Met Lawrence op DROMEN ADEMEN Wekelijks toegevoegd aan alle edities van Haarlems Dagblad/Oprechte Haarlemsche Courant en IJ muider Courant HET EILAND WAAR DE BEELDSPRAAK OPNIEUW UIT DE WERKELIJKHEID OPBLOEIT Ik maak me ongerust over de dromen, die ik tegen woordig heb. Er kleeft te veel luxe aan - een eigen schap die het wakker worden in deze tijd van bestedingsbeperking bepaald pijnlijk maakt. Illegale dundruk-editie van „Dr. Sjivago" in de Russische taal 9 9 DE GROOTSTE aantrekkelijkheid van het eiland Sar dinië wordt gevormd door zijn ongerepte natuurschoon, zijn oeroude bouwwerken, zijn primitieve bewoners in de artistieke klederdrachten, vooral bij dit alles door de betoverende, felle, unieke kleurenpracht in stad en dorp. Alleen al in Sardinië's grootste stad, Cagliari, met honderdveertigduizend inwoners, waarvan het Nationale Museum een der grote bijzonderheden is, kan men da genlang vertoeven. Of men nu het onvergelijkelijke, on langs gelukkig herdrukte boek „Sea and Sardinia" van D. H. Lawrence leest of „The Bandit of the Billiard Ta ble" van Alan Ross met knappe foto's van A. Costa, in 1954 gepubliceerd door Verschoyle, hetzij dat magnifieke boek „Sardinien" van Magdalena Mollier bekijkt, dat met tekst van Evandro Putzulu twee jaar geleden bij het Europa Verlag is verschenen, dan wel het bijzonder ge slaagde en artistieke „Sardaigne" door Cornelia Nier- strasz met mooie foto's van Letty Claus (Horizons de France, 1957) voortdurend en telkens weer opnieuw zijn we verrukt van landschappen en klederdrachten, zoals men die nergens ter wereld aantreft. ALLE BELANGRIJKE indrukken zijn in het genoem de fotoboek van het Europa Verlag verzameld. Er zijn landelijke launeddaspelers met hun „driefluit" in hun witte kniebroeken met donkere slobkousen, donkere jas sen en dito baretachtige mutsen, die op het feest van de heilige Ephisius spelen. Een ranke vrouw met prachtig zwart haar en een fraai wit-en-zwart kostuum met een geborduurde doek om het hoofd, een dracht, die ons even aan Bretagne doet denken, gaat met haar breedgeschou derde echtgenoot in zijn dito gekleurde korte cape uit de provincie Sassari naar ditzelfde feest. Prachtig ook en vol pronk zijn weer de vrouwen van Osilo met veel zilverversiersel om hun armen, evenals de vrouwen van Oliena uit de provincie Nuoro, beroemd om hun naai werk en weefsels, die gouddoorstikte jakken dragen. Hun eigenaardige zwarte hoofddoeken zijn met verrukkelijke bloemen geborduurd. En die van Ollobai, die aan de middeleeuwen herinneren, met de brokaten lijven en hun fijne witte huif, zijn niet minder fascinerend. Alle ge zichten zijn even gaaf en goed besneden, met zwarte dromerige en soms guitige ogen, in klederdrachten, waarvan de ene al kunstzinniger en mooier is dan de andere met dik opgelegde geborduurde rozen, takken en lelies op het gedeelte van hun rok, dat zij over het hoofd geslagen hebben. Op enkele plaatsen, bij voorbeeld Selargius, ziet men die enorm wijde, geplisseerde rok, waarin de vrouwen ronddraaien, dansen uitvoeren en te paard zitten. Zo betoverend mooi zijn deze vrouwen, dat zij alle Spaanse en Zuidamerikaanse schonen naar de kroon steken. En wat men op het grote feest van CavaJ- cata in het midden van mei in Sassari ziet, overtreft harmonieus van kleur, met gouden en zilveren sieraden, sneeuwwitte sluiers, zijden en brokaten rokken ieders stoutste verwachtingen. In vele plaatsen ziet men vrou wen in helder roodblauw met bruin geplisseerde rokken en wijdmouwige witte lijven hun ingewikkelde broden bereiden. In Orgosolo ontmoet men een geraffineerde kleurige klederdracht'met een maïsgeel hoofddeksel, dat aan een soort van skimuts denken doet en dat ook in het bergland dienstig is. Ze hebben mouwen van het diepst denkbare rood met geel en blauw in een donkerblauw jak met een helrode bies, een wit vest, waarover op de donkere rok een schort van rozerood met groen, oranje en blauw niet zeldzaam is. En vurig als menie zijn de jakken van sommige mannen op het carnaval in Ma- moiada, die met hun wonderlijk zwarte mutsen, waar omheen een hoofddoek geknoopt is. hun rinkelende bel len op een band over de schouder uit een andere wereld lijken te komen. EN DIT ALLES IS een levende film temidden van een landschap, dat te mooi lijkt om waar te zijn. De be woners ervan bewegen zich veelal alsof zij voor onze ogen niet uit de realiteit op ons toetreden, maar uit een operette met een schilderachtig decor. Hoevele keren rijden zij u niet tegemoet op hun oeroude gehuifde osse- karren, die voor feestelijke gelegenheden met bloemen en Turks aandoende tapijten zijn versierd, gaande naar hun uit steen gehouwen, wat plompe woningen met dikke muren langs soms een verzonken stad zoals Nora, dat dertig kilometer ten zuidwesten van Cagliari ligt en de oudste stad van Sardinië geweest moet zijn. Zij trekken langs gele velden van bloemen om de ruïnen aan de blauwachtige bergen onder de helblauwe hemel. Zij trekken langs vele kerken, zoals daar zijn de San Satrunino. ook wel Santi Cosma e Damiano genoemd in Cagliari uit omstreeks het jaar 500, die in de elfde eeuw door Marseillaar.se monniken in vroegromaanse stijl werd voltooid. Zij trekken langs de Santa Maria in Si- biolo in Serdiana van eenzelfde bouwstijl en in Tratialias langs dat opmerkelijke bedehuis uit 1213 en voorbij het kleine kerkje in Villaspeziosa. Schapen en nog eens schapen ontmoet men met hun herders, die eens in het jaar bijeenkomen om hun de- clamatiefeest. te houden. Lieflijke waterdraagsters met aarden kruiken op blote voeten, wederom hun doeken om het hoofd, leunen tegen de wijdgestrekte heuvelen, die op een zee, kleurig als een schilderij van Sir John Everett Millais, uitzien. Weer drie belangrijke kerken alleen al in Oristano uit diezelfde eeuwen, door een bouwmeester uit Pisa neergezet. En in Cabras staat, ver want aan die van Cagliari uit de vijfde eeuw en de San Pietro in Zuri, een kerk uit de dertiende eeuw van de bouwmeester Alselm van Como in een ongewoon Ro- maans-Lombardische stijd. Zo kan men verder gaan bij dag en bij avond naar de dom van Sassari en naar de vele andere bouwwerken onder de altijd blauwe hemel, dwars door wilde plantengroei en langs heuvelen naar hel blauwe water, naar de geweldige steile rotskusten van Capo Caccia, langs de wonderlijk roodbruine kurk eik weer naar de altijd wachtende zee. Vrouwen turen aan deze rotsachtige kust in de verte als in Bretagne en baardige tanige vissers met verwilderde haren spannen er hun reusachtige netten. Ergens liggen verlaten ruïnes en burchten, zoals die van Olbia en Orosei, als onneem bare vesten uit de vroege middeleeuwen. Opgegraven kunstschatten uit vroeger tijden, waarvan men soms de herkomst niet weet, zoals de onvoltooide Venus van Macomer, of de Muzikante, zijn zo opmerkelijk, dat deze in hun originaliteit onvergelijkbaar zijn met enig beeld houwwerk. „De Moeder" en een symbolisch grafschip zijn even bewonderenswaardig. Ze zijn bij recente op gravingen van Macomer en Bithia teruggevonden en een groot gedeelte ervan is in het, Nationaal Museum te Cag liari te zien. Geen wonder, dat wij steeds meer geïnteres seerd raken in de tijd van drie tot twee duizend jaar voor Christus en in de bijzondere culturen van een eeuw later van Foeniciërs, Carthagers en Romeinen, welke beschavingen grotendeels teniet gedaan werden door de Vandalen omstreeks het jaar 500. Bisschoppen en katho- tieke geestelijken uit Noord-Afrika werden door hen naar Sardinië gedeporteerd. De grote Belisar echter ver nietigde dti rijk, dat aan het machtige Byzantium onder worpen werd. Sardinië kwam van de negende tot. de veertiende eeuw weer onder invloeden van Pisa en Ge nua, nadien onder hoofdzakelijk Spaanse heerschappij vallend. HET BEHOEFT DAN OOK nauwelijks verder betoog, dat er behalve het landschap zo oneindig veel te ervaren is, ook op volkenkundig gebied. En hoewel er enkele uit stekende uitgebreide gidsen zoals van dr. Hermann Wilcke (verschenen bij Kurt Schroeder, 1958) en de Grieben-Reiseführer (Karl Thiemig) van Sardinië be staan, is er wel nie: and die met foto's een beter beeld geeft als Letty Claus en met woorden als D. II. Lawrence in zijn onvergelijkelijke reisbeschrijving die in de aanhef reeds werd genoemd. „Sea and Sardinia" is even kenmerkend voor de auteur Lawrence als zijn andere, strikt litteraire werk. In de eerste plaats is er zijn be faamd geworden magische wijze van schrijven. Dit is een talent op zichzelf, waar woordkeuze, plaatsing van de zinsdelen en dichterlijk gevoel mede deel aan hebben. Maar zoals bij iedere schrijver, die deze toverstaf met zich draagt, is de precisering van dit geheim niet mo gelijk. Lawrence schrijft korte zinnen, soms met weg lating van werkwoorden. Hetgeen hij zegt is direct en beeldend. Bijzonder is eveneens, dat de bergen en na tuurelementen hierin bijna tot menselijke gestalten zijn herschapen, hetgeen tegelijkertijd iets sprookjesachtigs en iets groots aan zijn scheppingen geeft. Dan is er het licht, het licht in de sfeer, waarvoor Lawrence een uiterst fijn gevoel heeft. In dit proza is ook verweven het grote register van Lawrence's eigen ziel: de heftige gepassioneerdheid, maar ook tederheid, de vrijheids drang evenals het typisch mannelijke gevoel zich bewust te zijn van zijn sekse, dat uiting vindt in de bewonde ring voor de mannelijke kracht, die hij ons in zijn „Sea and Sardinia" te zien geeft, tezamen met zijn bewonde ring voor de mooie vrouw. Deze bewondering is meer die van een schilder voor zijn model dan een ziels ontroering. In „Sea and Sardinia" is hij eveneens de ver bijsterde mens, die zijn handen ineenslaat om de over weldigende natuur, de dichter die de oceanen bemint, rotsen, bloemen en planten liefheeft en de verbonden heid met het aardse proeft in een kop koffie, zoals er ontelbare gedronken worden op deze zeereis. Hij geeft ons de weelde van vreemd voedsel evenals de gering schatting van de Brit voor al dat buitenissige als die taaie zeedieren. De man Lawrence houdt van treinen, die hij daveren laat, doch hij kent ook de eenzaamheid en de triestheid van een scheiding bij het wegrijden van een verlaten perronnetje. Evocatief zijn de schilderin gen van de kleuren, in overvloed in de kostuums van de Sardiniërs aangebracht. Zelf spreekt hij erover als over portretten van Goya. Lawrence last trouwens oude schilderkunst en litte ratuur nogal eens in, hetgeen het boeiende van dit werk verhoogt. De buschauffeur noemt hij Hamlet bij voor beeld. Het originele en komische effect geeft juist de nodige levendigheid aan zijn geestdriftig proza. Ook hier moet men Lawrence zelf 'ezen om er het ware aan te hebben. Kinderen beschrijft hij, kleine meisjes met ogen als de Robinette, die Reynolds eens schilderde op zijn Spaanse reis. Wie Lawrence leest moet echter zijn ver rukking kunnen aanvaarden, dus ook de herhaalde ont moetingen met ochtendschemer en zonsondergang, rots achtige stadjes in brandende hitte en altijd weer de zee in verschillende kleuren. Belangrijke filosofische of re ligieuze bespiegelingen over dit land (een processie is bij hem enkel sfeer en kleur) moet men in ,.Sea and Sardinia" niet zoeken. Doch zijn stemmingsbeelden zijn magistraal. En zijn onzegbare verbondenheid met de na tuur en zijn elementen doet zich nergens geëvenaard, zo gloeiend en glanzend aan ons voor. Als Lawrence van zijn schip Sardinië ziet liggen, zegt hij: „Toen we boven kwamen verscheen voor ons de zwakke omtrek van land, transparanter dan dunne parel. Dit was Sardinië alBetoverend is hoogland gezien van de zee, als het ver, ver weg is, spookachtig doorzichtig als ijsbergen. Dit was Sardinië opdoemend als een fascinerende scha duw midden uit zee!" En na dit lyrische proza volgt een prachtig" aaneengesloten geheel over Cagliari, waar van hij zegt: „Koud, steenachtig Cagliari in de zomer moet je smoorheet zijn Cagliari, als een kalkoven." Daarna bezoekt hij Mandas, Sorgono en Nuoro met de kleurige processie, waarover hij uitweidt: „Er waren en kele werkelijk prachtige japonnen onder van rijk goud brokaat en enkele glanzende oude shawls, glinstering van lavendel en zilver en van donkere, rijke kleuren met brede randen van een witzilveren kleur en het goudgeel als van sleutelbloemen, heel mooi". Deze laatste woorden zouden we ook willen gebruiken voor het werk van Law rence en voor het door hem zo meestelijk beschreven eiland. Helma Wolf-Catz ALS KIND droomde ik de gewone dingen: Hollende paarden, die me ach terna zaten of locomotieven, dwars door de straten en dan thuis trap op trap af, roets, roets tot ik met een gil wakker werd. Later werden de dro men romantischer, alhoewel ze een le lijk, ijdel trekje van mijn onderbe wustzijn openlegden. Ik was vaak de gast van het koninklijk gezin. Ik zat daar in de paleistuin zo maar rustig een pijpje te roken en over koetjes en kalfjes te praten met de vorstelijke personen en dat onder de jaloerse blik ken der voorbijgangers. De redelijk heid van het ontwaken zag ik toen wel in. Weer later, droomde ik van reizen naar wonderlijk gebouwde steden of van rondneuzen in boekwinkels, die alleen bibliofiele uitgaven te koop had den. Maar ik had altijd geld te kort, zo dat de overgang van droom haar wer kelijkheid niets schokkends had. TEGENWOORDIG is dat anders zoals bijvoorbeeld laatst. Nu moet ik echter eerst vertellen, dat er in Ameri ka een dagbladstunt bestaat, waarbij iemand 's avonds wordt opgebeld met de mededeling, dat hij op kosten van de opbellende krant de hele volgende dag mag uitgaan en plezier maken van twaalf uur middernacht tot twaalf uur middernacht. Hij mag er echter niets van overhouden, geen nieuw kos tuum bijvoorbeeld en zeker geen com plete inrichting van zijn woonhuis. En hij mag ook -.oen caÉe:-ev-.u. Al les moet opgaan aan pretjes en con sumpties. Cheques en contanten ter dekking van de kosten worden per bo de gebracht. En achteraf moet de ge lukkige zijn ervaringen van die dag op schrift stellen. Die komen dan in de krant, en iedereen is tevreden. WELNU, IK DROOMDE, dat het acht uu" in d - o;; v n tele foon rinkelde. Het was de hoofdredac teur van.ja, welke krant? De naam ervan werd mii om tactische rouensn niet onthuld. Hij gaf mij een opdracht als voornoemd. Er was al iemand naar mij onderweg, zei hij, die een cheque boek zou brengen en wat biljetten van duwend gulden voer cs.o kloncro uitga ven. Het chequeboek had ik zelf maar in te vullen. En geen grapjes maken, zei hij nog, geen cadeaus geven of he renkamers of kostuums kopen de voorwaarden zijn strikt! Daarna wens te hij mij goede reis m belde a". II: kneep mij in de arm of ik droomde maar ik kneep blijkbaar niet hard ge noeg om wakker te. worden. Toen zet te ik me aan het denken. Na énkele mi nuten belde ik Schiphol op. Of ze een heel grote vliegmachine in charter voor me hadden? Er moesten honderd mensen in kunnen. Ik moest naar Parijs, onmiddellijk. Jawel die hadden ze, maar dat kost een kapdaal mijnheer, weet u dat wel? Na tuurlijk wist ik dat, antwoordde ik, maar dat was juist de bedoeling. Na wat heen en weer gepraat werd over eengekomen, dat de machine precies om twaalf uur 's nachts op de start baan voor mij gereed zou staan. Nu kwam het moeilijke, dacht ik, doch het viel erg mee. Ik belde de heer Van Re'num op rrw! verzpek e- w -org te dragen, dat zijn orkest om twaalf uur op Schiphol reisvaardig voor Parijs aanwezig zou zijn. Voor zover ik door de telefoon kon nagaan, vertrok hij geen spier van zijn gelaat. Goed, zei hij, maar de eerste hoboïst is verkou den, ik moet dus zien er iemand voor in de plaats te krijgen, maar dat breng ik wel in orde, maakt u zich geen zor gen. Hij sprak ook niet over geld blijkbaar had hij dergelijke akkevietjes dus wel meer bij de hand gehad. Na nog wat meer getelefoneer ging ik met de auto van mijn buurman naar Schiphol, uit zuinigheid, want vóór twaalf uur ging alles nog op mijn eigen kosten na tuurlijk. De heer Van Beinum had nog voor een verrassing gezorgd in de per soon van mevrouw Gré Brouwenstijn, die met. haar gezang voor wat afwisse ling zou zorgen tijdens het concert op mijn reis naar de lichtstad. Iedereen stapte in de beste stemming in en on der de vrolijke tonen van de „Leichte Cavalerie" van Franz von Suppé beste gen wij welgemoed het luchtruim. Zware schijnwerpers verlichtten een vierkant op het vliegveld ,.Le Bour- get" te Parijs, daar stond op het hel groene vlak roerloos het ballet van de Markies de Cueva opgesteld. Zodra echter de prima ballerina ons toestel in de gaten kreeg, kwam er beweging in de witte menigte. Toen de schroe ven ophielden te draaien dreven in de zoele nachtwind de tonen van „De No tenkraker" van Tsjaikofsky ons tege moet, hetgeen mij ineens aan het diner deed denken het enige onderdeel van de dag dat ik nog niet besteld had. Nadat ik de bemanning van het vlieg tuig gezegd had 's avonds weer present te zijn, gingen wij met vijf bussen ten slotte stadwaarts, naar het Ritz-hotel, dat ik geheel had afgehuurd. De eige naar had in verband met de grote scha deloosstellingen, die ik kon toezeggen, weinig moeite gehad zijn gasten elders onder te brengen. Alleen een Ameri kaan was koppig geweest. Hij bleef een tijd lang tegen mij opbieden, doch mijn fondsen deden hem tenslotte de aftocht blazen. HET HOTEL was feestelijk verlicht en in de grote zaal stond een overvloe dig ontbijt voor ons klaar. De heer Pablo Casals, die in de loop van de mor gen voor mij zou concerteren in de Salie Pleyel, liep reeds langs de met spijzen hoog opgeladen tafels, in zijn handen wrijvend bij het vooruitzicht van het kostelijk maal dat hem wacht te. Welnu, het ontbijt liet niemand niets te wensen. De Markies de Cuevas kwam nog even kijken en at aan de hoek van de tafel in een haastig bijgetrokken stoel een hapje mee. De stemming zat er wel in, vooral toen de heer Van Bei num achter de piano ging zitten en met enige forse akkoorden het „For he is a jolly good fellow" inzette. Een welver diend huldeblijk, bedoeld voor de hoofd redacteur van het dagblad en door al len uit volle borst meegezongen. INMIDDELS werd het tijd met net gezelschap af t.e rekenen, letterlijk wel te verstaan. Ik haalde mijn chéque voor de dag, of liever dat van de krant en smaakte het genoegen de deugdelijk door de directie getekende chèques als een milde regen op het gezelschap te doen neerdalen. Als beloning voor mij bewezen diensten natuurlijk, niet als geschenk, want ik hield mij strikt aan het verbod dienaangaande. Toen kreeg ik haast, want er moes ten nog vele dingen geregeld worden. Zo stond bijvoorbeeld beneden in de hal de manager van de Folies Bergère te wachten, welk gezelschap voor wat lich ter amusement moest zorgen tijdens mijn diner, dat zoals de lezer weet ook nog moest worden samengesteld. Ik stelde een laatste dronk voor. Champagneflessen rukten aan en plof ten open en de glazen werden volgego ten. Ik hief et glas en dronk, maar dit glas werd mij noodlottig. Ik kan niet te gen champagne. Ik krijg er de hik van.En zo ook nu: Na de derde hik een zware zat ik rechtop in mijn bed. Wakker.... allerellendigst wak ker! Ik moest een glaasje water drin ken om van de hik af te komen. IK MAAK ME intussen wel on gerust. Er komt blijkbaar een naar trekje uit mijn onderbewustzijn naar boven: zucht naar heel iets prettigs, zal ik het maar noemen. En in deze zuinige tijd komt dat niet te pas. Spero Zo spoedig mogelijk zal een illegale dundrukdrukkerij-editie ter verspreiding in de Sovjet-Unie van Boris Pasternaks boek „Dr. Sjivago" verschijnen. Dit werd meegedeeld door de heer E. J. Garamin, lid van het uitvoerend bureau van het ver bond van solidaristen Narodno Troedo- woj Sojoez, de anti-communistische we reldorganisatie van uitgeweken Russen. Gevraagd hoe de N.T.S. aan de tekst van de roman is gekomen, zei de heer Ga ramin, dat men een exemplaar van een Russisch sprekende pater in het Vati caanse paviljoen op de Expo heeft ontvan gen. Deze pater, oud-strijder uit het le ger van Vlassov, was belast met het rond leiden van Russische bezoekers. Over een ontkenning uit Vaticaanstad ook maar iets met dit boek te maken te hebben wilde hij geen oordeel geven. De N.T.S. zal zoveel duizenden exem plaren van „Dr. Sjivago" laten drukken als de geldmiddelen toelaten. Het boek zal worden verspreid onder reizigers en toe risten uit Rusland, Russische schepelin gen en voorts langs kanalen, die thans ook gebruikt worden om lectuur illegaal in de Sovjet-Unie te verspreiden. N.T.S. wil met de Italiaanse uitgever Feltrinelli niets van doen hebben. Men verdenkt hem van zeer linkse sympa thieën. De Sovjet-Unie erkent de Berner conventie betreffende het auteursrecht niet, en ook daarom meent men de Rus sische dundrukeditie vrijelijk te kunnen uitgeven. De Maastrichtse gemeenteraad heeft tot directeur van het conservatorium voor mu ziek in de Limburgse hoodstad de heer W. J. Hijstek, adjunct-directeur van het Am- sterdamse conservatorium benoemd. ER KWAM EEN TELEFOONTJE uit een plaats in Midden-Friesland. Een huisdokter belde het adem- centrum van het Academisch Zie kenhuis te Groningen op. Hij had een patiënt, die ten gevolge van kinderverlamming ernstige moei lijkheden met zijn ademhaling had. Deze dokter kreeg zijn instructies wat hij moest doen en verder de geruststellende mededeling, dat de ziekenauto met een speciale beademingsapparatuur direct zou worden uitgezonden. De patiënt werd met deze auto naar Gro ningen overgebracht. Via techni sche apparatuur werd hem lucht toegediend in de auto tijdens de rit. De speciale behandeling in het ademcentrum kon daarna begin nen. De man is al weer aan de beterende hand dank zij de voor uitgang in de medische weten schap, dank zij vooral de vooruit gang, die men op het gebied van het „beademen" heeft weten te boeken in de laatste jaren. Men leze daarover de speciale repor tage elders in dit nummer.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1958 | | pagina 13