLINSTERENDE KRISTALSUIKER J Honderd jaar geleden werd de eerste Nederlandse beetwortelsuikerfabriek te Zevenbergen in Brabant opgericht V. Voor liet eerst in onze geschiedenis kan de gezamenlijke suikerproduktie aan binnenlandse consumptie voldoen Geef haar van katoen Die mare, zoete geur De minstreel van de mesthoop Vakantiedorp Ballet der Lage Landen met twee premières ZATERDAG 18 OKTOBER 1958 Erbij PAGINA DRIE DE ONTDEKKING van de Berlijnse apotheker Andreas Siegmund Marggraf. die, OP 7-oek naar plantaardige zouten, in mangelwortelen kristalliseerbare suiker vond, geheel overeenkomende met riet suiker, is de oorsprong geworden van dr beetwortelsuikerindustrie, die ook voor 0ns land van zo grote betekenis is gewor den In het jaar 1747 werd door hem in een mededeling aan de Koninklijke Academie van Wetenschappen te Berlijn het resul taat van zijn onderzoekingen bekend ge maakt, maar veel aandacht werd er niel aan geschonken. Praktische betekenis kreeg dit onderzoek pas, toen Franz Carl Achard, een leerling van Marggraf, zich in 1786 op zijn landgoed Caulsdorf bij Berlijn ging toeleggen op het verbouwen van beet wortelen met een zo hoog mogelijk suiker gehalte. Door een brand, die zijn woning geheel vernielde en hem In financiële moeilijkheden bracht, duurde het tot 1799 eer hii het resultaat van zijn bevindingen bekend kon maken. De koning van Pruisen. Friedrlch Wilhelm III, die zich voor het experiment interesseerde, kocht in 1801 voor een proefneming In het groot het domein Cunern In Silezië en verschafte Achard de nodige geldmiddelen om een suikerfabriekje te stichten, dat in 1802 in bedrijf kon worden genomen. De capaci teit van dit fabriekje was ongeveer vijfen dertighonderd kilogram bieten per dag, een hoeveelheid, die enigszins vreemd aan doet nu er in ons land fabrieken zijn die een dagelijkse verwerking van meer dan vijf miljoen kilo bieten bereiken. Verder iteunde de koning met kapitaal en raad gevingen de oprichting van nog enkele andere suikerfabriekjes in de buurt van Berlijn, in Pommeren en In Silezië, boven dien premies uitlovend voor iedere land bouwer of fabrikant, die meer dan vier honderd centenaars beetworte'en per jaar jou verwerken. DE GESLAAGDE proefnemingen ver wekten in geheel Europa groot opzien, vooral in Frankrijk, omdat Achard, die van Franse afkomst was, zich met ver scheidene Franse geleerden in verbinding had gesteld. Want rietsuiker van een kwa liteit, die met de huidige kristalsuiker zelfs niet te vergelijken is, kostte in het laatste kwart van de achttiende eeuw één gulden tachtig per kilogram in de groot handel. In een land als Nederland was suiker dan ook, zo goed als vet, een artikel dat voor de minderbedeelden voor dage lijks gebruik volkomen onbereikbaar was en alleen op hoogtijdagen, bij huwelijk, geboorte en doop, in de vorm van suiker goed en suikerkoek, werd geproefd. De produktiekosten van deze eerste bietsui ker, vervaardigd in gebrekkig ingerichte fabrieken, waar de afvalprodukten nog niet in rekening werden gebracht, bedroe gen slechts achttien a negentien cent per kilogram, dus ongeveer een tiende deel van de rietsuiker. Na de slag bij Trafalgar in 1805. waarin de Engelsen de Franse vloot versloegen, voerde Napoleon het continentale stelsel in. waardoor de aanvoer van rietsuiker vrijwel onmogelijk werd. In 1811 ver ordende de Franse keizer daarom dat in zijn rijk ruim dertigduizend hectaren sui kerbieten moesten worden verbouwd, ■vaarvan een tienduizend hectaren in ons land. Verder moesten er vier scholen wor den opgericht, waarin de suikerfabricage zou worden onderwezen. Met ingang van 1 januari 1813 werd alle rietsuikerinvoer uit Oost- en West-Indië verboden. In zijn anti-Franse gezindheid ging Gijsbert Karei van Hogendorp zelfs zover, de bietsuiker „een ellendig surrogaat van Franse revo lutionaire oorsprong" te noemen. Onder de machtige bescherming van de keizer nam de beetwortelsuikerindustrie, gesteund door allerlei maatregelen, «en voor die dagen grote omvang aan. Vooral h het Savoy hotel te Londen werd tijdens «en modeshow dit katoenen mantelpakje van Boussac getoond. NEGEN a tien maanden per jaar leidt de suikerfabriek Hollandin Halfweg een lui leventje. De machines staan dan stil, zij zijn het werken beu. De installaties worden behandeld als verwende kinderen. Zij krijgen de grootst mogelijke aandacht. Alle onderdelen worden gepoetst en gewassen, tot zij glimmen van netheid. Maar na een maan denlange rust is het luie leventje gedaan. Dan staat de fabriek zo'n twaalf weken te stomen en te blazen van ongekende arbeidsdrift. Dag en nacht werkt de fabriek op topcapaciteit het gehele najaar door. In de bieienslag wordt de machines geen moment rust gegund. Dit jaar duurt het karwei uitzonderlijk lang. Want ae aanvoer van suiker bieten is zeer groot. Tot rond de kerstdagen zullen de machines staan te puffen. Dan verwaait de weeë, zoete geur van de suikerbieten en begint de fabriek weer aan zijn lange rustkuur. IN DE LAATSTE week van september zijn de boeren begon nen de suikerbieten te rooien. Gebeurde dit tot voor enkele jaren nog met de hand, hoe langer hoe meer wordt het werk door machines overgenomen. Dat rooien met de hand is riet aan trekkelijk. Dikwijls werken de arbei ders „in het aangenomen". Dat komt er op neer. dat zij lange dagen proberen te maken om maar zoveel mogelijk te verdienen, 's Morgens, na de kille nacht, is het rooien een koud karwei. En als het geregend heeft, plakt de kleffe klei aan de kleren van de ar beiders. Het loon wordt zuur verdiend. Niet alleen de bietenrooiers kijken ver langend naar de najaarszon uit. Ook de boeren en de directie van de suikerfa briek hopen ieder jaar weer op een zonnige herfst. Want zonnige dagen en koude nachten geven een groot suiker gehalte. Hoe beter het gehalte, hoe gro- "er het financiële resultaat. Allerlei tekenen in Halfweg wijzen u-op, dat de bietencampagne weer aan de gang is. Het toch al drukke verkeer op de rijksweg wordt soms belemmerd door boerenwagens, die uit de polders de bieten aanvoeren. Bij nat weer zijn de wegen bedekt met een laagje glibberige klei. Tegenover de fabriek stellen de wagens zich op in een rij, terwijl voor de ingang van de fabriek een agent de orde in het verkeer handhaaft. In het. haventje is het bedrijvig. Diepliggende schepen wachten om door grijpers van hun zoete last te worden verlost. Lege schuiten glijder onder de silo's en worden met pulp volgestouwd. De pulp gaat als veevoer terug naar de boeren. Zeshonderd man zijn voor de bietencampagne ingezet. IJscoventers, bloemenverkopers, land arbeiders en ander seizoenpersoneel zijn de vaste bezetting Komen versterken. Voor de seizoenarbeiders biedt de fabriek -en mooie gelegenheid om nog tot aan het einde van het jaar aan de slag te zijn. Er wordt in drie ploegen gewerkt. De produktie staat onder controle van het ministerie van Financiën: constant zijn vier ambtenaren in en rond de fabriek aanwezig om een oogje in het zeil te houden. Op de verpakkings afdeling staat er één en ook bij de automatische telling. Bij hel laden van de schepen met balen suiker kijkt nog eens een ambtenaar nauwlettend toe. En tenslotte surveilleert een vlijtige dienaar van minister Hofstra geregeld rond het fabrieksgebouw. Men moet niet proberen een zakje suiker of zelfs maar een fles diksap mee naar huis te nemen. Want onverwacht kan de amb tenaar bij de fabriekspoort een steekproef nemen en de brood zak van een vertrekkende arbeider controleren. De accijns penningen moeten nu eenmaal worden betaald. Per etmaal verwerkt de fabriek tweeëneenhalf miljoen kilo suikerbieten. Via een goot komen de bieten zwemmend in het water de fabriek in. In zakken van vijftig kilogram verlaat de suiker het bedrijf om elders te worden opgeslagen. Zes a zevenduizend zakken per etmaal, dat is dus driehonderd tot driehonderdvijftig duizend kilo suiker. Uiteraard is het voor de fabrieksleiding zaak een zo goed mogelijke biet te verkrijgen. De fabriek levert daarom het zaad aan de boeren. De beplante oppervlakten worden gecontracteerd. Als het zaad is gekiemd, is de biet al eigendom van de fabriek. Dit jaar heeft de Half- wegse fabriek met ongeveer tweeduizend boeren contracten afgesloten. Voordat het eigenlijke verwerkingsproces „van biet tot suiker" begint, wordt in een bijgebouw met steekproeven het gewicht, het aanhangende slik en het suikergehalte Van dè bieten vastgesteld. Met behulp van deze cijfers wordt vastgesteld hoeveel aan de boeren wordt uitbetaald. Bij dit bepalen van het gewicht, de tarra en het gehalte is een van de landbouwers aan wezig om zo nodig bezwaren tegen de werkwijze in te brengen. Geschillen tussen de fabrieksleiding en de landbouwers blijken altijd in der minne te kunnen worden opgelost. Als uit de enorme aanvoeren steekproeven zijn genomen, worden de bieten naar de wasmolens gespoeld. In grote „tobben" wordt de klei losgeweekt en de huid van de beetwortels schoon gewassen. Een jacobsladder transporteert het zoete produkt naar een snijmachine, waar de bieten in dunne repen worden gehakt. Het snijdsel wordt naar een diffusiebatterij gezonden, waar er in grote ketels kokend water aan wordt toegevoegd. Hier begint de sapwinning. Het snijdsel wordt gekookt tot een zwarte ruw- sap met. een suikergehalte van dertien percent ontstaat. Het sap bevat nog allerlei stoffen, die moeten worden verwijderd. Een tweede fase is de zuivering. Ook dit proces gebeurt in grote ketels. Een suikerfabriek staat vol ketels. Eromheen hangt een benauwende weeë lucht, die veel sterker is dan de penetrante geur welke rond de fabriek de voorbijgangers op de keel slaat. In de loopgangen blijven de schoenzolen soms even plakken. Tegen de warmte van de ketels is er voor de arbeiders één remedie: zich dun kleden. Sommige arbeiders staan met ontbloot bovenlijf door een kijkglas naar het borrelen van het kokende sap in de machtige pannen te kijken om het verloop van de zuivering te volgen. Aan het sap wordt gebrande kalk toegevoegd, waardoor het vocht geleidelijk van kleur verandert. Ook koolzuur wordt er door geleid, om df niet-suikers te verwijderen. In filters ondergaat het sap tweemaal een kool zuurbehandeling. De laatste restanten van de kalk kunnen dan worden ver wijderd. waarna uiteindelijk het afge werkte dunsap met een suikerpercen tage van twaalf percent overblijft. In een nieuwe serie ketels volgt de omzetting in diksap. Het water wordt verdampt tot het produkt vanzelf gaat kristalliseren. Is het proces eenmaal zo ver gevorderd, dan kan de zoete brij worden gescheiden in suiker en stroop Met een enorme snelheid draait een a; in de bruine brij. De stroop wordt „af- geslingerd" zeggen de vakmensen. Ge leidelijk ontstaan de witte kristalkorrels Voordat de nog warme suiker via lange goten naar een koel-en- droogruimte gaat, wordt gecontroleerd, of de kleur spierwit is en de korrels mooi gelijkmatig zijn. Na koeling en droging wordt de suiker machinaal verpakt en naar de scheepsruimte ge transporteerd. De stroop wordt opnieuw ingedikt om er suiker aan te onttrekken. Dit proces herhaalt zich nogmaals. De tweede en derde soort suiker worden niet in de handel gebracht, maar opnieuw in het dunsap opgelost om te worden ingedikt. De derde soort stroop, de melasse, is zodanig dat er geen suiker meer aan kan worden onttrokken. Dit. afvalprodukt is echter niet waar deloos. De melasse wordt namelijk in spiritusfabrieken verwerkt. Rond de kerstdagen krijgen de machines rust. Dan heeft le fabriek naar schatting meer dan twintig miljoen kilogram witsuiker geproduceerd. De opbrengst is dit. jaar groot. Voor het eerst zullen namelijk alle suikerfabrieken in ons land zoveel suiker produceren, dat aan de binnenlandse consump tie kan worden voldaan. IN „De Doofpot" in Amsterdam is donderdagmiddag het boek „De minstreel van de mesthoop" door Alex de Haas ten doop gehouden. De eerste exemplaren werden uitgereikt aan de weduwe van Jan van Zutphen en aan Henriëtte Davids, de twee daaropvolgende werden voor Jan Musch en Louis de Bree be stemd. zulks als dank voor de ondervonden medewerking bij de moeilijke naspeuringen naar het verleden van het Nederlandse cabaret. Twee weken geleden hebben wij een pagina van „Erbij" aan deze zeer lezenswaardige en prachtig geïllustreerde publi- katie over leven en werken van Eduard Jacobs gewijd. Het is verschenen bij „De Bezige Bij" te Amsterdam, de „uitgeverij die zoveel grammofoonplaten in haar boeken doet". In dit geval ls het een 45-toerenplaat met vier liedjes van Jacobs. de werkwijze werd in velerlei opzicht ver beterd. De pogingen van de zaadkwekers om het suikergehalte van de bieten om hoog te brengen bleven niet zonder rësul- aat. Marggraf had in de witte Silezische uangelwortel een suikergehalte van 1,56 Tercent aangetroffen, in de suikerwortel ',32 percent en in de rode mangelwortel \49 percent, maar in 1858 haalden de ?ranse bieten reeds een gehalte van lYi Tercent. Omstreeks 1890 was het percen- age opgevoerd tot 12 en thans zelfs op 17 i 18 percent behaald, dat dan ook wel als iet bereikbare maximum wordt be- chouwd bij de bestaande wijze van /er- deling en selectie. Dat is dus meer dan ien keer zoveel als toen Marggraf zijn eer- 'e proeven nam. Op het grondgebied van het tegenwoor- ige Nederland verrezen niet minder dan eventien fabrieken, waarvan drie te Am sterdam, drie in Dordrecht, twee in Rot terdam en te 's-Gravenhage, Middelburg, Oosterbeck b\j Arnhem. Thamen bij Uit hoorn. Utrecht, Wageningen, Zierikzee, Zutphen en Zwolle elk één. Hoewel het aantal groot was, is zulks met de produk tie toch niet het geval geweest, want in 't 'op.jaar verwerkten zij fezamen niet meer dan drieduizend ton beetwortelen met een suikeropbrengst van ruim twintig ton. Na de val van Napoleon en de opheffing aan het continentale stelsel, waardoor de Amerikaanse rietsuiker weer naar Europa kon komen, verdween deze industrie voor tange tjjd. In Frankrjjk konden slechts enkele van de grootste fabrieken blijven doorwerken, hoewel ze niet winstgevend waren. Ook in Duitsland en Rusland bleef de beetwortelsuikerindustrie onder vrij zorgelijke omstandigheden voortbestaan. In Frankrijk werd tussen de jaren 1816 en 1821 gemiddeld duizend ton beetwortelsui ker per jaar geproduceerd. Deze industrie ondervond een grote steun doordat de in voer van suiker uit het buitenland zwaar was belast, terwijl de inheemse suiker geen rechten behoefde te betalen. PAS na 1830 begon er in de andere Europese landen weer belangstelling voor de suikerbietenindustrie te komen. In Nederland kwam zowel suiker uit Java als uit Suriname binnen, die niet alleen in de behoefte van die dagen voorzag, maar ook de grondstof leverde voor 'n bloeiende suikerraffinaderij voor de invoer, zodat de aanleiding om ook een inheemse suiker industrie te scheppen, hier ontbrak. Het duurde dan ook tot. het jaar 1852, bij ge legenheid van een herziening van het ta rief van invoerrechten, eer er in de volks vertegenwoordiging sprake was van het nemen van maatregelen ingeval er beet wortelsuiker zou worden geproduceerd. In dat jaar gaven de Staten-Generaal aan de regering de vrijheid om bij Koninklijk Besluit de nodige verordeningen uit te vaardigen omtrent eventueel te fabriceren inlandse beetwortelsuiker. Waarschijnlijk naar het voorbeeld van een beginnende suikerindustrie in Vlaan deren is er in 1858 te Zevenbergen een nieuw fabriekje gesticht, na enige jaren gevolgd door Ulestraten, Geldermalsen en Oosterbeek, die het tot in de twintigste eeuw hebben volgehouden. In 1860 volgde een fabriek te Dordrecht, daarna een te Oudenbosch en in 1364 kwamen fabrieken te Roosendaal en Halfweg in bedrijf. HOEWEL dus de eerste pogingen om in ons land de teelt van suikerbieten ingang te doen vinden reeds van 1812 dateren, was dit begin zo bescheiden, dat de onder Na poleon begonnen produktie slechts als een proefneming beschouwd kan worden, zo dat in feite het jaar 1858 moet worden beschouwd als het geboortejaar van de Nederlandse suikerindustrie met de oiet als grondstof. In Brabant kwam omstreeks 1870 een groot aantal suikerfabriekjes voor, waar mee de uitbreiding van de bietenteelt m het zuiden van het land gelijke tred hield. Veelal lieten de fabrikanten de bieten voor hun rekening verbouwen, later kochten ze de bieten voor een bepaalde prijs per dui zend kilogram. Toen de veredeling genoeg gevorderd was, zorgden de fabrikanten voor zaad en suikerrijke bieten, die echter een geringer aantal kilo's opbrachten en niet beter betaald werden, waardoor er moeilijkheden optraden tussen boer en fabrikant. De minder bevredigende toe standen bij de bietenverkoop werden er tenslotte de oorzaak van. dat in 1899 een coöperatieve suikerfabriek werd opgericht te Sas van Gent, in 1909 door de coöpera tieve suikerfabriek te Dinteloord gevolgd. Hoewel in de negentiende eeuw ook in Groningen reeds bieten gecontracteerd werden door de fabriek te Lemelerveld, begon er omstreeks 1900 in Groningen en Friesland meer belangstelling voor de sui- kerbietenbouw te komen. De Noordneder landse Beetwortelsuikerfabriek te Vierver- laten werkte voor het eerst, in 1807, in 1914 kwam de Coöperatieve Fries-Groningse Beetwortelsuikerfabriek te Groningen tot stand. ONDANKS de tegenwerking van de landeigenaren, die beducht waren voor te grote uitputting van de grond en zelfs nog niet zo heel lang geleden het verbouwen van bieten aan hun pachters verboden, heeft de bietenteelt in ons land een steeds grotere omvang gekregen. De nieuwere inzichten op het gebied van de bemestings leer en de steeds grotere verscheidenheid van kunstmeststoffen hebben daartoe in belangrijke mate bijgedragen. Daardoor is het mogelijk geworden dat ook op grond soorten, die van nature niet zo vruchtbaar zijn als de kleigebieden, de bietenteelt met goed gevolg kan worden uitgeoefend. De bietenteelt en de bietsuikerfabricage hebben de suiker van een luxe-artikel, dat alleen maatschappelijk bevoorrechten zich konden veroorloven, tot een verbruiks- artikel voor iedereen gemaakt, zodat het onjuist is het voor te stellen dat de biet suiker de rietsuiker heeft vervangen. Want de bietsuiker heeft voorzien in een behoefte, waaraan voorheen niet kon wor den voldaan. Bovendien doet de suiker- accijns elk jaar tientallen miljoenen gul dens in de schatkist vloeien, een belasting, die nog stamt uti de tijd dat het verbruik van suiker als een luxe gold. P. C. Heiser HET HOTEL was al in slaap gevallen. De vakantiegangers, de families met kinderen, de Amerikaanse militiaren uit Duitsland en de Duitsers, de passanten per auto en al die anderen die tezamen een „seizoen" uitmaken, waren al weg. Het hele dorp was in slaap gevallen. Behalve natuurlijk de winkels, want het dorp ligt tegen de Duitse grenS" aan en op woensdag en zater dag komen de Duitsers er goedkoop win kelen. Verder was het dorp rustig inge sluimerd. De meeste hotels waren dicht, de souvenirshops, zoals dat in het Neder lands heet, de speeltuinen en de kiosken waren gesloten. Kinderen speelden al weer rustig op straat in de wetenschap, dat de weinige auto's die het dorp buiten het seizoen kent, voorbereid zijn op spelende kinderen. Toen kwam het congres. Eén hotel was er voor open gebleven en één zalenver- huurder. die normaal 's winters alleen ont waakt voor de twee jaarlijkse uitvoeringen met bal na van de plaatselijke toneel vereniging, had eveneens zijn winterslaap een paar weken uitgesteld. Het congres kwam. Driehonderd mensen tegelijk, die om een onverklaarbare en door het dorp ook niet nodig geachte reden hier naar toe wilden komen. Drie dagen lang zouden ze over hetzelfde onderwerp .praten. Welk onderwerp interesseerde het dorp niet. In tuïtief bezat men de wetenschap van de geroutineerde congresbezoeker, dat het onderwerp zeer gedeeltelijk terzake doet- Hoofdzaak voor de congressisten is rust en een beetje praten, eten en drinken en wat geïnteresseerd kijkend rondwandelen. DAar was het dorp op voorbereid om daar geld aan te verdienen. De vorige avond, al begonnen de auto's binnen te komen. In het donker konden de inwoners de congresbezoekers al van verre herkennen: de auto's, die bij het zien van het naambordje van het dorp niet alleen tot vijftig, maar tot nog aanzienlijk min der kilometers per uur afzakten en dan aarzelend, rond begonnen te rijden op zoek naar het hotel. Als zij het adres aan een dorpeling wilden vragen, hoefden zij de naam niet eens te noemen. Stoppen was voldoende dan begon de inboorling de juiste aanwijzing al af te draaien. Alleen de mensen in het dorp, die wisten dat zij niets aan het congres zouden verdienen, wendden gehinderd de schouders af en liepen door, zich de ogen beschermend tegen de felle, zoekende koplampen. Drie dagen lang heeft het congres ge woed. Het hele dorp leefde weer op. Tv de middag van de tweede dag ging zelfs de souvenirshop weer open en met de kiosk viel door een geopende achterdeur wel een handeltje te doen in prentbriefkaarten. Het hotel beleefde gouden dagen en zelfs de kelners mopperden niet meer als de gasten tot drie uur 's nachts doorfuifden. De zalenverhuurder verkocht hectoliters koffie en thee en de enige taxichauffeur van het dorp reed alsmaar heen en weer naar de nabij liggende stad. Het dorp had gouden dagen. Maar na drie dagen was het afgelopen. Binnen een uur na het einde van het con gres waren alle auto's uit het dorp ver dwenen. De congressisten waren weer naar huis gaan verlangen. Alles werd weer stil. Er moest nog wat afgewassen worden, de vloeren zouden nog geschrobd worden en de stoelen met hoezen overtrokken, maar dan kon de winterslaap toch echt begin nen. Het dorp was er hard aan toe- De vol gende dag was alles doodstil. Nog een paar winkeltjes en één kroeg waren open. De rest zat tevreden thuis het geld te tellen. En ook de congressisten waren weer thuis. Misschien beseften zij, dat hun congres niet meer dan een kleine rimpel had ver oorzaakt in het bestaan van het probleem waar zij over gesproken hadden. Waar schijnlijk wisten zij, dat ook in hun par ticuliere leven slechts een minuscule rim pel was opgetekend. Maar misschien had het hen ontmoedigd te weten, dat het dorp hen alweer volledig vergeten had. Want vakantiedorpzijn is een harde business. E. Romayn Op dinsdag 28 oktober geeft Het Ballet der Lage Landen in de Koninklijke Schouwburg in 's-Gravenhage de Neder landse première van „Flower of happi- nes" in de choreografie van de Hon gaarse Maria Fai op muziek van Szanto Jeno. De eerste voorstelling hiervan in Amsterdam volgt op woensdag 29 ok tober. De tweede première: „The golden apple", choreografie Keith Lester op muziek van Cesare Pugni is eveneens vastgesteld op woensdag 29 oktober in de Amsterdamse Stadsschouwburg.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1958 | | pagina 13