mkam DE GOUDEN VLEUGELS VAN DE PELIKAAN Een kwart eeuw geleden: GRESHOFF Dank aan de zeventigjarige Wekelijks toegevoegd aan alle edities van Haarlems Dagblad/Oprechte Haarlemsche Courant en IJniuider Courant Wl0&éê> iMmÊt Be kranten stonden er vol van, die laatste weken van 1933 en de eerste van 1934: Iwan JVassiljewitsj Smirnoff, Piet Soer, J. H. H. Grosfeld en C. H. van Beukering vlogen in recordtempo naar Indië en terug. In de ongehoord korte tijd van vier dagen, tussen maandag 18 en vrijdag 22 december, joegen zij de Pelikaan in één rusteloze ruk van West naar Oost, van Schiphol naar Tjilili- tan, om driehonderd kilo post weg te bren gen. Tussen 27 en 30 december maakten zij de terugreis en deden er nog vijf minuten minder over. Nederland stond op de kop. Een menigte van meer dan twintigduizend mensen verdrong zich op de mistige zater dagavond van de dertigste op Schiphol om de „koene luchtheldeny te verwelkomen. Ministers en andere hoogwaardigheids bekleders wachtten hen op en overlaadden hen met loftuitingen. De Koningin benoem de alle vier de bemanningsleden onmiddel lijk tot ridder in de orde van Oranje Nassau want natuurlijk ging het belang van de historische „Pelikaan"-vlucht uit boven het gewicht van de postzakken, die nog juist voor Kerstmis in Indië en nog voor oudejaar in Nederland werden besteld: de K.L.M. en Nederland hadden weer in de gehele wereld van zich doen spreken. En daarom ging het. Versnelde kerstvlucht naar Indië ondanks tegenslag ,'pL een succes Souvenirs aan een avontuurlijke Franse dichter Willi; AMSTERDAM 15339 K.M 13729 K.M. ATHENE 12617 K.M ÏAGDAD 10037 K M LtAHABAD 6001 K.M KYAB 4 673 K.M. E-?EEË\ ^RANGOON 3600 K M. DE LUCHTVAART in 1933 had de vleu- Het vliegtuig, dat gels al wijd uitgeslagen. Vele gevestigde deze prestatie moge maatschappijen omspanden met hun lucht- lijk zou kunnen ma- lijnen de aardbol, de vliegtuigfabrieken ken, was er al. An- leverden steeds betere, snellere en grotere thony Fokker had, toestellen af. Nederland kon in de inter- voortbordurende op nationale wedloop goed meekomen. In de de ervaringen met de K.L.M. Albert Plesmans trotse schep- F VIII, de F XII en ping bezat het de luchtvaartmaatschap- de F XVIII nu de F pij, die aan iedereen ten voorbeeld kon XX geconstrueerd, worden gesteld. Fokker was de Nederland- het „laatste woord" se vliegtuigfabrikant, die niet alleen de op 't gebied van snél-" K.L.M. haar zo succesrijke machines ver- heid en betrouwbaar- schafte, maar ze over de gehele wereld heid. Met 3 Wright- verkocht. Toch mocht niemand op lauwe- motoren van vijfhonderd paardekracht elk gevat, blijkt uit het feit dat de K.L.M. ren rusten. De luchtvaartmaatschappijen schroefde deze reus-van-die-dagen zich één van haar beste gezagvoerders, Geijs- zweepten elkaar op in hun pogingen el- met een snelheid van tweehonderdvijftig sendorffer, ter beschikking stelde om de kaar te overtroeven. Ten aanzien van prijs, kilometer per uur door de lucht, vijfenvijf- „Postjager" naar Indië te vliegen. Dat service en comfort ontliep de een de ander tig kilometer meer dan de kruissnelheid deze kerstvlucht zo jammerlijk mislukte, niet veel, maar op het stuk van betrouw- van de F XVIII. De gehele zomer werden was zeker niet aan de bemanning, behalve baarheid viel erbij het grote publiek nog er proefvluchten mee gemaakt, de laatste uit de gezagvoerder bestaande uit tweede maanden alleen met de bemanning, die voor de recordvlucht was aangewezen, aan de levieren. En te zelfder tijd maakte zich nog een Nederlandse vogel op om een recordvlucht naar Indië te volbrengen. Dat was de Pander „Postjager" een geest- BATAVIA terrein te winnen. De mensen moesten nog vertrouwd worden gemaakt met de lucht vaart. Dat vertrouwen meende men te kunnen winnen door grootse daden te ver richten, door prestaties te leveren, die de massa ontzag zouden inboezemen en geest driftig maken. Zo rijpte in het voorjaar produkt van de vliegtuigbouwer Th. is. van 1933 het plan om tegen Kerstmis een Slot. bijzondere vlucht naar Indië te maken. Hoe sportief de binnenlandse rivaliteit Een extra-postvlucht, snel uitgevoerd, dat tussen de twee ondernemingen werd op- WIJ LEVEN in een verlichte tijd, waarin de gehele wereld zich inspant om ons toch vooral niets te onthouden van alles wat er te weten valt. Ik rvil het schoolonderwijs daarlaten, omdat dat er altijd geweest is. Maar onze lectuur is toch zeker veel meer uitgebreid, al was het maar door de „pocket"-boekjes die juist op het ogenblik zo hevig „in het nieuws" zijn. Daar zijn de radio en de televisie nog bijgekomen, waardoor ons sprekers van allerlei soort en gehalte te lijf gaan met duizenderlei onderwerpen met de bedoeling een soort wandelend lexicon van ons te maken. Alle terreinen van het populaire weten lijken wel afgegraasd. En het valt dus destemeer op als wij hier en daar nog een grassprietje kunnen vinden, dat nog niet is ten offer gevallen aan de ijverige maaiers. Het zijn de geheimenissen van het lengen en korten van de dagen die, zoals iedereen met een eenvoudige steekproef in zijn naaste omgeving kan vaststellen, nog niet voor alle mensen helder en duidelijk zijn. Nu wij weer zo'n keerpunt naderen en dat sombere, neerdrukkende van „de donkere dagen voor Kerstmis" hier en daar als vanzelf als gespreksonderwerp opduikt, is het voor hen, die weten, altijd een goedkoop grapje zo op 15 december bijvoorbeeld losjes op te merken dat wij in ieder geval de donkerste avonden achter de rug hebben en dat de avonden gelukkig dus al weer aan het lengen zijn geslagen. Wie zo'n opmerking maakt, kan er wel bijna zeker van zijn dat hij plotseling verbaasde gezichten om zich heen gaat zien. De spreker wordt een paar seconden aangekeken op zo'n manier, dat hij ieder ogenblik de vraag verwachten kan: „U voelt zich toch overigens wel goed, nietwaar?" Maar de hoffelijkheid overwint dan meestal wel en er komt, soms aarzelend maar meestal overtuigd schoolmeesterlijk- terechtwijzend: „Hoezo, de kortste dag is toch pas op de 21ste of 22ste december?" Als het zover is mogen wij vaststellen dat beide sprekers gelijk hebben. Dat 21 december de kortste dag is, is even juist als dat de donkerste avond (iets anders dus dan de langste nacht) ongeveer op 13 december en de donkerste ochtend in de buurt van oudejaarsdag valt. Het hele geval lijkt op een mystificatie, maar de verklaring is vrij eenvoudig. De afneming van het daglicht tegen de winter gaat, evenals de toeneming tegen de zomer 's morgens en 's avonds, niet gelijk op. Op ongeveer 13 december is de vroegste zonsondergang al 'bereikt. De meest late zonsopgang wordt niet eerder dan tegen oudjaar een feit. Precies daartussen ligt de kortste dag. Deze stand van zaken brengt dus mede, dat de avonden van 13 tot 21 december al weer lengen, terwijl de ochtenden nog korten. Toch korten in totaal de dagen nog van 13 tot 21 december, omdat er 's avonds minder bij komt dan er 's morgens af gaat. Na 21 december heeft tot oudjaar het omgekeerde plaats: dan lengen in totaal de dagen al weer omdat er dan 's avonds meer bij komt dan er des morgens af gaat. Pas na oïid- jaar mogen wij ons verheugen in een eendrachtige verlenging zoivel 's avonds als 's morgens. Des zomers gaat dit spelletje uiteraard in omgekeerde richting. Omstreeks half januari hoort men altijd om zich heen opmerkingen maken over het lengen van de dagen. Steevast zegt dan wel iemand zo iets van: „Ja, 's avonds vooral kun je het al goed merken'Geen wonder! De avondverlenging begint blijkens het bovenstaande niet minder dan ongeveer achttien dagen eerder dan de ochtendklaring. Het wonderlijke van die ervaring is, dat wij die eerdere avondver lenging jarenlang zo grif aanvaarden zonder ons ooit af te vragen, hoe dat dan eigenlijk wel kan. Dat is dan weer de verklaring van de vraag waarom er zo weinig Newtons in de wereld zijn. J. C. van Dijk vlieger Asjes en boordwerktuigkundige Van Straaten, gelegen. Na de noodlan ding wegens motorstoring op het vlieg veld van Grottaglie aan de Oostkust van Italië, toen de hoop om met de Pander jager nog voor de kerst in Indië te zijn de bodem was ingeslagen, nam de K-L.M. de post uit dit vliegtuig trouwens ook loyaal over. KREEG de „Postjager" zijn ernstige tegenslag pas toen de vlucht reeds was begonnen en het toestel Italië al voorbij was, de F XX „Zilvermeeuw" sneuvelde, door motorstoring. een kwartier voor de start, op een voor het uiteindelijk wel slagen van de vlucht wel gunstiger, maar daarom niet minder dramatisch ogenblik. Zó, zorgvuldig al te brede stukken water vermijdend, sprong de Pelikaan tussen 27 en 30 decemmber 1933 terug van het toenmalige Batavia naar Am sterdam. De afstanden in kilometers tussen de plaatsen, waar werd geland om te tanken, zijn op het bovenstaande kaartje aangegeven. De foto toont de forse, driemotorige „Pelikaan" met de bemanning. Van links naar rechts: Smirnoff, Soer, Grosfeld en Van Beu kering, van wie alleen boordwerktuig kundige Grosfeld nog in leven is. Soer kwam enkele maanden na de Pelikaan- vlucht om bij een luchtvaartongeval, Van Beukering stierf tijdens de oorlog in een concentratiekamp. En Smirnoff, wiens portret men ook tussen de tekst aantreft overleed, enkele jaren na zijn pensionering, in zijn villa op Mallorca in oktober 1956. •ipllisllli '«HM Aler, de technici en de bemanning. De T „Pelikaan" vijfenvijftig kilometer per In de nacht van zondag 17 op maandag uur langzamer dan de „Zilvermeeuw" 13 december, op een tijdstip dat men nog stond als reservetoestel klaar. Zou de niet eens tot de „vroege morgen" zou kun- prestatie van in vier dagen naar Batavia nen rekenen, stond het grote gezelschap vliegen in plaats van de gebruikelijke negen, ook daamee te leveren zijn? De ro buuste, onverstoorbare Smirnoff beende naar zijn tas met papieren, streepte op de vluchtbrieven de letters P.H.-A.I.Z. dooi en maakte er P.H.-A.I.P. van: de „Peli kaan" zou vliegen. Smirnoff was vastbe raden. Luide toegejuicht sprong de „Peli kaan" om half vijf de donkere vries- nacht in. IN ETAPPES van duizend tot vijftien honderd kilometer, dag en nacht doorvlie gend met op de in totaal veertien tussen landingsplaatsen meestal geen langer op onthoud dan drie kwartier of een uur, stoven Smirnoff, Soer, Grosfeld en Van Beukering oostwaarts. Rome... Athene... Cairo Bagdad... Djask... Karachi... Jodhpur... uur na uur snelde de „Peli kaan" verder naar zijn doel toe. De K.L.M.-ers zetten de tanden op elkaar, hun rust opofferend om het tijdverlies van de langzamere motoren goed te maken. DAT LUKTE. Op vrijdag 22 december om 16.23 uur plaatselijke tijd landde de „Pelikaan" op Tjililitan, het vliegveld van Batavia: in honderd uur en veertig minu ten, waarvan vierenzeventig uur en veer tig minuten zuivere vliegtijd, waren de ruim vijftienduizend kilometer tussen moederland en kolonie overbrugd, nog vijfenvijftig minuten sneller dan in het tijdschema voor de „Zilvermeeuw" was voorzien! Het enthousiasme van de me nigte op het vliegveld was enorm. Aneta seinde naar Nederland, dat de geestdrift zo groot was, dat de officiële ontvangst in het water viel. De onweerstaanbaar op dringende massa haalde de twee vliegers, de boordwerktuigkundige en de marconist uit de bemodderde machine en droeg hen op de schouders, met kransen omhangen, naar de hangar. Soer kreeg een radio microfoon voor de neus gezet: „Wq zqn reuze blij, dat het einddoel zo vlug be reikt is. Wij hebben weinig geslapen, maar wq zqn er", verklaarde hij voor de vuist weg. Smirnoff zei lachend: „Wij zijn een beetje moe, maar wjj zijn er vlug. De vol gende keer hopen wij het nog een beetje vlugger te doen". Smirnoff deed de terug reis vlugger: vqf minuten.... NIET DAT Jan Greshoff overmor gen zeventig wordt is in de meest letterlijke zin van het woord eer biedwaardig, maar dat hij deze chro nologisch gedenkwaardige leeftijd bereikte zonder zichzelf te overleven, zonder te versterven, zonder te schip peren en te zwichten. Dat hij zien- zelf bleef, dat hij er met al zijn le venskunst en levensstrategie kans toe zag om in de verandering, die leven is, zijn kern te behouden en zijn wezenlijkheid waarin de mens, de man, het kind Greshoff huist als een oester in zijn schelp te bewaren voor de inmenging van het vele, dat hij hartgrondig heeft verworpen en verfoeidldat is zelfs heel wat meer dan achtenswaardig: het is iets om dankbaar voor te zijn. Dankbaar voor zijn standvastigheid, zijn eerlijkheid, zijn rusteloosheid, zijn strijdbaarheid voor zijn werk, dat uit dat alles is voortgekomen. Hij haalde deze zeven kruisjes ach ter zijn naam niet omdat de tijd voorbij ging, maar hij behaalde ze óp de tijd, tégen de tijd, ondanks de tijd. Hij is nu, kan men gerust zeggen, zo goed als onze nestor, niet als de oud ste in jaren, maar krachtens de be tekenis die aan zijn figuur, zijn oeu vre, zijn ijveren, in ons letterkundig wereldtje moet worden toegekend. Ik zeg niet: de betekenis die hij verwierf. Iets verwerven, het zij naam of faam, een rol spelen, meedoen, dat waren en bleven voor hem, die met het „gezag" en de veel koppige horde van „gevestigde meningen" een schrijver slang op voet van oorlog ver keerde, litteratuurvijandige ambities, waarmee men bij hem niet aan boord inoest komen. NEEN, een leiderschap heeft hij nooit gezocht, maar 't is hem niettemin herhaal delijk toegevallen, zij het dan ook niet bij toeval, maar op grond van hetgeen hij nu eenmaal door en door is: de gangmaker, de stuwkracht, de onuitputtelijke bron van nieuwe ideeën en plannen, de ontdekker van ettelijke jonge talenten de „lettré" van kruin tot voetzolen, die steeds uit was op het beste van het beste, dat een leven de litteratuur bij machte is voort te bren gen. Vaak bleef hij daarbij de man op de achtergrond, wiens initiatief en bemoe diging vorm kregen in het werk van an deren, wiens enthousiasme alleen maar aan ingewijden bekend was. Heeft men er zich wel ooit rekenschap van gegeven wat er voor nodig was om een kwalitatief uit gelezen periodiek als het „Hollandsch Weekblad" een aantal jaren iang op de been te houden, om „Groot-Nederland" tot een tijdschrift te maken, waarin Ne derland op z'n grootst voor de dag kwam? Een maandblad als „De Gulden Winckel" dat onder zijn leiding benijdenswaardig bloeide als nauwelijks een ander is sinds dien nooit meer teruggekeerd. Dat alles en nog veel en veel meer, als men aan de jaren van „Forum" denkt was, zou men kunnen zeggen, de Greshoff- naar-buiten-toe. Greshoff-van-binnen kan men vinden in zijn talrijke dichtbundels, beschouwingen, critieken, aforismen, brieven, memoires, kanttekeningen, inval len en uitvallen, voor zover tenminste het hardnekkige misverstand omtrent zijn persoon, dat het onverstand der slechtho renden onvermijdelijk teweeg brengt, daartoe niet de weg verspert. Wie in Gres hoff een „negativist" ziet (en dezulken zijn er) of wie hem voor een „windhaan" houdt (en ook die ontbreken niet) hebben hem niet, half of averechts, gelezen, hem al thans niet onbevooroordeeld willen of kun nen lezen. Want er zijn er, die het hem niet kunnen vergeven dat hij niet met de tijd heulde en trouw bleef aan zijn tijd, zijn le vensvorm, zijn voorkeur en afkeur, zijn „conservatief anarchisme". Er zijn er, die hem niet kunnen vergeven dat hij een aris tocraat in leven en letteren bleef en zich ronduit een pessimist noemde, toen het tot de goede toon ging behoren om de „nieuwe mens in de nieuwe tijd" te bejubelen een pessimist, omdat hij er greshoffelijk voor bedankte om de dupe te worden van de mooipraters en de schijnhelden, de jaknik kers en de leuzenmakers, de fraai-weer- spelers en de historisch bijzienden. Wat hij over de naaste toekomst denkt, wat hij werd en is, wat hij betreurt en vreest, wat hij „au fond een doodverle gen jongen heeft liefgehad, gehoopt, verlangd en verwacht, wat hij zijn leven lang heeft gewantrouwd, bestreden en ge meden dat kan men bondig samenge vat vinden in de brief aan Pierre H. Dubois geschreven naar aanleiding van zijn ze ventigste verjaardag en mét de tien jaar oudere brief aan Gerard van Eckèren (Maurits Esser) afgedrukt in het met de distinctie van de eenvoud door uitgeverij Heynis gebundelde boekje „Pluis en niet pluis". Regel na regel ziet de lezer zich te genover de „onvindbare Greshoff" ge plaatst, dezelfde van jaren her, dezelfde die in zijn ettelijke aforismen, in de voor- treffelijke keurband „Nachtschade" sa mengesteld door dr. G. W. Huygens en in geleid door Adriaan van der Veen, ver schenen nu bij A. A. M. Stols de essentie vastlegde van zijn denken, zijn dichten en zijn doen. Dezelfde ook, die in de kers verse bundel gedichten uit de laatste drie jaren „De laatste dingen" eveneens bij laatstgenoemde uitgever verschenen zijn verleden toetst aan zijn heden. Want zo is het gesteld met deze indruk wekkende, ontroerende verzenbundel, die de dichterkroon op zijn levenswerk zet: in het grenswoon van de late jaren, tussen nog-zijn en niet-meer-zijn neemt een dich ter, alleen met zijn eenzelvigste zelf, de proef op de levenssom. Wéér, nóg is hij het kind, zeventig jaren „wijs" nu en nóg staat daar de breuk, de nooit-opgaande deling van het menselijk bestaan, van de „condition humaine". De lei is zwart, het krijt „schrikwit" en de meester onver biddelijk. Met de onvoorwaardelijke eer lijkheid van één, die te veel heeft erva ren om zichzelf een schijnoplossing voor te rekenen, streept hét oude kind de betrek kelijkheden tegen elkaar weg: verlangen tegen ontgoocheling, angst tegen berusting, zelfbedrog tegen zelfbekentenis, zinrijk heid tegen ongerijmdheid, verbondenheid tegen eenzaamheid, liefde voor het leven tegen aanvaarding van de dood, gemiste kansen tegen verworven inzichten, dich ter tegen burger, waarheid tegen schijn, verwachting tegen voldongen feit en tenslotte de vele woorden tegen het éne woord, het laatste, niet z ij n laatste, wil ik vurig hopen, dat van al wat gezegd en verzwegen werd het zwaarste weegt. Bui ten is het al schemer geworden van de la te dag en nevelig en stil, terwijl het kind streepte. Toen het opzag was elke streep een strofe, elke strofe een vereenvoudi ging, elke vereenvoudiging een benadering van „de laatste dingen" geworden, van het ultieme dat een mens nog. te zeggen heeft als het op het antwoord van de uit eindelijke teller en noemer aankomt. En als in kwatrijnen en terzinen, in eenrege lige strofen, sonnetten en verzen van lan gere adem in gedichten, waarin de dich ter het zuiverste en edelste van zijn kun nen en het waarachtigste van zijn wezen heeft geborgen het één met het ander is verevend, staat daar als slotsom een vraagteken, een arabeske, door het leven aan de zelfkant van de dood getekend, een symbolisch teken: dat van een einde, dat zijn voltooiing vindt in het begin. Nóg is die cirkelgang niet volbracht, staat daar het oude kind in zijn grijze schemer en re kent. Vragend tekent het het vraagteken na, woord na woord. Ik ken het leven en zijn ongerief, 't Is ongerijmd en vals en nutteloos, Ik heb het, dwaas verblind, krampachtig lief. ALLEEN WIE alles mag geweest en geworden zijn zoals het was en is zó veel van het leven is blijven houden, kan zich in de kilte der late jaren zo warm onthechten. Deze bundel van „de laatste dingen" vat het waardigste en waarde volste samen, wat een menselijk „ego" aan zijn „alter" zou kunnen toevertrou wen: zijn waarheid. Wie, als ik, de lette ren met hart en ziel liefheeft, weet op de ze bundel, op dit gehele levenswerk, geen ander antwoord dan dit: dank, Greshoff, voor je werk. Je bent hier, ook al ben je ver. C. J. E. Dinaux autoriteiten en andere genodigden, dat Smirnoff en de zijnen uitgeleide zou doen, huiverend op het donkere platform voor de grote Fokkerhangar op Schiphol bijeen- Terwijl de machine nogmaals geducht werd nagekeken en de driehonderd post zakken met meer dan eenendertigduizend brieven en kaarten werden ingeladen, no digde de heer Plesman de minister van Binnenlandse Zaken, dr. ir. M. H. Damme. uit om tezamen met ir. B. Stephan, direc teur van de Fokkerfabrieken, het interieur van de „Zilvermeeuw" te inspecteren. In middels was het vertrekuur op drie uur vastgesteld. Om kwart voor drie sloeg werkmeester Henk van Veenendaal de drie motoren aan. Tot zijn schrik bemerkte hij echter vrijwel onmiddellijk, dat er met de mid delste, gedurende dagen zo zorgvuldig ge koesterde cyclonemotor juist nu, een kwartier voor de start en onder het oog van een minister en van de directeur, iets aan de hand was. Bij onderzoek bleek de storing zelfs zo ernstig, dat er aan een spoedige reparatie niet te denken viel. Wat nu? Koortsachtig overleg tussen Plesman, de chef van de vliegdienst I. A. IN HET BEGIN van 1944 werd de Franse dichter Robert Desnos, een avon turier van het surrealisme, door de Gestapo gearresteerd en tot zijn laatste reis gedwongen welke over de beruchte gevangenis te Fresnes bij Parijs en het kamp van Buchenwalde naar Terezina in Tsjechoslowakije zou voeren, waar hij een maand na zijn bevrijding door de geallieerden aan de tyfus bezweek. Tot die dag werd hij door een levensdrang bezield welke ontembaar leek. Vóór de oorlog stond zijn handtekening onder alle manifesten, stond hij vooraan bij alle relletjes, kon geen enkel schandaal hem afschrikken. Alle uitdrukkings middelen van het moderne bestaan trokken'zijn belangstelling: de jazz, de film. de radio. Zijn woning in de rue Mazarine in Parijs was elke zaterdag voor iedereen geopend. Robert en zijn vrouw Youki woonden daar temidden van schilderijen, negersculpturen, grammofoonplaten en een geweldige verzameling snuisterijen, welke op de rommelmakt steeds weer werden ingeruild. Steeds was er voor een dozijn vrienden gedekt, die met de flessen onder de arm en de gedichten in de zak binnenwandelden om te praten, te redetwisten, te zingen en te lachen. Men kon er Jean-Louis Barrault en Antonin Artaud net zo goed ontmoeten als Henri Jeanson, Jacques Prévert en de twaalfjarige Mouloudji op zoek naar een onderdak. Wanneer dan om middernacht werd gesoupeerd hoorde men op de trap het rumoer van slagwerk, een saxofoon en een gestopte trompet. Dat waren de Lecuona Cuban Boys. die hun optreden in het A.B.C. achter de rug hadden en tot het aanbreken van de dag in de woning van Desnos kwamen zingen en spelen. Maar Desnos werkte ook. Hij tekende in zijn gedichten en chansons, nu eens romantisch, dan weer realistisch, beurtelings precieus en populair, landschappen en figuren, Parijse stadsgezichten, wrede vrouwen, achtervolgde mannen. „Heel de aarde heb iK rendez-vous gegeven op de Pont- au-Change" en „Ik hoor uw stemmen en ik roep u, ik roep u in een taal die iedereen kent. Een taal met slechts één woord: Vrijheid!" zijn versregels geworden, welke iedereen in Frankrijk kent. Op zondagavond 14 december om 21.10 uur zal over de zenders van het programma Frankrijk III (280 en 235 meter) onder de titel „A ciel perdu" (Onder verloren hemel) een uitzending aan Robert Desnos worden gewijd. Alle zijn vroegere vrienden hebben zich daartoe spontaan om zijn vrouw Youki geschaard: Pierre Havard, Henri Monnier, Gaston Gallimard, Jean Galtier- Boissière, Jean-Louis Barrault, Henri Jeanson en Jean Cocteau zullen hun herinneringen aan hun goede vriend ophalen. Het zal een weemoedig pro gramma worden, omdat degene, die zelf geheel opging in alles wat het hart van moderne mensen kan verheugen, aan cut samenzijn geen deel meer kan hebben. J. II. Bartman

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1958 | | pagina 11