Zij zagen elkander na jaren weerom Disca discaucs 1933 Anm vao GoËh^Kaiillbacli FEITEN EN CIJFERS VAN EEN JAAR ACTIVITEIT BIJ DE B.B.C. Erbij MUZIEK OP PLATEN VERHAAL VAN EEN REÜNIE DOOR ZATERDAG 3 JANUARI 1959 PAG 9 VIJFTIEN jonge meisjes vieren in blijheid hun geslaagd zijn voor het eindexamen van de meisjes-h.b.s. Ida, die als gastvrouw fungeert heeft haar ouders naar de slaapkamer boven verban nen, de kleine suite beneden blijft vrij ter rein voor de jeugd. Iedere gast brengt haar aandeel mee aan de traktatie, een nieuwig heid uit Amerika overgewaaid, waar Ida's moeder het volstrekt niet mee eens is. Gas ten, die drank en eetwaren meebrengen in haar huis, dat is nooit gebeurd. Het zou haar fatsoen als gastvrouw kwetsen. Ida heeft haar bezwaren weggelachen. Mams, het zijn mijn gasten. Jij doet ge noeg door de kamers vrij te geven en het lawaai aan te horen. Jet en ik maken de sandwiches en de anderen zorgen voor de rest. Adrie heeft heerlijke blikjes ge stuurd, kan ze makkelijk doen, ze heeft tienmaal meer geld dan ik. En een tienmaal groter huis. Waarom geven jullie de fuif niet bij haar? Had best gekund. Maar ik vind het ge zelliger hier. Ida spreekt met de beslist heid van enig kind, dat weet, dat haar wil wet is in huis. Doch haar toon mist alle agressie en in haar blauwe ogen, die hard kunnen zijn tintelt de weerschijn van haar lach. Moeder schikt zich zonder verder protest, dat zij nutteloos weet. De meisjes hebben geen jongensvrienden uitgenodigd, in een halfbewust verlangen te tonen, dat zij onder elkaar plezier ge noeg kunnen hebben. En plezier hebben zij, door hun jeugd en door het gevoel be vrijd te zijn van de schooldwang. Het leven ligt vóór hen met duizend mogelijk heden. Ze dansen bij muziek uit de kof fergrammofoon, zingen de nieuwste Ame rikaanse songs, roddelen luchtig en zonder kwade bedoelingen over vrienden en leraren, becritiseren de laatste hockey- mach van het schoolteam. Er wordt veel gelaPhen, veel gesnoept. Er worden bergen sandwiches verorberd. Als er een stilte valt, zet Aleid zich aan de piano, improviseert wat en gaat als zij meent, genoeg aandacht gevangen te heb ben, op een impromptu van Schubert over. Ze is tenger en fijn gebouwd, doch haar aanslag is krachtig, haar intonatie spreekt van natuurlijke muzikaliteit. De anderen zitten verstrooid door de twee kamers. De meesten luisteren geboeid. Betty en Adrie, op de divan, fluisteren zacht en lachen verstolen. Contrasten, die twee, beiden vertonen reeds een zekere volwassenheid in hun uiterlijk wezen, bij Adrie zich uitend in de bewuste elegantie van gebaren en houdingen, half verborgen onder schijnbare nonchalance. Zij weet, dat het raadsel vrouw kan boeien. Betty, goed lachs, grof van lichaamsbouw met iets olijks in de onregelmatigheid van haar ge zicht, geeft zich zoals ze is, schijnbaar zon der zich veel te bekommeren om critiek op haar uiterlijk, al wordt zij er innerlijk door geraakt. Els, op de grond gezeten met haar rug tegen de divan, vist poederdons en lippen stift uit haar tasje, beschouwt zich aan dachtig in haar spiegeltje, trekt een paar gezichten en zucht voldaan. Na de Im promptu aarzelt Aleid een ogenblik of zij door zal spelen, maar staat dan op. Ga je door voor muziek? vraagt Ida. Natuurlijk! Wat anders? Vastberaden is het antwoord en vastbera den de blik van de donkere ogen in het ovale, wat bleke meisjesgezicht. Ik doe examen voor het conservatorium in Am sterdam. Krijg ik een kaartje voor je eerste con cert? vraagt Els. Dan krijg jij er een voor het eerste stuk waar ik in speel. Ga je aan het toneel? wil Lies weten. Op haar gezicht, fris en kinderlijk rond, ligt iets van angstig ontzag. Lijkt me griezelig voor een hele zaal te kijk te staan. Dat ben je toch niet zelf. Je bent dan de figuur die je uitbeeldt, zegt Els niet zon der pretentie. O ja, dat zal wel, geeft Lies onmiddellijk toe. Waarom ga je niet liever aan de film? vraagt Betty. Daar kun je een hoop geld verdienen. 't Is me niet om geld te doen, beweert Els uit de hoogte. Veel geld hebben lijkt me zalig! Zoek dan een rijke man. Welja! met mijn beeldschoon gelaat kan ik makkelijk een miljonair uit Amerika in palmen. Gelach davert op. Betty is allesbehalve beeldschoon, maar ze is geliefd om haar zin voor humor, waarvan het wrange meestal de jonge toehoorders ontgaat. Toe komstplannen zijn op het tapijt gekomen. Marian, lang en slank, met opvallend soe pele, bewegelijke handen, vertelt, dat zij medicijnen wil studeren. Kind, dan moet je eerst nog staats examen doen. Wat zou dat7 Dat haal ik best. 't Klinkt bijna snauwer 1. Niemand spreekt haar tegen. Zij is de kei van de klas. Had je toch beter naar het lyceum kun nen gaan. merkt Ida praktisch op. Weet ik ook wel. maar thuis waren ze eigenwijs. Ik heb altijd gezegd, dat ik dok ter zou worden maar ze dachten dat het maar een bevlieging van me was en.... Marians knappe intelligente gezicht ver toont een fel ironische trek. De Meisjes- h.b.s. was zo'n aardige school.... Goedmoedige Jet neemt het op voor haar school. Er zijn echt wel leuke vakken waar je wat aan hebt, ook als je getrouwd bent later. Ga je gauw trouwen? Jet glimlacht. In verbeelding heeft zij haar leven al uitgestippeld, een eenvoudig vrou welijk bestaan, waar de natuur haar vol komen op heeft aangelegd. Ook haar ge laat met de tedere rondingen van wangen en kin en de warme lichtbruine ogen duidt hier op. Zonder terughouding geeft zij antwoord Over vier jaar. ais Walter klaar is. Het klinkt niemand vreemd. Walter en Jet zijn al twee jaar samen. De hieronder besproken grammofoonplaat, Capitol P 3364. bevat aan de ene zijde de Der de Symphonie van Ernst Toch en aan de an dere de symfonie „Mathis der Maler" van Paul Hindemith, beide gespeeld door het Pittsburg Symphony Orchestra onder leiding van William Steinberg. DE COMBINATIE van twee symfo nieën van Toch en Hindemith op één plaat is zeer gelukkig te noemen. Zij zijn het werk van componisten, die ieder op eigen wijze gevestigd waren in de middeneuropese muzikale traditie. Ernst Toch is de oudste van de twee. Hij werd geboren in 1887 te Wenen, maar emigreerde in 1933 uit Duitsland, waar hij toen werkte, naar Amerika, om be grijpelijke redenen. Hij heeft reeds een zeer omvangrijk oeuvre op zijn naam staan, waarin men aantreft werken voor orkest, kamerstukken, koren en liede ren, muziek voor toneel en film. Tot voor kort echter had hij nog geen sym fonie geschreven. Vrij snel achtereen, te weten in 1950, 1952 en 1955, hebben sindsdien echter premières plaatsgehad van werken op dit gebied. Zijn derde symphonie werd voor de eerste keer gespeeld door het Pittsburgh Symphony Orchestra, dat er onder William Stein berg nu een opname van gemaakt heeft. Het is een buitengewoon boeiend stuk, dat evenzeer getuigt van een weidse fantasie als van het vermogen om deze muzikaal te organiseren. De naam sym fonie verdient het werk zeker, indien men dit begrip maar in zijn meest al gemene betekenis neemt als aandui ding van een dramatische gedachten- gang, die gestalte heeft gekregen in de verwerking van muzikale conflicten voor een orkest. Dit instrumentale ap paraat is bij Toch zeer uitgebreid. Hij heeft er ook enkele instrumenten in op genomen, die men er niet in pleegt aan te treffen, namelijk een Hammond orgel, een vibrafoon en een sis-instru- ment, bestaande uit een tank met gas onder veranderlijke druk. Men heeft hier echter niet te doen met effectbejag: de componist heeft zich reeds sinds lang beziggehouden met middelen om het orkestrale timbre te verwijden. Reeds in een artikel uit 1940 heeft hij voor stellen gedaan tot constructie van in strumenten van hout en glas, die door wrijven, slaan, schudden of ronddraaien nieuwe timbres konden produceren. Dit element van verwijding speelt trouwens in Toch's symfonie op meer dan één plan een rol. Eigenlijk is het al in de kiem aanwezig, in een regel uit Goethe's „Werther" namelijk, waarin de mens als pelgrim op aarde wordt voorgesteld, een gedachte die de componist reeds veertig jaren tevoren getroffen had en die ineens bij hem boven kwam na vol tooiing van het werk hij voegde haar toen als motto aan de symfonie toe. Maar verder treft een voorkeur voor wijde dissonerende toonsafstanden in de melodievorming, waardoor een soort hoekigheid, een heftigheid in de muzi kale declamatie ontstaat, waarin de expressionistische gestalte van het ge hele werk weerspiegeld wordt. Angst en opgejaagd-zijn lijken de voornaamste motieven ervan, terwijl de totaalindruk toch bepaald blijft door de mannelijke kracht, waarmede deze in de vorm geving bezworen werden. Herhaaldelijk wordt men, niet in de middelen maar in het gebaar, herinnerd aan de symfo nieën van Mahler, bij wie extatische muzikale frases ook dikwijls uiting geven aan een gedachtenwereld, waar van het „vreemd-zijn-op-aarde" de grondtoon is. Maar hiermee kom ik dan terug op mijn eerste opmerking, name lijk dat Toch als mens en musicus van zijn tijd een traditie levend houdt, die een van de voornaamste van de Euro pese muziek is. Aan de andere plaatzijde vindt men een merkwaardig complement op Toch's werk, de symfonie „Mathis der Mahler" van Hindemith, een werk van een se renere geest, veel minder direct in zijn muzikale gedachtengang, die leidt van bewogen worden naar het vermogen anderen te bewegen. De emotie moet bij hem als het ware eerst sterk wortel schieten in de muzikale materie voor ze bloeien kan. Maar dat dit het vermogen tot het oproepen van dramatische span ningen niet uitsluit, bewijst wel de rijk geschakeerde finale („Verzoeking van de heilige Antonius"). Het orkest uit Pittsburgh geeft ver der zijn dirigent William Steinberg van deze twee stukken een bijzonder ver zorgde en markante uitvoering. Het is een ensemble van klasse, dat merkt men zowel aan de individuele prestaties als aan de rijke totaalklank. Ik wil een heleboel kinderen, gaat Jet voort. Jasses, wat ouderwets, vindt Els. We willen toch allemaal trouwen, ver weert Jet zich. Maar nog lang niet alsjeblieft! valt Adrie in. Ik ga een tijd naar Zuid-Ier- land en naar Engeland om uit te gaan. Je ontmoet daar allerlei interessante mensen en ik wil veel paardrijden. 't Lijkt wel mooi, zegt. Gretha met een peinzende trek op haar gezicht, dat naar ernst neigt, maar ik vind, dat wij iets voor anderen moeten doen. Daar vraagt deze tijd om. Waarom deze tijd juist? Omdat.nou ja, eigenlijk moet je dat altijd doen, maar iedereen zegt, dat het nu juist moet. Daarom word ik verpleegster. Bij het Rode Kruis? Welnee, gewoon in een ziekenhuis. Het Rode Kruis is voor oorlog. Mijn vader zegt. dat er oorlog komt met Duitsiand, vertelt Lies. Protesten schieten als pijlen de lucht in. Oorlog komt er nooit van! In ieder geval blijft ons land er buiten. Vader zegt, houdt Lies vol, dat Hitier oorlog zal maken. En dat hij de jo den gaat vervolgen. Als haar ogen die van Esther ontmoeten, bijt zij zich geschrokken op de lippen. Vaak zegt Lies dingen, die zij liever moest verzwijgen. Als zij het ontdekt, worden aan het citeren: „Prithe, see thee! behold! look! So, how say you?" Ze maakt er wil de angstgebaren bij. Doe niet zo eng! weert Lies af. Ik heb er van gedroomd, toen je die scène op school had gespeeld. Zij is prachtig, zegt Esther bewonde rend. Laten we over onze reünie praten! Ida roept opnieuw de aandacht, maar zij komt haar ogen groot, als in verwondering over wat haar mond eruit heeft geflapt, dezelfde argeloze verwondering, die men soms ziet in de ogen van een heel jong kind als het geconfronteerd wordt met eigen stoutig heid. Jet komt te hulp. Onzin, zo iets bestaat niet meer.... En als is de zaak daarmee afgedaan, begint zij druk te vertellen over een avontuurtje, door haar vriend Walter beleefd. Zwijgend zit Esther, haar donkere ogen half gesluierd. De woorden van Lies heb ben iets in haar aangeraakt: een geheime angst, geboren uit opgevangen woorden, uit een courantenbericht, een meewarige blik. Als de vader van Lies gelijk heeft Wat ga jij doen. Esther? Maran's vraag stoot haar op. Weet ik nog niet, zegt ze vaag en denkt aan het schrift met verzen, thuis weggestopt. Dichteres voelt zij zich, maar dat is haar geheim, waar nog nie mand van weet. Adrie geeft antwoord op Marian's vraag. Ik ga fijn naar Indië, naar vader en moeder. Mijn passage is al geboekt. Zij spreekt op een ietwat slepende toon van een uit gemengd ras geboren kind. in haar ronde gezicht, mat bruin getint, glanzen donkere ogen boven een kleine neus en smalle mond. Op dezelfde toen voegt zij er bij: lekker weg uit dit rotland. Ze rilt even, als voelt zij de koude. 't Blijft niet ongestraft. Rotland? Indië is een rotland! Zo heet en met al die griezelbeesten! valt Adrie uit. En Ida verzekert op kalme toon: Ik zou er voor geen geld naar toe willen. Ik wèl, later, voor een toneeltournee, bedenkt Els. Jullie weten er niets van! In Adrie's ogen bliksemt drift, maar Jet sust: 't Is Dee's geboorteland, dat vind je altijd goed. Gaat lang niet op. Ik zal razend blij zijn als ik weg ben uit dit gat der gaten, mijn dierbare geboortestad, verkondigt Betty, en overslaande in een schaterlach We zijn gewoon gek! Kletsen over wer ken en het is net vakantie. Horen jullie? Vakantie! Zalige vakantie! Uitgelaten pakt zij Adrie beet en tolt met haar in het rond. Adrie gilt en grijpt zich vast aan de eerste de beste in haar buurt. Er volgt een algemene stoeipartij tot iedereen hijgend ergens neerzit. We zijn toch wel een lollige bende, con stateert Betty. We moeten vast over een tijd weer eens allemaal bij elkaar komen. Reünie van onze klas. Daar voel ik voor. Ida is terstond enthousiast. Zoals de studenten bij het lustrum, zegt Marian. Dat is om de vijf jaar. Wij moeten iets anders doen, iets origineels. Anders zeg gen ze, dat wij de studenten nadoen. Best. Iets origineels, maar wat? Even valt stilte, de rust van nadenken. Dan, ietwat aarzelend, neemt Ida het woord. De anderen luisteren. Ida is lang voorzitster van de schoolclub geweest. Van nature heeft zij gezag. Ik weet wel watEn dan na nieuwe aarzeling, toch met nadruk: We spreken af, over vijf en twintig jaar weer bij elkaar te komen Verbazing, gelach en uitroepen. Vijf en twintig! Krankzinnig! Idioot! Als je nog eens wat hebt! Dan zijn we stokoud! Dan ben ik allang dood! beweert Lucie op kwijnend sentimentele toon. Aanstelster! snauwt Marian. Nee, écht. Ik word niet oud. Dan kom je maar als spook. Zoals Banquo bij Macbeth! Els slaat moeilijk aan het woord. Commentaren blijven oplaaien. 't Is idioot! Ik vind het wel origineel, zegt mooie, vrolijke Willy. Bij de studenten komen ook wel stok oude reünisten. We vergeten het natuurlijk! Ik kan wel weet niet waar zitten! Toch is het een geweldig idee! Van Marian de zakelijke vraag: En waar zou dat moeten? Ida haakt hierbij in- Laten we zeggen ergens hier in de stad. Bijvoorbeeld in De Toerist. - Die is er dan misschien niet,eens meer Stel je voor, over vijf en tvftntig jaar' Dat is in... Gretha rekent even.. 1958 1958 Het jaartal wordt in spreekkoor herhaald onder wild gejuich en gelach. Is dat zo gek? vraagt Ida geprikkeld Boven 't lawaai uit praat zij door tot er een paar luisteren en langzamerhand wint zij veld. Het vreemde van het plan lokt ten slotte aan. Er zit iets van avontuur in Nieuwe vragen: Hoe moeten wij het onthouden? en rap Ida's antwoord We schrijven het op, natuurlijk in een agenda of zo en elk jaar schrijven jullie mij een briefkaart met je adres. Dan schrijf ik het mijne terug. Als datum nemen we 1 augustus, dat is makkelijk te onthouden. De eerste tijd zien we elkaar natuurlijk wel en we horen thuis over mekaar. Maar vijfentwintig jaarEn als De Toerist er dan niet meer is? Dan is de plek er toch. Als we daar dan zijn, zien we wel verder. Laten we zeggen 's middags om drie uur Wie ver weg woont, kan er dan ook zijn. Zeker als ik in Amerika of Zuid- Afrika zit! spot Betty. Dan stuur je een telegram. Of je belt op. Of je komt vliegen. Dat gaat dan na tuurlijk makkelijker. Ida krijgt hoe langer hoe meer plezier in de opzet. Ik blijf het onzin vinden. Adrie trekt haar neusje op. Iets geks is juist leuk, oordeelt Jet. Stemmen! stelt Marian voor. Er wordt gestemd. Tien vóór. vijf tegen. Aangenomen! con stateert Ida blij. En als we getrouwd zijn, mannen mee brengen? vraagt Adrie. Nee, geen mannen, weert Ida beslist af. Die kennnen we dan niet en zij ken nen mekaar niet, dat wordt rottig. En we moeten er met niemand over praten Het is een geheim van ons allemaal. Bang voor uitlachen? Rie, een van de tegenstemsters, klein en blond, met een spits gezichtje, geeft een plagerige toon aan de vraag. Zij is jaloers op Ida's over wicht in de klas, jaloers ook op dit initia tief. Met voldoening ziet zij dat Ida rood wordt en dat haar ogen hun harde blik krijgen. Jet, met haar hekel aan wat maar zweemt naar ruzie, komt tussenbeide eer Ida kan uitvallen. 't Is dus afgesproken; laten we er nu over uitscheiden. Zet een plaatje op, Els, die zalige rumba. En 't feest wordt uitgedanst. IDA VARENKAMP, lerares Engels aan het lyceum in een grote provinciestad, wenste in de leraarskamer haar collega's prettige vakantie, schudde handen, nam haar tas onder haar arm. liep vlug en veerkrachtig naar buiten in de julizon, zwaaide een groet naar een groepje jon gens en meisjes, die op enige afstand bij elkaar stonden, haalde haar fiets uit het rek en reed snel weg. en steno gehaald, toen kwam de oorlog Ik In de zomerse voormiddag de laatste schoolochtend had tot elf uur geduurd zag de stad er vrolijk uit. In dc tuinen, waar zij langs fietste, bloeiden rozen en jasmijn, een lichte frisse wind temperde de hitte, langs de hoge blauwe lucht dre ven donzige plukjes wolken, alles scheen in harmonie met haar eigen vakantie- stemming. Zeven weken ongestoorde vrij heid: tijd om te lezen, om de natuur in te gaan, een reis naar Italië in het verschiet. En op 1 augustus de reünie, vervulling van het plan, vijfentwintig jaar geleden in jonge overmoed opgesteld, jarenlang schijnbaar vergeten en toch nooit, wezen lijk door Ida losgelaten. Nu de datum naderde, leek het bijna dwaasheid er nog rekening mee te hou den. De oorlog, zo kort na hun schooltijd, had de vijfentwintig jaar in twee ongelijke delen gesplitst: vóór de oorlog betekende een vroeger tijdperk, de wereld was ver-- anderd. Voor Ida was het plan. zo vaak /.ij er aan dacht, iets dierbaars gebleven Juist door dat 't eigenlijk niet paste bij haar nuchtere aard en haar zin voor realiteit, leek het een kleinood uit. haar jeugd, dat zij niet alleen in haar gedachte, doch ook in haar hart had bewaard. De oorlog had ook haar beroofd, haar beide ouders doen omkomen bij een bombardement, dat. op een na burige fabriek gemunt, hun huis had ge troffen. Na deze catastrofe en de eerste weken erna, was Ida nooit meer in het stadje teruggekomen. Ondanks het leed over de dood van haar ouders had zij doorgewerkt. Haar leven had zich vol trokken zoals zij zich in haar schooljaren had uitgestippeld: kweekschool, lager akte. hoofdakte, middelbaar Engels A en B. Zij hield van haar werk als lerares en van de school, waar zij zich gewaardeerd wist door collega's en leerlingen, overigens was zij wat eenzaam gebleven zonder dat dit haar dporde. De vrijheid ervan was haar lief. Met de vroegere klasgenoten had zij geen contact onderhouden en niemand van hen had haar na de eerste paar jaar over de reünie geschreven. Teveel was er daarna gebeurd. Alleen haar vriendschap met Jet was gebleven en toevallig waren zij in dezelfde stad terechtgekomen Bij Jet, met haar drukke gezin, waar zij zich altijd welkom wist. vond Ida gezelligheid, wan neer zij er behoefte aan had. Nu, in haar lichte vakantiestemming, besloot zij er even aan te fietsen. Dag, tante Iet! Noor, de oudste dochter van Jet, fietste naast haar. Gaat u naar ons? Ik was het wel van plan. Om de vakan tie in te luiden. O ja, die is vandaag voor u begonnen. Noor sprak ietwat loom, als hadden de woorden geen lust naar buiten te komen. Bij haar jonge gelaat, en haar lenige be wegingen had die stem iets gekunstelds, waar Ida zich al aan had geërgerd, toen zij Noor nog onder haar leerlingen telde. Dat lome praten was een tijdlang mode geweest onder de jonge meisjes; nu waren ze liever „stoer" met spijkerbroeken en ruime blouses of truien. Daar kon Ida meer voor voelen. Noor, sinds een jaar juridisch student, deed daar niet aan mee. Wat doe jij in ie vakantie, Noor? Eerst een beetje geld verdienen. Ik werk in een wasserij. Bevalt je dat? 't Is rotwerk, maar het betaalt niet slecht. Vandaag heb ik vrij genomen om even uit te blazen. In augustus ga ik trekken. Waarheen? Weet ik niet. Zij schudde de vraag van zich af. Zullen we maar achterom lopen? Moeder zal wel in de keuken zijn. Uit de bijkeuken kwam Jet naar buiten. Haastig deed zij haar plasticschort af en verschikte iets aan haar kapsel. Haar groet aan Ida klonk warm en hartelijk. Ondanks lichte rimpels om neus en mond. was haar gezicht fris en jeugdig gebleven. Haar glimlach en rustige blik deden weldadig aan. Is er koffie, moeder? Dadelijk. Ik ben net klaar met de was. De werkster heeft vakantie, legde ze aan Ida uit. Maar met de wasmachine gaat het werk vlug. Gaan jullie maar vast in de tuin zitten, dan maak ik de koffie klaar. Noor ontsnapte naar boven. Ida babbelde in de tuin met de twee kleuters, die in dc zandbak speelden, tot Jet met de koffie naar buiten kwam. 1-Ioud ik je niet teveel op? vroeg Ida bezorgd. Nee hoor! Zo rust ik even uit, tot Wal ter en de jongens thuis komen. .Te bent 1 augustus toch nog hier? Voor onze reümo? Natuurlijk! We gaan er een da? later om naar zee en Noor heeft beloofd thuis te zijn en hier te zorgen. Walter vindt goed. dat ik die dag de wagen neem. dus alles is voor elkaar. Heb je iets van do anderen gehoord? Niets. Sinds de oorlog eigenlijk van niemand meer. Ik weet alleen het adres van Betty, die is daar blijven wonen, ge trouwd met Ru van Pal, waar we mee op dansles waren. Wonderlijk? zij riep het hardst, dat zij weg wou. Haar man heeft zijn zaak daar, comestibles geloof ik. Noor. onder het naderkomen uit huis, lachte superieur. Moeder, je bent gewoon roerend met je reünie! En tante Iet dan? zij is nog veel enthou siaster dan ik. Noor dronk haar koffie in één teug op. schoof nonchalant het lege kopie in Jet's richting, vroeg spottend: Denken jullie heus, dat» er iemand zal komen? Je kunt niet weten, zei Jet opgewekt. En als er niemand komt, maken wij tweeën er een prettige dag van. Zo vrij uitgaan gebeurt mij niet veel. 't Zou mij erg tegenvallen als er nie mand kwam, bekende Ida. Noor haalde haar schouders op. Wat kunnen die mensen u nu nog schelen? Ida keek haar aan met peilende blik. Zijn er veel mensen, die jou iets kun nen schelen. Noor? Eerlijk gezegd, néé. tante Iet. Wij zijn met mekaar een ellendig zootje. Hoe eer der opgeruimd, hoe beter. Zo spreken tegenwoordig de jonge men sen. constateerde Jet en hield er haar glimlach bij. Gelukkig niet allemaal, verwierp Ida, maar Noor ging voort: Wie het niet zegt, denkt het tóch. Wat hebben wij nog te verwachten. Heel veel, ijverde Tda. De wereld verwacht veel van jullie. Er is zoveel te doen voor de jonge generatie. Opknappen wat uw generatie in de soep heeft laten lopen en dat moeten we dan nog mooi vinden ook! Noors stem had de loomheid verloren, klonk nu snijdend scherp. In haar ogen vonkte drift en toen zij zweeg bleef een trek van pijn om haar jonge mond. 't Waren woorden, zoals Ida meer hoorde van jongens en meisjes uit de hoogste klassen op school en waar zij altijd met kracht en overtuiging tegen inging. In haar ogen hadden die beweringen iets van de „weltschmerz" uit Goethe's jonge tijd. Nu voor het eerst proefde zij er de diepere betekenis van: een wezenlijke aanklacht tegen de volwassenen en iets als schuld gevoel kroop in haar op. Misschien.begon zij, maar Noor was opgesprongen, gooide een bal naar de zandbak, waar de kleintjes hem juichend opvingen en verdween in huis. Zoiets dachten wij vroeger niet, merkte Jet rustig op. Misschien is er nu reden voor. Een woord schoot in Tda op. Die kleurige bal: symbool.... Waarvan? vroeg zij zich af. Noor heeft niet eens haar koffie opge dronken, zei Jet. OP JETS initiatief maakten Ida en zij in haar kleine Renault een lange omrit door bossen en langs rijpe korenvelden, golvend in de frisse wind. Jet genoot onbekommerd van haar vakan tiedag. Ida's gedachten reikten met ver langen naar de reünie, maar tevens schroomde zij het weerzien van de stad met haar schokkende herinneringen. In hun gesprekken onder het rijden raakten zij aan de schaarse gegevens omtrent de vroegere klasgenoten. Alleen Aleid sprong daarbij met zekerheid naar voren. Als be roemd pianiste, gehuwd met een Ameri kaanse dirigent, woonde zij sinds jaren in New York. Haar foto. waarop zij een vol komen vreemde leek, werd soms gepubli- (Zie verder volgende pagina) ELK JAAR verrast de B.B.C. ons met een handboek, dat in beknopte vorm infor- matie verschaft over het reilen en zeilen van de Engelse omroep, zijn geschiedenis en rechtsgrond, zijn beleid en beheer, zijn =E jongste ontwikkeling en ontplooiing. De zojuist verschenen editie 1959 is weliswaar weer in zijn onveranderlijke rode band ge- stoken, maar de inhoud werd deze keer _J= met foto's en grafieken verlucht. o as Bun ge Een paar feiten en cijfers, aan de jongste druk ontleend, geven een indruk van de omvang van het arbeidsveld van de best georganiseerde omroep in de wereld. De B.B.C. verzorgt in de radio-omroep twin tig duizend programma-uren voor het bin nenland en in de beeldomroep bijna drie duizend uren. Voor het buitenland wordt bijna dertig duizend uur per jaar uitgezon den in vijfentwintig talen. Het nieuws van de B.B.C. van zes uur 's avonds wordt in ongeveer twintig landen gerelayeerd. Meer dan vijftig landen zenden de programma's van de B.B.C. opnieuw uit. De transcriptie- dienst verschafte ongeveer zevenhonderd radioprogramma's aan buitenlandse sta tions en „English by radio" werd in meer dan dertig talen verspreid. Er verschenen Nederlandse, Franse, Zweedse, Italiaanse, Spaanse, Portugese, Zweedse en Chinese versies van deze populaire taallessen. De televisieafdeling van de B.B.C. verstrekte aan het buitenland meer dan tweehonderd films en vijfhonderd telerecordings. De B.B.C. heeft twaalf vaste orkesten in dienst. Het aantal eerste uitvoeringen be liep honderdzeventig. De Engelse omroep ontving in het verslagjaar tweehonderd duizend brieven van luisteraars en kijkers. Het handboek somt tenslotte de activiteit op van de technische afdeling, met name wat de proefnemingen met kleurentelevi sie, de t.v.-krachtstations in kanaal 5 en het stereofonische geluid aangaat.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1959 | | pagina 14