De afgod der produktiviteit De romance van Casanova met Esther d'O Consumptieprikkel Sneeuw HOLLANDSE EERBAARHEID WAS STERKER DAN ZWIERIGE VERLEIDING Dwangneurose ZATERDAG 24 JANUARI 1959 Erbij PAGINA TWEE ZIJN DE BEHOEFTEN VAN DE MENS WERKELIJK ONBEPERKT? door Lizzy Sara May WAAR geïndustrialiseerd wordt en dat is dus langzamerhand overal ter we reld spreekt men van produktiviteits verhoging, zo ook in ons land. Lang niet iedereen weet wat er van de produktivi teit (dat wil zeggen de hoeveelheid en de kwaliteit, die per uur van een bepaald goed geproduceerd wordt) afhangt. Zon der verhoging geen hogere lonen, geen da ling van de prijzen, waardoor de concur rentiepositie op buitenlandse markten wordt verbeterd en Nederland meer kan exporteren. Met de uit deze export ver kregen deviezen kan men dan weer de machines kopen, die onze produktiviteit verder opvoeren, een hoogwaardiger pro- dukt afleveren, dat we beter kunnen af zetten. Bij een hogere produktiviteit ver dienen we meer en er kan dus ook meer gespaard worden. Dat is nodig, want die spaargelden kunnen geïnvesteerd worden in de industrie, waar nieuwe plaatsen ont staan voor onze groeiende bevolking. Zon der verhoging van de produktiviteit is geen werktijdverkorting mogelyk. Er hangt dus wel zeer veel van af. HOE KAN MEN die produktiviteit nu omhoog krijgen? Men heeft allerlei foef jes bedacht, maar ten slotte zijn er toch twee uiterst gewichtige oorzaken. Ten eer ste: doordat iedereen harder werkt, ge woon probeert per uur meer te produce ren. De tweede manier is minder ver moeiend, door efficiëntere machines in te schakelen, die het werk vlugger en pre ciezer doen dan mensenhanden. Deze ko men er dan praktisch niet meer aan te pas. Het produktieproces verloopt groten deels automatisch. Arbeidskrachten wor den dus afgestoten. En daar het juist de bedoeling was werkgelegenheid voor deze opgroeiende generaties te scheppen, ligt hier dus een tegenstrijdigheid. leven. Ziet mén naar de Verenigde Staten, er eigenlijk een verzadigingspunt bereikt. dan merkt men dat dit uitgangspunt heeft afgedaan. Niet dat er in Amerika geen ar moede zou zijn, maar het is geen alge meen maatschappelijk verschijnsel meer. Dit is eveneens het geval in vele Europese landen, ook bij ons. In de Verenigde Sta ten is er in feite overvloed. Daar alle lan den Amerika als voorbeeld hebben geko- Nu gaat men evenwel behoeften scheppen, door massale reclame en pi'opaganda, te genwoordig door de geraffineerde „moti vation research". De koper koopt. Waar om worden die behoeften geschapen? De ondernemers willen uiteraard meer ver dienen, een grotere omzet bereiken, waar bij hun kostprijzen dalen, hun winsten stij- zen voor de industrialisatie en de levens- gen. Ze bedenken dus steeds nieuwe snuf- DE ECONOMIE is van oudsher een schaarstewetenschap. Dat wil zeggen: honderdvijftig jaar lang heeft zij de schaarste van de goederen tot uitgangs punt gehad. Daaruit volgde, dat een ue- langrijk deel der mensheid volkomen ver standaard en er vroeg of laat. wel in zul len slagen hetzelfde peil of een hoger te bèreiken, zal na hard werken over enige decennia, mits er geen oorlog komt, de ge hele wereld voor deze overvloed, met alle daarmee samenhangende problemen, staan. Men zegt vaak dat. het de menselijke be hoeften zijn, die tot deze geweldige pro- duktieve inspanning drijven. Maar dan slaat men de plank mis. Dit is het oude „schaarste"-uitgangspunt. Nadat des men sen fundamentele behoeften aan voedsel, klaarbaar noodzakelijk in armoede moest kleding, onderdak e.d. bevredigd zijn, is DE JONGEMAN opende de deur op een kier en stak zijn hoofd naar buiten. Even ademde hij snel do koude nachtlucht in. Daar op trok hij zijn hoofd terug. Hij sloot de deur en liep weer naar binnen. Het sneeuwt niet meer, zei hij. De twee mannen rond het biljart reageerden niet. Een van hen smeerde zijn keu met krijt in en de andere boog zich voorover .ora te stoten. De waard kwam van achter de tap- 'kast vandaan, zette de vuile kopjes en glazen die op de tafeltjes stonden op een serveerblad en ging daarna weer terug achter de toog. Een voor een begon hij de glazen in de spoelbak te dopen. Zo, sneeuwt het niet meer, mompelde hij. De jongeman legde een been over een kruk, het andere steunde hij op de grond. Afwezig volgde hij de bewegingen van de kroegbaas, terwijl hij met een hand op de tapkast trommelde. Geef me nog maar een jonge, zei hij. Gek, vervolgde hij na enige tijd van zwijgen, gek. Het sneeuwt dagen en da gen, je krijgt het gevoel alsof je gevangen bent en dan opeensdan sneeuwt het niet meer. Gevangen? vroeg een van de biljarters. Hij richtte het over het biljart gebogen hoofd op en keek naar de jongeman. Heb je wel eens in de bak ge zeten Ach nee, zei de jonge man. Neeik bedoel Het gordijn in de deur, die het café met de woning verbond werd opzij ge schoven en de vrouw van de waard kwam binnen. Het sneeuwt niet meer, zei ze. Ja, ja, dat weten we al, zei de waard. Hij keek even zijdelings naar zijn vrouw. Ze had zich blijk baar net gepoederd. De poeder was niet goed uit gewreven en lag in on effen vlakjes rond haar neus. Ze bracht een geur van goedkope parfum mee. Ze pakte een doek en be gon haar man te helpen met het drogen van de gla zen en kopjes. Dat het niet meer sneeuwt, zei de jongeman nu tegen de vrouw. Dagen sneeuwt het en je hebt de hele dag het gevoel alsof je gevangen bent. En dan opeens Ja, ja, zei de vrouw. Als we nu maar geen strenge vorst krijgen. Als de lucht zo open wordt.... De jongeman dronk zijn glaasje uit en schoof dit naar de vrouw: Nog een jonge, zei hij. Nou ja, vorst is zo erg niet, maar die sneeuw Het lijkt wel of al die nattigheid in je huis bin nendringt, zei de vrouw. Wintertenen krijg je er van. Zulke opgezwollen voeten. Ik loop de hele dag op pantoffels. Kijk maar. De jongeman steunde zich met de handen op de toog en boog zich voorover om haar voeten te kunnen zien. De vrouw ging enkele stappen achteruit, zodat hij een beter overzicht zou kunnen krijgen. Blozend ging de jongeman weer zitten en bevend bracht hij het glaasje naar de mond. Mooie pantoffels, hè? zei de vrouw. Heb ik van mijn man gekregen met kerstmis. Ze wierp een kokette blik naar haar man, maar deze stond net met de rug naar haar toe. Nou ja, vervolgde de vrouw. Ik heb ze zelf uit gezocht. Als hij wat voor me kooptMet haar schouder wees ze naar de rug van haar man. Met die sneeuw, zei de jongeman, had hij mis schien beter overschoenen voor je kunnen kopen. Overschoenen, zei de vrouw, hoor dat: over schoenen.... Wat moet ik met overschoenen. Ik kom geen deur uit. En met die sneeuw helemaal niet. Hij doet trouwens alle bood schappen. Weer wees ze met haar schouder. Ja, ja, zei de waard nu. Vijftig vierenveertig, zei een van de biljarters. Wil je nog een revanche spelletje? Oké, zei de andere. Er weerklonk het getik van het verspringen van de cijfertjes op de rand van het biljart. Direct daarna sloeg de klok van de Grote Kerk, de waard haalde het laatste glas uit de spoelbak. De hoogste tijd, heren, zei hij. Zijn stem had reeds de klank van het welterus ten, dat hij straks tegen zijn vrouw zou zeggen. Nou, dan ga ik maar, zei de jongeman. Langzaam liet hij zich van zijn kruk afglijden. Hoeveel is de schade? Heren! zei de waard nog maals. Maar zijn stem klonk nu waarschuwend. De beide mannen legden node hun keu neer en kwamen afrekenen. De jongeman had zijn jas al aangetrokken en stond aarzelend bij de deur te wachten. Met fikse gebaren hesen de twee biljarters zich in hun duffels en ge drieën liepen zij naar buiten. Maf ze, zei de vrouw. Achter de mannen werd de sleutel in het slot omge draaid. Dat het niet meer sneeuwtzei de jonge man. Hij zag omhoog naar de torenklok van de Grote Kerk, waarop de verlich te cijfers tien over twaalf wezen. Daar staan we nou, zei een van de manr.en. Dat is nou Haarlem, wat een rot stad. Nooit valt er hier iets- te beleven. Twaalf uur, kinderbedtijd in Haarlem, nee dan Antwerpen, daar was ik laatst. De beide mannen staken de Grote Markt over en het gekners van de sneeuw onder hun schoenen over stemde hun woorden. De jongeman keek nog steeds omhoog naar de toren. Diep ademde hij de snij dende vrieslucht in. Het kwartier trilde in kleine geluidjes over de daken, over het plein. Recht boven de Vleeshal kwam plotse ling de maan van achter een wolk te voorschijn en even kreeg de jongeman het gevoel alsof die stilte, die verzilverde wereld on middellijk aansloot bij een gebeuren dat heel ver in zijn kindertijd moest lig gen. Alsof die moeizame jaren van volwassen wor den begraven lagen onder deze zelfde sneeuw. Dit ge voel duurde echter maar heel kort, niet langer dan het ogenblik dat een dro mer zich omdraait in zijn slaap. De maan verdween weer achter een groot op dringend wolkenvlak. Au tomatisch zette de jonge man zijn kraag op om daarna de afdrukken van voetstappen te volgen, een spoor dat hom var"'"1* in de richting van zijn luiis zou brengen. jes om de aanstaande koper te prikkelen. Met die „hongerende realiteit" van de on bevredigde behoeften loopt het dus in de geïndustrialiseerde landen zo'n vaart niet en daarvoor zou men zich dus ook zo moe niet behoeven te maken. Als de behoeften niet gecreëerd werden, zouden we zonder ijskasten en televisie ook heel góed kun nen leven. Dertig, veertig jaar geleden, deden we dat immers ook. TOCH STEUNEN vrijwel alle rege ringen een propagandacampagne voor produktiviteitsverhoging. Dit heeft een an dere oorzaak. Men wil een zo groot moge lijke werkgelegenheid scheppen, met an dere woorden, het aantal werklozen tot een minimum reduceren. Daarvoor moe ten de consumenten veel kopen. Nadat de fundamentele behoeften bevredigd zijn, zullen zij luxe goederen moeten aanschaf fen. Het publiek moet kopen opdat dat zelfde publiek werk heeft. Daar de bevol king toeneemt, zal het publiek zelfs steeds meer of duurdere goederen moeten aan schaffen. De concurrentie, we wezen er al op, dwingt echter tot zo groot mogelij ke arbeidsbesparing, waardoor prijzen da len en omzetten stijgen. Daarom wordt men gedwongen tot grote investeringen in dure machinerie, die lang niet alle uit de lopende besparingen kunnen geschieden. Het gevolg is inflatie en om deze af te remmen, bestedingsbeperking met werk loosheid, geringere consumptie enmin der investeringen. Wil men ondanks deze .automatische werktuigen de werkgelegen- 'hèidJin stand houden of zélfs nog uitbrei den, 'dan zal men de consumptieprikkel nog groter moeien maken. Daarvoor is het nodig dat een ieder over een behoorlijke hoeveelheid contanten beschikt, ook de werklozen. John K. Galbraith een Ameri kaans econoom, heeft in zijn boek „The Affluent Society" aangeraden om een flexibele werklozensteun uit te keren, die per hoofd toeneemt als de werkloosheid stijgt en daalt als deze omlaag gaat. De inflatie wordt op die manier bestre den, anderzijds behoeft men niet om te verdienen voortdurend nutteloze dingen te maken, waarvoor de vraag later moet worden geschapen. De oplossing van Gal braith zal niet eenvoudig te verwerkelij ken zijn, ook al omdat de werkloze arbei der er belang bij krijgt dat de werkloos heid toeneemt. Veel meer voor de hand ligt het de arbeidstijd te verkorten. Maar hoe kan men dan genoeg verdienen om de reeds bestaande, geschapen behoeften te bevredigen? Tweemaal was 's werelds grootste vrouwengek, Giacomo Casanova, zich noemende Chevalier de Seingalt en levende van 1725 tot 1798, in ons land, de eerste keer tweehonderd jaar geleden. Voor de Nederlandse vrouw in het algemeen zou men het als geen kleine eer kunnen beschouwen, dat deze aartsverleider tenslotte tóch in zekere zin een blauwtje liep bij het Amsterdamse meisje, voor wie hij zeker niet minder moeite deed dan voor de vele honderden, die dit losbandige heer schap als bloempjes plukte in de kleurige tuin van de pruikentijd. Iets dat overigens niet wil zeggen, dat de bekoorlijke Esther d'O. de enige dochter van een rijke Amster damse weduwnaar, in werkelijkheid Esther Hope geheten niet tot in het diepst van haar meisjeshart door de onstuimige avances van de fonkelogende, toen 33-jarige Italiaan was getroffen. Maar wij moeten bij het begin beginnen. En daarvoor moeten wij terug naar Venetië, het Venetië van de achttiende eeuw, met zijn speeltafels, waar een graaf Dandolo in vierentwintig uur al zijn bezittingen kan verspelen en tenslotte (bij een tegenzet van honderd duizend dukaten) zijn eeuwenoude adelsbrief. Venetië, waar de huwelijksban den sierlijker en losser gestrikt zitten dan waar ook ter wereld. Venetië, waar het car naval elk jaar vijf maanden duurt, van mei tot oktober. Venetië, waar zeven theaters zijn, terwijl Parijs in dezelfde tijd geweldig prat gaat op zijndrie schouwburgen. Venetië, de stad van de „segisbeo", de gedienstige cavalier van een gehuwde dame. Hij geleidt de vereerde vrouw waar zij gaat of staat, reikt haar in de kerk het gebedenboek aan en helpt haar in gondel of rijtuig, 's Morgens staat hij bij haar bed als zij ontwaakt en trekt gedienstig de corsetveter aan, terwijl de echtgenoot elders voor „segisbeo" speelt. NAARMATE de mensheid over meer energiebronnen beschikt, behoeft zij min der zelf te doen. De stoomkracht was al een zeer belangrijke verbetering, Steen kool en olie en de waterkracht zijn de mo derne energiebronnen. Deze zijn alle nog in hoeveelheid beperkt. Er is geen twijfel aan of de mens zal in de komende eeuw, dank zij de atoomenergie, over schier on beperkte hoeveelheden kracht beschikken, voor betrekkelijk geringe prijs. De pro duktiviteit zal daardoor aanmerkelijk kun nen stijgen en het zou zeer goed mogelijk zijn, dat de mensheid misschien in aan tal verdubbeld een voor ons onvoorstel baar hoge materiële levensstandaard be reikt (mits er natuurlijk geen grote oor logen plaats vinden). Toch zal er ook dan gewerkt moeten worden, hetzij dan dat de handenarbeid tot een factor van onderge schikte betekenis is teruggedrongen. De mens zal gedwongen worden tot steeds gro tere en zwaardere technische denkarbeid. Kortere werkdagen en weken zullen nor maal zijn, maar zij zijn nu voortgekomen uit de verhoogde produktiviteit. Met an dere woorden: men gaat onverstoorbaar voort met het scheppen van behoeften. Men kan echter vóór het zover is de kor tere werkweek als rem op de kooplust (dan zal men uiteraard ook overwerk moe ten verbieden) gebruiken. Men dwingt de mensen dan dus tot ontspanning, waaraan men goede vorm zal moeten geven, bij voorbeeld door erop te wijzen welke ande re waarden er in het leven nog zijn be halve „het verdienen om te kopen". Het is natuurlijk erg twijfelachtig of de doorvoering van een dergelijk plan in een democratie politiek haalbaar is, maar voor de geestelijke en lichamelijke volks gezondheid is het niet zonder betekenis. Als in de voornaamste behoeften is voor zien, honger en ziekte zijn uitgebannen, het onderwijs op een behoorlijk niveau is, dan is al het overige luxe. Bij een opvoe ding, waarin het accent wordt gelegd op de distinctiedrang, de behoefte aan veilig heid en erkenning als motieven voor het bezitten van luxe, zal de relatieve bete kenis van de materiële zaken worden in gezien. Men zal de afgod van de produk tiviteit verlaten en hem vervangen door die van de vrije tijd, of van de vrijheid, want in die produktiviteitsverhogingsac- ties manifesteert zich een ernstige dwang neurose: de vrees niets te doen te heb ben. W. Langevelcl ALS DE ZOON van een derderangs to neelspeler is Giacomo Casanova in 1725 in Venetië geboren. Hij is een pientere jon gen, die spelenderwijs zijn medeleerlingen overtroeft. Hij wil intens meedoen en over al bij zijn. Aan de kaden ziet hij geblin deerde gondels voorbijvaren, terwijl de avond valt. Wie vaart daar? Waarheen? Opgroeiend in de lichtzinnigste stad ter wereld, wordt Casanova maar wie kan het hem eigenlijk verwijten! een vroeg rijp en vroegbedorven kind. Maar toch heeft hij, nog maar zestien jaar tellend, al met lof een doctorsbul ver diénd: Én Casanova wordt priester. Hij gaat naar Rome, waar hij een goede kans maakt secretaris van kardinaal Aquaviva te worden. Maar dan komt in zijn leven de eerste van de talloze verwikkelingen met en over vrouwen. Niet zelf is hij ditmaal echter schuldig, doch een vriend. De schijn is evenwel tegen Giacomo en hij wordt „weggepromoveerd". Met een eervolle op dracht van de kardinaal moet hij naar Konstantinopel vertrekken. In zijn hart heeft hij echter het geloof verloren in de waarde van een rechtschapen levenswan del. Als Konstantinopel bereikt is, heeft de jonge priester zich getransformeerd tot een elegante officier. Zijn indrukwekkende uniform is van eigen vinding. Het is onmogelijk Casanova te volgen op zijn levensweg. Geen land in Europa dat hij niet bereisde, zeer vermogend soms, in eigen koets met eigen bedienden, arm als een kerkrat vaak, er niet voor terugschrik kend met een vals kaartspelletje hier of een verdacht handeltje daar zijn ontred derde financiën op orde te brengen. Voor niets deinst deze, eigenlijk bijzonder in telligente kerel terug. Een voorbeeld. En kele weken is hij nog maar in Parijs* nauwelijks in staat een gesprek in het Frans te voeren. Maar toch is hij de enige die in het grootste theater, waar ook de koning met zijn hofhouding pleegt te komen, langdurig en luid applaudisseert voor een impopulaire Ita liaanse zangeres. Ma dame de Pompadour zit in haar loge. Zij laat de bruine, slanke onbekende aan zich voorstellen. Twaalf jaar later her innert Madame de Pompadour zich nog de conversatie met Casanova in zijn zwaar- geaccentueerde Frans. Mét goochelkunsten, gewichtig aange diend als de eeuwenoude, geheime leer van de Kaballa, weet hij de schatrijke markie zin d'Urfé duizenden Louis d'Or lichter te maken. Ook met Lodewijk de Vijftiende komt hij in contact. Hij bezorgt zijne ma jesteit een dertienjarige Venus voor het bekende Parc-aux-cerfs, waar de koning echter geen herten meer houdt, maar mai- tressen onderbrengt in de verspreid gele gen landhuizen. Boucher heeft het meisje zo geschilderd, dat men heden ten dage de smaak van Casanova en Lodewijk de Vijftiende nog kan naproeven. Onbetekenende stunt van een lichtmis? Goed, maar Casanova is het ook, die de Franse minister van Financiën ervan weet te overtuigen, dat alleen een bepaald soort staatsloterij het land van het naderende bankroet zal kunnen redden. En hij krijgt de opdracht deze loterij te organiseren. Jarenlang is hij het, die inderdaad miljoe nen franken verdient voor de Franse staat. En uiteraard vele duizenden franken voor zichzelf! Het is duidelijk dat de eerste de beste avonturier nooit het vertrouwen van de Franse regering zou hebben gekregen. Weinig bekend is het ook, dat Casanova, die men slechts als lichtzinnige auteur van de „Mémoires" kent, jaren lang getracht heeft naamfté-makeYi dichter, essayist en dramaturg;:' NEeer dah één geschrift van zijn hand vë'éééheeh -tijdens, zijn leven. WAAROM kwam hij in de winter van 1758/1759 naar ons land? In verband met een van de vele gecompliceerde trarisactiès in geld en effecten tussen de Franse rege ring en de bankiers in Nederland was het in Parijs gewenst gebleken dat iemand, buiten de Franse gezant in Den 1-Iaag om, met de Nederlanders ging onderhandelen. Casanova had er de lucht van gekregen dat zo iemand gezocht werd, zijn relaties zorg den voor de rest. Slechts één nacht bleef Casanova in Rot terdam over. In Den Haag logeerde hij bij de bankier Boas en werd hij voorgesteld aan de twaalfjarige stadhouder Willem V en aan diens moeder. Hij woonde bijeen komsten bij van de vrijmetselaars, waar door hij in korte tijd op vriendschappelijke voet omging met de meest vooraanstaande figuren uit regeringskringen. En dan reist Giacomo in zijn postsjees met bagage en twee lakeien door het besneeuwde polder land naar Amsterdam. Een dag later is hij in contact met een der rijkste Amsterdamse kooplieden-ban kiers. Thomas Hope, in de gedenkschriften als de heer d'O aangeduid. Twee dagen later, op nieuwjaarsdag 1759, wordt hij ontvangen in het luxueuze huis van de koopman en leert hij Esther kennen: „Een meisje met een zeer blanke, heel licht roze getinte gelaatskleur, gitzwarte haren en de mooiste ogen die men zich kan voorstellen. Zij maakte indruk op mij. Haar vader had haar een schitterende opvoeding laten geven, zij sprak uitstekend Frans, speelde bijzonder goed clavecimbel en hield harts tochtelijk veel van lezen." Het blijkt dat die dag een concert gege ven wordt, dat Esther graag bezoeken wil. Zelden is de wereldwijze avonturier zo verwonderd geweest, als over het ver trouwen dat de vader en de dochter hem die avond schenken: hij rijdt met de in avondkleding gestoken Esther naar de con certzaal, zonder chaperonne! ENKELE WEKEN later misschien vandaag juist tweehonderd jaar geleden organiseert de schalkse Esther een schaats- tochtje. Zij nodigt ook Casanova uit! Hij, die meer dan eens de dood geriskeerd heeft voor een lieftallig gezicht, neemt de uitno diging uiteraard onmiddellijk aan. Ach, hij wist niet wat hem boven het hoofd hing. In koetsen rijdt het gezelschap vrolijke jongelui naar de Amstel, waar men de schaatsen onder bindt. Een behulpzame jongeman helpt Casanova even. En daar schieten de meisjes en jongens al weg. Ca sanova wil hen volgen: de eerste, allesbe halve elegante val van de Chevalier de Seingalt, gevolgd door tientallen andere. ,.Ik leed als een martelaar en was bang dat mijn onderste ruggewervel, die men Misschien ten overvloede voegen wij aan het artikel over de romance van Casanova In Holland nog de bijzonderheid toe, dat de Amsterdamse bankier Henry Hope de stichter is geweest van het Paviljoen in de Haarlemmer Hout, dat in de Jaren 17881790 werd gebouwd en de naam „Welgelegen" kreeg. Voordien bewoonde hij er een rustieke hofstede. Het Paviljoen, waar thans de provinciale griffie van Noordholland is gevestigd, werd na hem door Koning Lodewijk Napoleon en nadat het tot staatsdomein was verklaard door Prinses Willemijntje als paleis gebruikt. Het heeft gedurende een groot deel van de vorige eeuw als museum voor diverse doeleinden dienst gedaan. Ook de fraaie „doorkijk" in de Hout is te danken aan de heer Hope, die van het Haarlemse gemeentebestuur verlof had gekregen de loop van enige lanen in de omgeving te wijzigen en een deel van het belendende geboomte om te hakken. Lang heeft de bankier niet in zijn fraaie behuizing gewoond: als oranjegezind Nederlander nam hij in 1795, bij de omwenteling, de wijk naar Engeland met medeneming van de meeste kunstschatten. het „os sacrum" noemt, verbrijzeld was". Deze eer moet men Casanova nageven: ook op het gladde Nederlandse ijs laat hij zich niet uit het veld slaan. Allengs ontwikkelt zich in de volgende dagen een verhouding tussen haar en de donkere bezoeker. Ook nu probeert Casa nova zich voor te doen als de in de geheime leer van de Kaballa ingewijde, de man die door het sleutelwoord O.S.A.D. met cijfer- pyramiden alle geheimen van verleden, heden en toekomst kan ontsluieren. Het duurt-echter maar even, of Esther orakelt even hard als Casanova zelf. Zij heeft het doorzien dat~ het orakel precies de ant woorden gééft, die men zelf wil laten gëvéfi; De cijfërpyramiden moeten zo wor den gebouwd, dat aan de basis de gewenste woorden-in-cijferschrift te voorschijn ko men. Casanova is nu wel even verbluft. Het lot is hem gunstig. Op een ochtend, de trap naar de woonvertrekken van de familie d'O oplopend, vindt hij een porte feuille met bankpapier, hangend in een opening onder een traptrede. Hij schuift de portefeuille er geheel door, zodat deze valt en waarschijnlijk terecht komt in de kelder onder het huis. Dezelfde avond ver telt de heer d'O. van zijn verlies. Op zijn verzoek raadpleegt Casanova het orakel. Natuurlijk is het antwoord: „In de kelder". „Onmogelijk!" oordeelt de heer d'O. en ook Casanova zelf doet sceptisch. Toch zoekt men even, tegen beter weten in, de kelder af en vindt het verloren voorwerp inderdaad. Esther is nog niet overtuigd, maar hoe kan Giacomo dit hebben geënscèneerd? De heer d'O. daarentegen staat perplex van Casanova's supra-normale vermogens. En kele dagen later verzoekt hij de Italiaan het orakel te vragen of een bepaald Ne derlands schip al of niet schipbreuk heeft geleden. Men heeft er enkele weken niets van gehoord. Casanova, die de bedoeling van de vraag niet weet, laat het orakel „behouden" antwoorden. Pas de volgende dag vernemen Casanova en Esther dat de heer d'O. die morgen het schip met zijn gehele lading voor driehonderdduizend gulden op de beurs heeft gekocht. Indien het schip terugkeert, zal hij miljoenen hebben verdiend. In het andere geval Zelfs tegenover Esther houdt Giacomo in deze pijnlijke situatie de juistheid van het orakel vol. En voor de zoveelste keer is Vrouwe Fortuna de Italiaanse avontu rier welgezind. Enkele weken later wordt in Amsterdam het bericht ontvangen, dat het schip in Madeira is aangekomen. Het douceurtje dat Casanova van zijn vriend en aanstaande schoonvader(?) ontvangt, is niet gering: dertigduizend harde Hollandse guldens, een klein vermogen. En wat Ca sanova bijna net zo belangrijk vindt: Es ther begint te geloven, dat zijn kabalisti- sche kunst toch wel veel wonderbaarlijker is dan de hare Aanstaande schoonvader? De heer d'O. en Esther zijn beiden gewonnen voor en door Giacomo, hijzelf kan echter de inge boren zwerflust niet langer de baas. En als nu ook nog de opdracht van de Franse re gering met goed gevolg afgewikkeld raakt, beweert hij dat dringende redenen hem naar Parijs terugroepen. Een half jaar later is hij terug. Is Esther hem vergeten? „Zodra zij mij zag, slaakte het charmante persoontje een kreet van verrassing en blijdschap en wierp zich in mijn armen, waar ik haar met geestdriftige innigheid ontving". Al gauw wordt er weer georakeld dat het eqn lieve lust is. Tegelijkertijd wordt, de verliefdheid van Casanova steeds groter. Esther heeft echter als eis gesteld hem slechts als aanstaande echtgenoot te wil len aannemen, zodra hij haar het volle ge heim van de Kaballa heeft geopenbaard. Korte tijd later vertrekt hij voor een reisje naar Duitsland, zeer behoorlijk door de heer d'O. die hem liefheeft als zijn zoon van reisdeviezen voorzien. Zijn plechtige belofte nog hetzelfde jaar in Am sterdam te zullen terugkeren, heeft hij niet gehouden: „Mijn belofte was oprecht en zo ik die charmante en buitengewone vrouw niet heb teruggezien, kan ik mij toch niet verwijten haar te hebben bedrogen, want alles wat mij nadien overkwam, heeft mij belet mijn woord tegenover haar te hou den. j. v.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1959 | | pagina 16