Het was niet
zoals vroeger
maar het kon
niet beter
ZATERDAG 3 JANUARI 1959
Erbij
PAGINA DRIF
Op de laatste dag van 1958 is de schrijfster Anna van
Gogh-Kaulbach haar negentigste levensjaar ingegaan.
Nog niet zo lang geleden heeft zij in dit blad in een serie
„Herinneringen" uitvoerig verteld over haar jeugd en
eerste huwelijkstijd in Velsen, Haarlem en de bollen
streek, daarbij ook haar voortdurende liefde voor het
toneel en voor de schone letteren ter sprake brengend.
Het verheugt ons, dat wij thans een zeer recent verhaal
van deze bejaarde, maar geestelijke nog verrassend
vitale romancière kunnen publiceren. Zij is de stijl van
het psychologisch realisme trouw gebleven. Zuiverheid
van waarneming en innigheid van toon - als van een
goede vriendin - hebben haar proza een bijzondere
plaats verschaft in de harten van talloze lezers en leze
ressen. Deze kwaliteiten vindt men ook in het op deze
pagina's afgedrukte gevoelige „verhaal van een reünie".
(Vervolg van vorige pagina)
eeerd in courant of tijdschrift. Eens had
zij een tournee gemaakt door Europa, maar
Jet noch Ida hadden haar ontmoet.
Om half drie stopte Jet voor „De Toerist"
het café, dat ondanks de modernisering
zijn oude naam had behouden.
Dat is er tenminste nog, constateerde
Jet voldaan. En wat is het opgeknapt!
Zij zochten een tafeltje onder de brede
waranda aan de voorkant, die uitzicht gaf
op de drukke autoweg. Slechts één tafeltje
in de verste hoek was bezet door een
echtpaar met twee kleine jongens.
Hier kunnen we zien, wie er komt. Jet
keek naar Ida, drukte even met begrijpend
gebaar, haar aan.
Lang geleden, dat wij hier zijn geweest.
Vijftien jaar van mij, zei Ida stil.
De vrouw aan het andere tafeltje, gekleed
in een overdadig gebloemde zomerjapon,
kwam naar hen toe.
Betty! Zij riepen het tegelijk. Betty,
ouder natuurlijk, matroneachtig, maar met
dezelfde grote, goedlachse mond en een
tinteling van plezier in haar bruine ogen.
Ja, hoor kinderen, ik ben het. En jullie
zijn het ook. Ida en Jet.Spontaan har
telijk kuste zij hen en toen bleven zij
elkaar gedrieën een ogenblik aankijken.
Betty was knapper geworden, haar mol
lige wangen harmonieerden met de stompe
neus en de beginnende onderkin.
Enig, dat jullie er zijn! Zij wenkte naar
de achtergeblevenen. Mijn man en mijn
twee knulletjes, stelde zij voor. Jullie
kennen Ru nog wel.
De man groette, begon een praatje, maar
Betty drong aan: Jullie moeten er van
door. mannen horen er hier niet bij. Hier
jongens! Ze gaf de kinderen ieder een reep
chocolade. Ga maar fijn zwemmen met
Pappa en duwde hen naar buiten.
Ziezo, wij zijn er tenminste al. drie van
de vijftien. Verder zal het mij benieuwen.
Hebben jullie al thee besteld? Ik heb lek
kers meegebracht. Uit haar tas diepte zij
een plastic schotel en blikken met koek-
•ies °P-
Haar vrolijke bereddering ruimde alle
dreigende stijfheid van de herontmoeting
weg. Betty praatte, vroeg en praatte op
nieuw eer de ander kon antwoorden. Haar
lach werkte aanstekelijk. Maar Jet ging op
in het gesprek, Ida tuurde naar de weg,
in de hoop dat een van de aanrijdende
auto's zou stoppen.
Ja, ik ben hier blijven hangen, had ik
niet gedacht, maar het is eenmaal zo ge
lopen. Eigenlijk bleef ik hier omdat ik niet
wist waar ik heen zou gaan, de keus was
te groot. Ik heb eerst mijn diploma typen
raakte in het illegale werk. We hadden
heel wat onderduikers hier in de stad. Ru
en ik werkten veel samen en na de oorlog
zijn we getrouwd. Ja, het kan gek gaan,
maar ik ben er niet eens ongelukkig bij.
Niet eens ongelukkig klinkt niet erg
enthousiast, oordeelde Ida.
Ik kan ook zeggen: gelukkig, maar dat
is zo'n groot woord. Zoiets of je de herbal-
se zaligheid hebt gevonden.
Jet lachte. Ik durf best te zeggen, dat
ik gelukkig ben, gewoon aards gelukkig
en thuis niet omringd door engelen.
Een aanrijdende auto stopte. Een vrouw,
lang en rank stapte uit, gevolgd door een
kleinere. Beiden wuifden naar de waran
da. De drie daar sprongen op, keken.
't IsMarian! Ida riep het het eerst.
En Gretha!
Ze schudden handen, noemden eikaars
namen, stonden een ogenblik woordloos,
tot Betty zei: Jullie zagen ons gauw.
We verwachtten wel, dat er iemand van
ons zou zijn, jij tenminste, zei Marian met
een glimlach naar Ida.
Ida dacht: Marian heeft een lagere stem
gekregen, zij ziet er uit of ze veel heeft
beleefd. Waar het precies in zit, weet ik
niet. Misschien is het die rimpel in haar
voorhoofd?
Gewoon een wonder, dat jullie er om
gedacht hebben, zei Betty.
-- Dat is het zeker. Gretha keek naar
Marian.
AlsMarian het niet onthouden had
ik was het glad vergeten.
Vreemd, dat je zoiets eigenlijk onnozels
onthoudt, zei Marian Door alles heen.
Ida dacht: 't Zit in haar ogen. 't Is of die
veel leed hebben gezien.
Ben je dokter geworden? vroeg ze
Ja, 't is gelukt met de nodige onder
brekingen.
Kijk, die twee dames! riep Betty. Die
komen vast hierheen. Zien jullie wie het
zijn?
De aankomenden naderden, werden met
enige verbazing herkend.'
Rie enLies! Hoe bestaat het! riep
Betty uit. Een vreemde combinatie, zei
Marian.
Hoe zijn jullie hier naar toe gekomen?
vroeg Betty na de begroeting.
Met de bus, antwoordde Rie laconiek.
Geen verre reis voor mij en Lies logeert
bij me.
Reusachtig leuk, dat jullie er zijn, zei
Jet hartelijk. Rie was nog wel bij de
tegenstemsters.
Ik ook, zei Lies. Haar stem klonk zacht,
bijna verlegen. Ik vond bet toen een
gek idee. Maar Rie heeft mij meegenomen.
Ik vind het nog een bezopen idee, zei
Rie lachend. Daarom wou ik juist zien
of iemand zo gek zou zijn. 't Valt mij mee
of tegen, zoals je het nemen wilt, jullie te
vinden. Wij zijn zeker de Matsten? Dat
hoort zo voor de boze fee. Eerst komen de
goede.
Van feeën hebben ze niet veel, spotte
Betty. Feeën van vijfenzeventig kilo!
Spreek voor jezelf! viel Rie uit onder
algemeen gelach, want in de uitval hoorde
zij de weerklank van ruziejtes uit hun
schooltijd. In Rie's uiterlijk was veel ge
bleven van wat zij in haar meisjestijd be
loofde te zullen worden: kittig vrouwtje
met ogen, die alles snel waarnemen en
met doelgerichte bewegingen van haar
kleine gebruinde handen met de spits toe
lopende vingers. Haar eenvoudig lichtbeige
mantelpak met het bijpassende kapje
droeg zij met een elegance, die aandacht
trok. Lies, hoewel langer dan zij, leek een
grijze muis naast haar.
Zij zaten om de tafel geschaard, zeven
vrouwen, die haar jeugd achter zich had
den en met een uitloper ervan werden ge
confronteerd. Ieder van hen wilde vragen,
vertellen, doch ieder van hen had daar
voor aarzelingen te overwinnen. In de
stiltes, die vielen, gaven kopjes thee hun
een houding. Plotseling zei Betty: Men
sen, ik heb een verrassing! Er zal nu wel
niemand meer verschijnen, dus kom ik er
mee voor de dag. Een telegram!
Ze vouwde het open, hield het zo, dat
niemand buiten haarzelf het kon inzien
en las: Ben bij de reünie. Hartelijke
groeten aan allen, die er zijn. Naar de
ondertekening mogen jullie raden.
Namen werden genoemd: Adrie. Lucie.
Aleid.
't Is van Aleid uit New York.
Genoegelijke verbazing terwijl het tele
gram rondging. Rie beweerde: Daar
heeft Betty natuurlijk achterheen ge
zeten
En Betty zich verkneukelend van innerlijk
plezier, bekende: Ik wist de naam van
de dirigent, waar Aleid mee getrouwd is
en ik heb op goed geluk geschreven naar
New York. 't Is waarachtig terecht ge
komen. Moet je niet uitvlakken! In zo'n
reuzestad. 'n Bewijs, dat Aleid of haar
man of allebei daar beroemd zijn.
Het voorval bracht ontspanning. Nu een
maal de naam van een afwezige was ge
noemd, kon men vragen en mededelen
zonder over zichzelf te spreken of onbe
scheiden te lijken.
Weten jullie of Els aan het toneel is
gegaan? vroeg Ida.
Heb je ooit haar naam gehoord of ge
lezen? zei Rie.
Dat niet, maar ze kan wel een pseudo
niem hebben aangenomen.
Marian bleek op de hoogte te zijn. Ze
was gezakt voor de toneelschool en gaf
het toen meteen maar op. Zo hevig was
haar aspiratie. Ze is toen getrouwd met
een acteurtje, zijn naam ben ik gelukkig
vergeten.
Waarom gelukkig?
In de oorlog hebben ze samen aan een
cabaret van de N«S.B. gewerkt, 'n Mooi
stel dus.
Misschien hadden zij het arm, onder
stelde Jet vergoelijkend.
het stadspark. Jullie moeten zien, hoe
het vergroot is en zo mooi geworden! Je
kent het gewoon niet meer. Misschien wil
len jullie ook nog de nieuwbouw in de stad
zien? We doen niet onder voor Rotterdam.
Als we hier terug zijn, ben ik verder gast
vrouw. We gaan in de tuin zitten.... Zij
dempte haar stem. Daar zijn we vrijer.
We drinken wat en ik heb een etentje be
steld. Ik moet de eer van onze lieflijke stad
toch ophouden.
In het park ontstond onwillekeurig ver
deling in de groep. Marian en Ida stonden
samen bij de vijver, waar een zwart zwa
nenpaar op dreef en keken toe, hoe de
sierlijke vogels hun lakrode snavels diep in
het water lieten duiken. Ida had vragen
van Marian beantwoord over haar werk
kring, nu verzocht zij Vertel nu eens
wat over jouw leven in al die tijd. Je bent
dus dokter geworden, zoals je altijd al
wou?
Ja, maar het heeft lang geduurd. Toen
de oorlog begon, was ik nog niet klaar
met mijn studie. Ik verzeilde in de illegali
teit en er kwam niets meer van studeren.
Natuurlijk wou ik geen verklaring van
loyaliteit tegenover de Duitsers tekenen.
Laten we nog een eindje oplopen. Ze stak
haar arm door die van Ida. Haar stem
werd donkerder. Ik werd gepakt en
naar het kamp Ravensbrück gebracht. Wie
daar geweest is, komt er nooit meer vrij
van. Niet, dat je er altijd aan blijft denken,
maar het heeft invloed op je verdere leven,
je innerlijke leven, bedoel ik. Je leert er
wat sadisme is en wat honger kan maken
van een mens. Da werden Weiber zu
Ilyanen reciteerden we op school, weet je
nog? Dat heb ik daar gezien als het om een
stuk brood ging. Maar er waren ook prach
tige voorbeelden van solidariteit en van
goedheid, vooral als het om de kinderen
ging, en niet eens altijd om eigen kinderen.
Je voelde je moeder over alle kinderen en
iets van dat gevoel blijft je bij. En ook
weet ik sinds die tijd, hoeveel kracht er
de en zei met gedempte stem Ik had niet
gedacht, dat Lies er zou zijn.
Ik ook niet, omdat zij tegen had ge
stemd. Aardig van haar, toch te komen.
Ik wou, dat ze er niet was.
Heb je iets tegen haar?
Snel zei Marian, als kon zij het niet bin
nen houden: Door een stommiteit van
haar zijn vrienden van mij in de oorlog
gepakt.
Ja, dan.Weet je dat zeker?
Absoluut.
Dan haat je haar natuurlijk.
Haten niet. het was geen opzet, maar zij
praatte te veel. Ik wil trouwens niemand
haten, maar, met een glimlach om eigen
inconsequentie, ik zie Lies toch liever
niet.
Weet Lies, dat jij het weet?
Neen. Anders zou ze vandaag niet ge
komen zijn met de kans, mij te ontmoeten.
Had het mij maar niet verteld. Ida voel
de lichte wrevel omdat het genoegen van
de reünie werd bedreigd. Kom nu mee.
Zij vonden de anderen in levendig gesprek.
Stel je voor! zei Betty Rie is al oma.
Oma? herhaalde Ida ongelovig. Hoe
kan dat?
Geen kunst hoor! verklaarde Rie. Ik
ben in '35 getrouwd het eerst van allemaal
met onze klas, daar was ik maar niet trots
op. Zo gek ben je op die leeftijd. Marian,
jij bent nog op mijn bruiloft geweest.
Ja, maar ik weet niet meer, wanneer
het precies was.
Tien september '35, op mijn twintigste
verjaardag. Het volgend jaar had ik een
dochter, die is verleden jaar getrouwd en
haar baby is nu drie weken. Zo ben je
oma eer je het weet.
't Klinkt zo oud, zei Marian. Zij dacht:
en mijn leven moet eigenlijk nog beginnen.
Betty zei: Ik ben er gelukkig nog lang
niet aan toe. Onze knulletjes zijn pas tien
en acht.
Jet dacht: Walter en ik kunnen er ook
gauw aan toe zijn. Gaat het leven zo snel?
zie. In '40 net vóór de oorlog, ben ik ge
trouwd met Kees Wiebinga; die had een
boerderij in Friesland.
Hereboer zeker?
Weer Rie's ironisch lachje. Een begrip
uit de oertijd."
Maar je wist toch niets van boerenwerk
af?
Nee en dat was erg genoeg. Maar ik
wou geen operetteboerin zijn en Kees heeft
Ook geen vrolijk leven! zei Betty.
Daar zou je stil van worden. Maar Lies
deed zo wonderlijk tegenover Rie, bijna
slaafs om 't met een mooi woord te zeggen.
Hoe zouden die twee elkaar gevonden
hebben?
Ja, dat lijkt me ook een raadsel, zei
Ida. Ik zou de oplossing wel eens willen
weten.
Vrouwelijke nieuwsgierigheid was gewekt,
ieder maakte haar veronderstellingen. Tot
mij alles geleerd. Je begrijpt dat was
zwoegen voor me. Of nee, je begrijpt het Jet zei: Wat kan 't ons eigenlijk sche-
niet, jullie weten er niets van natuurlijk, len? Er zijn zoveel raadsels in 't leven. Als
We hebben nu een modelboerderij, niet ver je aan 't oplossen gaat, heb je nooit rust.
hier vandaan. Je bent er voorbij gereden.
Melk je de koeien? vroeg Ida, het eer
ste dat haar inviel.
Dat gaat tegenwoordig machinaal. Op
ons bedrijf is alles zoveel mogelijk geme
chaniseerd, maar er blijft nog genoeg te
doen, voor mij ook. Wij doen het met wei
nig personeel.
Ik blijf het een wonder vinden. Van
jou, zei Ida.
't Was juist wat ik nodig had. Leven in
een andere wereld dan waaraan ik gewoon
was en af en toe weer eens in de vroegere
verkeren, zoals vandaag bijvoorbeeld. Kees
en ik hebben het best samen. We houden
alles zoveel mogelijk bij i.n ons vak. Hij
houdt 's winters vaak lezingen en spreekt
soms voor de radio. We hebben twee doch
ters, de oudste is op een cursus voor boe
rendochters en de jongste op het gymna
sium. Daar heb je onze kroniek. Als je zin
hebt, eens bij ons te komen
't Is er heerlijk! roemde Lies.
Hoe komen die twee bij elkaar? vroeg Ida
zich af. Moeizaam zocht zij naar een ge
paste vraag aan Lies, doch eer zij die ge
vonden had, kwamen de anderen, tot Bet
ty's vreugde vol bewondering voor de ver
nieuwing van de stad. Betty liet sorbets
komen en de stemming leefde op bij het
ophalen van herinneringen uit hun school
tijd. Het gezamenlijke ervan schiep als het
ware een reden voor hun samenzijn en
band tussen hen allen, die de gehele dag
had ontbroken. Gezamenlijk lachten zij om
schooirneisjesgrappen, hadden opnieuw
medelijden met pechvogels in de klas, her
dachten vervolgens vriendschappen en
verliefdheden: 't was alles vóóroorlogs,
heel lang geleden. Maar allen voelden zich
nog midden in het leven en mochten er nog
verwachtingen van koesteren. Ook leraren
en leraressen werden herdacht met hun
sympathieke en onsympathieke eigen
schappen: en bij hun bijnamen genoemd.
Betty wist dat twee van hen nog in functie
waren.
Madelief en Vas zijn er nog altijd. Stel
je voor: meer dan vijfentwintig jaar aan
dezelfde school! En in één adem met haar
gulle lach: Nou ja. ik woon al veertig
jaar in dezelfde stad. Net zo erg!
Ida dacht: zo wordt er later over mij ook
gepraat. In verzet tegen een lichte melan
cholie stelde zij voor hun oude schoolclub
lied te zingen, dat zij geen van allen ver
geten waren. In de samenzang klonk ont
roering mee.
Het diner, voortreffelijk bereide spijzen
niét lichte Franse wijn, werd opgediend in
een intiem zaaltje,, waar zij zich in waar
heid te gast konden voelen. De stemming
bleef licht, de conversatie sprong van het
ene onderwerp op het andere: kookkunst,
kinderen, mode, politiek, wereldtentoon-
IN DE LAATSTE avondschemering re
den Jet en Ida weg. Ze hadden een paar
uur rijden voor de boeg. Beiden waren het
eerste uur zwijgzaam, verwerkten in stilte
de indrukken van de dag en genoten van
de milde zomernacht, allengs verlicht door
de volle maan. Nu en dan wisselden zij
een opmerking, een vraag en een ant
woord.
Tot een langer gesprek kwam het door
Jet's vraag: Ben je tevreden over de
dag, Iet?
Jajawelik geloof niet, dat het
beter had gekund.
Wat ontbrak er dan aan?
Dat kan ik moeilijk definiëren. Als
Betty zich niet zo had uitgesloofd
Zou er niet veel van terecht zijn geko
men.
„Zou je denken? 't Zou anders zijn ge
weest, misschien meer zoals ons fuifje van
vijfentwintig jaar geleden.
Had je dat liever gehad?
Eeigenlijk wel. 's Was nu allemaal zo.
ja, zo volwassen, met dat diner in optima
forma.
Jet lachte. Ik houd wel van een lekker
dinertje en we zijn toch volwassen. Ik
vond het een echt leuke dag en Betty heeft
er zich zo voor ingespannen.
Och ja, 't klinkt erg ondankbaar van
me, maar ik had gehoopt, mij' weer een
beetje als vroeger te zullen voelen. Dat is
me niet gelukt.
Hoe kon je zo iets verwachten? We
moeten het nu met vandaag doen.
Jij bent een tevreden mens, Jet.
Dat moet ik toch wel zijn met alles wat
ik heb.
Ida schoof een lichte ontstemming van zich
af. Natuurlijk moest ik veel denken aan
vroeger, aan thuis.
Dat kan ik me begrijpen. Jets toon was
nu hartelijk en warm.
Toen Ida voor haar deur uitstapte nodig
de Jet haar op diezelfde hartelijke toon.
Kom je zondag bij ons eten? Ida nam
dankbaar aan en kuste Jet goedennacht.
In haar kamer, ruim en comfortabel, zette
zij thee en ging met een stapel kussens in
haar rug, op de divan zitten.
Zij hield ervan, vóór het naar bed gaan de
rekening van de dag op te maken, zeker
na een bijzondere dag als deze. Zij zocht
naar hpogtepunten, die zij vond in de eer
ste verrassende ontmoetingen in het ge
zamenlijk zingen en vooral in haar gesprek
met Marian in het park. Het denken daar
aan wekte een warm gevoel in haar hart,
stelling, boeken, toneel, muziek, alles werd als had zij onverwacht een vertrouwde
Dat is geen reden om je te verkopen.
Marians toon was fel.
Natuurlijk niet, viel Rie haar bij.
En verder? vroeg Betty.
Verder weet ik niets van ze. Alweer
gelukkig.
Na een ogenblik van zwijgen, zei Gretha:
Ik moet jullie allemaal groeten van
Willy overbrengen.
Zie je die wel eens?
Soms, toevallig, in de stad.
Waarom is ze niet meegekomen?
Ze wou niet. Een paar dagen geleden
heb ik haar opgebeld over onze reünie,
maar ze voelde er niet voor, zei ze, al dat
vroegere weer op te halen. Iedereen met
haar verhaal! Och ja, 't is te begrijpen.
Wat is er dan met haar gebeurd.
Ze is indertijd stewardess geworden bij
de KLM en getrouwd met een marconist,
ook bij de vliegerij. In de eerste dagen van
de oorlog is hij omgekomen, hun eerste
kindje was net geboren.
Vreselijk!
De klank van het woord bleef een paar
seconden in de lucht hangen. Gretha ging
voort: Ik geloof niet, dat ze een baan
heeft, waarschijnlijk heeft ze een pensioen,
maar.ze heeft het altijd druk met werk
voor de vredesbeweging en de wereld
federatie. Haar zoon wil dienst weigeren
vertelde ze.
Ziet ze er nog zo knap uit? informeerde
Betty.
Anders natuurlijk, maar ze is een mooie
vrouw. Ik vind het altijd prettig, naar
haar gezicht te kijken.
Zoiets zeggen wij niet gauw, zei Rie,
hetgeen algemeen vrolijk commentaar uit
lokte.
Zullen we Willy een briefkaart sturen
met onze handtekeningen? Ida's voorstel
vond bijval.
Andere namen werden genoemd: Adrie,
tweemaal getrouwd geweest en tweemaal
gescheiden, nu in Zwitserland wonend,
Lucie, naar Australië geëmigreerd.
Dus niet doodgegaan, zoals ze dacht,
spotte Rie. Daarna Dee, van wie niemand
iets wist, Esther, in de oorlog ondergedo
ken geweest, maar gevonden en wegge
haald. Zo luidde Betty's sobere relaas.
Het liet een stilte na, waar Marians woor
den zich bij aanpasten: De oorlog heeft
ons allemaal iets gedaan.
't Is al zo lang geleden, zei Loes met
haar zachte, verlegen stem.
Op Betty's voorstel gingen ze wandelen in
van ons vrouwen zou kunnen uitgaan als
we samenwerkten. We laten de wereld
veel te veel aan de mannen over.
Hoe lang ben je in dat kamp geweest?
Vier jaar. Tot aan de bevrijding. Daar
na ben ik eindelijk afgestudeerd. Ik heb
een praktijk als huisarts in Amsterdam,
mijn man is chirurg aan een ziekenhuis.
Ida had de gewaarwording, samen te zijn
met een sympathieke vrouw, die zij voor
het eerst ontmoette. Haar te vereenzelvi
gen met de vroegere schoolkameraad ge
lukte niet.
Heb je kinderen?
Helaas niet. Ook een gevolg van het
kamp. Ik ben daar geopereerd en niet op
de beste manier. Misschien is het ook goed
zo. Aan het eind van dit jaar worden mijn
man en ik door de UNESCO uitgezonden
naar een van de onderontwikkelde landen.
Vind je dat prettig?
We hebben er al lang ons best voor ge
daan, er is zo enorm veel te doen. Gretha
gaat mee als verpleegster. We zijn tegelijk
in Ravensbrück geweest, zij is een uitste
kende kracht en wij mogen haar graag.
Twee jonge ingenieurs, pas afgestudeerd,
hebben zich ook ervoor aangemeld. Het
doet je goed, dat veel jonge mensen en
thousiast zijn om te helpen.
Er zijn er ook veel, die onverschillig
blijven. Of ze verwijten onze generatie, dat
wij de wereld in de soep hebben laten
lopen!
Daar hebben ze toch gelijk in, ik be
doel, zo moeten de jongeren 't wel zien.
Zijn de kinderen bij jou op school zo pes
simistisch?
Ik weet het niet, bekende Ida. Ze
doen wel vrolijk, maar je merkt soms in
eens, dat ze diep-in anders zijn. En de
tegenwoordige romans en toneelstukken.,
hopeloos
Toch komt er een betere wereld, daar
ben ik van overtuigd. En ik wil er iets voor
doen ook.
Een ogenblik zwegen beiden. Toen zei
Ida Zullen we naar de anderen gaan?
Ze zitten daar ginds op een bank bij een
of ander monument.
Kijk! Jet zwaait naar ons.
Ik wou eigenlijk de stad even in, de
nieuwbouw bekijken. Ga je mee?
Nee, waarom? We zijn hier toch voor
onze reünie. Ida liep in de richting waar
de anderen zaten.
Marian trok haar naar een rozenperk, bleef
daar staan alsof zij de bloemen beschouw-
Gretha vroeg: Ben je blij met je klein
kind, Rie?
Ja natuurlijk, dat hoort immers zo. Maar
ik zie er toch liever uit als de moeder dan
als de grootmoeder.
Dat doe je beslist, zei Lies, en je klein
kind is een schat.
Ida zei niets. Zij had moeite, het gesprek
met Marian te verwerken. Voor haar ge
voel was de genoegelijke sfeer geschonden.
Marian liet overigens niets blijken van
haar tegenzin in het gezelschap van Lies,
aan Jet en Gretha stelde zij voor de nieuw
bouw te gaan bekijken.
Niet te lang wegblijven! riep Betty
hen na.
Over een half uur in De Toerist! Ze be
greep, dat Ida geen lust had de stad in te
gaan. Te veel herinneringen, ondersteiac
zij. Ze vertelde iets over het oorlogsmonu
ment, waar ze bij stonden, een verzetsman
vóó het vuurpeloton, fiere houding, vaste
blik. Alweer de oorlog, dacht Ida. Daar
komen we niet los van.
Onder de wandeling naar De Toerist, niet
langer dan een kwartier, liep het gesprek
over het weer, en ieders vakantieplannen
als onder kennissen bij een toevallige ont
moeting. De tuin van De Toerist, bescha
duwd door oude bomen, waar het zonlicht
grillig doorheenspeelde, zag er fleurig uit
met bont gekleurde stoeltjes en tafeltjes
Betty, in haar rol van gastvrouw, deed
er een keuze uit. Hier zitten we lekker
vrij. 't Is gelukkig liet druk zo midden in
de week. Ik heb al wat besteld, maar dat
komt pas als de anderen er ook zijn. Vertel
jij noulachend knikte zij naar Rie,
aan Ida wat je bent behalve grootmoeder.
Eens zien wat voor ogen zij opzet.
Om Rie's mond trok een ironisch lachje.
Ik ben bepaald een merkwaardigheid
vandaag. Zeg jij het maar Betty, je zit te
popelen om het woord uit te spreken.
Betty, met overdreven nadruk: Ze is
boerin.
Ida's ogen werden inderdaad groot in ver
bazing: Boerin, jij? dat kan niet.
Allemaal hetzelfde, zei Rie. Het woord
alleen al geeft jullie het idee van een
zwoegend vrouwmens, dat niets om haar
uiterlijk geeft. Er zijn er wel zo, maar 't
hoeft niet.
Maar Otto Grau was toch geen boer?
Oja, dat weet je ook nog niet. Dat
huwelijk van Otto en mij was, laat ik maar
zeggen, een vergissing van' ons allebei. Na
twee jaar zijn we gescheiden. Zonder ru-
even aangeraakt en snel weer losgelaten
om in het niet weg te glijden. Zij zongen
liedjes van vroeger en nieuwe tophits.
Gretha toastte op hun samenzijn en op Ida
als initiatiefneemster, Ida op Betty als
gastvrouw. Betty op de afwezige mannen,
die ook wel van een lekker etentje hielden
en nu thuis misschien maar half genoeg
kregen, wat pedagogisch heel goed kan
werken. Niemand repte van een volgende
reünie, zelfs Ida wist, dat het plan er toe
alleen mislukking kon brengen.
Bij de koffie wedden briefkaarten van
Aleid en Willy van handtekeningen voor
zien. Die aan Aleid moest wat meer dan
handtekeningen bevatten, oordeelde Betty,
dat had zij verdiend voor haar telegram
en ieder schreef een enkel woord er bij.
Jet herinnerde eraan, hoe zij eens met de
hele klas een brief aan Charlie Chaplin
wilden schrijven, waarvoor Ida, als de
vriendin gevonden, 't Kon niet langer toe
val zijn, dat zij samen kwamen, een geheim
besef van innerlijke verwantschap moest
hen tot elkaar getrokken hebben, ofschoon
zij daar vroeger niets van hadden geweten.
Marian had een nobele inborst: zij had de
misstap van Lies niet prijsgegeven aan de
anderen en vertrouwde op haar zwijgen
erover. Ida leunde dieper in de kussens,
trok ze om zich heen in behoefte aan koes
tering. Zij zou Marian schrijven, trachten
contact met haar te onderhouden. De dag
was toch goed geweest.
Blij om de geslaagde dag, liep Betty haar
huiskamer achter de winkel binnen.
Ru, het is enig geweest. Het eten was
zo lekker! Ze hebben gesmuld. Alles fijn en
keurig opgediend!
Wel een beetje duur, denk ik.
Wat geeft dat? Voor die ene keer. En
lachend: Als jij een reünie hebt met
beste in Engels, de tekst moest opmaken, oude schoolvriendjes, mag je ook een diner
Zij had het met zorg gedaan, maar er geven.
kwam een stortvloed van critiek en eisen Ik zal wel wijzer wezen. Geen reünie
om veranderingen, tot Ida in gerechte en geen diner.
toorn, zoals Marie het nu schertsend noem- Bovendien is De Toerist een goede klant
de, het ontwerp verscheurde. Tegelijk met van ons, dus was het een gelegenheid om
de ruzie hierover was
de animo om aan Char
lie te schrijven, ver
waaid. De lach bij het
herdenken, waarmee zij
allen instemden, borg
vertedering jegens de
kinderen, die zij toen
geweest waren.
Tegen zonsondei-gang
werden Rie en Lies af
gehaald door een auto
met een landarbeider als
chauffeur.
Nu al? zei Betty.
Ja kind, voor ons is het morgenochtend
weer vroeg opstaan geblazen. Rie herhaal
de haar vage uitnodiging: Als jullie mij
eens willen opzoeken.waar alleen Bet
ty op inging: Wij komen vast eens met
de jongens, die zullen het enig vinden op
een boerderij.
Handen werden geschud, vluchtige kussen
gewisseld, waarbij Marian die van Lies
handig ontweek, de wagen nagewuifd.
Voorbij! dacht Ida. Een deur was dicht
gevallen. Met hun vijven bleven zij nog
een poosje napraten. Ida verzocht Marian
haar te schrijven als zij wist, waarheen te
worden uitgezonden en alle vier beloofden
zij aan Betty iets te laten horen, zij het met
de verzwegen gedachte, dathet bij één
bedankbriefje zou blijven. Hun levens
lagen te ver uit elkaar voor blijvend con
tact.
Zijn wij nu erg veranderd? vroeg Jet.
Natuurlijk! vijfentwintig jaar! een hele
hap uit je leven, zei Gretha. Maar toch
tenslotte blijf je dezelfde.
Lies lijkt erg veranderd, vond Betty,
zo stil en vroeger was zij zo'n flapuit.
Ida dacht aan Marians woorden: de oorlog
heeft ons allemaal iets gedaan, maar zij
sprak het niet uit. Gretha wist blijkbaar
niet wat Lies had misdreven. Sympathiek
van Marian, er niet over te spreken.
Wat doet Lies eigenlijk? vroeg Jet en
Marian antwoordde: Ze was op een kan
toor, maar ze woont nu samen met haar
vader in Den Haag. De oude man is in
valide en omdat haar moeder gestorven is,
moet Lies hem verzorgen.
iets terug te doen. Ook
goed voor ons krediet.
Zakenvrouwtje!
Ja, dat ben je of dat
ben je niet. Voor jou
maar een geluk, dat ik
het ben. Wat zou je
moeten beginnen met
bijvoorbeeld een vrouw
als Marion?
Wat is daar dan mee.
Zij geeft een goede
dokterspraktijk in Am
sterdam op om ergens
in de rimboe afschuwe
lijke ziektes te gaan behandelen.
Dat is toch mooi.
Natuurlijk. Ik bewonder het net als jij.
Op een afstand, 't Is gelukkig, dat er zulke
mensen zijn. Wij zijn er te zakelijk voor.
In de illegaliteit waren we niet zo zake
lijk. Dat moest je toen evengoed zijn. Om
de boel uit elkaar te houden, «je kon
toch niets opschrijven.
Maar we dachten niet aan ons eigen
voordeel.
Oneeals je 't zo bedoelt
En hoe is het vandaag verder geweest?
Behalve het eten?
Reusachtig leuk. Weet je, wat zo gek
was? Soms voelde ik me weer een school
kind en dan ineens leken vfe allemaal ont
zettend oud, net of je de jaren oversprong.
Zijn de jongens lief geweest?
Ja hoor, alles ging best. Alleen was het
erg ongezellig. Weet je wat Ab zei? Vrou
wen moeten niet uitgaan. Als ik later ge
trouwd ben, laat ik mijn vrouw nooit uit
gaan.
Een huistiran van tien jaar. De schat!
Ik moet ze allebei nog even knuffelen.
Ze slapen.
Dan zijn ze juist zo lief, zo babyachtig.
Onder het naar boven lopen neuriede
Betty een van de oude wijsjes, die ze over
dag gezongen had.
(Nadruk verboden)