Het was niet zoals vroeger maar het kon niet beter ZATERDAG 3 JANUARI 1959 Erbij PAGINA DRIF Op de laatste dag van 1958 is de schrijfster Anna van Gogh-Kaulbach haar negentigste levensjaar ingegaan. Nog niet zo lang geleden heeft zij in dit blad in een serie „Herinneringen" uitvoerig verteld over haar jeugd en eerste huwelijkstijd in Velsen, Haarlem en de bollen streek, daarbij ook haar voortdurende liefde voor het toneel en voor de schone letteren ter sprake brengend. Het verheugt ons, dat wij thans een zeer recent verhaal van deze bejaarde, maar geestelijke nog verrassend vitale romancière kunnen publiceren. Zij is de stijl van het psychologisch realisme trouw gebleven. Zuiverheid van waarneming en innigheid van toon - als van een goede vriendin - hebben haar proza een bijzondere plaats verschaft in de harten van talloze lezers en leze ressen. Deze kwaliteiten vindt men ook in het op deze pagina's afgedrukte gevoelige „verhaal van een reünie". (Vervolg van vorige pagina) eeerd in courant of tijdschrift. Eens had zij een tournee gemaakt door Europa, maar Jet noch Ida hadden haar ontmoet. Om half drie stopte Jet voor „De Toerist" het café, dat ondanks de modernisering zijn oude naam had behouden. Dat is er tenminste nog, constateerde Jet voldaan. En wat is het opgeknapt! Zij zochten een tafeltje onder de brede waranda aan de voorkant, die uitzicht gaf op de drukke autoweg. Slechts één tafeltje in de verste hoek was bezet door een echtpaar met twee kleine jongens. Hier kunnen we zien, wie er komt. Jet keek naar Ida, drukte even met begrijpend gebaar, haar aan. Lang geleden, dat wij hier zijn geweest. Vijftien jaar van mij, zei Ida stil. De vrouw aan het andere tafeltje, gekleed in een overdadig gebloemde zomerjapon, kwam naar hen toe. Betty! Zij riepen het tegelijk. Betty, ouder natuurlijk, matroneachtig, maar met dezelfde grote, goedlachse mond en een tinteling van plezier in haar bruine ogen. Ja, hoor kinderen, ik ben het. En jullie zijn het ook. Ida en Jet.Spontaan har telijk kuste zij hen en toen bleven zij elkaar gedrieën een ogenblik aankijken. Betty was knapper geworden, haar mol lige wangen harmonieerden met de stompe neus en de beginnende onderkin. Enig, dat jullie er zijn! Zij wenkte naar de achtergeblevenen. Mijn man en mijn twee knulletjes, stelde zij voor. Jullie kennen Ru nog wel. De man groette, begon een praatje, maar Betty drong aan: Jullie moeten er van door. mannen horen er hier niet bij. Hier jongens! Ze gaf de kinderen ieder een reep chocolade. Ga maar fijn zwemmen met Pappa en duwde hen naar buiten. Ziezo, wij zijn er tenminste al. drie van de vijftien. Verder zal het mij benieuwen. Hebben jullie al thee besteld? Ik heb lek kers meegebracht. Uit haar tas diepte zij een plastic schotel en blikken met koek- •ies °P- Haar vrolijke bereddering ruimde alle dreigende stijfheid van de herontmoeting weg. Betty praatte, vroeg en praatte op nieuw eer de ander kon antwoorden. Haar lach werkte aanstekelijk. Maar Jet ging op in het gesprek, Ida tuurde naar de weg, in de hoop dat een van de aanrijdende auto's zou stoppen. Ja, ik ben hier blijven hangen, had ik niet gedacht, maar het is eenmaal zo ge lopen. Eigenlijk bleef ik hier omdat ik niet wist waar ik heen zou gaan, de keus was te groot. Ik heb eerst mijn diploma typen raakte in het illegale werk. We hadden heel wat onderduikers hier in de stad. Ru en ik werkten veel samen en na de oorlog zijn we getrouwd. Ja, het kan gek gaan, maar ik ben er niet eens ongelukkig bij. Niet eens ongelukkig klinkt niet erg enthousiast, oordeelde Ida. Ik kan ook zeggen: gelukkig, maar dat is zo'n groot woord. Zoiets of je de herbal- se zaligheid hebt gevonden. Jet lachte. Ik durf best te zeggen, dat ik gelukkig ben, gewoon aards gelukkig en thuis niet omringd door engelen. Een aanrijdende auto stopte. Een vrouw, lang en rank stapte uit, gevolgd door een kleinere. Beiden wuifden naar de waran da. De drie daar sprongen op, keken. 't IsMarian! Ida riep het het eerst. En Gretha! Ze schudden handen, noemden eikaars namen, stonden een ogenblik woordloos, tot Betty zei: Jullie zagen ons gauw. We verwachtten wel, dat er iemand van ons zou zijn, jij tenminste, zei Marian met een glimlach naar Ida. Ida dacht: Marian heeft een lagere stem gekregen, zij ziet er uit of ze veel heeft beleefd. Waar het precies in zit, weet ik niet. Misschien is het die rimpel in haar voorhoofd? Gewoon een wonder, dat jullie er om gedacht hebben, zei Betty. -- Dat is het zeker. Gretha keek naar Marian. AlsMarian het niet onthouden had ik was het glad vergeten. Vreemd, dat je zoiets eigenlijk onnozels onthoudt, zei Marian Door alles heen. Ida dacht: 't Zit in haar ogen. 't Is of die veel leed hebben gezien. Ben je dokter geworden? vroeg ze Ja, 't is gelukt met de nodige onder brekingen. Kijk, die twee dames! riep Betty. Die komen vast hierheen. Zien jullie wie het zijn? De aankomenden naderden, werden met enige verbazing herkend.' Rie enLies! Hoe bestaat het! riep Betty uit. Een vreemde combinatie, zei Marian. Hoe zijn jullie hier naar toe gekomen? vroeg Betty na de begroeting. Met de bus, antwoordde Rie laconiek. Geen verre reis voor mij en Lies logeert bij me. Reusachtig leuk, dat jullie er zijn, zei Jet hartelijk. Rie was nog wel bij de tegenstemsters. Ik ook, zei Lies. Haar stem klonk zacht, bijna verlegen. Ik vond bet toen een gek idee. Maar Rie heeft mij meegenomen. Ik vind het nog een bezopen idee, zei Rie lachend. Daarom wou ik juist zien of iemand zo gek zou zijn. 't Valt mij mee of tegen, zoals je het nemen wilt, jullie te vinden. Wij zijn zeker de Matsten? Dat hoort zo voor de boze fee. Eerst komen de goede. Van feeën hebben ze niet veel, spotte Betty. Feeën van vijfenzeventig kilo! Spreek voor jezelf! viel Rie uit onder algemeen gelach, want in de uitval hoorde zij de weerklank van ruziejtes uit hun schooltijd. In Rie's uiterlijk was veel ge bleven van wat zij in haar meisjestijd be loofde te zullen worden: kittig vrouwtje met ogen, die alles snel waarnemen en met doelgerichte bewegingen van haar kleine gebruinde handen met de spits toe lopende vingers. Haar eenvoudig lichtbeige mantelpak met het bijpassende kapje droeg zij met een elegance, die aandacht trok. Lies, hoewel langer dan zij, leek een grijze muis naast haar. Zij zaten om de tafel geschaard, zeven vrouwen, die haar jeugd achter zich had den en met een uitloper ervan werden ge confronteerd. Ieder van hen wilde vragen, vertellen, doch ieder van hen had daar voor aarzelingen te overwinnen. In de stiltes, die vielen, gaven kopjes thee hun een houding. Plotseling zei Betty: Men sen, ik heb een verrassing! Er zal nu wel niemand meer verschijnen, dus kom ik er mee voor de dag. Een telegram! Ze vouwde het open, hield het zo, dat niemand buiten haarzelf het kon inzien en las: Ben bij de reünie. Hartelijke groeten aan allen, die er zijn. Naar de ondertekening mogen jullie raden. Namen werden genoemd: Adrie. Lucie. Aleid. 't Is van Aleid uit New York. Genoegelijke verbazing terwijl het tele gram rondging. Rie beweerde: Daar heeft Betty natuurlijk achterheen ge zeten En Betty zich verkneukelend van innerlijk plezier, bekende: Ik wist de naam van de dirigent, waar Aleid mee getrouwd is en ik heb op goed geluk geschreven naar New York. 't Is waarachtig terecht ge komen. Moet je niet uitvlakken! In zo'n reuzestad. 'n Bewijs, dat Aleid of haar man of allebei daar beroemd zijn. Het voorval bracht ontspanning. Nu een maal de naam van een afwezige was ge noemd, kon men vragen en mededelen zonder over zichzelf te spreken of onbe scheiden te lijken. Weten jullie of Els aan het toneel is gegaan? vroeg Ida. Heb je ooit haar naam gehoord of ge lezen? zei Rie. Dat niet, maar ze kan wel een pseudo niem hebben aangenomen. Marian bleek op de hoogte te zijn. Ze was gezakt voor de toneelschool en gaf het toen meteen maar op. Zo hevig was haar aspiratie. Ze is toen getrouwd met een acteurtje, zijn naam ben ik gelukkig vergeten. Waarom gelukkig? In de oorlog hebben ze samen aan een cabaret van de N«S.B. gewerkt, 'n Mooi stel dus. Misschien hadden zij het arm, onder stelde Jet vergoelijkend. het stadspark. Jullie moeten zien, hoe het vergroot is en zo mooi geworden! Je kent het gewoon niet meer. Misschien wil len jullie ook nog de nieuwbouw in de stad zien? We doen niet onder voor Rotterdam. Als we hier terug zijn, ben ik verder gast vrouw. We gaan in de tuin zitten.... Zij dempte haar stem. Daar zijn we vrijer. We drinken wat en ik heb een etentje be steld. Ik moet de eer van onze lieflijke stad toch ophouden. In het park ontstond onwillekeurig ver deling in de groep. Marian en Ida stonden samen bij de vijver, waar een zwart zwa nenpaar op dreef en keken toe, hoe de sierlijke vogels hun lakrode snavels diep in het water lieten duiken. Ida had vragen van Marian beantwoord over haar werk kring, nu verzocht zij Vertel nu eens wat over jouw leven in al die tijd. Je bent dus dokter geworden, zoals je altijd al wou? Ja, maar het heeft lang geduurd. Toen de oorlog begon, was ik nog niet klaar met mijn studie. Ik verzeilde in de illegali teit en er kwam niets meer van studeren. Natuurlijk wou ik geen verklaring van loyaliteit tegenover de Duitsers tekenen. Laten we nog een eindje oplopen. Ze stak haar arm door die van Ida. Haar stem werd donkerder. Ik werd gepakt en naar het kamp Ravensbrück gebracht. Wie daar geweest is, komt er nooit meer vrij van. Niet, dat je er altijd aan blijft denken, maar het heeft invloed op je verdere leven, je innerlijke leven, bedoel ik. Je leert er wat sadisme is en wat honger kan maken van een mens. Da werden Weiber zu Ilyanen reciteerden we op school, weet je nog? Dat heb ik daar gezien als het om een stuk brood ging. Maar er waren ook prach tige voorbeelden van solidariteit en van goedheid, vooral als het om de kinderen ging, en niet eens altijd om eigen kinderen. Je voelde je moeder over alle kinderen en iets van dat gevoel blijft je bij. En ook weet ik sinds die tijd, hoeveel kracht er de en zei met gedempte stem Ik had niet gedacht, dat Lies er zou zijn. Ik ook niet, omdat zij tegen had ge stemd. Aardig van haar, toch te komen. Ik wou, dat ze er niet was. Heb je iets tegen haar? Snel zei Marian, als kon zij het niet bin nen houden: Door een stommiteit van haar zijn vrienden van mij in de oorlog gepakt. Ja, dan.Weet je dat zeker? Absoluut. Dan haat je haar natuurlijk. Haten niet. het was geen opzet, maar zij praatte te veel. Ik wil trouwens niemand haten, maar, met een glimlach om eigen inconsequentie, ik zie Lies toch liever niet. Weet Lies, dat jij het weet? Neen. Anders zou ze vandaag niet ge komen zijn met de kans, mij te ontmoeten. Had het mij maar niet verteld. Ida voel de lichte wrevel omdat het genoegen van de reünie werd bedreigd. Kom nu mee. Zij vonden de anderen in levendig gesprek. Stel je voor! zei Betty Rie is al oma. Oma? herhaalde Ida ongelovig. Hoe kan dat? Geen kunst hoor! verklaarde Rie. Ik ben in '35 getrouwd het eerst van allemaal met onze klas, daar was ik maar niet trots op. Zo gek ben je op die leeftijd. Marian, jij bent nog op mijn bruiloft geweest. Ja, maar ik weet niet meer, wanneer het precies was. Tien september '35, op mijn twintigste verjaardag. Het volgend jaar had ik een dochter, die is verleden jaar getrouwd en haar baby is nu drie weken. Zo ben je oma eer je het weet. 't Klinkt zo oud, zei Marian. Zij dacht: en mijn leven moet eigenlijk nog beginnen. Betty zei: Ik ben er gelukkig nog lang niet aan toe. Onze knulletjes zijn pas tien en acht. Jet dacht: Walter en ik kunnen er ook gauw aan toe zijn. Gaat het leven zo snel? zie. In '40 net vóór de oorlog, ben ik ge trouwd met Kees Wiebinga; die had een boerderij in Friesland. Hereboer zeker? Weer Rie's ironisch lachje. Een begrip uit de oertijd." Maar je wist toch niets van boerenwerk af? Nee en dat was erg genoeg. Maar ik wou geen operetteboerin zijn en Kees heeft Ook geen vrolijk leven! zei Betty. Daar zou je stil van worden. Maar Lies deed zo wonderlijk tegenover Rie, bijna slaafs om 't met een mooi woord te zeggen. Hoe zouden die twee elkaar gevonden hebben? Ja, dat lijkt me ook een raadsel, zei Ida. Ik zou de oplossing wel eens willen weten. Vrouwelijke nieuwsgierigheid was gewekt, ieder maakte haar veronderstellingen. Tot mij alles geleerd. Je begrijpt dat was zwoegen voor me. Of nee, je begrijpt het Jet zei: Wat kan 't ons eigenlijk sche- niet, jullie weten er niets van natuurlijk, len? Er zijn zoveel raadsels in 't leven. Als We hebben nu een modelboerderij, niet ver je aan 't oplossen gaat, heb je nooit rust. hier vandaan. Je bent er voorbij gereden. Melk je de koeien? vroeg Ida, het eer ste dat haar inviel. Dat gaat tegenwoordig machinaal. Op ons bedrijf is alles zoveel mogelijk geme chaniseerd, maar er blijft nog genoeg te doen, voor mij ook. Wij doen het met wei nig personeel. Ik blijf het een wonder vinden. Van jou, zei Ida. 't Was juist wat ik nodig had. Leven in een andere wereld dan waaraan ik gewoon was en af en toe weer eens in de vroegere verkeren, zoals vandaag bijvoorbeeld. Kees en ik hebben het best samen. We houden alles zoveel mogelijk bij i.n ons vak. Hij houdt 's winters vaak lezingen en spreekt soms voor de radio. We hebben twee doch ters, de oudste is op een cursus voor boe rendochters en de jongste op het gymna sium. Daar heb je onze kroniek. Als je zin hebt, eens bij ons te komen 't Is er heerlijk! roemde Lies. Hoe komen die twee bij elkaar? vroeg Ida zich af. Moeizaam zocht zij naar een ge paste vraag aan Lies, doch eer zij die ge vonden had, kwamen de anderen, tot Bet ty's vreugde vol bewondering voor de ver nieuwing van de stad. Betty liet sorbets komen en de stemming leefde op bij het ophalen van herinneringen uit hun school tijd. Het gezamenlijke ervan schiep als het ware een reden voor hun samenzijn en band tussen hen allen, die de gehele dag had ontbroken. Gezamenlijk lachten zij om schooirneisjesgrappen, hadden opnieuw medelijden met pechvogels in de klas, her dachten vervolgens vriendschappen en verliefdheden: 't was alles vóóroorlogs, heel lang geleden. Maar allen voelden zich nog midden in het leven en mochten er nog verwachtingen van koesteren. Ook leraren en leraressen werden herdacht met hun sympathieke en onsympathieke eigen schappen: en bij hun bijnamen genoemd. Betty wist dat twee van hen nog in functie waren. Madelief en Vas zijn er nog altijd. Stel je voor: meer dan vijfentwintig jaar aan dezelfde school! En in één adem met haar gulle lach: Nou ja. ik woon al veertig jaar in dezelfde stad. Net zo erg! Ida dacht: zo wordt er later over mij ook gepraat. In verzet tegen een lichte melan cholie stelde zij voor hun oude schoolclub lied te zingen, dat zij geen van allen ver geten waren. In de samenzang klonk ont roering mee. Het diner, voortreffelijk bereide spijzen niét lichte Franse wijn, werd opgediend in een intiem zaaltje,, waar zij zich in waar heid te gast konden voelen. De stemming bleef licht, de conversatie sprong van het ene onderwerp op het andere: kookkunst, kinderen, mode, politiek, wereldtentoon- IN DE LAATSTE avondschemering re den Jet en Ida weg. Ze hadden een paar uur rijden voor de boeg. Beiden waren het eerste uur zwijgzaam, verwerkten in stilte de indrukken van de dag en genoten van de milde zomernacht, allengs verlicht door de volle maan. Nu en dan wisselden zij een opmerking, een vraag en een ant woord. Tot een langer gesprek kwam het door Jet's vraag: Ben je tevreden over de dag, Iet? Jajawelik geloof niet, dat het beter had gekund. Wat ontbrak er dan aan? Dat kan ik moeilijk definiëren. Als Betty zich niet zo had uitgesloofd Zou er niet veel van terecht zijn geko men. „Zou je denken? 't Zou anders zijn ge weest, misschien meer zoals ons fuifje van vijfentwintig jaar geleden. Had je dat liever gehad? Eeigenlijk wel. 's Was nu allemaal zo. ja, zo volwassen, met dat diner in optima forma. Jet lachte. Ik houd wel van een lekker dinertje en we zijn toch volwassen. Ik vond het een echt leuke dag en Betty heeft er zich zo voor ingespannen. Och ja, 't klinkt erg ondankbaar van me, maar ik had gehoopt, mij' weer een beetje als vroeger te zullen voelen. Dat is me niet gelukt. Hoe kon je zo iets verwachten? We moeten het nu met vandaag doen. Jij bent een tevreden mens, Jet. Dat moet ik toch wel zijn met alles wat ik heb. Ida schoof een lichte ontstemming van zich af. Natuurlijk moest ik veel denken aan vroeger, aan thuis. Dat kan ik me begrijpen. Jets toon was nu hartelijk en warm. Toen Ida voor haar deur uitstapte nodig de Jet haar op diezelfde hartelijke toon. Kom je zondag bij ons eten? Ida nam dankbaar aan en kuste Jet goedennacht. In haar kamer, ruim en comfortabel, zette zij thee en ging met een stapel kussens in haar rug, op de divan zitten. Zij hield ervan, vóór het naar bed gaan de rekening van de dag op te maken, zeker na een bijzondere dag als deze. Zij zocht naar hpogtepunten, die zij vond in de eer ste verrassende ontmoetingen in het ge zamenlijk zingen en vooral in haar gesprek met Marian in het park. Het denken daar aan wekte een warm gevoel in haar hart, stelling, boeken, toneel, muziek, alles werd als had zij onverwacht een vertrouwde Dat is geen reden om je te verkopen. Marians toon was fel. Natuurlijk niet, viel Rie haar bij. En verder? vroeg Betty. Verder weet ik niets van ze. Alweer gelukkig. Na een ogenblik van zwijgen, zei Gretha: Ik moet jullie allemaal groeten van Willy overbrengen. Zie je die wel eens? Soms, toevallig, in de stad. Waarom is ze niet meegekomen? Ze wou niet. Een paar dagen geleden heb ik haar opgebeld over onze reünie, maar ze voelde er niet voor, zei ze, al dat vroegere weer op te halen. Iedereen met haar verhaal! Och ja, 't is te begrijpen. Wat is er dan met haar gebeurd. Ze is indertijd stewardess geworden bij de KLM en getrouwd met een marconist, ook bij de vliegerij. In de eerste dagen van de oorlog is hij omgekomen, hun eerste kindje was net geboren. Vreselijk! De klank van het woord bleef een paar seconden in de lucht hangen. Gretha ging voort: Ik geloof niet, dat ze een baan heeft, waarschijnlijk heeft ze een pensioen, maar.ze heeft het altijd druk met werk voor de vredesbeweging en de wereld federatie. Haar zoon wil dienst weigeren vertelde ze. Ziet ze er nog zo knap uit? informeerde Betty. Anders natuurlijk, maar ze is een mooie vrouw. Ik vind het altijd prettig, naar haar gezicht te kijken. Zoiets zeggen wij niet gauw, zei Rie, hetgeen algemeen vrolijk commentaar uit lokte. Zullen we Willy een briefkaart sturen met onze handtekeningen? Ida's voorstel vond bijval. Andere namen werden genoemd: Adrie, tweemaal getrouwd geweest en tweemaal gescheiden, nu in Zwitserland wonend, Lucie, naar Australië geëmigreerd. Dus niet doodgegaan, zoals ze dacht, spotte Rie. Daarna Dee, van wie niemand iets wist, Esther, in de oorlog ondergedo ken geweest, maar gevonden en wegge haald. Zo luidde Betty's sobere relaas. Het liet een stilte na, waar Marians woor den zich bij aanpasten: De oorlog heeft ons allemaal iets gedaan. 't Is al zo lang geleden, zei Loes met haar zachte, verlegen stem. Op Betty's voorstel gingen ze wandelen in van ons vrouwen zou kunnen uitgaan als we samenwerkten. We laten de wereld veel te veel aan de mannen over. Hoe lang ben je in dat kamp geweest? Vier jaar. Tot aan de bevrijding. Daar na ben ik eindelijk afgestudeerd. Ik heb een praktijk als huisarts in Amsterdam, mijn man is chirurg aan een ziekenhuis. Ida had de gewaarwording, samen te zijn met een sympathieke vrouw, die zij voor het eerst ontmoette. Haar te vereenzelvi gen met de vroegere schoolkameraad ge lukte niet. Heb je kinderen? Helaas niet. Ook een gevolg van het kamp. Ik ben daar geopereerd en niet op de beste manier. Misschien is het ook goed zo. Aan het eind van dit jaar worden mijn man en ik door de UNESCO uitgezonden naar een van de onderontwikkelde landen. Vind je dat prettig? We hebben er al lang ons best voor ge daan, er is zo enorm veel te doen. Gretha gaat mee als verpleegster. We zijn tegelijk in Ravensbrück geweest, zij is een uitste kende kracht en wij mogen haar graag. Twee jonge ingenieurs, pas afgestudeerd, hebben zich ook ervoor aangemeld. Het doet je goed, dat veel jonge mensen en thousiast zijn om te helpen. Er zijn er ook veel, die onverschillig blijven. Of ze verwijten onze generatie, dat wij de wereld in de soep hebben laten lopen! Daar hebben ze toch gelijk in, ik be doel, zo moeten de jongeren 't wel zien. Zijn de kinderen bij jou op school zo pes simistisch? Ik weet het niet, bekende Ida. Ze doen wel vrolijk, maar je merkt soms in eens, dat ze diep-in anders zijn. En de tegenwoordige romans en toneelstukken., hopeloos Toch komt er een betere wereld, daar ben ik van overtuigd. En ik wil er iets voor doen ook. Een ogenblik zwegen beiden. Toen zei Ida Zullen we naar de anderen gaan? Ze zitten daar ginds op een bank bij een of ander monument. Kijk! Jet zwaait naar ons. Ik wou eigenlijk de stad even in, de nieuwbouw bekijken. Ga je mee? Nee, waarom? We zijn hier toch voor onze reünie. Ida liep in de richting waar de anderen zaten. Marian trok haar naar een rozenperk, bleef daar staan alsof zij de bloemen beschouw- Gretha vroeg: Ben je blij met je klein kind, Rie? Ja natuurlijk, dat hoort immers zo. Maar ik zie er toch liever uit als de moeder dan als de grootmoeder. Dat doe je beslist, zei Lies, en je klein kind is een schat. Ida zei niets. Zij had moeite, het gesprek met Marian te verwerken. Voor haar ge voel was de genoegelijke sfeer geschonden. Marian liet overigens niets blijken van haar tegenzin in het gezelschap van Lies, aan Jet en Gretha stelde zij voor de nieuw bouw te gaan bekijken. Niet te lang wegblijven! riep Betty hen na. Over een half uur in De Toerist! Ze be greep, dat Ida geen lust had de stad in te gaan. Te veel herinneringen, ondersteiac zij. Ze vertelde iets over het oorlogsmonu ment, waar ze bij stonden, een verzetsman vóó het vuurpeloton, fiere houding, vaste blik. Alweer de oorlog, dacht Ida. Daar komen we niet los van. Onder de wandeling naar De Toerist, niet langer dan een kwartier, liep het gesprek over het weer, en ieders vakantieplannen als onder kennissen bij een toevallige ont moeting. De tuin van De Toerist, bescha duwd door oude bomen, waar het zonlicht grillig doorheenspeelde, zag er fleurig uit met bont gekleurde stoeltjes en tafeltjes Betty, in haar rol van gastvrouw, deed er een keuze uit. Hier zitten we lekker vrij. 't Is gelukkig liet druk zo midden in de week. Ik heb al wat besteld, maar dat komt pas als de anderen er ook zijn. Vertel jij noulachend knikte zij naar Rie, aan Ida wat je bent behalve grootmoeder. Eens zien wat voor ogen zij opzet. Om Rie's mond trok een ironisch lachje. Ik ben bepaald een merkwaardigheid vandaag. Zeg jij het maar Betty, je zit te popelen om het woord uit te spreken. Betty, met overdreven nadruk: Ze is boerin. Ida's ogen werden inderdaad groot in ver bazing: Boerin, jij? dat kan niet. Allemaal hetzelfde, zei Rie. Het woord alleen al geeft jullie het idee van een zwoegend vrouwmens, dat niets om haar uiterlijk geeft. Er zijn er wel zo, maar 't hoeft niet. Maar Otto Grau was toch geen boer? Oja, dat weet je ook nog niet. Dat huwelijk van Otto en mij was, laat ik maar zeggen, een vergissing van' ons allebei. Na twee jaar zijn we gescheiden. Zonder ru- even aangeraakt en snel weer losgelaten om in het niet weg te glijden. Zij zongen liedjes van vroeger en nieuwe tophits. Gretha toastte op hun samenzijn en op Ida als initiatiefneemster, Ida op Betty als gastvrouw. Betty op de afwezige mannen, die ook wel van een lekker etentje hielden en nu thuis misschien maar half genoeg kregen, wat pedagogisch heel goed kan werken. Niemand repte van een volgende reünie, zelfs Ida wist, dat het plan er toe alleen mislukking kon brengen. Bij de koffie wedden briefkaarten van Aleid en Willy van handtekeningen voor zien. Die aan Aleid moest wat meer dan handtekeningen bevatten, oordeelde Betty, dat had zij verdiend voor haar telegram en ieder schreef een enkel woord er bij. Jet herinnerde eraan, hoe zij eens met de hele klas een brief aan Charlie Chaplin wilden schrijven, waarvoor Ida, als de vriendin gevonden, 't Kon niet langer toe val zijn, dat zij samen kwamen, een geheim besef van innerlijke verwantschap moest hen tot elkaar getrokken hebben, ofschoon zij daar vroeger niets van hadden geweten. Marian had een nobele inborst: zij had de misstap van Lies niet prijsgegeven aan de anderen en vertrouwde op haar zwijgen erover. Ida leunde dieper in de kussens, trok ze om zich heen in behoefte aan koes tering. Zij zou Marian schrijven, trachten contact met haar te onderhouden. De dag was toch goed geweest. Blij om de geslaagde dag, liep Betty haar huiskamer achter de winkel binnen. Ru, het is enig geweest. Het eten was zo lekker! Ze hebben gesmuld. Alles fijn en keurig opgediend! Wel een beetje duur, denk ik. Wat geeft dat? Voor die ene keer. En lachend: Als jij een reünie hebt met beste in Engels, de tekst moest opmaken, oude schoolvriendjes, mag je ook een diner Zij had het met zorg gedaan, maar er geven. kwam een stortvloed van critiek en eisen Ik zal wel wijzer wezen. Geen reünie om veranderingen, tot Ida in gerechte en geen diner. toorn, zoals Marie het nu schertsend noem- Bovendien is De Toerist een goede klant de, het ontwerp verscheurde. Tegelijk met van ons, dus was het een gelegenheid om de ruzie hierover was de animo om aan Char lie te schrijven, ver waaid. De lach bij het herdenken, waarmee zij allen instemden, borg vertedering jegens de kinderen, die zij toen geweest waren. Tegen zonsondei-gang werden Rie en Lies af gehaald door een auto met een landarbeider als chauffeur. Nu al? zei Betty. Ja kind, voor ons is het morgenochtend weer vroeg opstaan geblazen. Rie herhaal de haar vage uitnodiging: Als jullie mij eens willen opzoeken.waar alleen Bet ty op inging: Wij komen vast eens met de jongens, die zullen het enig vinden op een boerderij. Handen werden geschud, vluchtige kussen gewisseld, waarbij Marian die van Lies handig ontweek, de wagen nagewuifd. Voorbij! dacht Ida. Een deur was dicht gevallen. Met hun vijven bleven zij nog een poosje napraten. Ida verzocht Marian haar te schrijven als zij wist, waarheen te worden uitgezonden en alle vier beloofden zij aan Betty iets te laten horen, zij het met de verzwegen gedachte, dathet bij één bedankbriefje zou blijven. Hun levens lagen te ver uit elkaar voor blijvend con tact. Zijn wij nu erg veranderd? vroeg Jet. Natuurlijk! vijfentwintig jaar! een hele hap uit je leven, zei Gretha. Maar toch tenslotte blijf je dezelfde. Lies lijkt erg veranderd, vond Betty, zo stil en vroeger was zij zo'n flapuit. Ida dacht aan Marians woorden: de oorlog heeft ons allemaal iets gedaan, maar zij sprak het niet uit. Gretha wist blijkbaar niet wat Lies had misdreven. Sympathiek van Marian, er niet over te spreken. Wat doet Lies eigenlijk? vroeg Jet en Marian antwoordde: Ze was op een kan toor, maar ze woont nu samen met haar vader in Den Haag. De oude man is in valide en omdat haar moeder gestorven is, moet Lies hem verzorgen. iets terug te doen. Ook goed voor ons krediet. Zakenvrouwtje! Ja, dat ben je of dat ben je niet. Voor jou maar een geluk, dat ik het ben. Wat zou je moeten beginnen met bijvoorbeeld een vrouw als Marion? Wat is daar dan mee. Zij geeft een goede dokterspraktijk in Am sterdam op om ergens in de rimboe afschuwe lijke ziektes te gaan behandelen. Dat is toch mooi. Natuurlijk. Ik bewonder het net als jij. Op een afstand, 't Is gelukkig, dat er zulke mensen zijn. Wij zijn er te zakelijk voor. In de illegaliteit waren we niet zo zake lijk. Dat moest je toen evengoed zijn. Om de boel uit elkaar te houden, «je kon toch niets opschrijven. Maar we dachten niet aan ons eigen voordeel. Oneeals je 't zo bedoelt En hoe is het vandaag verder geweest? Behalve het eten? Reusachtig leuk. Weet je, wat zo gek was? Soms voelde ik me weer een school kind en dan ineens leken vfe allemaal ont zettend oud, net of je de jaren oversprong. Zijn de jongens lief geweest? Ja hoor, alles ging best. Alleen was het erg ongezellig. Weet je wat Ab zei? Vrou wen moeten niet uitgaan. Als ik later ge trouwd ben, laat ik mijn vrouw nooit uit gaan. Een huistiran van tien jaar. De schat! Ik moet ze allebei nog even knuffelen. Ze slapen. Dan zijn ze juist zo lief, zo babyachtig. Onder het naar boven lopen neuriede Betty een van de oude wijsjes, die ze over dag gezongen had. (Nadruk verboden)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1959 | | pagina 15