De afgod der produktiviteit
De romance van
Casanova met
Esther d'O
Consumptieprikkel
Sneeuw
HOLLANDSE EERBAARHEID
WAS STERKER DAN
ZWIERIGE VERLEIDING
Dwangneurose
ZATERDAG 24 JANUARI 1959
Erbij
PAGINA TWEE
ZIJN DE
BEHOEFTEN
VAN DE MENS
WERKELIJK
ONBEPERKT?
door Lizzy Sara May
WAAR geïndustrialiseerd wordt en
dat is dus langzamerhand overal ter we
reld spreekt men van produktiviteits
verhoging, zo ook in ons land. Lang niet
iedereen weet wat er van de produktivi
teit (dat wil zeggen de hoeveelheid en de
kwaliteit, die per uur van een bepaald
goed geproduceerd wordt) afhangt. Zon
der verhoging geen hogere lonen, geen da
ling van de prijzen, waardoor de concur
rentiepositie op buitenlandse markten
wordt verbeterd en Nederland meer kan
exporteren. Met de uit deze export ver
kregen deviezen kan men dan weer de
machines kopen, die onze produktiviteit
verder opvoeren, een hoogwaardiger pro-
dukt afleveren, dat we beter kunnen af
zetten. Bij een hogere produktiviteit ver
dienen we meer en er kan dus ook meer
gespaard worden. Dat is nodig, want die
spaargelden kunnen geïnvesteerd worden
in de industrie, waar nieuwe plaatsen ont
staan voor onze groeiende bevolking. Zon
der verhoging van de produktiviteit is
geen werktijdverkorting mogelyk. Er hangt
dus wel zeer veel van af.
HOE KAN MEN die produktiviteit nu
omhoog krijgen? Men heeft allerlei foef
jes bedacht, maar ten slotte zijn er toch
twee uiterst gewichtige oorzaken. Ten eer
ste: doordat iedereen harder werkt, ge
woon probeert per uur meer te produce
ren. De tweede manier is minder ver
moeiend, door efficiëntere machines in te
schakelen, die het werk vlugger en pre
ciezer doen dan mensenhanden. Deze ko
men er dan praktisch niet meer aan te
pas. Het produktieproces verloopt groten
deels automatisch. Arbeidskrachten wor
den dus afgestoten. En daar het juist de
bedoeling was werkgelegenheid voor deze
opgroeiende generaties te scheppen, ligt
hier dus een tegenstrijdigheid.
leven. Ziet mén naar de Verenigde Staten, er eigenlijk een verzadigingspunt bereikt.
dan merkt men dat dit uitgangspunt heeft
afgedaan. Niet dat er in Amerika geen ar
moede zou zijn, maar het is geen alge
meen maatschappelijk verschijnsel meer.
Dit is eveneens het geval in vele Europese
landen, ook bij ons. In de Verenigde Sta
ten is er in feite overvloed. Daar alle lan
den Amerika als voorbeeld hebben geko-
Nu gaat men evenwel behoeften scheppen,
door massale reclame en pi'opaganda, te
genwoordig door de geraffineerde „moti
vation research". De koper koopt. Waar
om worden die behoeften geschapen? De
ondernemers willen uiteraard meer ver
dienen, een grotere omzet bereiken, waar
bij hun kostprijzen dalen, hun winsten stij-
zen voor de industrialisatie en de levens- gen. Ze bedenken dus steeds nieuwe snuf-
DE ECONOMIE is van oudsher een
schaarstewetenschap. Dat wil zeggen:
honderdvijftig jaar lang heeft zij de
schaarste van de goederen tot uitgangs
punt gehad. Daaruit volgde, dat een ue-
langrijk deel der mensheid volkomen ver
standaard en er vroeg of laat. wel in zul
len slagen hetzelfde peil of een hoger te
bèreiken, zal na hard werken over enige
decennia, mits er geen oorlog komt, de ge
hele wereld voor deze overvloed, met alle
daarmee samenhangende problemen,
staan.
Men zegt vaak dat. het de menselijke be
hoeften zijn, die tot deze geweldige pro-
duktieve inspanning drijven. Maar dan
slaat men de plank mis. Dit is het oude
„schaarste"-uitgangspunt. Nadat des men
sen fundamentele behoeften aan voedsel,
klaarbaar noodzakelijk in armoede moest kleding, onderdak e.d. bevredigd zijn, is
DE JONGEMAN opende de
deur op een kier en stak
zijn hoofd naar buiten.
Even ademde hij snel do
koude nachtlucht in. Daar
op trok hij zijn hoofd terug.
Hij sloot de deur en liep
weer naar binnen.
Het sneeuwt niet meer,
zei hij. De twee mannen
rond het biljart reageerden
niet. Een van hen smeerde
zijn keu met krijt in en de
andere boog zich voorover
.ora te stoten. De waard
kwam van achter de tap-
'kast vandaan, zette de vuile
kopjes en glazen die op de
tafeltjes stonden op een
serveerblad en ging daarna
weer terug achter de toog.
Een voor een begon hij de
glazen in de spoelbak te
dopen.
Zo, sneeuwt het niet
meer, mompelde hij.
De jongeman legde een
been over een kruk, het
andere steunde hij op de
grond. Afwezig volgde hij
de bewegingen van de
kroegbaas, terwijl hij met
een hand op de tapkast
trommelde.
Geef me nog maar een
jonge, zei hij.
Gek, vervolgde hij na
enige tijd van zwijgen, gek.
Het sneeuwt dagen en da
gen, je krijgt het gevoel
alsof je gevangen bent en
dan opeensdan sneeuwt
het niet meer.
Gevangen? vroeg een
van de biljarters. Hij
richtte het over het biljart
gebogen hoofd op en keek
naar de jongeman. Heb je
wel eens in de bak ge
zeten
Ach nee, zei de jonge
man. Neeik bedoel
Het gordijn in de deur, die
het café met de woning
verbond werd opzij ge
schoven en de vrouw van
de waard kwam binnen.
Het sneeuwt niet meer,
zei ze.
Ja, ja, dat weten we al,
zei de waard. Hij keek
even zijdelings naar zijn
vrouw. Ze had zich blijk
baar net gepoederd. De
poeder was niet goed uit
gewreven en lag in on
effen vlakjes rond haar
neus. Ze bracht een geur
van goedkope parfum mee.
Ze pakte een doek en be
gon haar man te helpen
met het drogen van de gla
zen en kopjes.
Dat het niet meer
sneeuwt, zei de jongeman
nu tegen de vrouw. Dagen
sneeuwt het en je hebt de
hele dag het gevoel alsof
je gevangen bent. En dan
opeens
Ja, ja, zei de vrouw. Als
we nu maar geen strenge
vorst krijgen. Als de lucht
zo open wordt....
De jongeman dronk zijn
glaasje uit en schoof dit
naar de vrouw: Nog een
jonge, zei hij. Nou ja,
vorst is zo erg niet, maar
die sneeuw
Het lijkt wel of al die
nattigheid in je huis bin
nendringt, zei de vrouw.
Wintertenen krijg je er
van. Zulke opgezwollen
voeten. Ik loop de hele dag
op pantoffels. Kijk maar.
De jongeman steunde zich
met de handen op de toog
en boog zich voorover om
haar voeten te kunnen zien.
De vrouw ging enkele
stappen achteruit, zodat hij
een beter overzicht zou
kunnen krijgen. Blozend
ging de jongeman weer
zitten en bevend bracht hij
het glaasje naar de mond.
Mooie pantoffels, hè?
zei de vrouw. Heb ik van
mijn man gekregen met
kerstmis. Ze wierp een
kokette blik naar haar man,
maar deze stond net met
de rug naar haar toe.
Nou ja, vervolgde de
vrouw. Ik heb ze zelf uit
gezocht. Als hij wat voor
me kooptMet haar
schouder wees ze naar de
rug van haar man.
Met die sneeuw, zei de
jongeman, had hij mis
schien beter overschoenen
voor je kunnen kopen.
Overschoenen, zei de
vrouw, hoor dat: over
schoenen.... Wat moet ik
met overschoenen. Ik kom
geen deur uit. En met die
sneeuw helemaal niet. Hij
doet trouwens alle bood
schappen. Weer wees ze
met haar schouder.
Ja, ja, zei de waard nu.
Vijftig vierenveertig,
zei een van de biljarters.
Wil je nog een revanche
spelletje?
Oké, zei de andere. Er
weerklonk het getik van
het verspringen van de
cijfertjes op de rand van
het biljart. Direct daarna
sloeg de klok van de Grote
Kerk, de waard haalde het
laatste glas uit de spoelbak.
De hoogste tijd, heren,
zei hij. Zijn stem had reeds
de klank van het welterus
ten, dat hij straks tegen
zijn vrouw zou zeggen.
Nou, dan ga ik maar, zei
de jongeman. Langzaam
liet hij zich van zijn kruk
afglijden. Hoeveel is de
schade?
Heren! zei de waard nog
maals. Maar zijn stem
klonk nu waarschuwend.
De beide mannen legden
node hun keu neer en
kwamen afrekenen. De
jongeman had zijn jas al
aangetrokken en stond
aarzelend bij de deur te
wachten. Met fikse gebaren
hesen de twee biljarters
zich in hun duffels en ge
drieën liepen zij naar
buiten.
Maf ze, zei de vrouw.
Achter de mannen werd de
sleutel in het slot omge
draaid.
Dat het niet meer
sneeuwtzei de jonge
man. Hij zag omhoog naar
de torenklok van de Grote
Kerk, waarop de verlich
te cijfers tien over twaalf
wezen.
Daar staan we nou, zei
een van de manr.en. Dat is
nou Haarlem, wat een rot
stad. Nooit valt er hier iets-
te beleven. Twaalf uur,
kinderbedtijd in Haarlem,
nee dan Antwerpen, daar
was ik laatst.
De beide mannen staken
de Grote Markt over en het
gekners van de sneeuw
onder hun schoenen over
stemde hun woorden. De
jongeman keek nog steeds
omhoog naar de toren.
Diep ademde hij de snij
dende vrieslucht in. Het
kwartier trilde in kleine
geluidjes over de daken,
over het plein. Recht boven
de Vleeshal kwam plotse
ling de maan van achter
een wolk te voorschijn en
even kreeg de jongeman
het gevoel alsof die stilte,
die verzilverde wereld on
middellijk aansloot bij een
gebeuren dat heel ver in
zijn kindertijd moest lig
gen. Alsof die moeizame
jaren van volwassen wor
den begraven lagen onder
deze zelfde sneeuw. Dit ge
voel duurde echter maar
heel kort, niet langer dan
het ogenblik dat een dro
mer zich omdraait in zijn
slaap. De maan verdween
weer achter een groot op
dringend wolkenvlak. Au
tomatisch zette de jonge
man zijn kraag op om
daarna de afdrukken van
voetstappen te volgen, een
spoor dat hom var"'"1* in
de richting van zijn luiis
zou brengen.
jes om de aanstaande koper te prikkelen.
Met die „hongerende realiteit" van de on
bevredigde behoeften loopt het dus in de
geïndustrialiseerde landen zo'n vaart niet
en daarvoor zou men zich dus ook zo moe
niet behoeven te maken. Als de behoeften
niet gecreëerd werden, zouden we zonder
ijskasten en televisie ook heel góed kun
nen leven. Dertig, veertig jaar geleden,
deden we dat immers ook.
TOCH STEUNEN vrijwel alle rege
ringen een propagandacampagne voor
produktiviteitsverhoging. Dit heeft een an
dere oorzaak. Men wil een zo groot moge
lijke werkgelegenheid scheppen, met an
dere woorden, het aantal werklozen tot
een minimum reduceren. Daarvoor moe
ten de consumenten veel kopen. Nadat de
fundamentele behoeften bevredigd zijn,
zullen zij luxe goederen moeten aanschaf
fen. Het publiek moet kopen opdat dat
zelfde publiek werk heeft. Daar de bevol
king toeneemt, zal het publiek zelfs steeds
meer of duurdere goederen moeten aan
schaffen. De concurrentie, we wezen er
al op, dwingt echter tot zo groot mogelij
ke arbeidsbesparing, waardoor prijzen da
len en omzetten stijgen. Daarom wordt
men gedwongen tot grote investeringen in
dure machinerie, die lang niet alle uit de
lopende besparingen kunnen geschieden.
Het gevolg is inflatie en om deze af te
remmen, bestedingsbeperking met werk
loosheid, geringere consumptie enmin
der investeringen. Wil men ondanks deze
.automatische werktuigen de werkgelegen-
'hèidJin stand houden of zélfs nog uitbrei
den, 'dan zal men de consumptieprikkel
nog groter moeien maken. Daarvoor is het
nodig dat een ieder over een behoorlijke
hoeveelheid contanten beschikt, ook de
werklozen. John K. Galbraith een Ameri
kaans econoom, heeft in zijn boek „The
Affluent Society" aangeraden om een
flexibele werklozensteun uit te keren, die
per hoofd toeneemt als de werkloosheid
stijgt en daalt als deze omlaag gaat.
De inflatie wordt op die manier bestre
den, anderzijds behoeft men niet om te
verdienen voortdurend nutteloze dingen te
maken, waarvoor de vraag later moet
worden geschapen. De oplossing van Gal
braith zal niet eenvoudig te verwerkelij
ken zijn, ook al omdat de werkloze arbei
der er belang bij krijgt dat de werkloos
heid toeneemt. Veel meer voor de hand
ligt het de arbeidstijd te verkorten. Maar
hoe kan men dan genoeg verdienen om de
reeds bestaande, geschapen behoeften te
bevredigen?
Tweemaal was 's werelds grootste vrouwengek, Giacomo Casanova, zich noemende Chevalier
de Seingalt en levende van 1725 tot 1798, in ons land, de eerste keer tweehonderd jaar geleden. Voor
de Nederlandse vrouw in het algemeen zou men het als geen kleine eer kunnen beschouwen, dat deze
aartsverleider tenslotte tóch in zekere zin een blauwtje liep bij het Amsterdamse meisje, voor wie
hij zeker niet minder moeite deed dan voor
de vele honderden, die dit losbandige heer
schap als bloempjes plukte in de kleurige
tuin van de pruikentijd. Iets dat overigens niet
wil zeggen, dat de bekoorlijke Esther d'O.
de enige dochter van een rijke Amster
damse weduwnaar, in werkelijkheid Esther
Hope geheten niet tot in het diepst van
haar meisjeshart door de onstuimige avances
van de fonkelogende, toen 33-jarige Italiaan
was getroffen. Maar wij moeten bij het begin
beginnen. En daarvoor moeten wij terug naar
Venetië, het Venetië van de achttiende eeuw,
met zijn speeltafels, waar een graaf Dandolo
in vierentwintig uur al zijn bezittingen kan
verspelen en tenslotte (bij een tegenzet van
honderd duizend dukaten) zijn eeuwenoude
adelsbrief. Venetië, waar de huwelijksban
den sierlijker en losser gestrikt zitten dan
waar ook ter wereld. Venetië, waar het car
naval elk jaar vijf maanden duurt, van mei tot
oktober. Venetië, waar zeven theaters zijn,
terwijl Parijs in dezelfde tijd geweldig prat
gaat op zijndrie schouwburgen. Venetië,
de stad van de „segisbeo", de gedienstige
cavalier van een gehuwde dame. Hij geleidt
de vereerde vrouw waar zij gaat of staat,
reikt haar in de kerk het gebedenboek aan
en helpt haar in gondel of rijtuig, 's Morgens
staat hij bij haar bed als zij ontwaakt en trekt
gedienstig de corsetveter aan, terwijl de
echtgenoot elders voor „segisbeo" speelt.
NAARMATE de mensheid over meer
energiebronnen beschikt, behoeft zij min
der zelf te doen. De stoomkracht was al
een zeer belangrijke verbetering, Steen
kool en olie en de waterkracht zijn de mo
derne energiebronnen. Deze zijn alle nog
in hoeveelheid beperkt. Er is geen twijfel
aan of de mens zal in de komende eeuw,
dank zij de atoomenergie, over schier on
beperkte hoeveelheden kracht beschikken,
voor betrekkelijk geringe prijs. De pro
duktiviteit zal daardoor aanmerkelijk kun
nen stijgen en het zou zeer goed mogelijk
zijn, dat de mensheid misschien in aan
tal verdubbeld een voor ons onvoorstel
baar hoge materiële levensstandaard be
reikt (mits er natuurlijk geen grote oor
logen plaats vinden). Toch zal er ook dan
gewerkt moeten worden, hetzij dan dat de
handenarbeid tot een factor van onderge
schikte betekenis is teruggedrongen. De
mens zal gedwongen worden tot steeds gro
tere en zwaardere technische denkarbeid.
Kortere werkdagen en weken zullen nor
maal zijn, maar zij zijn nu voortgekomen
uit de verhoogde produktiviteit. Met an
dere woorden: men gaat onverstoorbaar
voort met het scheppen van behoeften.
Men kan echter vóór het zover is de kor
tere werkweek als rem op de kooplust
(dan zal men uiteraard ook overwerk moe
ten verbieden) gebruiken. Men dwingt de
mensen dan dus tot ontspanning, waaraan
men goede vorm zal moeten geven, bij
voorbeeld door erop te wijzen welke ande
re waarden er in het leven nog zijn be
halve „het verdienen om te kopen".
Het is natuurlijk erg twijfelachtig of de
doorvoering van een dergelijk plan in een
democratie politiek haalbaar is, maar
voor de geestelijke en lichamelijke volks
gezondheid is het niet zonder betekenis.
Als in de voornaamste behoeften is voor
zien, honger en ziekte zijn uitgebannen,
het onderwijs op een behoorlijk niveau is,
dan is al het overige luxe. Bij een opvoe
ding, waarin het accent wordt gelegd op
de distinctiedrang, de behoefte aan veilig
heid en erkenning als motieven voor het
bezitten van luxe, zal de relatieve bete
kenis van de materiële zaken worden in
gezien. Men zal de afgod van de produk
tiviteit verlaten en hem vervangen door
die van de vrije tijd, of van de vrijheid,
want in die produktiviteitsverhogingsac-
ties manifesteert zich een ernstige dwang
neurose: de vrees niets te doen te heb
ben.
W. Langevelcl
ALS DE ZOON van een derderangs to
neelspeler is Giacomo Casanova in 1725 in
Venetië geboren. Hij is een pientere jon
gen, die spelenderwijs zijn medeleerlingen
overtroeft. Hij wil intens meedoen en over
al bij zijn. Aan de kaden ziet hij geblin
deerde gondels voorbijvaren, terwijl de
avond valt. Wie vaart daar? Waarheen?
Opgroeiend in de lichtzinnigste stad ter
wereld, wordt Casanova maar wie kan
het hem eigenlijk verwijten! een vroeg
rijp en vroegbedorven kind.
Maar toch heeft hij, nog maar zestien
jaar tellend, al met lof een doctorsbul ver
diénd: Én Casanova wordt priester. Hij
gaat naar Rome, waar hij een goede kans
maakt secretaris van kardinaal Aquaviva
te worden. Maar dan komt in zijn leven de
eerste van de talloze verwikkelingen met
en over vrouwen. Niet zelf is hij ditmaal
echter schuldig, doch een vriend. De schijn
is evenwel tegen Giacomo en hij wordt
„weggepromoveerd". Met een eervolle op
dracht van de kardinaal moet hij naar
Konstantinopel vertrekken. In zijn hart
heeft hij echter het geloof verloren in de
waarde van een rechtschapen levenswan
del. Als Konstantinopel bereikt is, heeft
de jonge priester zich getransformeerd tot
een elegante officier. Zijn indrukwekkende
uniform is van eigen vinding.
Het is onmogelijk Casanova te volgen op
zijn levensweg. Geen land in Europa dat
hij niet bereisde, zeer vermogend soms, in
eigen koets met eigen bedienden, arm als
een kerkrat vaak, er niet voor terugschrik
kend met een vals kaartspelletje hier of
een verdacht handeltje daar zijn ontred
derde financiën op orde te brengen. Voor
niets deinst deze,
eigenlijk bijzonder in
telligente kerel terug.
Een voorbeeld. En
kele weken is hij
nog maar in Parijs*
nauwelijks in staat
een gesprek in het
Frans te voeren.
Maar toch is hij de
enige die in het
grootste theater,
waar ook de koning
met zijn hofhouding
pleegt te komen,
langdurig en luid
applaudisseert voor
een impopulaire Ita
liaanse zangeres. Ma
dame de Pompadour
zit in haar loge. Zij
laat de bruine,
slanke onbekende aan
zich voorstellen. Twaalf jaar later her
innert Madame de Pompadour zich nog de
conversatie met Casanova in zijn zwaar-
geaccentueerde Frans.
Mét goochelkunsten, gewichtig aange
diend als de eeuwenoude, geheime leer van
de Kaballa, weet hij de schatrijke markie
zin d'Urfé duizenden Louis d'Or lichter te
maken. Ook met Lodewijk de Vijftiende
komt hij in contact. Hij bezorgt zijne ma
jesteit een dertienjarige Venus voor het
bekende Parc-aux-cerfs, waar de koning
echter geen herten meer houdt, maar mai-
tressen onderbrengt in de verspreid gele
gen landhuizen. Boucher heeft het meisje
zo geschilderd, dat men heden ten dage
de smaak van Casanova en Lodewijk de
Vijftiende nog kan naproeven.
Onbetekenende stunt van een lichtmis?
Goed, maar Casanova is het ook, die de
Franse minister van Financiën ervan weet
te overtuigen, dat alleen een bepaald soort
staatsloterij het land van het naderende
bankroet zal kunnen redden. En hij krijgt
de opdracht deze loterij te organiseren.
Jarenlang is hij het, die inderdaad miljoe
nen franken verdient voor de Franse staat.
En uiteraard vele duizenden franken voor
zichzelf! Het is duidelijk dat de eerste de
beste avonturier nooit het vertrouwen van
de Franse regering zou hebben gekregen.
Weinig bekend is het ook, dat Casanova,
die men slechts als lichtzinnige auteur van
de „Mémoires" kent, jaren lang getracht
heeft naamfté-makeYi dichter, essayist
en dramaturg;:' NEeer dah één geschrift van
zijn hand vë'éééheeh -tijdens, zijn leven.
WAAROM kwam hij in de winter van
1758/1759 naar ons land? In verband met
een van de vele gecompliceerde trarisactiès
in geld en effecten tussen de Franse rege
ring en de bankiers in Nederland was het
in Parijs gewenst gebleken dat iemand,
buiten de Franse gezant in Den 1-Iaag om,
met de Nederlanders ging onderhandelen.
Casanova had er de lucht van gekregen dat
zo iemand gezocht werd, zijn relaties zorg
den voor de rest.
Slechts één nacht bleef Casanova in Rot
terdam over. In Den Haag logeerde hij bij
de bankier Boas en werd hij voorgesteld
aan de twaalfjarige stadhouder Willem V
en aan diens moeder. Hij woonde bijeen
komsten bij van de vrijmetselaars, waar
door hij in korte tijd op vriendschappelijke
voet omging met de meest vooraanstaande
figuren uit regeringskringen. En dan reist
Giacomo in zijn postsjees met bagage en
twee lakeien door het besneeuwde polder
land naar Amsterdam.
Een dag later is hij in contact met een
der rijkste Amsterdamse kooplieden-ban
kiers. Thomas Hope, in de gedenkschriften
als de heer d'O aangeduid. Twee dagen
later, op nieuwjaarsdag 1759, wordt hij
ontvangen in het luxueuze huis van de
koopman en leert hij Esther kennen: „Een
meisje met een zeer blanke, heel licht roze
getinte gelaatskleur, gitzwarte haren en de
mooiste ogen die men zich kan voorstellen.
Zij maakte indruk op mij. Haar vader had
haar een schitterende opvoeding laten
geven, zij sprak uitstekend Frans, speelde
bijzonder goed clavecimbel en hield harts
tochtelijk veel van lezen."
Het blijkt dat die dag een concert gege
ven wordt, dat Esther graag bezoeken wil.
Zelden is de wereldwijze avonturier zo
verwonderd geweest, als over het ver
trouwen dat de vader en de dochter hem
die avond schenken: hij rijdt met de in
avondkleding gestoken Esther naar de con
certzaal, zonder chaperonne!
ENKELE WEKEN later misschien
vandaag juist tweehonderd jaar geleden
organiseert de schalkse Esther een schaats-
tochtje. Zij nodigt ook Casanova uit! Hij,
die meer dan eens de dood geriskeerd heeft
voor een lieftallig gezicht, neemt de uitno
diging uiteraard onmiddellijk aan. Ach, hij
wist niet wat hem boven het hoofd hing.
In koetsen rijdt het gezelschap vrolijke
jongelui naar de Amstel, waar men de
schaatsen onder bindt. Een behulpzame
jongeman helpt Casanova even. En daar
schieten de meisjes en jongens al weg. Ca
sanova wil hen volgen: de eerste, allesbe
halve elegante val van de Chevalier de
Seingalt, gevolgd door tientallen andere.
,.Ik leed als een martelaar en was bang
dat mijn onderste ruggewervel, die men
Misschien ten overvloede voegen wij aan het artikel over de romance van
Casanova In Holland nog de bijzonderheid toe, dat de Amsterdamse bankier
Henry Hope de stichter is geweest van het Paviljoen in de Haarlemmer Hout,
dat in de Jaren 17881790 werd gebouwd en de naam „Welgelegen" kreeg.
Voordien bewoonde hij er een rustieke hofstede. Het Paviljoen, waar thans
de provinciale griffie van Noordholland is gevestigd, werd na hem door
Koning Lodewijk Napoleon en nadat het tot staatsdomein was verklaard
door Prinses Willemijntje als paleis gebruikt. Het heeft gedurende een groot
deel van de vorige eeuw als museum voor diverse doeleinden dienst gedaan.
Ook de fraaie „doorkijk" in de Hout is te danken aan de heer Hope, die
van het Haarlemse gemeentebestuur verlof had gekregen de loop van
enige lanen in de omgeving te wijzigen en een deel van het belendende
geboomte om te hakken. Lang heeft de bankier niet in zijn fraaie behuizing
gewoond: als oranjegezind Nederlander nam hij in 1795, bij de omwenteling,
de wijk naar Engeland met medeneming van de meeste kunstschatten.
het „os sacrum" noemt, verbrijzeld was".
Deze eer moet men Casanova nageven: ook
op het gladde Nederlandse ijs laat hij zich
niet uit het veld slaan.
Allengs ontwikkelt zich in de volgende
dagen een verhouding tussen haar en de
donkere bezoeker. Ook nu probeert Casa
nova zich voor te doen als de in de geheime
leer van de Kaballa ingewijde, de man die
door het sleutelwoord O.S.A.D. met cijfer-
pyramiden alle geheimen van verleden,
heden en toekomst kan ontsluieren. Het
duurt-echter maar even, of Esther orakelt
even hard als Casanova zelf. Zij heeft het
doorzien dat~ het orakel precies de ant
woorden gééft, die men zelf wil laten
gëvéfi; De cijfërpyramiden moeten zo wor
den gebouwd, dat aan de basis de gewenste
woorden-in-cijferschrift te voorschijn ko
men. Casanova is nu wel even verbluft.
Het lot is hem gunstig. Op een ochtend,
de trap naar de woonvertrekken van de
familie d'O oplopend, vindt hij een porte
feuille met bankpapier, hangend in een
opening onder een traptrede. Hij schuift
de portefeuille er geheel door, zodat deze
valt en waarschijnlijk terecht komt in de
kelder onder het huis. Dezelfde avond ver
telt de heer d'O. van zijn verlies. Op zijn
verzoek raadpleegt Casanova het orakel.
Natuurlijk is het antwoord: „In de kelder".
„Onmogelijk!" oordeelt de heer d'O. en
ook Casanova zelf doet sceptisch. Toch
zoekt men even, tegen beter weten in, de
kelder af en vindt het verloren voorwerp
inderdaad.
Esther is nog niet overtuigd, maar hoe
kan Giacomo dit hebben geënscèneerd? De
heer d'O. daarentegen staat perplex van
Casanova's supra-normale vermogens. En
kele dagen later verzoekt hij de Italiaan
het orakel te vragen of een bepaald Ne
derlands schip al of niet schipbreuk heeft
geleden. Men heeft er enkele weken niets
van gehoord. Casanova, die de bedoeling
van de vraag niet weet, laat het orakel
„behouden" antwoorden. Pas de volgende
dag vernemen Casanova en Esther dat de
heer d'O. die morgen het schip met zijn
gehele lading voor driehonderdduizend
gulden op de beurs heeft gekocht. Indien
het schip terugkeert, zal hij miljoenen
hebben verdiend. In het andere geval
Zelfs tegenover Esther houdt Giacomo
in deze pijnlijke situatie de juistheid van
het orakel vol. En voor de zoveelste keer
is Vrouwe Fortuna de Italiaanse avontu
rier welgezind. Enkele weken later wordt
in Amsterdam het bericht ontvangen, dat
het schip in Madeira is aangekomen. Het
douceurtje dat Casanova van zijn vriend
en aanstaande schoonvader(?) ontvangt, is
niet gering: dertigduizend harde Hollandse
guldens, een klein vermogen. En wat Ca
sanova bijna net zo belangrijk vindt: Es
ther begint te geloven, dat zijn kabalisti-
sche kunst toch wel veel wonderbaarlijker
is dan de hare
Aanstaande schoonvader? De heer d'O.
en Esther zijn beiden gewonnen voor en
door Giacomo, hijzelf kan echter de inge
boren zwerflust niet langer de baas. En als
nu ook nog de opdracht van de Franse re
gering met goed gevolg afgewikkeld raakt,
beweert hij dat dringende redenen hem
naar Parijs terugroepen. Een half jaar
later is hij terug. Is Esther hem vergeten?
„Zodra zij mij zag, slaakte het charmante
persoontje een kreet van verrassing en
blijdschap en wierp zich in mijn armen,
waar ik haar met geestdriftige innigheid
ontving".
Al gauw wordt er weer georakeld dat het
eqn lieve lust is. Tegelijkertijd wordt, de
verliefdheid van Casanova steeds groter.
Esther heeft echter als eis gesteld hem
slechts als aanstaande echtgenoot te wil
len aannemen, zodra hij haar het volle ge
heim van de Kaballa heeft geopenbaard.
Korte tijd later vertrekt hij voor een
reisje naar Duitsland, zeer behoorlijk door
de heer d'O. die hem liefheeft als zijn
zoon van reisdeviezen voorzien. Zijn
plechtige belofte nog hetzelfde jaar in Am
sterdam te zullen terugkeren, heeft hij niet
gehouden: „Mijn belofte was oprecht en zo
ik die charmante en buitengewone vrouw
niet heb teruggezien, kan ik mij toch niet
verwijten haar te hebben bedrogen, want
alles wat mij nadien overkwam, heeft mij
belet mijn woord tegenover haar te hou
den. j. v.