VenkoJk
Geheel aan Bartók gewijde avond van het
Noordhollands Philharmonisch Orkest
Baliet van de Nederlandse Opera
met rampzalige begeleiding
Hoofdkeurmeester A. H. Hoefnagel
was bekend in 38 gemeenten
Hoofdpijn?
Verkoudheid?
Griep?
Eekhoorn in „Lenteparade
Jean Bruce schreef beste
spionageroman
Amerikanen beproeven
bevoorradingsraket
VehkaJk
2 'ASRRO'5
Toneelgroep „Theater" met
twee premières
Het journalistencabaret
van Amsterdam
Musicus Fred. J. Roeske
gehuldigd
Nieuwjaarsreceptie
Commissaris der Koningin
Afscheid bij de Keuringsdienst van Waren
Keuren met ogen, neus
en mond
Twee kunstveilingen
in Amsterdam
Joseph Spelthaan gast
bij Nederlandse Opera
WOENSDAG 10 DECEMBER 1958
9
Aan de voorbereiding van het vierde
dinsdagavondconcert van het Noordhol
lands Philharmonisch Orkest, geheel ge
wijd aan werk van Béla Bartók, was door
het bestuur en dirigent Henri Arends bij
zondere aandacht besteed. In de eerste
plaats had men, in samenwerking met de
Volksuniversiteit, de Belgische musicoloog
prof. Denijs Dille bereid gevonden de
avond in te leiden. Voorts was de pro
grammatoelichting uitvoeriger dan ge
bruikelijk. Deze is met financiële mede
werking van de vereniging „Vrienden van
het N.Ph.O." tot stand gekomen en door
het Nederlands Bartókgenootschap ver
zorgd. De tekst van de toelichtingen was
van de hand van Pal Jórdanyi, Géza Frid
en Marius Flothuis.
De inleiding van prof. Dille droeg het
karakter van een vraaggesprek waarbij de
Haarlemse toonkunstenaar Paul. Chr. van
Westering als interpellant optrad. Naar
mijn mening had men er beter aan gedaan
prof. Dille een korte causerie te laten hou
den. De vragen, die hem gesteld werden,
bewogen zich namelijk vrijwel alleen op
het terrein dat reeds door de gedrukte
toelichting bestreken werd, zodat de in
leider dikwijls genoodzaakt werd tot een
mondelinge herhaling van de reeds schrif
telijk uiteengezette gegevens. Bovendien
dwong de nadruk, die de vragensteller leg
de op de verwerking van folkloristische
gegevens bij Bartók, de inleider tot een
herkauwen van opmerkingen die men zelfs
bij de meest oppervlakkig geïnteresseerde
als bekend kon veronderstellen. Dat Van
Westering de inwerking van het tijdsge
beuren od een waarlijk levend mens en
musicus als Bartók nihil achtte, doch zijn
ontwikkeling uitsluitend als een „experi
menteren met de klank" beschouwde, was
reeds bedenkelijk: Klankexperimenten zijn
namelijk niet los te denken van de inner
lijke spanningen waaraan een componist
gehoor moet geven. Een opvallend staaltje
van wanbegrip omtrent de relatie tussen
een kunstenaar en zijn werk was voorts
de vraag of het optreden van zeer snelle
pianissimopassages in de finale van het
„Concert, voor orkest" misschien toege
schreven moest worden aan Bartöks zacht
aardige karakter. Dat deze inleiding niet
op een misleiding ging gelijken, was echter
te danken aan de tactische wijze waarop
de heer Dille in zijn antwoorden telkens
weer het rechte spoor vond, waarbij hij
interessante bijzonderheden over de com
ponist en zijn werk wist te vertellen.
Inmiddels werd het door het tweevoudig
optreden van de beide sprekers, namelijk
bij het begin en vóór de tweede helft, een
zeer omvangrijke avond, die pas om elf
uur geëindigd was. Henri Arends opende
het programma met „Deux Images"
twee natuurschetsen, het ene vol van een
Advertentie
De Franse grote prijs voor spionage
romans is dinsdag toegekend aan Jean
Bruce voor zijn boek „Paniek op het eiland
Wake". De zevenendertigjarige Bruce, een
oud-ambtenaar van de Franse politie, heeft
reeds zeventig remans geschreven. De hem
toegekende prijs bedraagt vijfduizend
gulden.
hoge onbestemde impuls van uitbottend
leven, het andere van een robuuste en gril
lige vreugde. Ik meen dat een werk als
dit voor ons orkest in vele opzichten nog
te moeilijk is. Het is namelijk een quasi-
fragmentarische muziek, een als een mo
zaïek opgebouwde partituur van kleine
melodische cellen, bewegend op een uiterst
soepel ritme, dat in feite iedere regel
matige metriek negeert. Het geheel moet
de indruk wekken van een geraffineerde
collectieve improvisatie. (A propos, juist
over dit improvisatorische karakter van
Bartöks muziek, in aansluiting op het
boerenlied, had mijns inziens méér gezegd
dienen te worden door de inleiders: Veel
van wat hij aan melodische, ritmische en
harmonische vrijheden „ontketend" heeft,
kan van daaruit verklaard worden).
Bovenstaande opmerking over de inter
pretatie der „Deux Images" is ook van toe
passing op de begeleiding van het viool
concert, een ongrijpbaar en eruptief stuk
dat, om door de toehoorders duidelijk ge
registreerd te worden, een grote zekerheid
van de uitvoerenden vereist in het aaneen
voegen van schijnbaar incoherente stem
mingen. Voor de wijze waarop de dirigent
het solistische en het orkestrale aandeel,
die elkaar in deze muziek voortdurend
dreigen te ontglippen, wist te binden, ver
dienen hij en het orkest grote lof. De uit
voering van de solopartij door de Belgische
violist André Gertler was technisch be
wonderenswaardig en getuigde van veel
begrip voor de eigen aard van Bartöks
muziek.
De grootste troef speelden dirigent en
orkest echter eerst na de nauze uit in de
vertolking van het „Concert voor orkest".
Dit uit 1943 daterende werk, dat reeds vrij
spoedig in brede kring bekendheid heeft
verworven, staat thans op het repertoire
van alle grote orkesten ter wereld. Er is
reeds veel gezegd en geschreven over de
rijkdom aan menselijk-muzikale waarde
van dit kapitale stuk, waarin vrijheid en
gebondenheid in een subtiel evenwicht
verkeren. Het is daarom voldoende orn de
constateren dat dit werk ons orkest bij
zonder goed „ligt" en dat het de veelheid
van schakeringen, de over lange afstanden
opgebouwde climaxen, de geheimzinnige
verstikkingen, de humor en de pijn van dit
muzikale document prachtig wist te reali
seren. Deze uitvoering verdient jaarlijks
in het seizoenprogramma te worden op
genomen. Moge deze Bartök-avond daartoe
de stoot hebben gegeven.
Sas Bange
ATLANTA (UPI) Verleden week is
voor het eerst een prototype afgevuurd
van het „Lobber"-projectiel, te Camp Ir
win in Californië. Convair, welke aan dit
projectiel van zes voet werkt, verwacht
daar veel van. Geleerden geloven dat het
projectiel verder ontwikkeld kan worden
als een „blokkadebreker". Volgens Con
vair zou het gebruikt kunnen worden om
voorraden te „gooien" naar belegerde
plaatsen, zoals West-Berlijn, of de Chine
se eilanden Querr.oy en Matsoe. Er be
staat zelfs hoop dat de „Lobber" in een
later stadium een menselijke lading kan
vervoei'en misschien een hele divisie
soldaten, die binnen een half uur waar
ook op de aardbol neergezet kan worden.
Volgens Convair had de lobber een unie
ke start. Een technicus op het gebied der
projectielen las een krantenbericht over
een speech van kwartiermeester gene
raal A. T. McNamara, die in herinnering
riep dat een aantal Amerikaanse soldaten,
die in de tweede wereldoorlog omsingeld
waren door de Duitsers, voedsel ontvin
gen, dat in niet meer explosieve granaten
was gestopt, die over de hoofden van de
vijand werden geschoten. De generaal
vroeg zich af of een projectiel dat werk
misschien nog beter kon doen. De techni
cus, die het bericht las, was daarvan
overtuigd en hij haalde Convair over om
een kleinprojectiel, de „lobber" te bou
wen. Dit projectie] heeft raketaandrijving
en heeft een parachute voor de afremming
boven het doelgebied. Het kan een nuttige
last vervoeren. Dit vermogen kan benut
worden voor voedsel, munitie en medi
camenten. Bovendien heeft de neuskegel
een schok-absorberend vermogen.
Advertentie
HST IS
KWALITEIT
San Francisco
Een verrukkelijke, croquante
biscuit,pittig en vol van smaak,
ovenvers in een feestelijke
verpakking.70 cent per pakje -
Los 27 cent per 100 gram.
VERPAKTE BISCUITS...die zijn heerlijk I
Na het debuut van het vernieuwde, on
der directie van Johan Verdoner geplaat
ste Ballet van de Nederlandse Opera te
Amsterdam heb ik op grond van voldoen
de hoopgevende aspecten een aanbeveling
geschreven om door te gaan op de inge
slagen weg. Het zal in de naaste toekomst
absoluut noodzakelijk zijn over te gaan
tot een betere bundeling van krachten.
Over welk organisatorisch plan men dan
ook overeenstemming zal bereiken, één
ding is zeker, maar kan niet genoeg her
haald worden: terwille van de bloei van
de danskunst in ons land dienen de gezel
schappen alle in de eerste plaats aan ar
tistieke eisen te voldoen. Mede met het oog
op de komende ontwikkeling mocht men
daarom dankbaar zijn, dat het door de
hoofdstad financieel begunstigde ensem
ble niet langer met Franse slag en
smaakbedervende opsmuk te werk gaat,
zich thans onder beproefde leiding van
de balletmeester, zich regisseur-gene
raal noemende Dimitri Romanoff toe
legt op de verwezenlijking van kunstzin
nige aspiraties. Uiteraard doen zich daar
bij talrijke moeilijkheden voor, die zonder
als excuus gebruikt te mogen worden om
begrip vragen: de totale vernieuwing van
het repertoire, de omscholing van de
groep, die bovendien vele jonge leden telt.
Daar komt dan nog bij de beperkte gele
genheid om toneelroutine op te doen door
het voorlopig kleine aantal voorstellin
gen.
Maar wat er dinsdagavond in de Am
sterdamse Stadsschouwburg gebeurde,
leek veel op moord met. voorbedachten
rade. Voor zover men het niet vooruit
wist, had men toch bij de. generale repe
titie kunnen horen, dat de begeleiding door
het Westnederlands Symfonieorkest on
der leiding van Sam Swaap een rampza
lig gevolg zou hebben, dat dan ook niet is
uitgebleven. Niet alleen was de klank ze
nuwtergend, tot overmaat van ramp kreeg
men de zonderlingste versnellingen en
vertragingen te verwerken. Bij een solo in
de tweede akte van „Giselle" liet de diri
gent zelfs opnieuw inzetten. Men kan onder
dergelijke omstandigheden geen zuivere
uitvoering verwachten van de dansers, die
waren overgeleverd aan funeste spannin
gen en volkomen onberekenbare invloe
den. Het getuigt van gebrek aan verant
woordelijkheidsbesef, dat men dit orkest
niet tijdig naar huis heeft gestuurd en
vervangen door twee piano's. Men zal he
grijpen dat ik van een beoordeling der pres
taties op het toneel moet afzien.
Alleen een paar opmerkingen dus over
het programma, dat geopend werd met
een restant van het vroegere repertoire,
namelijk „Sinfonia" van Victor Gsovsky
op muziek van de „Engelse" Bach, zonder
de bewegelijke decors van voorheen en nu
met andere lelijke kostuums. Het is mij
een raadsel, waarom men dit van een vol
slagen gemis aan inspiratie getuigende,
voortdurend oninteressante maakwerk
heeft gehandhaafd. Er volgde een korte
noviteit: de pas de trois „Intermezzo" van
Hans van Manen op muziek van Arthur
Honegger, waarin de choreograaf invloe
den van Balanchine en de „vrije" Ameri
kaanse figuren aantrekkelijk heeft ver
werkt in parafrasen op een zeer dansant
thema: de reacties van twee meisjes op
Advertentie
Toneelgroep „Theater" uit Arnhem zal
in dit seizoen twee premières geven. Aller
eerst op 22 december in het Nieuwe de la
Martheater in Amsterdam van „De ijsman
komt" van Eugene O'Neill. Aanvankelijk
7-°u de Amerikaanse regisseur José Quin-
iero, die eveneens in Broadway enige
''norstellingen van „De ijsman komt" regis
terde, ook hier de regie op zich nemen,
bar de heer José Quintero echter door
•iekte verhinderd was, heeft Richard
Flink zijn taak moeten overnemen. De
'oornaamste rollen in dit stuk worden ver-
olkt door Robert de Vries, John de Freese,
Hans Tiemeijer en Paul Storm (als gast).
De tweede première, „Het koffiehuis"
van Carlo Goldoni, is op 1 januari. Het
stuk wordt opgevoerd in de Stadsschouw
burg van Arnhem onder regie van Cruys
voorbergh.
„Het Amsterdamse journalistencabaret",
dat de traditie van het na de oorlog opge
richte en verdwenen cabaret „De Inktvis"
wil voortzetten, geeft zondag in het Miner
va Paviljoen in Amsterdam de eerste van
een drietal openbare voorstellingen van
zijn programma „Pers-vers". De teksten
zijn voor het grootste deel geschreven door
de leden van het cabaret, waarvan alleen
de drie dames geen journalistes zijn. In de
drieëndertig nummers is ook wat politiek
gemengd. Gerton van Wageningen schreef
voor elf nummers de muziek, de decors
zijn van Ad Werner. Beiden werken even
als Bob Steinmetz, die de algemene leiding
heeft, aan het programma mede. De andere
medewerkenden zijn Heay d' Ancona, Nan-
neke Hogenbirk, Geneviève Werner, Fritz
Rehrendt en Bob Bouma. Ze worden aan
de vleugel begeleid door Jan Beishuizen.
dig en mooi zijn vooral de spelmotieven
en de naar binnen draaiende bewegingen.
De uitvoerenden waren Vanna Besancon
Alexandra van Rhijn en Chris Torenbosch.
„Giselle" werd kapotgemaakt door het
orkestrale aandeel, dat voordien „alleen
maar" schromelijk onvoldoende was ge
weest. Overigens werd het wel duidelijk,
dat Dimitri Romanoff goed zijn ogen de
kóst hééft gegeven bij de vertoningen van
het Bolsjoi Ballet, waaruit hij zelfs meer
overnam dan harmonisch met de vroeger
gevolgde versie direct in overeenstem
ming was te brengen. Winstpunten: een
duidelijk exposé, een aanvaardbaar aan
deel van Hilarion, een vermenselijking
van het spelbeeld. Vreemdsoortigheden:
de slotscène van de eerste akte, het op
treden van de dobbelaars in het woud, de
dood van de mannelijke hoofdpersoon. Dit
laatste feit is symptomatisch voor het ook
verder aan het licht komende misverstand
ten aanzien van de romantiek. Het is ver
standig om in het eerste, dus het „realis
tische" bedrijf te profiteren van het gran
dioze Russische voorbeeld. Maar het blijkt
levensgevaarlijk om vooral in het tweede
de dansen te veranderen, zeker wanneer
er geen integratie door jarenlange om
gang bestaat. In enkele gevallen werden
nu zelfs de typisch romantische „leidmo
tieven" (de herkenningsmelodie van het
gevoel, zou men kunnen zeggen) op een
bijna letterlijke manier doorkruist. Ook
enkele kleine variaties in de solo's hebben
mij niet gelukkig gemaakt. Het is moge
lijk dat deze indrukken zich nog zullen wij
zigen, naarmate de vertolkers er beter
vertrouwd mee raken.
Tenslotte nog iets over de toeschrijvin
gen. In het programma wordt (merkwaar
dig, de Russen doen dat ook) alleen Co-
ralli als choreograaf genoemd, hoewel het
voor geen bestrijding vatbaar is, dat Jules
Perrot als de voornaamste schepper moet
worden beschouwd. Dc Russische versie
is in ieder geval van hem afkomstig: hij
bracht te St. Petersburg allerlei verande
ringen aan in de eerste Parijse zetting.
Tegen het invoegen van de zogenaamde
boeren-pas-de-deux behoeft geen bezwaar
te bestaan als men werkelijke solisten
daarvoor ter beschikking heeft en er maar
bij vermeldt, dat deze niet op muziek van
Adolphe Adam doch van Burgmüller is.
Het decor voor de tweede akte van Con-
stantin Nepo is bijzonder goed, de aankle
ding van de eerste akte door Frans Deck-
witz nogal banaal. Marianna Hilarides zal
in „Giselle" misschien wel nooit een
glansrol vinden. De vereenvoudigde pan
tomime bleef vrijwel zinloos. Martin
Scheepers was wat stereotiep als haar
tegenspeler, maar maakte als danser een
voortreffelijke beurt. Maria Sylvaine,
vroeger een prima koningin van de Wil
li's, overdrijft deze rol thans tezeer.
Al waren de omstandigheden dan ook
van dien aard, dat men geen oordeel mag
vellen over de presentatie daarvan, het is
althans verheugend dat het. aandeel van
de dans in „Giselle" bij de Nederlandse
Opera in ere is hersteld.
David Koning
In het Amsterdamse Concertgebouw heeft
de koninklijke mannenzangvereniging
Apollo" dinsdag haar voormalige dirigent
Fred. J. Roeske ter gelegenheid van zijn
negentigste verjaardag gehuldigd. Terstond
nadat het koor twee composities van Roes
ke had gezongen, namelijk „Gebed voor
den tempel" en „Groot is de Heer", werd
de musicus, die van 1897 tot 1953 het koor
heeft geleid, op het podium geroepen. De
voorzitter van de zangvereniging, de heer
A. Renes, sprak woorden van hulde jegens
de heer Roeske en roemde zijn veelzijdige
arbeid.
Vanna Besancon, Chris Torenbosch en
Alexandra van Rhijn in de pas de trois
„Intermezzo" van Han van Manen.
De Commissaris der Koningin in de pro
vincie Noordholland en mevrouw Prinsen
zijn voornemens een nieuwjaarsreceptie te
houden op zaterdag 3 januari 1959, des
middags van drie tot vijf uur ten Pro
vinciehuize te Haarlem (ingang Paviljoens
laan).
Wanneer op donderdag 18 december 's middags van vier uur tot half zes tijdens een
receptie in restaurant „Dreefzicht" in Haarlem de heer A. H. Hoefnagel wegens het
bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd afscheid 7,al nemen van zqn werkkring,
de Keuringsdienst van Waren voor het gebied Haarlem, dan zal daarmee een ambte
lijke loopbaan worden afgesloten van iemand, die bekendheid genoot van Beverwijk
tot Wassenaar en van de kuststreek tussen Katwijk en IJmuiden tot diep in de
Haarlemmermeer. Een gebied dat maar liefst 38 gemeenten omvat was gedurende
meer dan 36 jaar het arbeidsterrein van hoofdkeurmeester Hoefnagel. Zijn dagelijkse
taak betrof in de volle betekenis van het woord het dienen van de gemeenschap en
in het bijzonder het waken voor de volksgezondheid.
De heer Hoefnagel heeft de groei van de
keuringsdienst van waren, van bescheiden
plaatselijke instantie tot de omvangrijke
regionale organisatie welke hij thans is,
van de grond af meegemaakt en daarin een
werkzaam aandeel gehad.
In 1919 trad hij als keurmeester toe tot
de gemeentelijke keuringsdienst voor eet-
en drinkwaren in Dordrecht. Voordien was
hij enkele jaren werkzaam als „handels
reiziger in koloniale waren", zoals dat
vroeger heette. Door zelfstudie en het vol
gen van cursussen verdiepte hij zijn waren
kennis. Deze bekendheid vormde de stevige
basis voor zijn latere taak als keurmeester
Op 16 maart 1922 verhuisde de heer Hoef
nagel naar Haarlem, waar hij als keur
meester bij de plaatselijke keuringsdienst
voor eet- en drinkwaren in dienst trad.
toenmaals gehuisvest aan de Kampersingel
boven de stadsapotheek. Later verhuisde de
dienst naar de Botermarkt en in 1929 wer
den kantoor en laboratorium ondergebracht
in het perceel Nieuwe Gracht 3, waar zij
thans nog zijn gevestigd.
Sedert in 1918 nieuwe wettelijke maat
regelen met betrekking tot eet- en drink
waren van kracht werden (in 1935 belang
rijk gewijzigd) is er op het gebied van de
warenkeuring veel baanbrekend werk tot
stand gekomen. Tekenend voor deze ont
wikkeling is de grote uitbreiding van het
aantal voorschriften. Waren er veertig jaar
geleden nog maar enkele wetsartikelen,
momenteel bestaan er ongeveer veertig
koninklijke besluiten, die alle tot in bij
zonderheden de samenstelling, bereiding,
het vervoer, de verpakking, het bewaren
jf
„Lenteparade" zal volgend voorjaar het
bloemencorso van de bollenstreek heten.
Vermoedelijk zal het. op 18 of 25 april
weer duizenden kijkers trekken. De ar
tistiek adviseur van het corsocomité, de
heer A. W. van Driel, heeft dinsdagmid
dag in café-restaurant „Treslong" in Hil-
legom zijn ontwerpen getoond aan belang
stellenden. van wie het doorgaan van het
corso volgend jaar weer afhankelijk is.
De heer Van Driel kan tevreden zijn,
want de belangstelling voor zijn met zorg
uitgewerkte ontwerpen is wel eens slech
ter geweest.
Verscheidene jaren is er over geklaagd
dat de praalwagens wel mooi waren,
maar te duur. Met deze klacht zal thans
rekening worden gehouden. Is een wagen
in trek maar zijn de kosten te hoog, dan
kan de heer Van Driel zijn ontwerp naar
de wensen van de koper wat vereenvou
digen.
„Lenteparade" zal een keur van kleur
rijke wagens worden, nu weer sierlijk en
romantisch, dan weer geestig of in een
strakke compositie. De ontwerpen zijn
grotendeels ruim en open met grote kleu-
renvakken. Een van de prachtigste wa
gens kan Bloemenschilderij worden: le
vendig van compositie met sterk afsteken
de kleuren. Strakke lijnen laat Mondria-
na zien. Grappig is een grote, knagende
eekhoorn. Grote vogels en gestyleerde
vlinders zullen in de stoet „meevliegen".
Na enkele helblauwe vissen zijn de zwarte
Een van de grappigste wagens die in
het bloemencorso Lenteparadezul
len meerijden, ivordt gevormd door
deze knagende eekhoorn.
zwanen uit het kinderliedje te zien.
Behalve praalwagens in sterk contras
terende kleuren zullen er wagens meerij
den, die bijna geheel uit één pastelkleur
zijn opgebouwd, zoals Queen of the whites.
In Beeld in bloemen zal een groot aantal
heesters worden verwerkt een wagen
die een goede afwisseling vormt in de rij
van rijdende bloementapijten. Prins of
narcis wordt, zoals de titel al doet ver
moeden, grotendeels opgebouwd met nar
cissen. De tienjarige Keukenhof zal met
een van de grootste, zeer geslaagde wa
gens goed voor de dag kunnen komen. An
dere wagens die het bloemencorso '59 tot
een succes kunnen maken zijn: Mei, Prins
of colours en Koningin Sheba.
Bij de veilinghouder Paul Brandt in Am
sterdam zullen begin volgend jaar twee
belangrijke kunstverzamelingen worden
geveild. Eerst komt onder de hamer de
kunstverzameling uit de nalatenschap van
dr. Max J. Friedlander, bestaande uit
schilderijen, tekeningen en kunstvoorwer
pen. Tot de doeken behoren een Verona uit
1400, een Italiaans paneel uit de vijftiende
eeuw, voorts werken van Hans Holbein,
Cornelisz Engelbrechtz, J. van Hemessen,
Frans Pourbas en Willem Kalf-
Later komen in veiling tekeningen en
aquarellen van Nederlandse meesters uit
de achttiende en negentiende eeuw. hoofd
zakelijk topografische voorstellingen uit de
collectie van wijlen H. E. ten Cate uit
Almelo.
en het uitstallen van levensmiddelen rege
len.
De heer Hoefnagel vertelde ons dat in de
beginjaren van de Warenwet vooral op het
platte land veel weerstand en onbegrip
overwonnen moesten worden voordat men
de bedoeling en het nut van de geldende
voorschriften aanvaardde.
Geen pottenkijkers
„De meeste veehouders hadden nog nooit
van een keuringsdienst gehoord. Ze waren
achterdochtig en spontane medewerking
was er dan ook weinig. Ze konden hun
eigen boontjes wel doppen, zeiden ze. Ze
hadden geen pottenkijkers nodig". Dat
wantrouwen in en gebrek aan begrip voor
het werk van de keuringsdienst is in de
loop der jaren grotendeels ten goede ge
keerd. De keuringsdienst wordt hoe langer
hoe meer beschouwd als een instelling, die
de producent en handel met raad en daad
bijstaat. Toch werd vorig jaar nog in ruim
300 gevallen een proces-verbaal opgemaakt
en moest van de 18.000 monsters er veer
tien percent worden afgekeurd, wel een
bewijs dat de keurmeesters nog steeds hun
ogen terdege de kost moeten geven, daarbij
geholpen door hun reuk- en smaakzin-
tuigen.
De bezuinigingsmaatregelen van de re
gering in de jaren dertig leidden er toe dat
het aantal plaatselijke keuringsdiensten
sterk werd ingekrompen. Ook in Haarlem
zou de keuringsdienst worden opgeheven,
doch vooral dank zij een actie in de plaat
selijke pers kon de keuringsdienst van
waren in de Spaarnestad zijn werk blijven
verrichten.
„Ik kan me nog goed herinneren dat die
kwestie toen heel wat stof heeft doen op
waaien. Maar gelukkig was het resultaat
dat wij niet op wachtgeld werden gesteld.
Zelfs onderging het gebied van de Haar
lemse keuringsdienst een belangrijke uit
breiding door de toevoeging van een groot
deel van het rayon van de Leidse dienst
die toen was opgeheven," aldus de heer
Hoefnagel. In 1946, precies op de dag van
zijn zilveren huwelijksfeest, werd hij tot
hoofdkeurmeester benoemd.
Leraar en examinator
Buiten zijn ambtelijke taakvervulling is
de heer Hoefnagel als leraar verbonden
aan de vakopleiding voor kruideniers.
Tevens heeft hij zitting in diverse examen
commissies, o.m. die voor het vakexamen
voor kruidenier en die voor de hotel-,
restaurant- en cafébedrijven. Verder is hij
voorzitter van het college van keurmeesters
in Nederland.
Gevraagd naar zijn bezigheden als hij
straks gepensioneerd is, antwoordde de
heer Hoefnagel glimlachend: „Fotograferen
en tuinieren, daarvoor heeft het me tot nu
toe aan tijd ontbroken. Overigens geloof ik
dat de vakopleiding en examencommissies
me voorlopig niet los zullen laten."
De heer Hoefnagel zal als chef van het
opsporingspersoneel van de keuringsdienst
van waren in het gebied Haarlem worden
opgevolgd door de heer J. M. Hermans,
thans keurmeester A.
Joseph Spelthaan, de Limburgse tenor
die in 1954 op het internationale opera
concours in Milaan de eerste prijs verwierf
en daarna verbonden was aan verscheidene
operagezelschappen in Italië, zal in enige
voorstellingen van De Nederlandsche Opera
gastrollen vervullen, namelijk op dinsdag
16 december de rol van Alfredo in „La
Traviata", op donderdag 25 december de
rol van Rodolfo in „La Bohème" van
Puccini.