KERSTFEEST IS GEEN
VROLIJK FEEST
Nederlandse culturele manifestaties in Zweden
Twee roemruchte
kastelen in
Kennemerland
WOENSDAG 24 DECEMBER 1958
Erbij
PAGINA DKib
Kerstmed ita ti e
JUBILEUM VAN
EEN ZONDERLING
TESTAMENT
MIJN BOEKHANDELAAR heeft in de weken
vóór het kerstfeest een aparte toonbank
voor de kerstkaarten. Elk jaar trekt zijn
verzameling mij aan en ik breng er
altijd enige tijd door om mijn keuze te
doen. Het moet gezegd worden, dat er
overvloedig te kiezen is. Van zwaar-kitsch
tot hoogst-kunstzinnig. Een scala van
winterlandschappen en engelen, kinderen
en klokken. De onderschriften tonen aan,
dat ook reeds de kerstkaarten verzuild
zijn: het kerstfeest is „zalig" voor rooms-
katholieken, „gelukkig" voor protestanten
en „vrolijk" voor humanisten. Vertel mij
het onderschrift van uw kerstkaart en ik
zal u zeggen wie gij zijt!
Ik voor mij zou het kerstfeest overigens
het liefst typeren als een blij feest. Zalig
is mij te zoet, gezegend te plechtig en
vrolijk niet op zijn plaats. Om bij dit
laatste woord te blijven, er is verschil
tussen blijdschap en vrolijkheid. Blijdschap
iijkheid. Vrolijkheid daarentegen roept
heeft te maken met stilte, diepte en inner-
assosiaties op aan uitbundigheid en vaak
oppervlakkigheid. Nu zou men wel een
Nurks moeten zijn om van dit laatste niet
te houden en er bij gelegenheid niet
intens van te genieten. Een vrolijk feest
zal ik niet gemakkelijk afslaan en opge
wektheid is een verrukkelijke eigenschap.
Dat het kerstfeest ook zijn uiterlijke trek
ken heeft, waarin iets van de vrolijkheid
doorschemert, kunnen en willen wij ons
niet laten ontnemen, maar ik blijf er bij
dat het geen vrolijk feest is. Er is een
duidelijk onderscheid tussen de vrolijke
kerstviering met het diner en de sherry
en de blijdschap van het werkelijke feest.
Er is een groot verschil of men dit feest
viert met of zonder Christus.
TERWIJL IK mijn kerstkaarten uitzoek, hoor
ik achter mij de boekhandelaar aan een
mevrouw vragen: „Waarmee mag ik u
van dienst zijn?" Dan zegt ze: „Hebt u ook
een kerstboek voor me met verhalen om
aan de kinderen bij de kerstboom voor
te lezen? Maar het moeten niet van die
christelijke verhalen zijn, want daar houdt
mijn man niet van". Het is wel wat onbe
leefd van me, maar nu spits ik toch werke
lijk mijn oren uit nieuwsgierigheid wat de
verkoper zijn klant zal antwoorden. Ik heb
wat binnenpret als hij uiterst correct zegt:
„Wij hebben een hele reeks kerstboeken,
mevrouw, maar om er een te vinden waar
Christus niet in voorkomt, daar zal ik toch
echt even naar moeten zoeken".
ONDERTUSSEN blijven er nog wel een paar
vragen over. Is het eigenlijk wel mogelijk
om in deze tijd een blij kerstfeest te vie
ren? Wij wonen dan wel in de villawijk
van de wereld, doch golft niet alle blijd
schap uit een mens weg, wanneer hij
denkt aan de miljoenen noodlijdenden op
deze aarde? Ik meen mij een statistiek
te herinneren volgens welke er ieder uur
twaalfduizend kinderen in de wereld ge
boren worden, waarvan één derde deel
nog geen vierentwintig uren oud wordt,
één derde deel ten hoogste een paar
jaren en één derde deel een levensduur
mag bereiken die ons gemiddelde be
nadert. Wie kan er dan nog blij zijn? En
wie kan het verdragen om onder de kerst
boom de publikaties van bijvoorbeeld de
Novib te lezen? En hoe kan een mens ver
heugd zijn, wanneer hij denkt aan het lot
van ontelbaren achter het IJzeren Gordijn?
Dan nog deze vraag: hebben wij er récht
op om kerstfeest te vieren? Wat hebben
wij in alle voorafgaande jaren met het
kerstfeest gedaan? Al het water van de
zee wast het feit niet af, dat het kerst
feest ook het feest van de vrede is en
zijn wij juist daarvan niet verder dan
ooit verwijderd?
Er is niet veel veranderd. Heer. sinds Bethlehem:
Gij zijt voor ons een kind gebleven,
Om Dien wij kruisten te Jeruzalem
Behoeft geen Kerstvreugd prijsgegeven....
Nu wij Uw dag weer zullen vieren
Bij kaarslicht en bij rooden wijn.
En onze woning zingende versieren
Omdat wij meenen zonder kwaad te zijn.
Doe, Heer, ons toch verschrikt begrijpen
Dat Golgotha begint bij Bethlehem:
Wien rond uw stal slechts droomen rijpen,
Hij zoekt vergeefs een nieuw Jeruzalem.
HET ZIET er inderdaad naar uit, dat er sinds
Bethlehem niet veel veranderd is. Vandaar
onze vlucht in de romantiek en de droom
bij kaarslicht of het opheffen van het
wijnglas. Wel bekome het ons en wat
u betreft, Heer, onze excuses dat er niet
veel veranderd is sinds Bethlehem.
Blijft dan ook de blijdschap niet een
illusie. Het hoeft niet. Maar écht blij kan
alleen iemand zijn, die iets ontdekt heeft
van de enorme crisis waarin de wereld
en ieder mens afzonderlijk zich bevindt.
Déze crisis: zonder het Kerstkind is de
wereld een verlóren wereld en is de
mens een verlóren mens. Wanneer wij tot
dit inzicht zijn gekomen dan eerst biedt
het Kerstkind perspectieven. Dank zij het
Kind in de kribbe is deze wereld toch
niet prijsgegeven aan duistere en driftige
machten, en reilen en zeilen wij zo maar
niet zonder bestemming en uitzicht. Onze
wereld is een geredde wereld en de mens
is een behouden mens. Daar heeft het
Kerstkind voor gezorgd. Wie dit mysterie
gelooft wordt een zeer blij mens.
MISSCHIEN dat u met dit mysterie heel
veel moeite hebt. Zoals ik er veel moeite
mee hebt. Laten wij daarom ook dit jaar
met de moed van de hoop proberen ons
hart voor het wonder open te zetten. Waar
kunnen wij dat het beste doen? Om nog
naar Bethlehem te gaan, daarvoor bent u
nu te laat. Bethlehem is trouwens een
toeristenoord geworden. Dan blijft nog
over een der plekken, die naar het Kerst
kind genoemd zijn: een kerk.
Kerken staan in deze uren bijna dag en
nacht open om de duizenden te ontvan
gen. Zij die er écht komen, weten dat zij
niet de besten en de vroomsten zijn.
U zulf het Kerstkind alleen maar kunnen
ontmoeten als u uzelf hebt leren kennen
als een verdwaald kind of een armzalige
bedelaar of als iemand met een geschon
den geweten. Alleen zulke mensen weten
Hem te vinden, want door zulken laat dit
Kind zich vinden. Alleen zulken zullen
een blij kerstfeest kunnen vieren.
Ds. D. ter Steege
IN VERSCHEIDENE historische geschriften wordt zowel de veertiende als de
dertiende eeuw genoemd, als de tijd waarin een zekere Bartout. van Assendelft
met de Assumburg in verband kan worden gebracht. De zoon van deze Bartout
huwde Stevina van Haarlem.
De naam Assendelft blijft voorkomen tot de eerste helft van de zeventiende
eeuw en werd aan het einde van deze eeuw aan de naam Deutz toegevoegd. De
Heren van Assendelft hebben zich ook wel Baronnen van Haarlem genoemd. Nog
in de eerste helft van de vijftiende eeuw werd de Assumburg als 't Huis te Assum
aangeduid. Bij het zogenaamde Assummer hek bevond zich een tol ter vervanging
van het voor 1662 bestaande veer. Het is enigszins verwarrend, dat in de tweede
helft van de dertiende eeuw dit huis eveneens wordt aangeduid als „Williaems
woninghe" van Velsen, de beruchte moordenaar van Floris V: dit zou dan nog
vóór genoemde Bartout van Assendelft geweest zijn. Het is een roemrijk geslacht
dat van de Assendelfts, die in het laatst van de vijftiende eeuw hoge regerings
functies hadden.
Einde zeventiende eeuw werd het kasteel verkocht aan de Amsterdamse familie
Deutz en kreeg het een nieuwe glorieuze bewoning. Het verval begon echter in
1857. De oude veste werd in 1911 aan het rijk overgedragen. De Assumburg bij
Beverwijk, zo schrijft Ter Kuile, is een typisch voorbeeld van het kasteel uit de
nadagen van de feodaliteit. Het staat daar met zijn spitse torens geheel door
grachten omgeven en bereidt ontelbare jonge mensen uit Europa en daarbuiten
een hartelijke ontvangst als zij zich op de binnenplaats bij een laat-gotische
galerij uit de zestiende eeuw verenigen.
Helma Wolf-Catz
In het laatste kwartaalverslag van dit jaar van de activiteiten van de stich
ting „Kunst en bedrijf" lezen wij dat men zich ondanks de bestedingsbeperking
in een gunstige ontwikkeling heeft mogen verheugen. Er is veelvuldig bemid
deling verleend bij de decoratie van nieuwe gebouwen en bij het geven van
opdrachten tot vervaardiging van jubileumgeschenken (portretten, sculpturen,
schilderijen, grafiek, glasramen, mozaïeken, smeedijzeren hekwerken, voor
zittershamers en artistieke gebruiksvoorwerpen) ook voor buitenlandse rela
ties. Als voorbeeld van de mogelijkheden laten wij hierbij de decoratieve
klok in gegraveerd spiegelglas zien, ontworpen doo* W. Heesen en te Leerdam
uitgevoerd ten behoeve van een jubilerende levensverzekeringsmaatschappij.
(Van onze correspondent in Stockholm)
DRIE MAANDEN lang zal Stockholm in
het teken van Nederland staan. Het nieu
we jaar zal namelijk worden ingeluid met
een Nederlandse muziekweek, eind janua
ri wordt door de koning een tentoonstel
ling van onze schatten uit de gouden eeuw
geopend en tenslotte zal ook het jaarlijkse
galafeest van vier koninklijke verenigingen
aan ons land zijn gewijd.
De Nederlandse muziekweek is een ini
tiatief van de Zweeds-Nederlandse Ver
eniging, die in januari haar veertigjarig
bestaan hoopt te vieren. Koningin Juliana
heeft zich bereid verklaard het bescherm
vrouwschap voor deze muziekweek te aan
vaarden, de koning van Zweden heeft het
beschermheerschap op zich genomen. De
week begint op 6 januari met een kerk-
concert. Het koor van de Zweedse radio
ral dan Nederlandse a-capella-werken van
onder meer J. Ookeghem, Josquin des
Prez en Jan Pietersz. Sweelinck ten geho
re brengen. Waldemar Ahlen speelt Neder
landse orgelmuziek uit de zestiende en ze
ventiende eeuw. De volgende dag speelt
het filharmonisch orkest ondermeer het
dubbelconcert voor viool en violoncel van
Johannes Brahms, waarbij als solisten
zullen optreden Heiman Krebbers en Ti-
bor de Machula in de grote zaal van het
concertgebouw. Op 8 januari brengen de
solisten Eleonora Collin-Norrby (mezzo
sopraan) en Willem Noske (viool) Neder
landse werken uit de zeventiende en acht
tiende eeuw ten uitvoer. Op het program
ma komen de namen Willem de Fesch,
Pieter Hellendaal, Ernst Heynsius alsme
de Alphons Diepenbrock en Hendrik An-
driessen voor. Vervolgens zal Cor de Groot
het publiek naar de kleine zaal van het
concertgebouw ti-ekken. De violisten Wil
lem Noske en Piet Nijland zullen met
Carel van Leeuwen Boomkamp (viola da
gamba) en Hans Schouwman (cembalo) in
het historisch museum sonates uit de acht
tiende eeuw ten gehore bx-engen. De week
wordt op 13 januari in de Koninklijke Ope
ra besloten met de uitvoering van „La
Traviata" met Erna Spoorenbex-g
Alle NedexTandse toonkunstenaars, die aan
de muziekweek deelnemen, zullen de le
den van de Zweeds-Nederlandse Vereni
ging op 10 januari een concert aanbieden.
Deze gala-avond zal worden gegeven in het
Paleis van der Noot, dat eens de residen
tie van de ambassadeur van de republiek
der Verenigde Nederlanden was. De kos
ten van de muziekweek worden gedeelte
lijk bestreden uit bijdragen van een aan
tal in Zweden gevestigde Nederlandse be
drijven. Het Nederlandse ministerie van
Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen
heeft bijgedragen door de violist Willem
Noske opdracht te geven tijdens zijn ver
blijf in Zweden een onderzoek in te stel
len naar de in Zweedse bibliotheken aan
wezige en in ons land nog onbekende mu
ziekwerken van de Nederlandse school van
de achttiende eeuw. Ook voor de reiskos
ten van enkele andere solisten zijn subsi
dies verleend. Men kan nu al haast van een
succes spreken, aangezien de Zweeds-Ne
derlandse Vereniging op zeer geschikte
wijze heeft ingehaakt op bestaande abon-
nemèntsconcerten.
Eind januari zal dan door de Zweedse
koning de tentoonstelling van schatten uit
de gouden eeuw worden geopend. Het gaat
hier niet in de eerste plaats om schilder
stukken, maar meer om een indruk te
geven hoe de Nederlanders in de zeven
tiende eeuw hebben geleefd. Deze tentoon
stelling, die in het Nationale Museum zal
plaats hebben, blijft twee maanden lang
geopend. De drijvende kracht is voor dit
evenement ambassadeur mr. Jan Visser
geweest. De galafeesten in februari en
maart worden georganiseei'd door konink
lijke verenigingen op het gebied van auto
mobilisme, watersport en luchtvaart.
Genoemde Maarten van Heemskerk was een even knap schilder als schrik
achtig man, zijn kunstbroeder Karei van Mander spreekt hiervan. Dit en andere
verhalen hierover vinden wij in gezapige bewoordingen door Craandijk weer
gegeven. En niet alleen in de geschriften van deze laatste, maar ook in ieder
geschiedkundig werk wordt veel aandacht besteed aan de twee roemruchte
burchten: het Huis te Heemskerk (later het slot Marquette genoemd) en de
Assumburg.
Zeer welgestelde en vroede vaderen van Haarlem, Amsterdam en Heemskerk
bewoonden deze kastelen. Het slot Marquette met zijn enorme vestibule en de
gi-ote balzaal herinnert nog aan glorieuze ontvangsten. Een keur van schilderijen
en prenten en ook belangrijke documenten zijn voor het nageslacht bewaard
gebleven. Van weinig kastelen in ons land bestaan zoveel oude platen als van
Marquette en de Assumburg, waaronder die van Rademaker, Schijnvoet, Stelling
werf, Roghmann en Vinckeboons, die grotendeels in particulier bezit van de
erfgenamen van het slot Heemskerk gekomen zijn. De wanden van de Assumburg
sieren zij niet meer. Deze jeugdige jubilaris heeft als jeugdherberg een andere
bestemming dan een normale behuizing gevonden.
Het Huis te Heemskerk wordt reeds vermeld in de tweede helft van de dertiende
eeuw. Verkopingen komen vroeg voor, maar na de eerste verkoop vindt men
het geslacht van Heemskerk nog terug. Zekere Karei de Ligne heeft het Huis te
Heemskerk aan Daniel de Hertaing, Heer van Marquette verkocht. Aardig is
het te weten, dat hij onder protectie van de Verenigde Nederlanden wilde leven
en sterven en zijn huis en heeiTijkheid van Marquette prijsgaf. De naam van
zijn vader en de titel van Marquette daarentegen wilde hij meenemenen daarom
verzocht hij de Staten de goederen van Heemskerk in de goederen van Marquette
te veranderen. De koper, wordt gezegd, was een man van vuur en staal, een
krijgsman met één arm en één been. Dit mocht hem echter niet verhinderen
weer te velde te trekken. Op het slot Marquette voelde hij zich geheel Hollander,
hetgeen blijkt uit zijn naturalisatie. In 1665 werd het goed executoriaal verkocht
aan Petronella van Wassenaei-, Vrouwe van der Mijle, die het naliet aan haar
ongehuwde dochter. Bij gebrek aan belangstelling voor het machtige slot gingen
de heren Hamilton en Blank over tot de tegenwoordige ongebruikelijke verloting.
De winnaar koos echter de som van veertig duizend gulden boven het slot
Marquette, zodat Freule van der Mijle, die voordien het huis niet van de hand
had kunnen doen, hoewel ze het aangeprezen had als: „jegenwoordig voorsien van
veele plaisante salen, kamers, vertrecken, stallingen, koetshuysen, alle gemacken,
alle de thuynen, boomgaarden, pl^ntagies" enzovoorts, in het bezit bleef van
het genoemde kasteel. Na haar overlijden ging het naar de familie van haar
zuster, Van der Does. Maar ook deze familie zag er alleen nadeel in en
verkocht het kasteel voor ruim twintig duizen gulden aan mr. Joachim Rendorp,
een groot Amsterdams zakenman. Dat hij zaken kon doen, bleek wel uit het
feit, dat hij vóór deze aankoop zijn buitenplaats Watervliet onder Velsen voor
vijftig duizend gulden van de hand gedaan had. Uit het huwelijk van mr.
Joachim Rendorp en de tien jaar oudere Maria Catharina Meyners, die van
eenvoudigen huize was, werd de zeer begaafde mr. Pieter Rendorp geboren.
Hij werd burgemeester van Amsterdam en is voor de tweede keer met de
weduwe van mr. Jacobus Trip gehuwd. Het is wel vei'dienstelijk, maar niet
verwonderlijk, dat deze Pieter Rensdorp het slot Marquette liet moderniseren,
hetgeen nog aan de ruime vestibule te zien is. Verwonderlijk geenszins omdat
genoemde mr. Rendorp in het jaar 1742 reeds elf dienstboden moet hebben
gehad en een koets met vier paarden. Zijn inkomen werd geschat op meer dan
zesentwintig duizend gulden per jaar. Na diens dood ging het kasteel over op
de jonge mr. Joachim Rendorp, eveneens burgemeester en hoogwaardigheids
bekleder van vele posten, een kunstzinnig man met een voorliefde voor de
architectuur. De Muiderpoort te Amsterdam werd onder meer volgens zijn plannen
herbouwd. Daarop volgde mr. Willem Rendorp, die de resten van het opmerke
lijke ronddeel liet afbreken. Tijdens de revolutie hield hij zich achteraf, maar
na het herstel van onze onafhankelijkheid trad hij op de voorgrond als lid van
de Raad van Amsterdam en wethouder. In 1815 werd hij in de adelstand verheven.
Ook diens zoon jhr. Jacob Rendorp werd nog in Amsterdam geboren, doch
is op middelbare leeftijd burgemeester van Heemskerk geworden. Zijn dochter
Paulina huwt jhr. Jan Hugo Gevers, wiens zoon jhr. mr. Hugo Gevers weer
burgemeester van Heemskerk werdIn de uitvoerige beschrijving van
Moes en Sluyterman lezen wij hoe deze jhr. mr. Hugo Gevers en zijn echtgenote
jonkvrouwe Pauline van Lennep het gehele landgoed en het interieur een zo
fraai mogelijk aanzien trachtten te geven en al het bijzondere, dat er aanwezig
was, op zijn best deden uitkomen. Dit geslacht bewoont thans nog het forse
kasteel, waarvan de gevels in natuux-steen zijn opgetrokken na vele afbraken
en verbouwingen in de klassieke stijl van het midden der achttiende eeuw.
Interessante portretten van verscheidene Heren van Rendorp, die het Kennemer
land tot hun vei'blijf vex-kozen, zijn bewaard gebleven.
llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll
lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllillllll
jiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiji
Hiernaast: het Huis Marquette,
I omstreeks 1800, door J. Huiswil
i afgebeeld. Hieronder: een gravure
van Assenburch (zoals de naam E
1 toen geschreven werd) door Cl. J. 1
Visscher naar een schilderij van
1 D. Vinckeboons. U
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiüi
KENNEMERLAND wekt bij ons zovele herinneringen op uit voorbije tijden. „Een
liefde in Kennemerland" van Marie van Zeggelende titel zegt het al,
evenals het ons zo dierbare jeugdboek „Het slot op den Hoef"De grote
historische gebeurtenis echter is het beleg van Heemskerk, dat zeshonderd jaar
geleden plaatshad en waarvan Hofdijk in zijn historisch-dramatisch gedicht
verhaalt. Namen ontmoeten wij daarin, die ons alle bekend in de oren klinken.
De geschiedschrijver voert met Wouter van Heemskerk de edelman Bort ten
tonele. Deze zegt:
„Geef gij mij volmacht met. Polanen te onderhandelen.
Ik heb den weg beraamd, dien 'k veilig zal bewandelen.
Eerst Arckel van de baan. Daartoe is ruimschoots kans:
'k Ontmoet hem menigmaal te scheemring op den trans.
Een onverwachte stoot kan wel een woudstier vellen.
De gracht beneên is diep, geen zal het weer vertellen".
Wij worden geconfronteerd met de Hoekse en Kabeljauwse twisten, wanneer
Heemskerk spreekt:
„En dan dees Bloemesteyn, dat heftig everzwijn,
Die dolle minstreel
waarmee hij te kennen wil geven, dat zelfs deze laatste de vijand niet ontwijken
kan. We zullen ons herinneren, dat Reinoud van Brederode door Hertog Aelbrecht
van Beieren tot Baljuw van Kennemerland in de plaats van genoemde Heer
Jan van Bloemesteyn benoemd werd. Nadat Hertog Aelbrecht in 1358 het
bewind in handen had genomen, kreeg Wouter van Heemskerk het zwaar te ver
duren tengevolge van zijn Kabeljauwse gezindheid. In dat jaar werd waarschijnlijk
met Heer Wouters medeweten Reinoud van Brederode bij een valkenjacht in de
duinen bij Castricum overvallen door de Kabeljauwen. De overlevering wil,
dat een stalknecht van Heer Reinoud waarschuwde voor een dergelijke overval.
De Baljuw van Brederode, die hier geen geloof aan hechtte, schoot vei-ontwaardigd
met zijn pijl op deze stalknecht, die te paai-d gesprongen in de vlucht werd
getroffen. Voordat hij echter dodelijk gewond neerstortte, was hij nog in staat
de alarmklok te luiden. De Heer van Bi-ederode wist te ontkomen, hoewel velen
van zijn gevolg werden doodgeslagen. De Kabeljauwen sloegen op de vlucht
naar Heemskerk, waar Heer Wouter een aantal van hen een schuilplaats verleende.
Anderen weken uit naar Delft en Zeeland, waarop Hertog Aelbrecht last gaf
aan Heer Dirk van Polanen met zijn Kennemers en Friezen het beleg te slaan
van het Huis te Heemskerk. Er moet zwaar gestreden zijn, want de overgave
voltrok zich pas maanden later. Het geluk was Wouter van Heemskerk dienstig,
als straf werd hem slechts een verbanning naar Zeeland opgelegd. Tien jaar
later kwam hij weer terug, zonder iets van zijn weerstand te hebben verloren.
De oppositie, die hij voerde, moet zo groot geweest zijn, dat hij zich in 1378
weer binnen de muren van Zierikzee in gijzeling moest begeven. Een jaar later
kwam hij opnieuw. Ditzelfde jaar mocht het hem nog gelukken in de gunst
van de Hertog te komen.
MOGE DAN het beleg vermaard zijn, tot op de dag van heden is het dorp even
vermaard geworden door de grote zoon en schilder Maarten van Heemskerk,
van wie wij een nog merkwaardiger jubileum beleven, namelijk dat van diens
testament, gedagtekend in het jaar 1558. Maarten van Heemskerk oveiTeed te
Haarlem als een zeer welvarend maar kinderloos man. Hij had de inkomsten van
enige van zijn goederen aldaar bestemd voor een bruidschat voor twee onbesproken
maagden en wel één uit Haarlem en één uit Heemskerk, die op zijn graf in het
huwelijk zouden treden. Zekere Waarmond schreef hierover:
„Hij maakte, toen zijn leven liep ten end.
Gelijk men schrijft, een klugtig testament,
Ten blijk zijns lust tot de ijdelheid der aarde
Zijn wille was wanneer de dag verjaarde
Zijns lijkdienst, dat veel maagden met een' krans
Van 't schoonst gebloemt verciert, elkaar ten dans
Met blijdschap op zijn grafzerk moest leiden.,
Was dit niet vroom van deze waereld scheiden?"