Zij zagen elkander
na jaren weerom
Disca discaucs
1933
Anm vao GoËh^Kaiillbacli
FEITEN EN CIJFERS VAN EEN JAAR ACTIVITEIT BIJ DE B.B.C.
Erbij
MUZIEK OP PLATEN
VERHAAL VAN EEN REÜNIE DOOR
ZATERDAG 3 JANUARI 1959
PAG
9
VIJFTIEN jonge meisjes vieren in blijheid
hun geslaagd zijn voor het eindexamen van
de meisjes-h.b.s.
Ida, die als gastvrouw fungeert heeft haar
ouders naar de slaapkamer boven verban
nen, de kleine suite beneden blijft vrij ter
rein voor de jeugd. Iedere gast brengt haar
aandeel mee aan de traktatie, een nieuwig
heid uit Amerika overgewaaid, waar Ida's
moeder het volstrekt niet mee eens is. Gas
ten, die drank en eetwaren meebrengen
in haar huis, dat is nooit gebeurd. Het zou
haar fatsoen als gastvrouw kwetsen. Ida
heeft haar bezwaren weggelachen.
Mams, het zijn mijn gasten. Jij doet ge
noeg door de kamers vrij te geven en het
lawaai aan te horen. Jet en ik maken de
sandwiches en de anderen zorgen voor de
rest. Adrie heeft heerlijke blikjes ge
stuurd, kan ze makkelijk doen, ze heeft
tienmaal meer geld dan ik.
En een tienmaal groter huis. Waarom
geven jullie de fuif niet bij haar?
Had best gekund. Maar ik vind het ge
zelliger hier. Ida spreekt met de beslist
heid van enig kind, dat weet, dat haar
wil wet is in huis. Doch haar toon mist alle
agressie en in haar blauwe ogen, die hard
kunnen zijn tintelt de weerschijn van haar
lach. Moeder schikt zich zonder verder
protest, dat zij nutteloos weet.
De meisjes hebben geen jongensvrienden
uitgenodigd, in een halfbewust verlangen
te tonen, dat zij onder elkaar plezier ge
noeg kunnen hebben. En plezier hebben
zij, door hun jeugd en door het gevoel be
vrijd te zijn van de schooldwang. Het
leven ligt vóór hen met duizend mogelijk
heden. Ze dansen bij muziek uit de kof
fergrammofoon, zingen de nieuwste Ame
rikaanse songs, roddelen luchtig en zonder
kwade bedoelingen over vrienden en
leraren, becritiseren de laatste hockey-
mach van het schoolteam. Er wordt veel
gelaPhen, veel gesnoept. Er worden bergen
sandwiches verorberd.
Als er een stilte valt, zet Aleid zich aan de
piano, improviseert wat en gaat als zij
meent, genoeg aandacht gevangen te heb
ben, op een impromptu van Schubert over.
Ze is tenger en fijn gebouwd, doch haar
aanslag is krachtig, haar intonatie spreekt
van natuurlijke muzikaliteit.
De anderen zitten verstrooid door de
twee kamers. De meesten luisteren geboeid.
Betty en Adrie, op de divan, fluisteren
zacht en lachen verstolen. Contrasten, die
twee, beiden vertonen reeds een zekere
volwassenheid in hun uiterlijk wezen, bij
Adrie zich uitend in de bewuste elegantie
van gebaren en houdingen, half verborgen
onder schijnbare nonchalance. Zij weet, dat
het raadsel vrouw kan boeien. Betty, goed
lachs, grof van lichaamsbouw met iets
olijks in de onregelmatigheid van haar ge
zicht, geeft zich zoals ze is, schijnbaar zon
der zich veel te bekommeren om critiek
op haar uiterlijk, al wordt zij er innerlijk
door geraakt.
Els, op de grond gezeten met haar rug
tegen de divan, vist poederdons en lippen
stift uit haar tasje, beschouwt zich aan
dachtig in haar spiegeltje, trekt een paar
gezichten en zucht voldaan. Na de Im
promptu aarzelt Aleid een ogenblik of zij
door zal spelen, maar staat dan op.
Ga je door voor muziek? vraagt Ida.
Natuurlijk! Wat anders?
Vastberaden is het antwoord en vastbera
den de blik van de donkere ogen in het
ovale, wat bleke meisjesgezicht. Ik doe
examen voor het conservatorium in Am
sterdam.
Krijg ik een kaartje voor je eerste con
cert? vraagt Els. Dan krijg jij er een
voor het eerste stuk waar ik in speel.
Ga je aan het toneel? wil Lies weten.
Op haar gezicht, fris en kinderlijk rond,
ligt iets van angstig ontzag. Lijkt me
griezelig voor een hele zaal te kijk te
staan.
Dat ben je toch niet zelf. Je bent dan de
figuur die je uitbeeldt, zegt Els niet zon
der pretentie.
O ja, dat zal wel, geeft Lies onmiddellijk
toe.
Waarom ga je niet liever aan de film?
vraagt Betty. Daar kun je een hoop
geld verdienen.
't Is me niet om geld te doen, beweert
Els uit de hoogte.
Veel geld hebben lijkt me zalig!
Zoek dan een rijke man.
Welja! met mijn beeldschoon gelaat kan
ik makkelijk een miljonair uit Amerika in
palmen.
Gelach davert op. Betty is allesbehalve
beeldschoon, maar ze is geliefd om haar
zin voor humor, waarvan het wrange
meestal de jonge toehoorders ontgaat. Toe
komstplannen zijn op het tapijt gekomen.
Marian, lang en slank, met opvallend soe
pele, bewegelijke handen, vertelt, dat zij
medicijnen wil studeren.
Kind, dan moet je eerst nog staats
examen doen.
Wat zou dat7 Dat haal ik best. 't Klinkt
bijna snauwer 1. Niemand spreekt haar
tegen. Zij is de kei van de klas.
Had je toch beter naar het lyceum kun
nen gaan. merkt Ida praktisch op.
Weet ik ook wel. maar thuis waren ze
eigenwijs. Ik heb altijd gezegd, dat ik dok
ter zou worden maar ze dachten dat het
maar een bevlieging van me was en....
Marians knappe intelligente gezicht ver
toont een fel ironische trek. De Meisjes-
h.b.s. was zo'n aardige school....
Goedmoedige Jet neemt het op voor haar
school. Er zijn echt wel leuke vakken
waar je wat aan hebt, ook als je getrouwd
bent later. Ga je gauw trouwen?
Jet glimlacht. In verbeelding heeft zij haar
leven al uitgestippeld, een eenvoudig vrou
welijk bestaan, waar de natuur haar vol
komen op heeft aangelegd. Ook haar ge
laat met de tedere rondingen van wangen
en kin en de warme lichtbruine ogen
duidt hier op.
Zonder terughouding geeft zij antwoord
Over vier jaar. ais Walter klaar is.
Het klinkt niemand vreemd. Walter en Jet
zijn al twee jaar samen.
De hieronder besproken grammofoonplaat,
Capitol P 3364. bevat aan de ene zijde de Der
de Symphonie van Ernst Toch en aan de an
dere de symfonie „Mathis der Maler" van
Paul Hindemith, beide gespeeld door het
Pittsburg Symphony Orchestra onder leiding
van William Steinberg.
DE COMBINATIE van twee symfo
nieën van Toch en Hindemith op
één plaat is zeer gelukkig te noemen.
Zij zijn het werk van componisten, die
ieder op eigen wijze gevestigd waren in
de middeneuropese muzikale traditie.
Ernst Toch is de oudste van de twee. Hij
werd geboren in 1887 te Wenen, maar
emigreerde in 1933 uit Duitsland, waar
hij toen werkte, naar Amerika, om be
grijpelijke redenen. Hij heeft reeds een
zeer omvangrijk oeuvre op zijn naam
staan, waarin men aantreft werken voor
orkest, kamerstukken, koren en liede
ren, muziek voor toneel en film. Tot
voor kort echter had hij nog geen sym
fonie geschreven. Vrij snel achtereen,
te weten in 1950, 1952 en 1955, hebben
sindsdien echter premières plaatsgehad
van werken op dit gebied. Zijn derde
symphonie werd voor de eerste keer
gespeeld door het Pittsburgh Symphony
Orchestra, dat er onder William Stein
berg nu een opname van gemaakt heeft.
Het is een buitengewoon boeiend stuk,
dat evenzeer getuigt van een weidse
fantasie als van het vermogen om deze
muzikaal te organiseren. De naam sym
fonie verdient het werk zeker, indien
men dit begrip maar in zijn meest al
gemene betekenis neemt als aandui
ding van een dramatische gedachten-
gang, die gestalte heeft gekregen in de
verwerking van muzikale conflicten
voor een orkest. Dit instrumentale ap
paraat is bij Toch zeer uitgebreid. Hij
heeft er ook enkele instrumenten in op
genomen, die men er niet in pleegt aan
te treffen, namelijk een Hammond
orgel, een vibrafoon en een sis-instru-
ment, bestaande uit een tank met gas
onder veranderlijke druk. Men heeft
hier echter niet te doen met effectbejag:
de componist heeft zich reeds sinds lang
beziggehouden met middelen om het
orkestrale timbre te verwijden. Reeds
in een artikel uit 1940 heeft hij voor
stellen gedaan tot constructie van in
strumenten van hout en glas, die door
wrijven, slaan, schudden of ronddraaien
nieuwe timbres konden produceren. Dit
element van verwijding speelt trouwens
in Toch's symfonie op meer dan één
plan een rol. Eigenlijk is het al in de
kiem aanwezig, in een regel uit Goethe's
„Werther" namelijk, waarin de mens als
pelgrim op aarde wordt voorgesteld,
een gedachte die de componist reeds
veertig jaren tevoren getroffen had en
die ineens bij hem boven kwam na vol
tooiing van het werk hij voegde haar
toen als motto aan de symfonie toe.
Maar verder treft een voorkeur voor
wijde dissonerende toonsafstanden in de
melodievorming, waardoor een soort
hoekigheid, een heftigheid in de muzi
kale declamatie ontstaat, waarin de
expressionistische gestalte van het ge
hele werk weerspiegeld wordt. Angst en
opgejaagd-zijn lijken de voornaamste
motieven ervan, terwijl de totaalindruk
toch bepaald blijft door de mannelijke
kracht, waarmede deze in de vorm
geving bezworen werden. Herhaaldelijk
wordt men, niet in de middelen maar in
het gebaar, herinnerd aan de symfo
nieën van Mahler, bij wie extatische
muzikale frases ook dikwijls uiting
geven aan een gedachtenwereld, waar
van het „vreemd-zijn-op-aarde" de
grondtoon is. Maar hiermee kom ik dan
terug op mijn eerste opmerking, name
lijk dat Toch als mens en musicus van
zijn tijd een traditie levend houdt, die
een van de voornaamste van de Euro
pese muziek is.
Aan de andere plaatzijde vindt men
een merkwaardig complement op Toch's
werk, de symfonie „Mathis der Mahler"
van Hindemith, een werk van een se
renere geest, veel minder direct in zijn
muzikale gedachtengang, die leidt van
bewogen worden naar het vermogen
anderen te bewegen. De emotie moet bij
hem als het ware eerst sterk wortel
schieten in de muzikale materie voor ze
bloeien kan. Maar dat dit het vermogen
tot het oproepen van dramatische span
ningen niet uitsluit, bewijst wel de rijk
geschakeerde finale („Verzoeking van
de heilige Antonius").
Het orkest uit Pittsburgh geeft ver
der zijn dirigent William Steinberg van
deze twee stukken een bijzonder ver
zorgde en markante uitvoering. Het is
een ensemble van klasse, dat merkt
men zowel aan de individuele prestaties
als aan de rijke totaalklank.
Ik wil een heleboel kinderen, gaat Jet
voort.
Jasses, wat ouderwets, vindt Els.
We willen toch allemaal trouwen, ver
weert Jet zich.
Maar nog lang niet alsjeblieft! valt
Adrie in. Ik ga een tijd naar Zuid-Ier-
land en naar Engeland om uit te gaan. Je
ontmoet daar allerlei interessante mensen
en ik wil veel paardrijden.
't Lijkt wel mooi, zegt. Gretha met een
peinzende trek op haar gezicht, dat naar
ernst neigt, maar ik vind, dat wij iets
voor anderen moeten doen. Daar vraagt
deze tijd om.
Waarom deze tijd juist?
Omdat.nou ja, eigenlijk moet je dat
altijd doen, maar iedereen zegt, dat het nu
juist moet. Daarom word ik verpleegster.
Bij het Rode Kruis?
Welnee, gewoon in een ziekenhuis. Het
Rode Kruis is voor oorlog.
Mijn vader zegt. dat er oorlog komt met
Duitsiand, vertelt Lies.
Protesten schieten als pijlen de lucht in.
Oorlog komt er nooit van!
In ieder geval blijft ons land er buiten.
Vader zegt, houdt Lies vol, dat
Hitier oorlog zal maken. En dat hij de jo
den gaat vervolgen.
Als haar ogen die van Esther ontmoeten,
bijt zij zich geschrokken op de lippen.
Vaak zegt Lies dingen, die zij liever moest
verzwijgen. Als zij het ontdekt, worden
aan het citeren: „Prithe, see thee! behold!
look! So, how say you?" Ze maakt er wil
de angstgebaren bij.
Doe niet zo eng! weert Lies af. Ik
heb er van gedroomd, toen je die scène op
school had gespeeld.
Zij is prachtig, zegt Esther bewonde
rend.
Laten we over onze reünie praten! Ida
roept opnieuw de aandacht, maar zij komt
haar ogen groot, als in verwondering over
wat haar mond eruit heeft geflapt, dezelfde
argeloze verwondering, die men soms ziet
in de ogen van een heel jong kind als het
geconfronteerd wordt met eigen stoutig
heid.
Jet komt te hulp. Onzin, zo iets bestaat
niet meer.... En als is de zaak daarmee
afgedaan, begint zij druk te vertellen over
een avontuurtje, door haar vriend Walter
beleefd.
Zwijgend zit Esther, haar donkere ogen
half gesluierd. De woorden van Lies heb
ben iets in haar aangeraakt: een geheime
angst, geboren uit opgevangen woorden,
uit een courantenbericht, een meewarige
blik. Als de vader van Lies gelijk heeft
Wat ga jij doen. Esther? Maran's vraag
stoot haar op. Weet ik nog niet, zegt ze
vaag en denkt aan het schrift met verzen,
thuis weggestopt. Dichteres voelt zij zich,
maar dat is haar geheim, waar nog nie
mand van weet.
Adrie geeft antwoord op Marian's vraag.
Ik ga fijn naar Indië, naar vader en
moeder. Mijn passage is al geboekt. Zij
spreekt op een ietwat slepende toon van
een uit gemengd ras geboren kind. in haar
ronde gezicht, mat bruin getint, glanzen
donkere ogen boven een kleine neus en
smalle mond. Op dezelfde toen voegt zij er
bij: lekker weg uit dit rotland. Ze rilt
even, als voelt zij de koude.
't Blijft niet ongestraft.
Rotland? Indië is een rotland! Zo heet
en met al die griezelbeesten! valt Adrie
uit. En Ida verzekert op kalme toon: Ik
zou er voor geen geld naar toe willen.
Ik wèl, later, voor een toneeltournee,
bedenkt Els.
Jullie weten er niets van! In Adrie's
ogen bliksemt drift, maar Jet sust: 't Is
Dee's geboorteland, dat vind je altijd goed.
Gaat lang niet op. Ik zal razend blij
zijn als ik weg ben uit dit gat der gaten,
mijn dierbare geboortestad, verkondigt
Betty, en overslaande in een schaterlach
We zijn gewoon gek! Kletsen over wer
ken en het is net vakantie. Horen jullie?
Vakantie! Zalige vakantie!
Uitgelaten pakt zij Adrie beet en tolt met
haar in het rond. Adrie gilt en grijpt zich
vast aan de eerste de beste in haar buurt.
Er volgt een algemene stoeipartij tot
iedereen hijgend ergens neerzit.
We zijn toch wel een lollige bende, con
stateert Betty. We moeten vast over een
tijd weer eens allemaal bij elkaar komen.
Reünie van onze klas. Daar voel ik voor.
Ida is terstond enthousiast. Zoals de
studenten bij het lustrum, zegt Marian.
Dat is om de vijf jaar. Wij moeten iets
anders doen, iets origineels. Anders zeg
gen ze, dat wij de studenten nadoen.
Best. Iets origineels, maar wat?
Even valt stilte, de rust van nadenken.
Dan, ietwat aarzelend, neemt Ida het
woord. De anderen luisteren. Ida is lang
voorzitster van de schoolclub geweest. Van
nature heeft zij gezag. Ik weet wel
watEn dan na nieuwe aarzeling, toch
met nadruk: We spreken af, over vijf
en twintig jaar weer bij elkaar te komen
Verbazing, gelach en uitroepen.
Vijf en twintig! Krankzinnig! Idioot!
Als je nog eens wat hebt! Dan zijn we
stokoud!
Dan ben ik allang dood! beweert Lucie
op kwijnend sentimentele toon.
Aanstelster! snauwt Marian.
Nee, écht. Ik word niet oud.
Dan kom je maar als spook.
Zoals Banquo bij Macbeth! Els slaat
moeilijk aan het woord. Commentaren
blijven oplaaien.
't Is idioot!
Ik vind het wel origineel, zegt mooie,
vrolijke Willy.
Bij de studenten komen ook wel stok
oude reünisten.
We vergeten het natuurlijk!
Ik kan wel weet niet waar zitten!
Toch is het een geweldig idee!
Van Marian de zakelijke vraag: En
waar zou dat moeten?
Ida haakt hierbij in- Laten we zeggen
ergens hier in de stad. Bijvoorbeeld in De
Toerist.
- Die is er dan misschien niet,eens meer
Stel je voor, over vijf en tvftntig jaar'
Dat is in... Gretha rekent even.. 1958
1958 Het jaartal wordt in spreekkoor
herhaald onder wild gejuich en gelach.
Is dat zo gek? vraagt Ida geprikkeld
Boven 't lawaai uit praat zij door tot er een
paar luisteren en langzamerhand wint zij
veld. Het vreemde van het plan lokt ten
slotte aan. Er zit iets van avontuur in
Nieuwe vragen: Hoe moeten wij het
onthouden? en rap Ida's antwoord We
schrijven het op, natuurlijk in een agenda
of zo en elk jaar schrijven jullie mij een
briefkaart met je adres. Dan schrijf ik
het mijne terug. Als datum nemen we 1
augustus, dat is makkelijk te onthouden.
De eerste tijd zien we elkaar natuurlijk
wel en we horen thuis over mekaar.
Maar vijfentwintig jaarEn als De
Toerist er dan niet meer is?
Dan is de plek er toch. Als we daar
dan zijn, zien we wel verder. Laten we
zeggen 's middags om drie uur Wie
ver weg woont, kan er dan ook zijn.
Zeker als ik in Amerika of Zuid-
Afrika zit! spot Betty.
Dan stuur je een telegram. Of je belt
op. Of je komt vliegen. Dat gaat dan na
tuurlijk makkelijker. Ida krijgt hoe langer
hoe meer plezier in de opzet.
Ik blijf het onzin vinden. Adrie trekt
haar neusje op.
Iets geks is juist leuk, oordeelt Jet.
Stemmen! stelt Marian voor.
Er wordt gestemd.
Tien vóór. vijf tegen. Aangenomen! con
stateert Ida blij.
En als we getrouwd zijn, mannen mee
brengen? vraagt Adrie.
Nee, geen mannen, weert Ida beslist
af. Die kennnen we dan niet en zij ken
nen mekaar niet, dat wordt rottig. En we
moeten er met niemand over praten Het
is een geheim van ons allemaal.
Bang voor uitlachen? Rie, een van de
tegenstemsters, klein en blond, met een
spits gezichtje, geeft een plagerige toon
aan de vraag. Zij is jaloers op Ida's over
wicht in de klas, jaloers ook op dit initia
tief. Met voldoening ziet zij dat Ida rood
wordt en dat haar ogen hun harde blik
krijgen.
Jet, met haar hekel aan wat maar zweemt
naar ruzie, komt tussenbeide eer Ida kan
uitvallen. 't Is dus afgesproken; laten
we er nu over uitscheiden. Zet een
plaatje op, Els, die zalige rumba.
En 't feest wordt uitgedanst.
IDA VARENKAMP, lerares Engels aan
het lyceum in een grote provinciestad,
wenste in de leraarskamer haar collega's
prettige vakantie, schudde handen, nam
haar tas onder haar arm. liep vlug en
veerkrachtig naar buiten in de julizon,
zwaaide een groet naar een groepje jon
gens en meisjes, die op enige afstand bij
elkaar stonden, haalde haar fiets uit het
rek en reed snel weg.
en steno gehaald, toen kwam de oorlog Ik
In de zomerse voormiddag de laatste
schoolochtend had tot elf uur geduurd
zag de stad er vrolijk uit. In dc tuinen,
waar zij langs fietste, bloeiden rozen en
jasmijn, een lichte frisse wind temperde
de hitte, langs de hoge blauwe lucht dre
ven donzige plukjes wolken, alles scheen
in harmonie met haar eigen vakantie-
stemming. Zeven weken ongestoorde vrij
heid: tijd om te lezen, om de natuur in te
gaan, een reis naar Italië in het verschiet.
En op 1 augustus de reünie, vervulling van
het plan, vijfentwintig jaar geleden in
jonge overmoed opgesteld, jarenlang
schijnbaar vergeten en toch nooit, wezen
lijk door Ida losgelaten.
Nu de datum naderde, leek het bijna
dwaasheid er nog rekening mee te hou
den. De oorlog, zo kort na hun schooltijd,
had de vijfentwintig jaar in twee ongelijke
delen gesplitst: vóór de oorlog betekende
een vroeger tijdperk, de wereld was ver--
anderd.
Voor Ida was het plan. zo vaak /.ij er aan
dacht, iets dierbaars gebleven Juist door
dat 't eigenlijk niet paste bij haar nuchtere
aard en haar zin voor realiteit, leek het
een kleinood uit. haar jeugd, dat zij niet
alleen in haar gedachte, doch ook in haar
hart had bewaard. De oorlog had ook haar
beroofd, haar beide ouders doen omkomen
bij een bombardement, dat. op een na
burige fabriek gemunt, hun huis had ge
troffen. Na deze catastrofe en de eerste
weken erna, was Ida nooit meer in het
stadje teruggekomen. Ondanks het leed
over de dood van haar ouders had zij
doorgewerkt. Haar leven had zich vol
trokken zoals zij zich in haar schooljaren
had uitgestippeld: kweekschool, lager
akte. hoofdakte, middelbaar Engels A en
B. Zij hield van haar werk als lerares en
van de school, waar zij zich gewaardeerd
wist door collega's en leerlingen, overigens
was zij wat eenzaam gebleven zonder dat
dit haar dporde. De vrijheid ervan was
haar lief.
Met de vroegere klasgenoten had zij geen
contact onderhouden en niemand van hen
had haar na de eerste paar jaar over de
reünie geschreven. Teveel was er daarna
gebeurd. Alleen haar vriendschap met Jet
was gebleven en toevallig waren zij in
dezelfde stad terechtgekomen Bij Jet, met
haar drukke gezin, waar zij zich altijd
welkom wist. vond Ida gezelligheid, wan
neer zij er behoefte aan had. Nu, in haar
lichte vakantiestemming, besloot zij er
even aan te fietsen.
Dag, tante Iet!
Noor, de oudste dochter van Jet, fietste
naast haar. Gaat u naar ons?
Ik was het wel van plan. Om de vakan
tie in te luiden.
O ja, die is vandaag voor u begonnen.
Noor sprak ietwat loom, als hadden de
woorden geen lust naar buiten te komen.
Bij haar jonge gelaat, en haar lenige be
wegingen had die stem iets gekunstelds,
waar Ida zich al aan had geërgerd, toen
zij Noor nog onder haar leerlingen telde.
Dat lome praten was een tijdlang mode
geweest onder de jonge meisjes; nu waren
ze liever „stoer" met spijkerbroeken en
ruime blouses of truien. Daar kon Ida
meer voor voelen. Noor, sinds een jaar
juridisch student, deed daar niet aan mee.
Wat doe jij in ie vakantie, Noor?
Eerst een beetje geld verdienen. Ik werk
in een wasserij.
Bevalt je dat?
't Is rotwerk, maar het betaalt niet
slecht. Vandaag heb ik vrij genomen om
even uit te blazen. In augustus ga ik
trekken.
Waarheen?
Weet ik niet. Zij schudde de vraag van
zich af. Zullen we maar achterom lopen?
Moeder zal wel in de keuken zijn.
Uit de bijkeuken kwam Jet naar buiten.
Haastig deed zij haar plasticschort af en
verschikte iets aan haar kapsel. Haar groet
aan Ida klonk warm en hartelijk. Ondanks
lichte rimpels om neus en mond. was haar
gezicht fris en jeugdig gebleven. Haar
glimlach en rustige blik deden weldadig
aan.
Is er koffie, moeder?
Dadelijk. Ik ben net klaar met de was.
De werkster heeft vakantie, legde ze
aan Ida uit. Maar met de wasmachine
gaat het werk vlug. Gaan jullie maar vast
in de tuin zitten, dan maak ik de koffie
klaar. Noor ontsnapte naar boven. Ida
babbelde in de tuin met de twee kleuters,
die in dc zandbak speelden, tot Jet met de
koffie naar buiten kwam.
1-Ioud ik je niet teveel op? vroeg Ida
bezorgd.
Nee hoor! Zo rust ik even uit, tot Wal
ter en de jongens thuis komen.
.Te bent 1 augustus toch nog hier?
Voor onze reümo? Natuurlijk! We gaan
er een da? later om naar zee en Noor heeft
beloofd thuis te zijn en hier te zorgen.
Walter vindt goed. dat ik die dag de wagen
neem. dus alles is voor elkaar.
Heb je iets van do anderen gehoord?
Niets. Sinds de oorlog eigenlijk van
niemand meer. Ik weet alleen het adres
van Betty, die is daar blijven wonen, ge
trouwd met Ru van Pal, waar we mee op
dansles waren.
Wonderlijk? zij riep het hardst, dat zij
weg wou.
Haar man heeft zijn zaak daar,
comestibles geloof ik.
Noor. onder het naderkomen uit huis,
lachte superieur.
Moeder, je bent gewoon roerend met je
reünie!
En tante Iet dan? zij is nog veel enthou
siaster dan ik.
Noor dronk haar koffie in één teug op.
schoof nonchalant het lege kopie in Jet's
richting, vroeg spottend: Denken jullie
heus, dat» er iemand zal komen?
Je kunt niet weten, zei Jet opgewekt.
En als er niemand komt, maken wij
tweeën er een prettige dag van. Zo vrij
uitgaan gebeurt mij niet veel.
't Zou mij erg tegenvallen als er nie
mand kwam, bekende Ida.
Noor haalde haar schouders op. Wat
kunnen die mensen u nu nog schelen?
Ida keek haar aan met peilende blik.
Zijn er veel mensen, die jou iets kun
nen schelen. Noor?
Eerlijk gezegd, néé. tante Iet. Wij zijn
met mekaar een ellendig zootje. Hoe eer
der opgeruimd, hoe beter.
Zo spreken tegenwoordig de jonge men
sen. constateerde Jet en hield er haar
glimlach bij.
Gelukkig niet allemaal, verwierp Ida,
maar Noor ging voort: Wie het niet
zegt, denkt het tóch. Wat hebben wij nog
te verwachten.
Heel veel, ijverde Tda. De wereld
verwacht veel van jullie. Er is zoveel te
doen voor de jonge generatie.
Opknappen wat uw generatie in de soep
heeft laten lopen en dat moeten we dan
nog mooi vinden ook! Noors stem had de
loomheid verloren, klonk nu snijdend
scherp. In haar ogen vonkte drift en toen
zij zweeg bleef een trek van pijn om haar
jonge mond.
't Waren woorden, zoals Ida meer hoorde
van jongens en meisjes uit de hoogste
klassen op school en waar zij altijd met
kracht en overtuiging tegen inging. In
haar ogen hadden die beweringen iets van
de „weltschmerz" uit Goethe's jonge tijd.
Nu voor het eerst proefde zij er de diepere
betekenis van: een wezenlijke aanklacht
tegen de volwassenen en iets als schuld
gevoel kroop in haar op.
Misschien.begon zij, maar Noor was
opgesprongen, gooide een bal naar de
zandbak, waar de kleintjes hem juichend
opvingen en verdween in huis.
Zoiets dachten wij vroeger niet, merkte
Jet rustig op.
Misschien is er nu reden voor.
Een woord schoot in Tda op. Die kleurige
bal: symbool.... Waarvan? vroeg zij
zich af.
Noor heeft niet eens haar koffie opge
dronken, zei Jet.
OP JETS initiatief maakten Ida en zij in
haar kleine Renault een lange omrit door
bossen en langs rijpe korenvelden, golvend
in de frisse wind.
Jet genoot onbekommerd van haar vakan
tiedag. Ida's gedachten reikten met ver
langen naar de reünie, maar tevens
schroomde zij het weerzien van de stad
met haar schokkende herinneringen. In
hun gesprekken onder het rijden raakten
zij aan de schaarse gegevens omtrent de
vroegere klasgenoten. Alleen Aleid sprong
daarbij met zekerheid naar voren. Als be
roemd pianiste, gehuwd met een Ameri
kaanse dirigent, woonde zij sinds jaren in
New York. Haar foto. waarop zij een vol
komen vreemde leek, werd soms gepubli-
(Zie verder volgende pagina)
ELK JAAR verrast de B.B.C. ons met
een handboek, dat in beknopte vorm infor-
matie verschaft over het reilen en zeilen
van de Engelse omroep, zijn geschiedenis
en rechtsgrond, zijn beleid en beheer, zijn
=E jongste ontwikkeling en ontplooiing. De
zojuist verschenen editie 1959 is weliswaar
weer in zijn onveranderlijke rode band ge-
stoken, maar de inhoud werd deze keer
_J= met foto's en grafieken verlucht.
o as Bun ge Een paar feiten en cijfers, aan de jongste
druk ontleend, geven een indruk van de
omvang van het arbeidsveld van de best
georganiseerde omroep in de wereld. De
B.B.C. verzorgt in de radio-omroep twin
tig duizend programma-uren voor het bin
nenland en in de beeldomroep bijna drie
duizend uren. Voor het buitenland wordt
bijna dertig duizend uur per jaar uitgezon
den in vijfentwintig talen. Het nieuws van
de B.B.C. van zes uur 's avonds wordt in
ongeveer twintig landen gerelayeerd. Meer
dan vijftig landen zenden de programma's
van de B.B.C. opnieuw uit. De transcriptie-
dienst verschafte ongeveer zevenhonderd
radioprogramma's aan buitenlandse sta
tions en „English by radio" werd in meer
dan dertig talen verspreid. Er verschenen
Nederlandse, Franse, Zweedse, Italiaanse,
Spaanse, Portugese, Zweedse en Chinese
versies van deze populaire taallessen. De
televisieafdeling van de B.B.C. verstrekte
aan het buitenland meer dan tweehonderd
films en vijfhonderd telerecordings.
De B.B.C. heeft twaalf vaste orkesten in
dienst. Het aantal eerste uitvoeringen be
liep honderdzeventig. De Engelse omroep
ontving in het verslagjaar tweehonderd
duizend brieven van luisteraars en kijkers.
Het handboek somt tenslotte de activiteit
op van de technische afdeling, met name
wat de proefnemingen met kleurentelevi
sie, de t.v.-krachtstations in kanaal 5 en
het stereofonische geluid aangaat.