Eindelijk, zegt men, zullen de
MAAR de vraag blijft
toch: WANNEER?
Parij se Hallen verdwijnen
DE ROMAN VAN
ROMANOVSKY
Wekelijks toegevoegd aan alle edities van
Haarlems Dagblad/Oprechte Haarlemsche Courant
en IJmuider Courant
YY Persoonlijke kenmerken van Handel in zijn Dettinger Te Deum YY
of: een Russische
zwendelzaak
MOSKOU (UPI) Hoe fnuikend
het communistische systeem ook mag
zijn voor het particulier initiatief in
het algemeen, voor zwendelprak-
tijken biedt het voor iemand met
fantasie en acteursgaven nog vele
mogelijkheden. Het Russische blad
„Komsomolskaya Pravda" heeft on
langs de lotgevallen beschreven van
een Rafael Milman, alias Roman Ro-
manovsky, die door met zwier te
poeren als „auteur met grote invloed
in Moskou" een privé kapitaal ver
zamelde, waar een kapitalistische
gangster zich niet voor zou hoeven
te schamen. Uit het verhaal blijkt
tevens, dat het begrip „auteur" in de
Sovjet-Unie eenzelfde magische
klank kan hebben als een Europese
adellijke titel in het Amerika van de
dertiger jaren.
OP ZEKERE DAG kreeg de leider
van een grote collectieve landbouw
onderneming in het gebied van Sta
vropol bezoek van een voorname
vertegenwoordiger van de Moskouse
cultuur,de auteur Roman Romanovs-
ky, die zich op de hoogte wilde stel
len van het wel en wee van het
gewone volk in de provincie. Hebt u
bussen om uw arbeiders te laten ge
nieten van een welverdiende vakan
tie aan de Zwarte Zee? vroeg de
auteur. De leider moest toegeven, dat
zijn mannen het tot dusver zonder
zulk een vakantie hadden moeten
stellen. De auteur beloofde deze aan
gelegenheid even bij de bevoegde in
stanties in Moskou ter sprake te zul
len brengen. Het zou hem zelfs een
genoegen zijn persoonlijk zorg te
dragen voor de levering van twintig
Wolga-bussen en nog dertig vracht
wagens erbij, maar had dan natuur
lijk wel een voorschot nodigDe
auteur Romanovsky, ofwel Milman,
vertrok met honderdtienduizend roe
bel naar Moskou, waar hij faam ver
wierf met de partijtjes, die hij orga
niseerde in een van de beste hotels.
HET GELD raakte op. Milman zag
uit naar nieuwe mogelijkheden. Bij
de begrafenis van de dichter I. Broe-
sov sprak hij „als vriend van de
dierbare overledene" een ontroerend
„in memoriam" uit aart het graf. De
bewogen toespraak vormde de in
leiding voor een kennismaking mét
een vrouwelijk familielid van de
overleden dichter. Hij ontroerde de
dame nog verder met een triest ver
haal over zijn zoon, die betrokken
was geweest bij een auto-ongeluk en
van wie nu een schadevergoeding
werd geëist. De dame gaf Milman zes
duizend roebel, voldoende om naar
Riga in Letland te reizen, waar hij
zich als „vooraanstaande schrijver
voor de film uit Moskou" installeer
de. Een Letlandse filmmaatschappij
begon aan de verfilming van een
manuscript, dat Milman ergens had
opgedolven, maar op de een of an
dere manier kwam er een kink in de
kabel. De politie gaf hem de raad zo
snel mogelijk uit de stad te verdwij
nen. Milman ging,
LANGE TIJD vertoefde hij nu in
een luxueus gastenkwartier van een
collectieve mijn in bet gebied van
Donbas, waar hij gegevens verzamel
de voor een roman, spelend in dit
kolengebied. Hij verdween hier met
dertigduizend roebel, waarmee hij
voor twee mijnwerkers auto's zou
kopen (het is in Rusland erg moeilijk
een particuliere wagen te krijgen, als
men niet de hulp heeft van een in
vloedrijke persoon.
MILMAN WAS JUIST op weg een
medaille te krijgen voor een verhan
deling, waarin hij bepaalde indu
striëlen uit Moskou aan de kaak stel
de wegens de onwettige winsten, die
zij ten nadele van het volk behaal
den, toen hij tegen de lamp liep. De
aanbeveling om hem deze medaille
wegens zijn verdienste voor 's lands
economie toe te kennen, werd door
kruist door arrestatiebevelen uit die
delen van de Sovjet-Unie, waar hij
met zoveel succes gewerkt had voor
zijn privé-economie. En nu wacht hij
in een gevangenis zijn vonnis af.
WÈËimÊÊÈ wM
ïvA;
§r% 'V* pi
(Van onze correspondent in Parijs)
TWEE Haarlemse zangverenigingen
„Doopsgezind Zangkoor" en „Postaal Man
nenkoor" beloven in combinatie op
donderdag 29 januari een belangrijke bij
drage te leveren aan de Handelherdenking
naar aanleiding van het feit dat het op 14
april tweehonderd jaar geleden is, dat de
grote componist overleed. Uit de overvloed
van zijn muzikale nalatenschap was het
niet moeilijk een werk voor den dag te
halen dat in de Haarlemse Concertzaal nog
niet in zijn geheel geklonken heeft. Dat de
keuze in het onderhavige geval op het
„Dettinger Te Deum" viel, is echter bijzon
der te prijzen, daar dit uitvoerige stuk
bovendien een zijde van de componist doet
uitkomen, die minder bekendheid verwierf,
waar zij steeds in de schaduw bleef van
zijn succesrijke epische werken, namelijk
die zijner oratoriums. De onderhavige com
positie (een van de vijf, die de Ambro-
siaanse hymne „Te Deum laudamus" U,
o God, loven wij tot onderwerp hebben)
heeft nochtans niet weinig bijgedragen om
hem reeds tijdens zijn leven bij het Engelse
publiek beroemd te maken.
Het is een gelegenheidswerk, geschreven
en uitgevoerd ter gelegenheid van de zege
der Engelse en Oostenrijkse troepen, in
1743 in het Beierse dorp Dettingen behaald
op het Franse leger. Deze episode van de
Oostenrijkse successie-oorlog had voor de
Britten bijzondere betekenis, daar zij aan
hun koning George II, die op het slagveld
aanwezig was, een roem bezorgde, die de
Hannoveriaanse dynastie in Engeland niet
weinig verstevigde. Zij bracht zelfs een
opmerkelijke omkeer teweeg in de publieke
gezindheid ten opzichte van het koninklijk
huis. Het wapenfeit werd dan ook briljant
en met algemene instemming gevierd en
hierin had Handel, als hofcomponist, een
eclatant aandeel met zijn Dettinger Te
Deum, dat op 27 november 1743 in West
minster Abbey voor het eerst ten gehore
werd gebracht en lofprijzend onthaald.
Er is steeds met nadruk op gewezen, dat
Handel dit werk schiep in een levens
periode, die niet vertroebeld werd door
tegenkantingen en tegenslagen, waaraan
zijn bewogen carrière zo rijk was. Men
heeft daar dan ook uit afgeleid, dat de
gevoelens van vreugde, van triomf en van
erkentelijkheid, waarvan het Dettinger Te
Deum vervuld is, een zo natuurlijke en
overtuigende uitdrukking hebben gekregen.
Er zijn in de loop der tijden gelegenheids-
Te Deums geschreven, waarin de meest
krasse middelen, zoals klokkengelui en
kanonschoten, te pas gebracht werden. Niet
zo bij Handel, die overigens toch niet te
rugschrok voor pompeuze effecten, maar
hiervoor zijn hoogtepunt vond in het aan
wenden van pauken en trompetten. Verder
nam hij afstand van zijn operastijl om in
hoofdzaak de trant van zijn vroegere reli
gieuze werken te pas te brengen, maar dan
doorademd van de feestelijke vreugde en
de geestdrift, die de aangelegenheid hem
inspireerde. De rol van het koor, in vijf
stemmige zetting, is in het werk belang
rijker dan die der solisten, die echter ge
kenmerkt wordt door innigheid en diepe
bezinning. De beroemde basaria „Vouch
safe o Lord" is een heerlijk voorbeeld.
Maar ondanks de hoofdzakelijke stijl
wending, hierboven aangestipt, verzuimde
Handel toch ook niet zo nu en dan iets te
laten horen, dat aan zijn oratoriums herin
nert, aan een aria uit „Israel in Egypt" en
aan het „Halleluja" uit „De Messias" met
name. Er is zelfs op gewezen dat hij leen
tjebuur speelde bij de Italiaanse componist
Urio, uit wiens „Te Deum" hij niet minder
dan tien citaten te pas gebracht zou heb
ben. Over deze kwestie schreef Michel
Brenet indertijd: „Het zij ons genoeg in
het Dettinger Te Deum de manifestatie te
bewonderen van een genie, dat wellicht
gewoonlijk vreemde elementen aan zijn
scheppingen toevoegde, doch deze tot iets
van hemzelf maakte door ze het leven in te
blazen en er het dominerend stempel van
zijn eigen persoonlijkheid op te drukken."
Jos. de Klerk
HET OGENSCHIJNLIJKE fatalisme van
onze bevoegde en machtige zegsman voor
spelt, eerlijk gezegd, niet al te veel goeds.
Waarschijnlijk hebben de belanghebbende
magnaten hun voorzorgen al wel ge
troffen.... Politiek gezien heeft de re
gering onder de Vijfde Republiek tegen
over het parlement nu wel veel meer
macht dan vroeger, maar de economische
belangenconcentraties zijn nog steeds niet
uitgeschakeld. De strijd om de Hallen is
dan ook nog lang niet beslist. De ver
dwijning uit Parijs van de centrale markt
hallen zou daarom niet alleen een eerste
levensbelang zijn voor de volksgezondheid
èn het verkeer, maar vooral: een klinken
de overwinning van de centrale regering
op een niet minder gecentraliseerd econo
misch bastion, dat tot dusver alle plannen
ter verbetering en modernisatie souverein
wist te weerstaan.
De Hallen vormen óók een permanent verkeersobstakel: een
alledaags straattafreeltje in Parijs.
De laatste weken zijn de Fransen in adembenemend tempo
dagelijks opgeschrikt door de berichten, onder koeien van let
ters op de eerste krantenpagina's, over alle ingrijpende ver
anderingen die hun van de nieuwe Vijfde Republiek te wachten
staan. Het kón niet op. Devaluatie. Belastingverhoging, Hogere
prijzen. Hervorming van de justitie, van het onderwijs, van de
militaire dienstplicht. Inwerkingtreding van de Euromarkt
nzovoortsDe meeste verordeningen, die door de regering van
generaal De Gaulle in de periode der blanco volmachten
merking treden. Consequenties zullen de Fransen dus ook pas
later aan den lijve ondervinden. En bovendien zijn er dan nog
de bevoegdheden, die de regering zich vast heeft toegekend om
eventueel pas in de toekomst uit te voeren. Tot die laatste
categorie behoort het plan de Parijse markthallen eindelijk te
doen verdwijnen. In de afgelopen roeken, die het gezicht van
Frankrijk aanzienlijk veranderden, hebben de meeste Fransen
over dat. bericht over die hallen bijna ongemerkt heengelezen.
Ze hadden dan ook al zo veel sensatie te verwerken gehad.
Vroeger, onder de Vierde Republiek, zou iedere Parijzenaar de
ogen van verbazing ongelovig hebben uitgewreven öf op de
achterste benen zijn gesprongen. Waarom? Omdat iedereen uit
ondervinding had ervaren, dat die hallen een gigantisch onding
vormen in Parijs. Maar óók omdat ieder wel wist dat de be
langengroepen, vooral van de negentien vleesmagnaten, zo doel
matig en krachtig zijn georganiseerd, dat ze, als puntje bij
paaltje kwam, over alle welbedoelde pogingen tot hervorming
tóch zouden zegevieren. De Parijse Hallen, waar iedere nacht
de duizenden tonnen groente, vruchten, kaas, vis, gevogelte en
vlees worden aangevoerd, verhandeld en weer weggezonden, die
dankzij Zola en de titel van zijn beroemde roman als „Buik van
Parijs" een plaats in de geschiedenis innemen, behoorden tot de
geconsacreerde taboes mèt het alcoholisme en het hanzen-
gebrek van Frankrijk. Ieder spreekt er schande van. Maar
elke regering, die een serieuze poging wilde wagen voor een
oplossing, werd steevast onder allerlei vooriuendsels, door een
parlementaire meerderheid öf door de duistere machten achter
de schermen, tot capitulatie of de ondergang gedoemd of
gedwongen.
AL TIEN, twintig, vijftig jaren was er
sprake van de verhuizing van die beroem
de, of beter beruchte hallen. Op verschei
dene plaat:. .1 in de directe omgeving van
de hoofdstad hadden energieke autoriteiten
de wakkere ogen al op geschikte terreinen
laten vallen. Met de projecten voor een
nieuw hallencomplex zou men een aardige
bibliotheek kunnen vullen. D e redenen
voor die verplaatsing werden -bij het jaar.
de maand, de week dringender. Maar met
het hallenprobleem, of juister het hallen-
schandaal, ging het zoals met vrijwel alle
andere vraagstukken waarvoor Frankrijk
zich zag gesteld. Ieder zei het met ieder
eens te zijn en niemand was openlijk
tegen. Maar de starre behoudzucht en de
inertie, gevoegd bij die belangentrusts.
bleken niettemin een macht te vormen,
waarop alle gezonde voornemens afstuitten
als een speer op een stalen pantser. Ge
behoeft niettemin maar een korte wande
ling te maken door de buurt links van de
Boulevard Sebastopol, tussen het Chatelet
en het Gare de l'Est, om bij elke stap met
alle zintuigen ogen, oor en neus op
de argumenten te stoten, die pleitten vóór
de verdwijning. De Hallen behoren tot de
oudste instellingen van Parijs, want ze
werden als centrale marktplaats al dooi
de Romeinen gesticht. Een fraai document
zal men deze enorme ijzeren gevaarten
moeilijk kunnen noemen. Het Parijse ste-
deschoon behoefde dus van hun verplaat
sing óók al niet te lijden.
Sedert de omstreeks tweeduizend jaren
van zijn bestaan, is Parijs uitgegroeid tot
een metropool van een vier miljoen zielen.
De Hallen zitten nog altijd opgepakt en
samengeperst tussen de nauwe straatjes
van deze centrale wijk, waar de logge
olifanten van vrachtauto's derhalve een
permanente verkeersopstopping veroor
zaken. Een paar jaren geleden dorst het
Parijse gemeentebestuur nog een bedeesde
vinger uit to steken door te verordonneren
dat de Hallen 's morgens om tien uur
moesten worden stilgelegd. Maar de om
streeks zestigduizend mensen Parijse
middenstanders, agenten, tussenhandelaars,
sjouwers, straatvegers, bedelaars, clochards
die, elk op de eigen wijze, bij de activi
teit van de Hallen geïnteresseerd waren,
zijn daarom bij toverslag om tien uur in de
ochtend natuurlijk zo maar weer niet ver
dwenen. Zodat praktisch vierentwintig uur
per etmaal die „buik van Parijs" heftig
aan het rommelen blijft en iedere vorm
van verkeer in een groot deel van de stad
volslagen wordt ontwricht.
Kort voor de sneeuwval van verleden week maakte Poppe Damave dit stemmingsbeeld van de puinvlakte tegenover het Haarlemse station,
waar men thans bezig is nieuwe busperrons aan te leggen. Over de toekomstige bebouwing is nog geen beslissing genomen....
DAT GEROMMEL van die Parijse buik
en ingewanden blijft daarbij niet slechts
voor oog en oor waarneembaar. Wanneer
de bloederige beestekoppen en andere
lichaamsdelen na afloop van het nachtelijk
festijn moeten worden opgeruimd, dan kan
het hier, in het bijzonder in de zomer, ook
tamelijk sterk rieken. Om niet te zeggen:
zo fameus stinken, dat men er voor op de
vlucht zou slaan om zich tevens onmiddel
lijk tot het vegetarisme te bekeren. Met
de Hallen was zo dus ook een zeer tastbaar
belang voor de volkshygiëne gemoeid.
Twee jaar geleden zag een Parijse pastoor
zich zelfs genoodzaakt een publieke actie
te ontketenen om gedaan te krijgen, dat de
mestvaalten met rottende vruchten, groente,
vis en stinkende kadavers door de ge
meentereiniging tenminste iets tijdiger
werden opgeruimd. En het is óók nog niet
zo lang geleden, dat door de gezondheids
diensten vlak in de buurt van de Hallen
gevallen van lepra en pest werden gecon
stateerd, die direct aan deze wantoestanden
konden worden toegeschreven.
WE HEBBEN in en rond de Hallen weer
eens een bescheiden opiniepeiling onder
nomen om te zien en te horen hoe de be
trokkenen nü over de eventualiteit van een
hervorming en verhuizing denken. Over
het algemeen is men maar sceptisch ge
stemd. Natuurlijk, zo luidden de meeste
antwoorden, zijn de Hallen op deze plek
van de stad een onzinnigheid geworden.
Maar onder Napoleon beklaagde men zich
daar ook al over. En dus
Speciaal benieuwd waren we wel naar
het oordeel van de „mandataires" de
tussenpersonen, die het slachtvee bij de
boeren ophalen en in de Hallen verkopen
en die met hun negentienen de hele vlees
markt van Parijs beheersen, praktisch zelfs
de hele Franse markt. Want het is nu een
maal een van die vreemde toestanden in
dit vreemde land. dat overal iedereen het
oog gehypnotiseerd op Parijs gericht houdt.
Alles moet uit Parijs komen om goed te
kunnen zijn. En zo worden dan de zuid
vruchten en de peulvruchten van de Midi,
het vee uit Normandië, de kazen uit Cantal
eerst naar Parijs gestuurd om in de Hallen
verhandeld te worden, alvorens naar hun
geboortestreken terug te keren en daar
soms tegen een tienvoudige prijs door de
huismoeders in de winkels of op de mark
ten worden ingeslagen. Maar dan komt het
ook uit Parijs, ziet u? Bij dat bijgeloof in
de almacht der Parijse superioriteit, weten
nu in het bijzonder die „mandataires" kun
dig hun zijde te spinnen. Men vergist zich
vermoedelijk niet door deze potentaten van
het vlees, die er niet voor terugdeinzen de
toevoer stil en de markt plat te leggen,
wanneer ze zo hun prijzen op peil kunnen
houden, als een der allerrijkste en politiek-
machtigste belangenconcentraties van
Frankrijk te beschouwen. We hebben de
zwaargeschouderde compagnon van de
president van het vleessyndicaat, monsieur
Lemaire-Audoire, kunnen ondervragen,
maar hij hield zich wijselijk wat op de
vlakte.
We hebben geen enkel bezwaar tegen
de verplaatsing van de Hallen, zei hij. We
hebben hier natuurlijk wèl onze kostbare
installaties en magazijnen gevestigd. En
de meeste collega's zijn in deze wijk sinds
generaties van vader op zoon gevestigd.
U moet óók niet over het hoofd zien, dat
deze hele buurt van Parijs door de Hallen
in leven wordt gehouden. Zonder Hallen is
het hier de dood in de pot. Maar gelooft u
vooral niet aan die bakerpraatjes, dat wij
voor het schandaal van de Hallen verant
woordelijk zün. De regering heeft altijd
wel gepraat, maar nooit iets gedaan. Én
bovendien heeft de staat toch geen geld
voor een zó ingrijpende hervorming. Maar
wanneer De Gaulle nu anders wil. dat hij
zijn gang ga..