Veertig jaar geleden keek de
wereld naar Amerongen
I
Tussen tirannie
en heimwee
November 1918
Wekelijks toegevoegd turn alle edities van
Haarlems Dagblad Oprechte Haarlcmsche Courant
en IJniuider Courant
Enorm was de hulde die
men Koningin Wilhelmina
bracht op het Malieveld
Achteraf bezien hebben zijn partij en heel Nederland
reden tot TT Fl ft I OTR 1 gepassioneerd
dank dat 1 |J||§»| 1 IJ II zijn taktiscbe
1 liULLu 1 Sin fouten beging
waardoor de verwachte novemberrevolutie van
de arbeiders niet doorging
Er gebeuren
hier rare
dingen, zegt
veldwachter
Stobbe
mk
Een bericht van 11 november 1918:
Uit Maarn meldt men ons: de ex-keizer
zal hedenmiddag 3 uur 24 aan het sta
tion te Maarn, op het derde spoor, aan
komen. Vandaar begeeft hy zich per
auto naar het oude kasteel „Ameron
gen" van graaf AltenburgBentinek. Een
zoon van deze graaf is officier by de
Duitse marine. Een andere zoon is in de
Nederlandse diplomatie.
VIER JAAR lang woedt de
vreselijke wereldbrand nu
al. Geallieerden en cen-
tralen liggen tegenover el
kaar op de met lijken be
dekte slagvelden. De naties
zyn leeggebloed, de volken
ljjden honger. Lang kan
deze waanzin niet meer
duren, daarvan is iedereen
overtuigd. Maar niemand
kan nog voorzien, hoe
plotseling het einde zal ko
men. Aleen het Duitse
hoofdkwartier beseft, hoe
wanhopig de situatie is.
Maandenlang heeft men de
hopeloze ontreddering aan
het front proberen te mas
keren achter leugenachtige
legerberichten. Maar de
lange dodenlijsten liegen
niet. Het thuisfront is een
chaos van verbittering en
onrust. Het volk is de zin
loze offers moe. Steeds
luider klinkt in de Duitse
pers de kreet om vrede.
Liefst een eervolle vrede,
als dat nog mogelijk is.
Maar als het moet ook een
overgave op genade of on
genade. Moet er nog meer
bloed vergoten worden voor
een verloren zaak?
Eindelijk ziet ook de Duit
se generale staf dat in.
Generaal Liidendorff zelf
stelt de keizer voor vredes
onderhandelingen te begin
nen. Wilhelm aarzelt. Dat
kost hem zyn keizerskroon.
De Duitse marine besluit tot
'n laatste wanhopige coupe
om de krijgskans te doen
keren. De gehele vloot zal
nog eenmaal uitvaren om
de verenigde Britse en
Amerikaanse vloten een
vernietigende slag toe te
brengen of zelf ten onder
te gaan. Maar de matrozen
weigeren. Zij slaan aan het
muiten en sluiten hun of
ficieren in de boeien. Dan
nemen zy bezit van de
schepen onder het zingen
van socialistische strijdlie
deren. Van het admiraal
schip waait de rode vlag
van de opstand.
Dat gebeurt in de oor
logshaven Kiel op 3 no
vember. Het garnizoen in
de stad krijgt opdracht de
muitery neer te slaan,
maar de soldaten weigeren.
Zy werpen hun wapens
weg en voegen zich by de
rebellen. Gezamenlijk met
de matrozen maken zy een
mars door de stad, om
stuwd door dichte massa's
juichende burgers. Als een
lopend vuur verspreidt het
bericht zich door het ryk
en overal vindt de opstand
steun. Soldatenraden ne
men het heft in handen.
Ook aan het front, waar
hele compagnieën overlopen
naar de geallieerden. Vijf
dagen duurt deze wilde
roes, dan komt de bekro
ning. Staande op het bal
kon van de Berlijnse Rijks
dag roept de socialist
Keizer Wilhelm op 75-jarige
leeftijd in volle glorie.
Hieronder ziet men hem
tijdens een stafbespreking
met de generaals Hinden
burg (links) en Ludendorff.
Schneidemann in naam van
het volk de republiek uit,
terwijl een afvaardiging
van zyn partij op hetzelfde
ogenblik in het bos van
Compiègne een wapenstil
stand tekent.
Keizer Wilhelm is aan het
front in België als het
nieuws van de revolutie
hem bereikt. Hij wil per
vliegtuig terugkeren naar
Berlyn om persoonlijk het
volk tot inkeer te brengen.
Hij is er rotsvast van over
tuigd dat zijn verschijning
alleen daartoe voldoende
zal zijn. Zijn officieren
overtuigen hem echter, dat
het daartoe te laat is. Ab
diceren en vluchten naar
het neutrale buitenland is
de laatste kans die hem
overblijft om althans zijn
leven te redden. En zo ar
riveert in de morgen van
de tiende november een
trieste stoet aan de grens
bij Eijsden: tien auto's met
een vijftigtal hoge Duitse
officieren, die hun vorst
ook in zyn smadelijke ne
derlaag trouw zijn geble
ven. Allen, ook de keizer
zelf, zyn in veldtenue en
gewapend. „Zijn haar is
zeer grijs geworden. Hij
leunt op een wandelstok en
ziet er zeer neerslachtig
uit. Zijn wangen zyn inge
vallen en zijn gedrongen
gestalte vertoont weinig
overeenkomst meer met de
martiale, welvarende fi
guur die men uit de alma
nak de Gotha kent", aldus
schreven de Nederlandse
dagbladen. De jonge ser
geant Pinckaers, die als
wachtcommandant van het
grensstation Eysden-Visé
de honneurs waarnam, in
formeerde waar de heren
naar toe wilden.
Naar Holland, zei een
hooghartige Pruisische ge
neraal, om te onderhande
len met uw regering.
Wacht u dan maar even,
repliceerde de sergeant en
liet het gezelschap dood
kalm staan waar het stond,
terwijl hy telefonisch zyn
superieuren ging waar
schuwen. Drie kwartier la
ter namen Nederlandse of
ficieren de wapens en
auto's van de Duitsers in
beslag en verklaarden dat
zy geïnterneerd waren. De
volgende dag werd de kei
zer een deel .an het kasteel
van graaf Bentinck in
Amerongen als verblijf
plaats aangewezen, waar
hij de eerste anderhalf jaar
van zijn ballingschap door
bracht. De geallieerden
hebben in die tijd de Ne
derlandse regering onder
zware druk gezet om Wil
helm uit te leveren. Er is
zelfs een poging gedaan
om hem uit Amerongen te
ontvoeren, die echter mis
lukte. Onze regering was
van oordeel dat de ex-kei
zer als een politieke vluch
teling beschouwd moest
worden en dus, volgens het
asielrecht, niet uitgeleverd
kon worden.
INMIDDELS hadden C gebeurtenissen
in Duitsland ook in ons land grote be
roering gewekt. Maar al te licht, zo vrees
den met nanje de regerende klassen, kon
het vuur van de' revolutie ook naar ons
land overslaan. En er was reden te over
voor .deze vrees, want het hele volk had in
de vier afgelopen oorlogsjaren bijzonder
zware offers moeten brengen, die het mo
reel duchtig ondermijnd hadden. Jaren
lang had men genoegen moeten nemen met
een karig rantsoen regeringsbrood en veen-
aardappelen. Jarenlang ook was ons land
afgesneden geweest van zijn koloniën en
zijn buitenlandse handelspartners, hetgeen
een grote werkloosheid tot gevolg had. In
vele lagen der bevolking en speciaal in
de arbeidersgezinnen werd in de na
zomer en herfst van 1918 werkelijk honger
geleden. Ook de brandstoffenvoorziening
was onvoldoende
Alom in het land heerste dan ook grote
pntevredenheid. In verscheidene steden
kwam het tot rumoerige hongeropstootjes,
waarbij de politie met kennelijke tegenzin
de orde herstelde. Ook in het leger gistte
het: op de Veluwe bijvoorbeeld staken de
manschappen hun legerplaats in brand. In
vrijwel alle kampementen klaagden de
commandanten over lijdelijk verzet en ge
mor van de troep, die de eindeloze mobili-
ZO IS DE TOESTAND omstreeks half
november 1918. Heel het land schijnt rijp
voor de ommezwaai. In gedachten heeft
men zich al met het onvermijdelijke ver
doend. In een laatste poging om het getij
»e doen keren, doet de regering de socia
listen grote politieke en sociale concessies,
die op korte termijn uitgevoerd zullen
worden, wanneer er geen revolte komt.
Indien de sociaal-democraten op dat mo
ment het hoofd koel gehouden hadden,
zouden zij al hun eisen waarschijnlijk zon
der slag of stoot ingewilligd gekregen
hebben. Velen in het regeringskamp waren
zelfs bereid vrijwillig afstand van hun
macht te doen ten gunste van de „roden".
Maar juist op dat beslissende ogenblik
maakte hun leider een ljapitale blunder,
die met één slag een einde maakte aan al
deze rooskleurige perspectieven en de
socialisten weer voor lange jaren het
odium van de gehate rampokpartij gaf.
Het was niemand minder dan Troelstra,
die deze tragische vergissing beging. Hij
was toen een man van ongeveer zestig
jaar, maar nog even fel en strijdbaar als
in zijn jonge jaren. Als zelfs de kopstukken
van de burgerlijke partijen reeds bij voor
baat capituleerden wat moest hij, revo
lutionair in hart 'en nieren, dan wel van
de toestand denken? Eindelijk was het
moment gekomen om de hervormingen
door te drijven, waarvoor hij reeds zo lang
vergeefs gevochten had, zo meende Troél-
stra en daarbij zou „het volk achter
hem staan. Het wachtte slechts op een pa
rool om de macht over te nemen, een
satie, de slechte legering en de ijzeren
discipline meer dan moe was. En dat is
wel begrijpelijk: De oorlog was nu toch
voorbij waarom mogen zij dan niet naar
huis?
Helaas reageert de legerleiding verkeerd
op deze vege tekens. Zij wil met straffe
hand de tucht herstellen. Strenge straffen
worden uitgedeeld. Provocateurs versprei
den opruiende vlugschriften onder de man
schappen, velen deserteren, een kruithuis
wordt opgeblazen. Om erger te voorkomen,
stuurt de regering de opperbevelhebber,
generaal Snijders, naar huis, omdat hij
aldus de motivering „de geest van de
nieuwe tijd niet begrijpt".
ER ZIJN vele machthebbers, die deze
nieuwe geest beter aanvoelen. Zij zijn er
zelfs rotsvast van overtuigd dat de rode
revolutie, die over Rusland en Duitsland
geraasd is, niet voor onze grenzen halt zal
houden en besluiten daarom de bakens te
verzetten zolang het nog tijd is. Een batal
jonscommandant op de Veluwe nodigt zijn
soldaten uit met hem hun grieven te be
spreken om in gezamenlijk overleg tot „een
democratischer regeling van de dienst" te
komen. Rotterdams liberale burgemeestei
Zimmerman inviteert twee leden van de
socialistische raadsfractie en vraagt hur
medewerking opdat bij „de komende om
wenteling geen bloed zal vloeien en geen
schade zal ontstaan".
Het tweetal antwoordt, ietwat overdon
derd, dat zij hierop geen invloed kunnen
uitoefenen, maar dat zij stellig hun partij
bestuur zullen raadplegen. In de marine
haven Den Helder ontbiedt de commandan
een deputatie van de matrozenbond om t<"
vragen aan wiens kant zij staan. De man
nen betuigen ijverig hun loyaliteit jegen
vorstin en vaderland. Dan is het goed, zeg
de schout-bij-nacht. Maar uit voorzorg laa'
hij diezelfde avond de sluitstukken uit de
kanonnen halen. De wacht moet voortaan
patrouilleren met geweren, waaruit de
grendels verwijderd zijn.
parool dat een ultimatum moest zijn: geef
ons wat wij eisen, of anders
TROELSTRA stelde dit ultimatum. Eerst
in een grote vergadering van de S.D.A.P.
en een dag daarna, op woensdag 13 novem
ber, in de Tweede Kamer nogmaals. „Van
liberale zijde is ons gezegd: wij hebben
niets met u te maken. En de leus van alle
burgerlijke partijen was: direct na de oor
log terug naar het vrije bedrijf. Daarop is
de verwezenlijking van onze revolutionaire
eis langs parlementaire weg afgestuit. Wij
zijn ons echter van onze kracht bewust en
zullen ons niet laten afschepen met een
stukje brood. Wij moeten de macht heb-
(Zie verder pagina 2)
(Van een bijzondere medewerker)
HIJ IS nu een bejaard man, deze andere
zoon, graaf C. Bentinck, 73 jaar oud. Hij
woont in het patriciërshuis „Walburn" te
Amerongen, op een steenworp afstands van
het grote kasteel met de dubbele slotgracht.
In dat kasteel woont zijn broer, die een
Duitse marine-officier was. En die, toen ik
al bij de deur was om weg te gaan, achte
loos vroeg: „Rookt u misschien een sigaar?"
Graaf Carlos Bentinck zit in zijn i-uime
kamer met de rug naar het licht. Zijn
gezicht is een vage vlek, zijn stem komt
van ver: „Ja, ik kan me dat nog wel herin
neren. Op zondag, om een uur of half twee,
kwam er een telefoontje. Het was de Com
missaris van de Koningin. Hij drong er op
aan dat de keizer met zijn gevolg op het
kasteel geïnterneerd zou worden Maan
dag, even voor donker, kwam hij aan. In
burger, 's Avonds aan tafel was hij in
uniform. Dat deed hij trouwens altijd. We
hadden allerlei faciliteiten gekregen. We
kregen benzine en levensmiddelen, die toen
zeer schaars waren."
Zijn stem zakt weg en zijn gedachten
verliezen zich in de tijd, toen hij als jong
diplomaat zijn ziekteverlof verlengd kreeg
om zijn vader in al de verwikkelingen bij
te staan. Zijn benoeming bij het Vaticaan
ging daarom niet door. Het spijt hem nu
nog. Nee, de keizer was niet somber of
terneergeslagen. De eerste tijd was hij
alleen. Daarna kwam ook de keizerin. Die
maakte zich wel zorgen. Over de uitleve
ringskwestie
DE DUITSE ex-keizer Friedrich Wil
helm II Viktor Albert, die op 27 januari
1859 in Potsdam het levenslicht zag, was
van heerser een bezienswaardigheid ge
worden in het door vierentwintig rijks
veldwachters van rijpere leeftijd en vier
rijksrechercheurs bewaakte kasteel te
Amerongen. een dorp waar het grafelijk
ge^ag nog welhaast ongeschonden bestond,
in die tijd.
„Maar tegenwoordig" zegt de zeven-
enzestigjarige Freerk Stob, die in 1916 in
Amerongen veldwachter werd „maakt
Twee foto's van verblijfplaatsen van een keizer in ballingschap:
hieronder de buitenplaats in Doorn, waar hij ook overleden is.
hiernaast de ingang van het kasteel Amerongen.
het niets meer uit of het nu de graaf is of
meneer Jansen".
Freerk Stob vond het „wel een lollige
tijd". Een tijd in elk geval, waarin Ame
rongen van een volslagen onbekend dorpje
een plaats werd, waarnaar de wereld keek.
Het enige hotelletje zat vol met Nederlandse
en buitenlandse journalisten. Ze kwamen
allemaal om de keizer te zien. Er kwamen
ook anderen, om de keizer dood te schieten
of hem te ontvoeren....
IN HET NAJAAR van 1919 kreeg veld
wachter Stob, die vlak bij het gemeente
huis woonde, een vreemde klant in zijn
cel, die bij de muren van het kasteel
Amerongen was aangehouden. Freerk Stob
verstond hem niet, maar hij had het idee
dat het een Rus moest zijn. „Ik was duvels
nieuwsgierig en daarom haalde ik de
vrouw van dokter Waller erbij. Dat mocht
natuurlijk niet maar die sprak Russisch.
En als politieman (bij dat woord strekt
zijn rug zich en komt er een glinstering in
zijn heldere blauwe ogen) heb ik toen iets
heel lelijks gedaan. Met een ladder heb
ik mevrouw Waller, die naast ons woonde,
over de muur geholpen en haar bij de Rus
in de cel gebracht". Een doktersvrouw,
moeizaam klimmend langs een ladder, over
de muur, in de cel. Met een Rus. Dat ge
beurde in die dagen in het zo rustige
dorpje Amerongen.
En van de doktersvrouw kreeg Freerk
Stob het verhaal dat zijn nieuwsgierigheid
bevredigde: Zijn arrestant was een be
taalde moordenaar. Hij moest de keizer
doodschieten en het duurde niet lang of
hij had ontdekt, dat de keizer altijd wan
delde vlak achter de muur, die de orange-
rie van het kasteel scheidde van de open
bare weg. Daar behandelde hij met zijn
adjudant Von Ilsemann de post. Via een
laddertje klom de Rus tegen de muur,
toen de keizer vlak bij hem moest zijn.
Even later sprong hij haastig weer naar
beneden. Hij kon het niet. Zijn revolver
heeft hij in de Rijn gegooid.
Freerk Stob weet niet meer wat er van
de Rus tenslotte is geworden. „Er gebeur
den massa's gekke dingen in die tijd. Ik
had er dagboeken van moeten aanleggen!"
DE FOOIENBUS werd gestolen en pas
veel later in de droge slotgracht terugge
vonden. De bewapening van de keizer, een
paar revolvers, verdwenen uit zijn auto.
Er werd zelfs Freerk Stob vertelt het
glimlachend, terwijl zijn vrouw bedenke
lijk haar hoofd schudt er werd zelfs in
de auto van de keizer gewaterd. Er kwa
men tientallen Duitsers, die zich nog steeds
aan de keizer zoals zij die hadden ge
kend vastklampten. Zij wilden hem
spreken. Zij kregen hem niet te zien. En
dan ging gemeenteveldwachter Freerk Stob
met groepen van twintig, dertig, ja soms
veertig Duitsers op stap, eerst naar de
trein en dan bij Zevenaar de grens over.
„Het. was net een gekkenhuis". En dan
komt het verhaal van de operetteachtige
poging om Wilhelm II te ontvoeren op de
eerste januari van 1919.
OP DIE DAG arriveerden enkele auto's
met een achttal Amerikaanse officieren bij
het kasteel, tegen de tijd dat de keizer op
het punt stond om aan tafel te gaan. Aan
voerder van het groepje was kolonel Luke
Lea. Het waren drieste lieden, deze Ame-
(Zie verder de volgende pagina)
DE IMMIGRANT is in Ne
derland een bekende verschij
ning. Sinds het bestaan van
hun zelfstandige natie hebben
de Nederlanders voortdurend
uitheemse elementen gastvrij
in hun gemeenschap opgeno
men. In de zestiende en zeven
tiende eeuw zijn dat de joden
uit het zuiden en oosten van
Europa, de Hugenoten uit
Frankrijk geweest. Heeft de
eerstgenoemde stroom eigen
lijk nooit opgehouden te
vloeien, al verplaatsten de
bronnen zich voortdurend
naar andere gebieden waar de
onverdraagzaamheid en de
bekrompenheid het wonnen
van menselijke overwegingen,
vooral in de negentiende en
het begin van deze eeuw deden
nieuwe groepen hun intrede
in de Nederlandse samen
leving. Het waren geen ver
volgden om geloof en staat
kundig inzicht, maar vrijwil
lige landverhuizers die om
economische redenen hun ge
boortegrond vaarwél hadden
gezegd. Zij kwamen uit de
streken waar schraalhans keu
kenmeester was, zoals Italië
en de Balkan.
Na de tweede wereldoorlog
maakten we kennis met een
geheel ander type immigrant:
de politieke vluchteling, de
statenloze, die soms bewust de
emigratie boven de verdruk
king verkoos, vaker nog was
meegesleept in een reeks fa
taliteiten, waaraan hy tittel
noch jota kon veranderen, ge
beurtenissen welke ergens in
de politiek begonnen waren,
maar via de strategie naar de
redeloze paniek hadden geleid,
waarvan de golfslag hen op
een of ander verlaten strand
in Duitsland, Italië of Oosten
rijk had geworpen. Dat strand
was altijd omheind en be
waakt. Het werd altijd door
vreemden, vroegere vijanden
dikwijls, beheerd. Men was de
onderdrukking ontvlucht,
maar de vrijheid bleek een
vreemd gezicht te hebben, zij
droeg een sluier van prikkel
draad.
TOT DE LANDEN welke
van tijd tot tijd hun grenzen
hebben opengesteld om deze
steeds groeiende kampvolken,
welke men naar Angelsak
sisch voorbeeld als „diepies"
ging aanduiden, in de gelegen
heid te stellen in een normale
gemeenschap een ander be
staan op te bouwen behoort
ook ons land. Tengevolge
daarvan kennen wy thans
binnen onze te enge grenzen
een bonte verscheidenheid van
nationaliteiten, Esten, Letten
en Litouwers, Polen en Tsje-
choslowaken, Oekraïners, Rus
sen en Roemenen, Joegoslaven
en Hongaren.
Die groepen vormen op hun
beurt een ryke, soms beang
stigende verscheidenheid van
individuen: mannen en vrou
wen, kinderen en bejaarden,
zeer ontwikkelden en eenvou-
digen van geest, ieder met zyn
eigen achtergrond en vaak
smartelijke ervaringen, ieder
ook met zyn heimwee en zijn
verlangen. Een bonte wereld
van landen en volken is daar
mee voor de Nederlanders
ontsloten, want van de mees
ten van de verre gewesten,
waaruit onze gasten afkomstig
zijn, weten wy weinig of
niets. Daarom zyn wy op zoek
gegaan naar vertegenwoordi
gers van de nationale groepen
die bij ons asiel hebben ge
vonden. Wy hebben met hen
gesproken over hun leven in
het land dat hun lief is, over
hun nieuwe bestaan, over hun
toekomstverwachtingen. Het
resultaat daarvan treft men
aan in een reeks artikelen,
waarvan wij vandaag op een
der volgende pagina's het eer
ste publiceren. Bij alle ver
scheidenheid ervoeren wy één
grote alles overheersende over
eenkomst: vrywel alle onder
vraagden hebben ons verzocht
hun naam niet te publiceren.
De reden daartoe was meestal
gelegen in bezorgdheid om het
lot van verwanten in het verre
vaderland. Voor de een was
het een kind dat men al in
bijna twintig jaar niet meer
gezien had en waarvan men
de levensomstandigheden
slechts kan gissen, voor de
ander een bejaarde vader, die,
zojuist weergekeerd uit een
Siberisch slavenkamp, op kos
ten van een broer zijn oude
dag slijt in het dorp waarvan
hy eens een der notabelen
was. Ze hebben allemaal drin
gende redenen om dubbel
voorzichtig te zyn.
DAAROM IS deze reportage
niet ontstaan uit de behoefte
een nieuw pittoresk folkloris
tisch element in de Neder
landse samenleving te be
schrijven. De schaduw van de
machten welke onze primaire
vrijheidsbeginselen bedreigen
tekent zich in het lot der ont
heemden te duidelijk af dan
dat wy haar zouden hebben
kunnen negeren. De tirannie
is voor de vluchteling een
even trouwe metgezel als het
heimwee.
J. H. Bartman