Ornithorhynchus anatinus Ais er oorlog komt gaan wij de woestijn in I Het centrum van Brussel #r/>g* een ander gezicht Arielli zag Nederland Wekelijks toegevoegd aan alle edities van Haarlems Dagblad Oprechte Haarlemsche Courant en IJmnider Courant GEZELLIGE HOOFDSTAD VAN EUROPESE GEMEENSCHAP? Erbij ","v< mrrTHfrr-r"- •'"•ti'CTfttl!!|ffr|--|Oitfr m i |j toch niet zó bijzonder i ENKELE maanden geleden hebben wi.i kennis gemaakt met de Bulgaars-Franse fotograaf Arielli, die door zijn bijzonder e fraaie fotoalbum over Israel bekend is ge- j| worden. Arielli was toen hier om de op- namen te maken voor twee fotoboeken e over ons land. Een daarvan zou een alge- e meen beeld van land en volk geven, het andere zou in het bijzonder gewijd wor- den aan onze oude raadhuizen en hun e plaats in de samenleving. Hij vertelde ons, dat er naar zijn smaak nog geen enkel boeiend fotoboek over Ne- e derland bestond: „Uw eigen fotografen e maken vrijwel alleen de geijkte platen van |j bloeiende bollenvelden, weidse polderland- schappen en romantische grachten." En E hij vervolgde: „De typerende details zien e zij over het hoofd. Toch zijn het juist de karakteristieke details, die een nieuw en verrassend licht kunnen werpen op de e schoonheid van uw land. Een fragment van een molenromp, een weerspiegeling in een plas, een hoekje van een oude koor- e bank, zo wil ik Holland fotograferen.." e hynchus paradoxus (paradoxaal dier met een vogelbek) te geven. De thans alge meen aanvaarde wetenschappelijke naam is een combinatie van beider vondsten, namelijk ornithorhynchus anatinus (eend achtig vogelbekdier). DE PLATYPUS, zoals de Australiërs hun bizarre dierlijke landgenoot noemen, heeft op uitsterven gestaan. Sedert hij ont dekt werd maakten de kolonisten ijverig jacht op hem. De pels leek veel op die van de otter, die zijn tegenwoordige zeld zaamheid eveneens aan zijn mooie velle tje te wijten heeft. Gelukkig neemt de laatste tijd, vooral dank zij wettelijke be schermingsmaatregelen, het aantal vogel bekdieren weer toe. Gelukkig ook voor de biologische wetenschap, want behalve de uitzonderlijke lichaamsvorm is ook de levenswijze zeer de moeite van het bestu deren waard. Het dier graaft een hol aan de water kant. De ingang ligt echter altijd boven de waterspiegel. Het grootste deel van de tijd brengt de platypus in zijn holwoning door. In de vroege ochtenduren en tegen de avondschemering verlaat hij echter zijn hol om te gaan fourageren. En dit doet hij zeer grondig! In ongeveer twee uur per dag eet hij meer dan driekwart van zijn lichaamsgewicht aan wormen, zoetwater mossels en ander voedsel, dat hij op de bodem van het water vindt. In de paar tijd graaft het wijfje een apart hol, waar in zij haar jongen uitbroedt. Zij legt meest al twee eieren. Deze lijken enigszins op die van een schildpad. Ze hebben name lijk ook een zachte, leerachtige „schil". Na één a twee weken broedens komen de jongen uit het ei. Gedurende de broedpe- riode verlaat het wijfje de eieren niet, zo dat zij deerlijk vermagerd is als de jon gen ter wereld komen. Een paar weken zoogt zij haar kroost in het hol. Dan gaan de kleine vogelbekdiertjes samen met hun moeder te water. Nog enige tijd en dan zijn zij volwassen en rijp voor de praktijk van het vogelbekdierenleven! HET WAS MOEILIJK om precies te weten hoe een vogelbekdier leeft, tot de Australiër David Fleay erin slaagde hen in gevangen staat tot gezinsvorming te be wegen. Dit lukte in het Healesville Na tuurreservaat, niet ver van Melbourne, waar een platypuspaartje gezonde, le venskrachtige jongen ter wereld bracht. De belangstelling in biologische kringen voor het „geval" was bijzonder groot. Amerikaanse geleerden wilden graag een paar van die bizarre dieren in hun land hebben. Daarom reisde David Fleay enige jaren geleden per schip naar New York in ge zelschap van enige vogelbekdieren. Als proviand voor de duizenden mijlen lange zeereis had hij voor zijn reisgezelschap „diepvries" zoetwatermosselen en regen wormen bij zich. Het succes der vogelbek- DEZE MAAND worden op het tweehonderd Het tempelpaviljoentje van hectare grote terrein van de Expo te Brussel Thailand, dat door Koning alleen de kleine commerciële paviljoentjes af- Leopold zou worden gekocht gebroken. Het grootste deel van het Neder- en in het park van de lapanse landse paviljoen staat nog overeind. Alleen toren en het Chinese pavil- de Friese boerderij is door de slopers onder joen door Leopold de handen genomen. Dat enige der voor de af- Tweede in 1910 op de Wereld- braak verantwoordelijke heren op die manier tentoonstelling van Parijs ge- de kat uit de boom kijken, wordt verklaard kocht opnieuw zou worden door het feit dat de verkoop van een pavil- opgebouwd, joen, of van onderdelen ervan, altijd nog een beter zaakje is dan gewoon maar afbreken. Bovendien hoopt men in de kringen van de buitenlandse commissarissen- generaal, dat de Belgische regering nog een paar paviljoens zal aankopen of ze ter beschikking zal stellen van semi-officiële instellingen, wat bijvoorbeeld met het Amerikaanse paviljoen het geval is. Op het terrein werd verteld dat Koningin Leopold het mooie paviljoentje van Thailand zou hebben gekocht, maar het bericht is niet bevestigd en de slopers zijn al begonnen met de afbraak van het stenen terrasje. Inzake de grote paviljoens van de Verenigde Staten, Rusland en Frankrijk is nog steeds niet beslist of alles nu definitief met de grond moet worden gelijkgemaakt. Wat het paviljoen der Verenigde Staten betreft: vastgesteld is wel dat het theater in ieder geval in stand zal worden gehouden. Er worden nu stappen gedaan om het gehele complex overeind te laten. Het ronde gebouw zou namelijk uitstekend geschikt zijn voor de jaarlijkse autosalon, die in januari plaats heeft. De prachtige gevel van het grote centrale jaarbeurspaleis met zijn blauwe kleur en goudgele vredesvogel wordt weggenomen en weldra zal het Belgiëplein het oude vertrouwde beeld te zien geven van de jaarbeurs gebouwen, zoals zij in 1935 werden opgetrokken. Maar de fonteinen en de tuinen blijven, wat dan toch wel een zeer belangrijke aanwinst is. Een akelig gezicht is de afbraak van Vrolijk België, het middeleeuwse namaakstadje, waar de tentoonstellingsbezoekers zoveel fantastische pret hebben gehad en waar de Brusselse fanfare zo vrolijk defileerde onder het spelen van frisse deuntjes. Het restaurant Oberbayern is al verdwenen. Afbreken is uiteraard altijd een nare bezigheid, maar velen geloven bovendien, dat de straatjes, de fraaie pleintjes en de gezellige eethuisjes en cafés, die door de Belgische brouwerijen werden gefinancierd en honderd miljoen frank (of ongeveer acht miljoen gulden) hebben gekost, een beter lot dan de slagen van de slopershand hadden verdiend. Het stadje had een permanente toeristische attractie van de Belgische hoofdstad kunnen worden. HOE ZAL BRUSSEL het nu verder zonder de Expo doen? De Belgische hoofdstad heeft diverse troeven in de hand en die zullen de een na de ander e worden uitgespeeld. Wie thans door de stad rijdt wordt getroffen door de enorme lichtzee, een ware triomfboog van neon in vele kleuren. Een van de grote attracties is het binnenrijden van het centrum via het grote viaduct: vijftien meter hoog ziet men neer op de stad, die door de moderne gebouwen e wordt beheerst. Het nieuwe verkeerssysteem met de tunnels, het viaduct en de sterk verbrede lanen met zes* of acht rijbanen oefent een geheimzinnige aan- trekkingskracht uit. Vele toeristen willen het eens zien. Het bouwen houdt e daar bovendien niet op. Thans wordt de laatste hand gelegd aan een inter- e nationaal centrum, dat in de eerste dagen van januari klaar moet komen. Dit enorme flatgebouw voor winkels en kantoren is reeds grotendeels verhuurd. E En zo krijgt het centrum van de hoofdstad, het oude Rogierplein, een geheel modern gezicht. Ieder is reeds vergeten dat hier enkele jaren geleden nog een van de oudste stations prijkte. OM EEN BRANDPUNT van belangstelling, van congressen, toerisme en e zakenleven te blijven want de Expo heeft direct en indirect veel nieuwe contacten opgeleverd rekent Brussel bovendien op de groei van de ad- ministraties der Europese instellingen. Het nieuwe Paleis van de congressen, e in de Albertinawijk, is reeds voor de helft bezet door ambtenaren van de e gemeenschappelijke markt en van het secretariaat van de Europese minister- raad. Verder hebben Euratoom en de Europese commissies in de stad nog drie E nieuwe enorme gebouwen gehuurd. Er zijn in de Belgische hoofdstad waar- e schijnlijk al meer dan duizend Europese (dus duur betaalde) ambtenaren aan e het werk. De meesten hebben zonder moeite mooie flatwoningen kunnen huren. Anderen zijn buiten Brussel in tuinwijken of villa's gaan wonen. Dat die installatie zo geruisloos kon gebeuren, bewijst dat Brussel een oplossing had e gevonden voor het probleem van de huisvesting. Ook op dit ogenblik is er nog e een grote voorraad onbewoonde huizen beschikbaar. Zelfs in sommige nieuw- gebouwde flatwoningen zijn leegstaande appartementen. Brussel is een prettige stad, waar het leven bont. en welig is. Er heerst altijd e een sfeer van Brabantse kermis. Ook de Expo met de geur van pommes frites ontsnapte er niet aan. Pieter Brueghel is wel de typische figuur van een wel- E varend neutraal Brabant, dat in het verleden met iedereen bevriend wilde e blijven. Die sfeer van goede luim hangt in de honderden restaurants. Dat is natuurlijk ook een „plus" voor deze stad. Tientallen Brusselse restaurants kregen een wereldfaam die door niemand, ook niet door de jaloerse Parijze- naars, wordt betwist. Er zijn in alle hoeken van de stad van die kleine restau- e rants die een echte „chez-soi"-atmosfeer kunnen scheppen. En wie met de wagen naar Brussel komt en eens goed „uit" wil zijn, rijdt naar „Den Barred" [een restaurant in een oud, prachtig herenhuis) of naar het kasteel van Groenen- daal, in dat enorme Zoniënwoud (of Foret de Soignes). Het „rood klooster" (waar Van der Goes schilderde) is eveneens tot restaurant verbouwd. OF WIJ HET ZONDER DE EXPO verder kunnen stellen in Brussel? Het e zal zeker een grote inspanning vergen om de vreemde toeristen in een steeds groeiend tempo voor een bezoek aan Brussel te interesseren, de „enigzins ver- plichte" clientèle van de Europese gemeenschappen buiten beschouwing ge- laten. Uit de Expo is een nieuwe vereniging geboren: „Brussel, internationaal e centrum". De Expo heeft daarbij bepaald een stoot gegeven en de meeste grote e internationale reisagentschappen organiseren thans een bezoek van enkele dagen aan de Belgische steden, met Brussel als uitgangspunt. Maar het grote e doel van Brussel blijft: hoofdstad van Europa te worden. Hiervoor zal nog een e grote strijd moeten worden geleverd. Uit sterke verhalen en vage beschrijvingen moest men zich aanvankelijk een voor stelling vormen van het raad selachtige vogelbekdier. Con crete gegevens kreeg men in de vorige eeuw door weten schappelijke ontleding van enkele dode exemplaren. Thans is men er in geslaagd het raadselachtige dier in ge vangenschap levend gade te slaan. Daaraan danken wij ook deze bijzondere foto's, gemaakt tijdens het zoeken naar voedsel in de zandige bodem van een meer in een Australisch natuurreservaat. Opvallend zijn vooral de rub berachtige snavel en de grote zwemvliezen. HOOFDPIJN voor de geleerden! Dit was het eerste „wetenschappelijke resul taat" van de ontdekking van het vogelbek dier. Deze ontdekking had plaats in het jaar 1797. Voordien waren er echter in Europa reeds, toen als onwaarschijnlijk bestemde, berichten binnengekomen over een in Australië levend dier, dat veel weg had van een mol, doch een eendesna vel had. Om het verhaal nog fantastischer te doen klinken, vernamen de Europese geleerden, dat het wonderlijke wezen eie ren legde, maar later de jongen, die er uitkropen, zoogde zoals een poes haar kroost. Eigenlijk was het dus helemaal niet verwonderlijk, dat de geleerden aan vankelijk unaniem van mening waren, dat het ging om „sterke zeemansverha len" en dat zij allemaal met een medelij dende glimlach hun schouders ophaalden over die „onzin". In 1797 echter bleek, dat de „sterke zee mansverhalen" op werkelijkheid berust ten. Immers, in dat jaar werd de Orni thorhynchus anatinus (aldus luidt-de we tenschappelijke naam van het raadselach tige wezen) officieel ontdekt. De inhoud van het „ontdekkingsrapport" leert ons dat enige kolonisten bij een nieuwe neder zetting (het tegenwoordige Sydney) in de buurt van de rivier de Hawkesbury aan het werk waren, toen zij plotseling tot hun zeer grote verbazing allemaal een vreemd onbekend dier zagen zwemmen. Latex- noemden zij het een „molachtig water dier". In wetenschappelijke kringen bleef men echter sceptisch staan tegenover de mededelingen en geruchten, die van veel kanten toestroomden. Wel begrepen de geleerden, dat er geen sprake meer was van een misplaatste grap, maar zij wisten niet, wat zij wel en wat zij niet moesten geloven. De wetenschap verlangde contro leerbaar bewijsmateriaal. WELNU, de wetenschap kreeg bewijs materiaal. In het jaar 1802 slaagden twee geleerden van naam erin enige, zij het do de, exemplai-en van het vogelbekdier te verwerven. Dr. George Shaw, verbonden aan het Brits Museum, onderzocht het nieuw ontdekte wezen met het ontleed mes. Hij kwam tot de conclusie, dat het vogelbekdier index-daad een bestaande le vensvorm was en geen legendarisch dier uit zeemansverhalen. Het certificaat van echtheid was hiermede geleverd, doch de moeilijkheden waren nog lang niet ovex-- wonnen. In dr. Shaw's geest rezen onmid dellijk twee vragen: Waar past het dier in het nog maar kort tevoren door de we tenschap opgestelde schema? Hoe noem ik het? Een beetje ten einde raad besloot dr. Shaw het nieuwe dier platypus anati nus (eendachtige platvoeter) te dopen. Ook een Duits geleerde, professor Blu- menbach, wist een exemplaar van het i'aadselachtige wezen op zijn ontleedtafel te krijgen. Zonder iets te weten omtrent dr. Shaw's onderzoekingen kwam hij tot dezelfde conclusies als zijn Engelse col lega. Hij besloot nadat ook hij zich de vraag had gesteld „Hoe noem ik het dier?" het wezen de naam ornithor- DAT KLONK nogal zelfverzekerd, maar omdat het de gx-ote Arielli was die sprak, e hebben wij gezwegen. We hebben hem e zelfs niet gevraagd, of hij het werk van een Cor van Weele, de prachtige albums van Martien Coppens of de fotokalenders e van Cas Oorthuys kende. Eerst maar eens zien, wat Arielli er zelf van tex-echtbi-engt. En nu ligt zijn eerste fotografische por- e tret van Holland dan voor ons. „Pays Bas" heet dat album, uitgegeven bij de Editions des Ides et Calendes te Neucha- E tel in Zwitserland en dus een voorbeeld j| van typografische schoonheid. Het om- slag is een kleurenfoto van zeldzame be- koring: een stukje polderland in laat e avondlicht met als hoofdmotief het sil- houet van een pittoresk molentje, weer- spiegeld in een stille wetering. De drome- e rige herfstsfeer, het parelmoeren licht en e de fraaie afsluiting door de donkere voor- grondpartij het is het Hollandse land- schap van nu en vroeger ten voeten uit. g Een subliem, maar ook een rijkelijk tra- ditioneel motief, dat eeuwen geleden reeds door onze kunstschilders precies zo ver- e eeuwigd werd. Maar kom, denkt men, eerst maar eens verder bladeren. Tegenover de titelpagi- na weer een kleurenplaat: ditmaal een e die Arielli's fotografisch credo wèl recht doet wedervaren. Het is een close-up van een stenen leeuwtje aan het haventje van e Harlingen, dat met zijn heraldische klauw- tjes het oude stadswapen omklemt. Prach- tig contx-asteren de witte en i-ode velden e van dit wapenschild tegen het blauw en groen, van de in onscherpte vervagende e= omtrekken van schepen en haven in de achtergrond. Maar bij de zwart-wit-pla- e ten is over het algemeen weinig van een originele visie te merken. De waag van Alkmaar met het stukje kaasmarkt foto- grafeerde Arielli precies zoals de duizen- e den toeristen dat doen: van de Mient af E en ten voeten uit. Onze oude steden, ker- e= ken en kastelen lijken, in zijn visie, vaak als twee druppels water op de nietszeggen- de px-entbriefkaarten die er van al deze =e bezienswaai-digheden in omloop zijn: het nuchter-documentaii-e overweegt, de per- e soonlijke interpretatie ontbreekt eraan. e Er zijn, tussen deze fantasieloze afbeel- =5 dingen, stellig ook treffende, soms razend- knappe foto's: markante koppen en goed- e geobserveerde stukjes folklox-e, grappige marktscènes en knusse oex-hollandse plat- telandsbinnenhuisjes. Maar van de dyna- miek en het nieuwe, boeiende gezicht, dat Arielli ons land wilde geven, hebben wij echt niet zo heel veel kunnen ontdekken. Nu maar wachten op zijn tweede boek, e dat binnenkort bij een Hollandse uitgeve- rij het licht zal zien. H. Croesen E Kind van Afrika door Camara Laye, ver taald en ingeleid door Margrit de Sablo- nière, is uitgegeven in de Wereldboog- diex-en in Amerika was zó groot, dat er in 1958 een tweede bestelling volgde. Op nieuw bracht David Fleay enige exempla ren naar Amerika, nu per vliegtuig, het geen de transportproblemen aanmerke lijk vereenvoudigde. Thans is het zó verklaarde een Australische bioloog dat er waax-schijnlijk meer Amex'ikanen zijn, die een vogelbekdier hebben gezien dan Australiërs. Hoe dit zij, een raar dier blijft de platy pus ongetwijfeld. Zoals wij al vermeldden, geldt 1797 als zijn officiële ontdekkingsjaar. Een jaar of vijf later volgde zijn doop. Maar het duurde tot 1884, aleer de geleer den werkelijk als vaststaand aanvaard den, dat het vogelbekdier inderdaad eieren legt. Pas in dat jaar dus werd vriend platy pus officieel erkend! Als er oorlog komt gaan wij de woestijn in, geschreven door Henno Martin en ver taald door Walter IJzerdraat, is door Leo pold in Den Haag uitgegeven. Wie in de oorlog wel eens verzucht .heeft „zat ik maar op een onbewoond eiland!" kan zijn hart ophalen aan deze moderne ro binsonade van twee Duitse geologen, die al hun hebben en houden op een. vracht auto laadden en de woestijn van Zuidwest- Afrika introkken om aan internering te ontkomen tijdens de tweede wereldoor log. Beiden overleefden het experiment, dat een aantal schitterende natuui-opna- men en later een overheidsbetrekking op leverde, daar hun ervaringen goed van pas kwamen bij waterboringen. Het verslag van hun belevenissen is ongemeen boeiend omdat de levenswijze, die zij boven opslui ting verkozen, op een gevangenschap ir vrijheid neerkwam. Hun levensbehoeften bestonden uit weinig meer dan het aller noodzakelijkste: eten, drinken, onderdak, schoeisel en kleding. Die moeten zij elke dag weer ontwringen aan een weerbarsti ge natuur. In hun gesprekken daax-entegen pogen zij voedsel te geven aan hun intel lectuele behoeften en daaruit ontstaat een schetsmatige, puur wetenschappelijke, an tropologie, die uitloopt op een verwerping van het darwinisme als zuiver materialis tische verklaring van de wordingsgeschie denis van liet leven op aarde. Zij komen tenslotte tot de overtuiging, dat het leven pas waai'de krijgt in de samenleving en dat een gemeenschap waarin de liefde van Christus niet leeft, tot ondergang ge doemd is. Afgezien van de voortdurende dreiging van honger, dorst en vereenza ming was hun verblijf in de woestijn, dank zij de zegeningen van de beschaving die hun auto kon vervoeren, niet levensge vaarlijk. Het is een tragische bijkomstig heid dat een van de beide mannen in 1946 bij een auto-ongeluk om het leven kwam- reeks van de Wereldbibliotheek: het jeugdverhaal van een Afrikaanse jongen, die opgroeit in een negerdorp, naar school e gaat in Conakry en tenslotte naar Parijs e vertrekt om aan de universiteit te stude- x-en. Het is een sober vexTiaal, dat relief krijgt door de inleiding, waarin de gehele e negerkwestie aan de ox-de woi'dt gesteld. e Daarin wordt ook verklaard waarom Ca- mara Laye de koloniale kwestie niet aan- roert. Die zou vrijwel niet bestaan, om- E dat het Franse bestuur het gezinsleven, het j| dorpsleven en de tradities van de inheem- se gemeenschap in Opper-Guinea niet zou hebben aangetast.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1958 | | pagina 13