VER WARRING DER GE VOELENS
Boeiende beschouwingen over
zin en wezen der kranten
Rechtse partijen hebben „Franse
toestanden" geïntroduceerd
IWëJSSSëK:
Op en om het
Binnenhof
VRIJDAG 19 DECEMBER 1958
11
JUBILEUM NEDERLANDSE DAGBLADPERS
Herdenkingsbijeenkomst
in Amsterdam
Nederlandse zeelieden in
Denemarken veroordeeld
Prof. Sam kalden:
„Als oppositie zal men ons
leren kennen en vrezen"
Minister Suurhoff over de kabinetscrisis
Telegram aan dr. Drees
Wijziging Vestigingswetten
voorgesteld
Uitbreiding verkoopmoge
lijkheid voor diepvrieskip
De viering van het vijftigjarig bestaan
van de vereniging De Nederlandse Dag
bladpers is niet alleen een stijlvolle, maar
voor de betrokkenen ook een onvergete
lijke gebeurtenis geworden, geheel in
overeenstemming met de universele be
tekenis van deze organisatie van dag
bladuitgevers. De grote belangstelling
voor de donderdagmiddag in de aula van
het Koninklijk Instituut voor de tropen
te Amsterdam gehouden herdenkings
bijeenkomst, die muzikaal werd opge
luisterd door het Hollands .Strijkkwartet,
weerspiegelde dan ook duidelijk het ge
wicht van dit feest.
Tot de eregasten behoorden de voor
zitter van de Eerste Kamer, mr. J. A.
Jonkman, de staatssecretaris van Onder
wijs, Kunsten en Wetenschappen, mr. R.
G. A. Höppener, die de door de politieke
ontwikkelingen verhinderde minister mr.
J. M. L. Th. Cals als spreker verving, de
Commissaris der Koningin in de provin
cie Noordholland, dr. M. J. Prinsen, de
vice-president en het lid van de Raad van
State, resp. dr. A. A. L. Rutgers en de
heer M. A. Reinalda, de staatssecreta
ris van Sociale Zaken, mr. dr. A. A. van
Rhijn en zijn ambtgenoot van de Publiek
rechtelijke Bedrijfsorganisatie, drs. W. K.
N. Schmelzer, alsmede de burgemeesters
van Amsterdam en Utrecht, respectieve
lijk mr. G. van Hall en jhr. C. J. A. de
Ranitz.
De voorzitter, drs. W. van Norden, heeft
in zijn rede, die wij in ons blad van don
derdag reeds uitvoerig weergaven, gewe
zen op de levende werkelijkheid, welke
door 't dagbladwezen wordt gevormd dank
zij haar voornaamste doelstellingen, die
niet alleen een eerlijke berichtgeving en
critische voorlichting en een verantwoor
de verstrooiing inhouden, maar ook het
medium vormt, waarmede de consument
zijn weg moet vinden op de markt. Het
dagbladbedrijf verricht deze taak als elke
andere onderneming op bedrijfs-economi-
sche grondslag. In cijfers betekent dit, dat
driehonderd miljoen gulden werden ge-
investeerd in gebouwen en machines, dat
de jaarlijkse omzetten der dagbladbedrij
ven tweehonderd miljoen belopen, waar
van honderdentwintig miljoen uit de ad
vertentie-opbrengsten worden verkregen.
Per jaar wordt negentig miljoen kilogram
papier verbruikt, terwijl een zeer groot
aantal geschoolde tot zeer gespecialiseer
de vaklieden in het dagbladbedrijf werk
vindt
Overheid en pers
Wijdde drs. Van Norden zijn beschou
wing voornamelijk aan de noodzaak van
een gezonde economische grondslag als
voorwaarde voor een vrije pers, waarbij
hij tevens het standpunt van de jubileren
de organisatie met betrekking tot de
commerciële televisie openbaar maakte,
alsmede een afschaffing van de invoer
rechten op papier bepleitte, de staatsse
cretaris van Onderwijs, Kunsten en We
tenschappen, mr. R. G. A. Höppener, be
paalde zich tot de betrekkingen tussen
overheid en pers. Hij stelde dat overheid
en pers elkaar op hetzelfde terrein van de
openbare mening ontmoeten, maar onder
een verschillende gezichtshoek. De pers
staat temidden van het volk, de over
heid streeft hetzelfde na, maar doet dit
als gezagsorgaan van boven af. Zij hebben
ieder hun eigen verantwoordelijkheid en
het is dus niet uitgesloten, dat zij tegen
gestelde standpunten innemen. Toch staan
pers en overheid niet tegenover elkaar,
maar nemen in gerichtheid op hetzelf
de doel een eigen plaats in. In dat ver
band geloofde mr. Höppener, dat een posi-
tief-gerichte samenwerking tussen over
heid en pers geenszins de noodzakelijke
zelfstandigheid van beide in gevaar
brengt, temeer niet omdat aan beide zij
den eenzelfde overtuiging omtrent het we
zen en de noodzakelijkheid van een ge
zonde, vitale openbare mening als ele
ment der democratie leeft. De staats
secretaris wees vervolgens op de nood
zaak, de democratische gezindheid te ver
sterken. Een levenskrachtige, eerlijke
volksovertuiging is immers het sterkste
wapen in de strijd tegen welke negativis-
tische of totalitaire stroming ook. Daar
om heeft de pers naar sprekers mening
de even verantwoordelijke als grootse op
dracht niet tegenover, maar tezamen met
de overheid en met de andere massacom
municatiemiddelen het volk te confronte
ren met zijn verantwoordelijkheid, nau
wer te betrekken bij de gemene zaak, in
breder kader te leren denken en zo een
staatkundig leven te verheffen op het ni
veau, waarop het moet worden gesteld.
„Synthese van tegenstrijdigheden"
De laatste spreker was prof. mr. dr. A.
I. Diepenhorst, hoogleraar aan de Vrije
Universiteit te Amsterdam. Zijn geestige
en met veel verve voorgedragen rede zou
men kunnen omschrijven als de synthese
van een reeks tegenstrijdigheden, welke
men in het verschijnsel pers kan onder
kennen. Daar is bijvoorbeeld de macht
van de pers, welke algemeen wordt ge
vreesd en welke onder meer door Napoleon
onder woorden werd gebracht, toen hij zei-
de vier bladen meer te duchten dan hon
derdduizend man. Men moet evenwel niet
overdrijven. Geen dagblad is ooit in staat
geweest, rechtstreeks een oorlog uit te
lokken of een vrede te bewerken. Aan de
andere kant moet men de invloed ook niet
te laag aanslaan. In de communistische
landen vermag de pers, naast de radio en
televisie, de algemene oordeelvelling van
de doorsnee-burgers blijvend om te buigen.
Zo wordt het volgens prof. Diepenhorst
begrijpelijk, dat de krant als verschijnsel
vriend en tegenstander fascineert en dat
men die krant voorwerp van wetenschap
pelijke bestudering maakt. Gegeven het
vluchtig en uiteenlopend karakter der
kranten, vond spreker enige matiging in
de dagbladwetenschap raadzaam.
Alle sombere citaten en voorbeelden
en prof. Diepenhorst had er zijn rede mee
doorspekt ten spijt, luidde het eindoor
deel van de hooggeleerde spreker toch
gunstig, al mag dat niet blind maken voor
enkele zeer feitelijke bedreigingen, zoals
het mammonisme. Een onmiskenbare te
genstrijdigheid openbaart zich in de dag
bladonderneming: zij moet, om zichzelf te
handhaven, winst maken en behaalt deze
Een drukbezochte receptie in de hal
van het Amsterdamse Tropeninstituut
besloot de herdenkingsbijeenkomst van
de jubilerende vereniging De Neder
landse Dagbladpers. Nier biedt de
voorzitter van de Eerste Kamer, mr.
J. A. Jonkman, het bestuur van de
NDP zijn gelukwensen aan-
met een voor ideële doeleinden bestemd
produkt. Maar men dient te bedenken, dat
het leven wel vaker schrille tegenstellin
gen met elkaar verzoent. Bezonnen waar
neming leert, dat het blad van twijfelach
tige waarde geen werkelijk gezag heeft en
de couranten met een zich van zijn opvoe
dende taak bewuste redactie de echte
voorgangers zijn. Een dagblad is echter
geen stichtelijk tractaatje. De forse toon
moet niet te spoedig tegen de borst stui
ten, evenmin mag de herhaling worden
afgewezen, die bepaalde opvattingen poogt
in te prenten totdat zij onuitroeibaar wor
den. Ook de polemiek is niet verwerpe
lijk. Bij dit alles mag worden verlangd,
de standvastigheid van eerlijke overtui
ging. Een billijke eis is ook: het betrach
ten van voorzichtigheid en de onderwer
ping aan de moraal. Op deze wijze kan
volgens prof. Diepenhorst de dagbladpers
een onschatbare dienst ten bate van het
gehele Nederlandse volk verrichten.
Receptie
Vervolgens had in de hal van het Tro
peninstituut een receptie plaats, welke
werd geopend door de burgemeester van
Amsterdam, mr. G. van Hall, die de ban
den tussen de pers en de hoofdstad in her
innering bracht. Honderden particulieren
en vertegenwoordigers van organisaties,
waarmede de dagbladen in hun dagelijk
se werk te maken hebben, hebben daar
na van de gelegenheid gebruik gemaakt
het bestuur van de N.D.P. te feliciteren.
Onder meer bood een delegatie van de
Federatie van Nederlandse Journalisten
een paar asbakken voor de bestuurska
mer aan. De woordvoerder, voorzitter
drs. Van Lieshout, wees er daarbij op, dat
de relatie tussen journalisten en dagblad
directies die van de gewone verhouding
tussen werknemers en werkgevers aan
zienlijk te boven gaat omdat men zich
strijdend voor de beginselen der demo
cratie, aan dezelfde kant van de scheids
lijn bevindt.
Ten aanzien van een aantal gezamenlijke
taken, zoals de vakopleiding, de verhou
ding tot de overheid en de plaats van de
journalist in de maatschappelijke organi
satie, ontmoet de federatie bij de N.D.P.
een verheugend begrip. Wanneer er op
bepaalde punten al verschillen van opvat
ting zijn, is de bereidheid aanwezig, elkaar
te vinden op basis van overtuigen en over
tuigd worden. Ook door een reeks andere
belangrijke relaties werd het woord ge
voerd, ondermeer door de Bond van Ad
verteerders en de Nederlandse Organisa
tie van Tijdschriften-Uitgevers.
In de morgenuren was in het Apollo-
paviljoen een buitengewone jaarvergade
ring gehouden, waarin behalve door de
voorzitter het woord werd gevoerd door
de ere-voorzitter, oud-minister J. van de
Kieft, die zijn gedachten over de toekom
stige ontwikkeling van het dagbladwezen
liet gaan, door de secretaris, mr. W.
Veenhoven, die herinneringen ophaalde
aan de beginjaren van de N.D.P., en door
de directeuren van het A.N.P. en het Cen
traal Bureau voor Courantenpubliciteit.
Er werden tal van geschenken aange
boden, onder meer een door de leden bij
eengebracht bedrag ten behoeve van de
inrichting van de bestuurskamer in het
toekomstige gebouw van de jubilaresse.
Vandaag wordt in het Amstel hotel te
Amsterdam een gala-diner gegeven, waar-
KOPENHAGEN (AFP) De kapitein
en de kok van de Groninger kustvaarder
„Ali S" zijn wegens het feit, dat zij gedu
rende de laatste jaren 600.000 sigaretten
naar Denemarken hebben gesmokkeld,
elk veroordeeld tot een gevangenisstraf
van vijf maanden en een boete van 125.000
kronen (ongeveer 60.000 gulden), zijnde
de waarde van de smokkelwaar. De ma
chinist van het schip is wegens illegale
verkoop van 45.000 sigaretten in Dene
marken, en voor een poging nog 180.000
sigaretten Denemarken binnen te smok
kelen veroordeeld tot 60 dagen hechtenis.
Het drietal moet bovendien 10.000 kronen
betalen wegens niet-betaalde invoerrech
ten en de rente daarover. De kapite'in is
van dit vonnis in beroep gegaan, omdat
hij, weliswaar kennis dragend van de
smokkel, daaraan niet heeft meegewerkt
en er ook geen profijt van getrokken zou
hebben. Begin van deze maand werd de
„Ali S" in volle zee opgewacht door een
boot van de Deense douane, die een tip
had gekregen, dat het vaartuig clan
destien 180.000 Amerikaanse sigaretten
vervoerde, die naar Denemarken gesmok
keld zouden worden.
In een bijeenkomst van de afdeling Bus-
sum van de P.v.d.A. heeft de socialisti
sche minister van Justitie, prof. dr. I.
Samkalden, gesproken over de huidige po
litieke situatie. Een demissionair kabinet
dat de Kamer zal moeten ontbinden en
pas verdwijnt na de verkiezingen, moet
rekenen op een periode van vijf maanden,
waarin het contact met de Kamer zich be
perkt tot de hoogst noodzakelijke zaken,
aldus prof. Samkalden. Dat is in deze tijd
van brandende kwesties een groot gevaar.
Op zijn terrein noemde prof. Samkalden
er drie: de Loterij wet, een vraagstuk dat
heel noodzakelijk op wetgevend terrein
moet worden bekeken, het stakingsrecht,
„dat in opspraak is gekomen door de te
gengestelde rechtelijke uispraken" en de
toelating van de niet-Nederlanders uit In
donesië. „De Kamermeerderheid, die zich
zo eensgezind heeft getoond bij de val van
het kabinet, geeft nu", aldus prof. Sam
kalden, „een triest en beangstigend beeld
van politieke armoede, nu het erom gaat
zelf een kabinet te vormen".
„Als wij ons zakelijk en scherp bezig
houden met wat men ons verwijt,
dan zullen wij een felle en duidelijke,
maar waardige verkiezingsstrijd moeten
voeren die de deur voor samenwerking
met andere partijen openlaat. De praktijk
heeft geleerd, dat Nederland alleen in sa
menwerking geregeerd kan worden en
aan die verantwoordelijkheid zullen wij
ons niet onttrekken. De partijen moeten
dan komen met een duidelijk programma
als dan de oplossing er niet komt, zullen
wij in het parlement in een constructieve
oppositie gaan. Men zal ons dan leren ken
nen en vrezen in een andere functie, maar
aan prins Bernhard, dr. W. Drees en ve- wij zullen de oppositie niet voeren door
le vertegenwoordigers van het Nederland- agitatie, maar door de kracht van argu-
se maatschappelijke leven in al zijn gele- menten, de werfkracht van onze begin-
dingen zullen aanzitten. selen", zo besloot prof. Samkaldep.
De niet-socialistische fracties in de
Tweede Kamer hebben stelselmatig de
huidige regering ondermijnd en deze wil
lens en wetens ten val gebracht, terwijl
men wist geen ander en beter kabinet te
kunnen samenstellen. Hiermee hebben
deze niet-sociaiisten een begin gemaakt
met wat men zou kunnen noemen Franse
toestanden in Nederland.
Dit was. de kern van een betoog, dat de
heer J. G. Suurhoff, minister van Sociale
Zaken, donderdagavond in een stampvolle
zaal (tientallen toehoorders moesten met
een staanplaats genoegen nemen) van hotel
De Leeuwerik voor de leden van de fede
ratie Haarlem van de Partij van de Arbeid
hield en waarin hij een toelichting gaf op
de politieke achtergronden van de huidige
kabinetscrisis. De heer Suurhoff schetste
op uitvoerige wijze de ontwikkeling van
de politieke situatie in Nederland sinds
het einde van de oorlog. Hij was van me
ning, dat door het „rechtser worden" van
de K.V.P. meer conservatieve invloed in de
kabinetten werd gebracht ten koste van
de Partij van de Arbeid. Deze laatste par
tij bleef echter in het kabinet zitting
nemen, zolang een deel van haar eigen
doelstellingen kon worden verwezenlijkt.
Daarom was er bij de kabinetsformatie een
duidelijk en welomschreven regeringspro
gramma nodig. Uitvoerig stond de spreker
stil bij de omstandigheid, dat de Kamer
fracties van de K.V.P. en A.R. reeds na de
formatie hadden verklaard zich niet aan
dit programma gebonden te achten. De so
cialisten wilden echter desondanks zitting
blijven nemen in het kabinet, zolang hun
aanwezigheid vruchten zou afwerpen. Dit
nu was na do recente gebeurtenissen niet
meer mogelijk. De aanleiding tot de ont
slagaanvrage van de socialistische minis
ters was echter niet gelegen in een niet
vervulling van één der door fractievoor
zitter mr. Burger geformuleerde zeven
punten. De verklaring van mr. Burger, die
Advertentie
*icu:>r\ .-> r\n i/i t\o oiipur ui c\}\* iviccmn a
I C Cx rs .1
Pr
jjuj
gev
kriigbaar in etuis met 6 poeders maar ook in
MEENK'S POEDER.'
Poeders tegen hoofdp
diarrhee, influenza,
gevatte kou. periodic
krijgbaar in etuis
UIS^
elpen! Er zijn Mecnk's
riespijn, hoest, griep,
itiek, koortsigheid bij
pijnen enz. enz. Ver-
poeders maar ook in
een handige plastic HUISAPOTHEEK (met 6
verschillende etuis 6 poeders), zonder prijs
verhoging Vraag uw drogist.
:rschwendWctlw
Wie mocht menen, dat ik mij in deze
rubriek zou willen bezig houden met de
parel uit de litteratuur, die Stefan Zweig
onder bovenstaande titel eens ten toon
heeft gespreid, komt bedrogen uit. Ook op
een geheel en al buiten het gebied der
schone letteren gelegen terrein kan men
van verwarring der gevoelens, helaas niet
genieten, maar wel kennis nemen. Dit is,
sinds de vorige week donderdag de kabi
netscrisis ontstond, in aanmerkelijke ma
te het geval. Staatsrechtelijke en politie
ke gevoelens zijn met elkaar in de knoop
geraakt. Op meer dan één punt blijken ook
politieke gevoelens en die, welke zich door
het landsbelang laten leiden, niet meer
voldoende uiteen te worden gehouden.
Daar was allereerst de door minister
Hofstra aangenomen houding, toen hij zich
tenslotte bereid toonde, alleen ter wille
van het landsbelang iets te doen, dat hem
politiek uitermate zwaar op zijn maag lag.
Te weten zijn bereidheid om de, ten ge
volge van een voor hem onaanvaardbaar
amendement tot de duur van één jaar be
perkte, verlenging van de verhoging van
enige indirecte belastingen zelf toch nog
vóór 1 januari a.s. tot wet te helpen ver
heffen. Die bereidheid sproot uitsluitend
voort uit de overweging dat, zo dit niet
zou gebeuren, aan de schatkist de onont
beerlijk geachte gelden zouden ontgaan.
Anderzijds stond hier tegenover het door
niets anders dan werkelijk kleine politiek
beheerste verlangen van een meerder
heid (de confessionele partijen plus de li
beralen) in de Tweede Kamer om door te
drijven, dat nu ook meteen de verdediging
en aanneming van de verlenging ins
gelijks voor slechts één jaar van de tij
delijke verhoging der overige, directe, be
lastingen, welke bovendien in het geding
waren, haar beslag zou krijgen. Vanwege
het landsbelang was zulks helemaal niet
noodzakelijk. Zonder enig bezwaar voor
de schatkist kon het daarop betrekking
hebbende wetsontwerp rustig in de loop
van 1959 tot wet verheven worden met be
hulp van een minister, die het wel voor
zijn verantwoording zou kunnen nemen,
dat de duur dier regeling zich slechts over
één jaar zou uitstrekken.
Schandaal in Holland
Niettemin wilde genoemde meerderheid
haar zin doordrijven, dat minister Hofstra
nu ook maar tegelijkertijd de verdediging
van het andere ontwerp op zich zou ne
men. Het gehele kabinet, zowel de vijf so
cialistische als de negen niet-socialistische
ministers hebben heel duidelijk kenbaar
gemaakt een dergelijke gang van zaken
onjuist en ongewenst te achten. En toch
probeerde de meerderheid, doordat zij
kennelijk al helemaal in politieke verkie
zingspropaganda van de slechtste soort
verstrikt was geraakt, dwars in te gaan
tegen hetgeen de demissionaire ministers
dat wil zeggen, alle ministers voor
stonden. Dat was dus volkomen strijdig
met de behoorlijke spelregels, welke nu
eenmaal eisen, dat men ten opzichte van
demissionaire ministers alle politieke strijd
staakt. Te ergerlijker was het, nu gepoogd
werd een handeling te verrichten, die on
verenigbaar was met de geest van de
grondwet, kortom met ons staatsrecht.
Een van het begin af te allen tijde hoog
gehouden beginsel wil, dat door de regering
ingediende voorstellen van wet met
voorstellen geboren uit initiatief van een
of meer Tweede-Kamerleden is het, overi
gens slechts tot op zekere hoogte anders
gesteld dankzij gemeen overleg tussen
ministers en volksvertegenwoordiging tot
wet worden verheven. Vandaar onder
meer, dat als staatsrechtelijke eis geldt,
dat de Kamers wetsontwerpen slechts kun
nen behandelen en daarover kunnen be
slissen, indien een minister bereid is hier
toe in 's lands vergaderzaal aanwezig te
zijn. Welnu, de Kamervoorzitter en met
hem de meerderheid, welker verlangens
dit keer de toon aangaven, wisten jl.
maandag, dat geen enkele van de minis
ters bereid was mede te werken aan de
behandeling (verdediging) van de beide
wetsontwerpen inzake tijdelijke belasting
verhoging.
Het moet mij zeer tot mijn spijt uit de
pen, dat alleen met behulp van drogre
denen in deze recht te praten ware, wat
krom was. Men moet dan zijn toevlucht
nemen tot iets, wat gelukkig de Ka
mervoorzitters anders allerminst ligt.
Te weten, tot het volslagen negeren van
het levend staatsrecht, dat waarlijk niet
alleen in grondwetsteksten voorkomt.
Voorzitter Kortenhorst is een der eersten
en een der besten, die weet hoe het ge
steld is met het geheel van staatsrechte
lijke regels, zowel met die, welke aan het
papier zijn toevertrouwd als met de waar
lijk geen geringere waarde bezittende re
gels van ongeschreven staatsrecht.
Jammer genoeg hebben hem deze week
die wetenschap alsmede zijn anders ge
bruikelijke tact lelijk in de steek gelaten.
Overigens is het misschien niet overbodig
voor hen, die menen triomfantelijk te kun
nen beweren, dat er nergens in de grond
wet met zoveel woorden bepaald is, dat een
Kamer wetsontwerpen niet kan behande
len als er geen minister bij tegenwoordig
is, thans nog de grondwetstekst in herinne
ring te brengen, vervat in artikel 113. Daar
leest men, dat de Koning aan bijzondere
door hem aangewezen commissarissen
kan opdragen de ministers bij het behan
delen van de (regerings) voorstellen in de
vergadering der Staten-Generaal bij te
staan. Als er nu nog iets buiten kijf kan
plaatsen, dat de grondwetgever zelf er van
uit is gegaan, dat volgens de regels van
het spel behandeling van wetsontwerpen
in tegenwoordigheid van ministei's be
hoort te geschieden, dan zeker deze bepa
ling.
Verkeerd verweer
Ter „rechtvaardiging" van de maandag
jl. door de voorzitter en de meerderheid
ingeslagen weg, waarop zij gelukkig door
ontbreken van het quorum zijn doodgelo
pen, heb ik wel horen verkondigen, dat in
geval een minister niet wil dat een tak van
de volksvertegenwoordiging een eertijds
ingediend wetsontwerp afhandelt, er
slechts één, thans echter niet aangewend,
middel zou bestaan. Namelijk, intrekking
van het ontwerp ingevolge Koninklijke
machtiging. Het spijt mij, ook zulk een
verweer voor het triest gedoe op de eer
ste dag van deze week snijdt geen hout.
Intrekking geschiedt, als Koning en minis
ters een wetsontwerp helemaal niet meer
behandeld willen zien. Daarom ging het
echter niet. In het onderhavige geval be
trof het louter de kwestie van het tijdstip
van de behandeling. En wanneer een mi
nister dat ongeschikt acht, kan hij voor
uitstel daarvan zorgen. Dit door de Kamer
te verzoeken hiermee accoord te gaan en
verder door, ook als de Kamer hieraan
niet mocht voldoen, te weigeren zich, op
het ogenblik in kwestie, met behandeling
van het ontwerp in de Kamer bezig te hou
den. Eenzelfde mogelijkheid heeft een mi
nister trouwens in het stadium van de aan
de openbare beraadslagingen voorafgaan
de schriftelijke gedachtenwisseling met de
Kamer. Hij kan immers het door hem wen
selijk geachte remmend effect bereiken
door zijn memorie van antwoord in te hou
den. Dan stokt de verdere behandeling.
Maar genoeg over het jongste verleden.
Begrijpelijkerwijze toch zal de lezer nog
meer belangstelling voor het heden en
voor de toekomst koesteren. Wat dit alles
aangaat, geloof ik de plank niet mis te
slaan door thans even stil te staan bij het
probleem van een te vormen nieuw kabi
net en Kamerontbinding.
Nieuw kabinet
en Kamerontbinding
Sinds professor Beel als informateur
werkzaam is geweest, heeft hij reeds moe
ten vaststellen, dat de vorming van een
kabinet door hen, die het kabinet-Drees
ten val hebben gebracht, niet mogelijk is.
Dit alleen al doordat professor Romme,
die hiervoor boven alles de aangewezen
man zou zijn, tot zulk een formatie niet
bij machte is. Onder de tegenwoordige
omstandigheden kwam vervolgens de
vraag aan de orde, of het gehele kabinet
toch nog bereid zou zijn aan te blijven,
om dan het tot stand komen te bevorderen
van een Koninklijk Besluit tot ontbinding
van de Tweede Kamer en tot het houden
van nieuwe, vervroegde verkiezingen.
Zo de socialistische ministers zich ooit
voor een dergelijke oplossing hadden kun
nen laten vinden, dan was de kans daarop
zeker meteen geheel verkeken door het on
gelukkig gedoe in de Tweede Kamer. Dat
liet immers op bedenkelijk duidelijke wij
ze zien, hoe men zich van de zienswijze
van demissionaire ministers niets wenste
aan te trekken, ja, geheel daar tegenin
wilde gaan. Er bleef door dit alles nu nog
maar één vraag over. Zou het negental
niet-socialistische ministers bereid zijn
samen een kabinet te gaan uitmaken, dat
het staatshoofd tot Kamerontbinding zou
adviseren?
Heb ik het wel, dan stuitte men donder
dag in dat verband nog op de moeilijk
heid, dat de negen tegen iets dergelijks
buitengewoon opzagen. Bovendien bestond
er een hardnekkig gekoesterd verlangen
om zelfs maar de geringste schijn te ver
mijden alsof na het politieke levenseinde
van het kabinet-Drees een kabinet-Struij-
cken zou optreden. Een rechts kabinet, dat
ten volle aansprakelijk zou zijn voor de
op verantwoordelijkheid van dat kabinet
tot stand gebrachte Kamerontbinding.
Met betrekking tot de zwarigheden, waar
mee alle negen in dit verband te kampen
zouden hebben gehad, deden in Haagse
parlementaire en politieke kringen nog de
ze donderdag op zijn minst een tweetal
verhalen de ronde. Het ene kwam hierop
neer, dat minister Struijcken wel tot de
vorming van zulk een kabinet bereid zou
zijn, mits echter reeds de formatieop
dracht zou behelzen, dat het diende te
gaan om de samenstelling van een kabi
net, dat ontbinding voor zijn verantwoor
ding zou willen nemen. Verwezenlijking
van een dusdanig verlangen kon echter
onmogelijk door de staatsrechtelijke beu
gel. Voorop staat immers, dat het staats
hoofd, eer het naar buiten wil kunnen ken
baar maken, dat Kamerontbinding dient
plaats te vinden, in het bezit moet zijn van
een advies van ministers, die niet (meer)
in demissionaire staat verkeren. Dat laat
ste nu is juist met het negental wel het
geval. Zij zouden daarom demissionair-af
moeten zijn, voordat zij de Koningin zou
den kunnen adviseren en dit met gron
den omkleed tot Kamerontbinding over
te gaan.
Demissionair of nief-demissionair
dat is, indien ik mij niet vergis, vooral de
kwestie, waarmee men op het laatst van
deze week nog zozeer in zijn maag zat,
dat er zich nog ernstige verwikkelingen
inzake de oplossing van de kabinetscrisis
voordeden.
Het tweede verhaal, dat men op en om
het Binnenhof kor horen, liep er op uit,
dat „de negen" demissionair moesten blij
ven en verder als demissionaire ministers
moesten voortgaan lees voortsukkelen.
Zij zouden dus ook in hun hoedanigheid
van demissionaire bewindslieden de ver
antwoordelijkheid voor Kamerontbinding
op zich hebben te nemen. Wederom deed
zich ook hier verwarring der gevoelens
voor. Men zag er klaarblijkelijk politiek
tegen op een „kabinet-Struijcken" te la
ten optreden en had het veel aangenamer
gevonden, wanneer men zou hebben kun
nen onderstrepen, dat de ontbinding zou
geschieden onder verantwoordelijkheid
van negen ministers, die samen niets an
ders zijn dan „een ruïne van het kabinet-
Drees". Staatsrechtelijk was dit alles ech
ter klinkklare onzin. De negen ministers
hebben onlangs hun portefeuilles ter be
schikking gesteld. Hieraan kan slechts op
tweeërlei wijze een eind komen. Of wel
de Koningin maakt van de terbeschikking
stelling gebruik door andere personen te
benoemen en onmiddellijk daaraan voor
afgaand aan de ministers in kwestie ont
slag te geven. Of het staatshoofd deelt aan
de negen mede, van hun aanbod géén ge
bruik te willen maken, zodat de ministers
in kwestie daarmee tevens weer „vol
waardige" ministers worden. Dan zijn ze
niet demissionair. Als zij er daarna in sla
gen een ontbindingsbesluit tot stand te
doen komen, behoeven zij zich ten aanzien
van wat hun verder te wachten staat geen
zorgen te maken.
Zeker, degenen die tot ontbinding gead
viseerd hebben dienen hierover op een of
andere wijze (debat over een regerings-
vei'klaring; interpellatie over de ontbin
ding enz.) tegenover de volksvertegen
woordiging verantwoording af te leggen.
Dat zouden, zo voeg ik hieraan meteen
vast toe, evenzeer ministers moeten doen,
die zich „demissionair" zouden kunnen
noemen. „Volwaardige" èn demissionaire,
ministers staan dus in dit opzicht gelijk.
Echter niet alleen in dit opzicht. Want als
zeven voorwaarden stelde voor deelneming
van de socialisten aan het kabinet, was
zeker niet tegen de regering gericht. Zij
was eerder gericht tegen die groep in de
Kamer, die later de meerderheid bleek te
zijn. De grote triomfator van de 11de de
cember noemde spreker prof. Oud, die er
altijd naar gestreefd heeft de socialisten
uit de regering te krijgen.
De Kamermeerderheid, die de brokken
heeft gemaakt, wenst géén nieuwe re
gering te vormen. Daarom zullen er wel
binnen niet te Jange tijd nieuwe verkie
zingen komen. Spreker meende, dat de
Parq van de Arbeid zeker niet gebaat is
bij een duurzame oppositie. De partij moet
medeverantwoordelijkheid dragen, mits
een deel van haar doelstellingen verwezen
lijkt kan worden. Het ziet er niet naar uit,
dat dit voorlopig kan en daarom zal de
P.v.d.A. tijdelijk in de oppositie moeten
gaan. De spreker meende, dat dit een pit
tige, constructieve en bezonnen oppositie
zou moeten zijn.
Naar aanleiding van de door prof. Oud
in de Kamer gemaakte opmerking, volgens
welke hij minister-president Drees had
verweten, dat deze het partijbelang boven
het landsbelang stelde, besloot de vergade
ring een telegram aan dr. Drees te zenden,
waarin geprotesteerd werd tegen de uit
latingen van nrof. Oud en waarbij de mi
nister-president dank werd gebracht voor
alles wat hij voor Nederland had gedaan.
Bij de Tweede Kamer is ingediend een
wetsontwerp tot wijziging van de Vesti
gingswet Kleinbedrijf 1937 en van de
Vestigingswet Bedrijven 1954. Met dit wets
ontwerp wordt beoogd de minister van
Economische Zaken, bij de uitvoering van
de vestigingsbesluiten waarop de Vesti
gingswet Kleinbedrijf 1937 nog van toe
passing is, overeenkomstige ontheffings
bevoegdheden te geven als die in de Vesti
gingswet Bedrijven 1954 zijn opgenomen.
Aangezien de omzetting van „oude" in
„nieuwe" vestigingsbesluiten meer tijd
vergt dan oorspronkelijk werd verwacht,
doet zich het gemis aan deze ontheffings
mogelijkheden steeds sterker gevoelen,
doordat in bepaalde bedrijven zich nieuwe
ontwikkelingen voordoen, waarmede des
tijds bij de vaststelling van de vestigings
besluiten geen rekening kon worden ge
houden.
In het bijzonder doen zich de bezwaren
van het ontbreken van ontheffingsmoge
lijkheden bij de oude vestigingsbesluiten
voor op het terrein van diepgevroren
pluimvee. De ontwikkeling die zich vooral
in de laatste jaren ten aanzien van de diep
vriestechniek heeft voorgedaan, kon uiter
aard niet worden voorzien bij de vaststel
ling van het vestigingsbesluit poeliersbe-
drijven 1939. Volgens dit besluit mag de
verkoop van in fabrieken diepgevroren en
panklaar gemaakt pluimvee uitsluitend in
poeliersbedrijven plaatshebben. Als gevolg
hiervan kan dit produkt niet in bevredi
gende mate worden afgezet, aldus wordt
in de toelichting op het wetsontwerp ver
klaard.
Een tweede bezwaar, verbonden aan het
tot dusver ontbreken van ontheffings
mogelijkheden in de Vestigingswet Klein
bedrijf 1937 zal zich kunnen voordoen bij
het overnemen van een onderneming.
Wanneer binnenkort een deel van de oude
vestigingsbesluiten vervangen is door
nieuwe, kan het voorkomen dat in één
onderneming verschillende bedrijven
worden uitgeoefend, waarvan sommige on
der oude en andere onder nieuwe vesti
gingsbesluiten vallen. Degene, die een der
gelijke onderneming zou willen overnemen
en slechts voor een deel van de daarin uit
geoefende bedrijven, op grond van zijn di
ploma's, een vestigingsvergunning kan
krijgen, zou voor de overige bedrijven
waarop nog oude besluiten van toepassing
zijn, niet voor een ontheffing in aanmer
king komen. Om aan dit bezwaar tegemoet
te komen is wijziging van de Vestigings
wet Bedrijven 1954 noodzakelijk. In begin
sel zal aan houders van dergelijke onthef
fingen eveneens een ontheffing op grond
van de Vestigingswet Bedrijven 1954 wor
den gegeven, teneinde hen in staat te stel
len hun bedrijfsuitoefening voort te zetten.
Advertentie
eenmaal het ontbindingsbesluit is afge
kondigd, geldt met betrekking tot de bei
de „soorten" van ministers, dat zij dan
niets van mogelijke politieke conflictstof
met het parlement te behandelen hebben
en dat evenmin het parlement de minis
ters met politieke kwesties mag lastig val
len. Door de ontbinding immers komt het
parlement in een andere positie te verke
ren. Wel beschouwd nl. in de positie van
„demissionair parlement," evenzeer als
onder die omstandigheden de ministers,
materieel, een gedragslijn hebben te voe
ren als waren zij demissionair.
Alles te samen genomen is men dus,
zonder enige noodzaak, bezig geweest met
nog op het allerlaatst moeilijkheden te ma
ken wegens een vormkwestie. Deze kan
alleen de gemoederen zozeer in beslag ne
men door de verwarring der gevoelens,
namelijk omdat men door niet of nauwe
lijks gerechtvaardigde politieke beducht
heid de juiste staatsrechtelijke verhoudin
gen te zeer uit het oog ging verliezen.
Dr. E. van Raalte