C. D. Fetter, hoofdinspecteur van
's Rijks Belastingen neemt afscheid
Hillegomse wachtmeester ging te
laat surveilleren en kreeg straf
A. J. M. van Emmerik veertig jaar
in Haarlemse gemeentedienst
Tarieven aan de- redactie
Kleurenfotografie bewijst politie
in Haarlem nuttige diensten
Misdaadbestrijding en reconstructie
van verkeersongelukken
5
Jaarverslag genootschap
voor gezondheidskolonies
Burgerlijke Stand
ven Haarlem
Nota van B. en W.
Nieuwe procedure voor
uitbreidingsplannen
Vlag gehesen op verjaardag van de Prins
JUBILEUM TEN STAD HUIZE
Mr. C. C. van Helsdingen
te Haarlem overleden
Jelle Troelstra sprak voor
de huisvrouwen over
„Karikaturisten"
WOENSDAG 28 JANUARI 1959
HAARLEMS DAGBLAD OPRECHTE HAARLEMSCHE COURANT
„De Haarlemse politie lanceert vandaag als eerste in oris land een primeur, die
het leven van haar klanten nog zuurder zal maken dan het al is: de criminele
kleurenfotografie" zo schreven wij in april 1954, teen twee Haarlemse op
sporingsambtenaren juist waren teruggekeerd uit Antwerpen, waar zij een
opleiding hadden gekregen in het gecompliceerde kleurennegatief-positief-
procédé. Met een bescheiden outillage waren de Haarlemse politiefoto gr af en
onder leiding van de heer J. B. Meulman, chef van de technische opsporings
dienst, al aan het experimenteren. Zij gingen voort alle kleurenprocédés te
beproeven die er reeds waren en ook die, welke zich aandienden. Zij moesten
het bestaansrecht bewijzen van de kleurenfotografie voor die onderdelen van
het politie-onderzoek, waar de zwart-wit-fotografie ontoereikend is. Reeds in
het moeilijke en primitieve begin zag onder andere de hoofdcommissaris, de
heer J. Fontijne, de noodzaak en het nut van dit nieuwe onderdeel der politie-
fotodienst in en hij verleende zijn volle medewerking. En naarmate de resultaten
beter werden, werd. ook de chef van de justitiële dienst, de heer W. Gorter,
steeds enthousiaster.
Thans, na vijf jaar, beschikt de opsporingsdienst over een kleurenlaboratorium,
dat zo perfect mogelijk is uitgerust. Met gerechtvaardigde trots kan de heer
Meulman mede namens zijn zes man volkomen geschoold personeel zeggen: „De
moeilijkheden zullen er altijd blijven, maar we zijn „bij". De kleurenfotografie
bewijst haar nut dagelijks voor vele justitiële zaken. Men vraagt nu zelfs om
kleurenfoto's."
Op het politiebureau in de Smedestraat I
in Haarlem bekijkt een ooggetuige van een
misdrijf stuk voor stuk aandachtig de hem
voorgelegde zwart-wit-portretten van bij
de recherche geregistreerde delinquenten.
Keer na keer schudt hij ontkennend het
hoofd. „Die is het niet, die niet, die niet.
Plotseling buigt hij zich dieper over een
foto heen. „Wacht eens, ik zou zeggen
maar dan twijfelt hij. „Hij lijkt er veel
op, maar ik durf het niet zeker te zeggen." j
Dan toont de politie-ambtenaar een portret
in kleuren. En nog een, en nog een. Alle
maal gezichten van mensen, die aan het
signalement zouden kunnen beantwoorden.
De ooggetuige veert onverwachts op. Zijn
stem klinkt positief: „Dat is 'm, absoluut,
geen twijfel mogelijk. Ik zie het aan dat
litteken". De politieman knikt tevreden.
Het recht zal zijn loop hebben. De kleuren
foto bracht uitkomst, omdat deze een lit
teken maar het kan ook een puistje zijn
of iets dergelijks natuurgetrouw weer
geeft. Op een zwart-wit-foto komt een be
paalde huidafwijking niet duidelijk uit.
Een andere ooggetuige heeft het gezicht
van de betrokken verdachte niet gezien.
Hij weet alleen wat voor een jas en broek
de man droeg. Tientallen mansfiguren met
een jas aan passeren de revue. De oog
getuige twijfelt.
„Die bruine broek
In zwart-wit lijken al die jassen op
elkaar, evenals de pantalons. Men toont
hem een serie kleurenfoto's. Het gezicht
van de oogetuie licht op. „Die ias is het,
nu herken ik kleur en dessin duidelijk. En
die bruine broek droeg de man toen ook".
De herkenning is gelukt, dank zij de kleu
renfoto. In zijn kamer in het gerechtsge
bouw zit de officier van Justitie over een
dossier gebogen. Een textieldiefstal. De
daders zijn gearresteerd. De recherche
heeft de partij textiel reeds aan de eige
naar teruggegeven. Tevoren maakte de
fotodienst enkele opnamen. De officier be
kijkt een zwart-wit-foto. De partij textiel
is hierop slechts een verzameling witten,
grijzen en zwarten. Daarnaast ligt een
kleurenfoto. Zes overhemden vermeldt de
bijgaande lijst. Daar liggen ze: wit, grijs,
beige, bleu. Vijf bloesjes: in de natuur
getrouwe kleuren en dessins zijn ze precies
aan te wijzen. De officier loopt alle goe
deren op de lijst na. Ziet ze op de kleuren
foto. Deze geeft bovendien een prachtige
indruk van de hoeveelheid.
Een ahder dossier. Ernstige mishandeling
aan het hoofd. De foto geeft „gestoken
scherp" een beeld van de verwonding. Het
rood van het bloed, het geel, blauw en
groen van de kneuzingen. De officier van
Justitie krijgt een uitstekende indruk. Ook
hier zou de zwart-wit-foto niet genoeg
spreken.
Deze enkele voorbeelden uit de justitiële
praktijk tonen aan: naast de zwart-wit-
fotografie of deze nu met zon- of kunst
licht, met ultraviolet of infrarood wordt
toegepast, speelt de kleurenfotografie bij
het Haarlemse politiewerk een niet meer
weg te denken rol. Zo ergens, dan geldt bij
de bestrijding van de misdaad het devies:
Bijblijven met de modernste hulpmiddelen,
waarover men kan beschikken.
Daarom heeft de Haarlemse opsporings
dienst sinds enige jaren ook een smalfilm-
apparatuur, die er mag zijn. Deze wordt
gebruikt bij de instructie van politie
personeel, maar ook bij de reconstructie
van misdrijven en ongelukken, waarbij het
om de beweging gaat. Een auto betrokken
bij een ongeluk met verscheidene gewon
den, vertoont talrijke gebreken De politie
reconstrueert. Zij laat de auto rijden. De
projectie van de film geeft het antwoord
op allerlei vragen.
En behalve voor misdrijven gebruiken de
politiefotografen in Haarlem de kleuren
fotografie voor alle daarvoor in aanmer
king komende verkeersongelukken, be
drijfsongevallen, secties, kortom overal
waar „de kleur" recherche en justitie een
grotere houvast biedt dan met zwart-wit-
fotografie mogelijk zou zijn.
Moderne apparatuur
Op het bureau in de Smedestraat staan
te allen tijde de camera's klaar om mee uit
te rukken. Drie zijn er permanent geladen
met kleurenfilm. In de donkere kamer is
een der vergrotingsapparaten speciaal be
stemd voor kleurenafdrukken. Een inge
bouwde „kleurenkop" en daarnaast een
Het jaarverslag van de afdeling Haar
lem van het centraal genootschap voor
kinderherstellingsoorden en gezondheids
kolonies vermeldt, dat in 1958 in totaal
60 kinderen werden uitgezonden. Hier
van gingen 56 kinderen voor een verblijf
van zes weken naar de tehuizen Egmond
aan Zee, Bergen aan Zee, Ellecom en De
Steeg; vier kinderen voor een verblijf van
vier a vijf maanden naar een B-kolonie te
Wijk aan Zee en Nunspeet. Hier ontvangen
de kinderen gedurende hun verblijf school
onderricht om de achterstand door hun
langdurige afwezigheid van school zo
klein mogelijk te maken. Ten slotte wer
den vier kinderen gedurende zes weken
verpleegd in het vakantieoord de Bijster
bosch te Epe, ingericht voor de verpleging
van lichamelijk gebrekkige kinderen.
Het centraal genootschap is sinds enige
jaren begonnen met een nieuwe verpleeg-
methode, waarbij de kinderen in kleine
groepen worden verzorgd. Deze nieuwe
methode zo bij uitstek geschikt voor het
nerveuze kind, vindt meer en meer waar
dering, zowel bij de ouders als bij de in
stanties die zich de geestelijke gezond
heid van het schoolgaande kind aantrek
ken. Dat deze moderne ve^ pleegmethode
grotere kosten met zich meebrengt spreekt
vanzelf.
BEVALLEN van een zoon: 26 jan.:
T. Altman-Boermeester; H. Richardson-
Meppelink; M. A. C. Hupkens-Bijrij;
27 jan.: L. de Weerd-Smits.
BEVALLEN van een d o c h t e r 25 jan.:
E. van der Beek-de Vos; H. A. Janssen-de
Nie; M. de Ruiter-Rijlaarsdam; 26 jan.: A.
Teuben-WillemsG. van Pijpen-Schuite-
maker; A. Buijsman-Jong; J. A. Haselager-
van Lieshout; 27 jan.: M. E. van der Horst-
Hurkmans.
ONDERTROUWD: 27 jan..: A. J. Groot
en M. H. van den Bel; J. H. Somers en
H. M. van den Haak.
OVERLEDEN: 25 jan.: C. C. van Hels-
dingen, 76 j., Zuiderhoutlaan; F. J. de
Goeij, 21 j., Gen. Bothastraat; 26 jan.: C. D
van der Ploeg-van der Peet, 76 j., Kamper
laan; G. Wien, 71 j., Herensingel.
De chef van de technische opsporings
dienst van de Haarlemse politie, de
heer J. B. Meulman, in zijn kleuren-
laboratorium onder de hanebalken van
het politiebureau in de Smedestraat.
elektronische klok doen de ingewikkelde
belichtingen van het papier zo snel moge
lijk verlopen. Boilers leveren op elk ge
wenst moment warm water. Thermostaten,
zorgen voor gelijke temperaturen in de
diverse ontwikkel-, bleek- en spoelbaden.
In de „apotheek" staan tientallen potten
en potjes met foto-chemicaliën. De opspo
ringsdienst maakt thans van iedere ver
dachte een kleurenopname. Ongeveer
zevenhonderd per jaar. Het identificatie
systeem voor verdachten in kleuren breidt
zich steeds uit. De politie maakt het leven
voor misdadigers zo zuur mogelijk. De
opsporingsdienst is steeds paraat. Het zijn
geen mooiweer-fotografen. Op elk tijdstip
van de dag of de nacht, onder alle en
daaronder dikwijls de ongunstigste om
standigheden moeten zij fotograferen. In
zwart wit. Als het nodig is ook in kleur.
Het zijn in het algemeen geen „mooie
platen. Daar gaat het ook niet om. Als het
essentiële onderdeel op de foto de mensen
achter de groene tafel maar de juiste in
druk geeft, heeft de politiefotograaf en
-laborant zijn taak gedaan.
Over de bereikte resultaten van de
afgelopen vijf jaar is de heer Meulman
tevreden. De kinderziekten zijn reeds
lang genezen. Het is nu zaak „bij" te
blijven. Alleen de huisvesting van de
opsporingsdienst daar onder de hane
balken in de Smedestraat laat nog te
wensen over. Als het nieuwe politie
bureau er maar een keer is
„Er is nu eenmaal niemand, die graag
belasting betaalt. Dat is te begrijpen. En
daarom juist is het zo prettig, dat wij in
dc loop der jaren een bijzonder prettig
contact met onze betalers hebben gehad.
De manier waarop het geld namelijk ge
ind wordt kan zo verschillend, zijn. Vooral
ook omdat de interpretatie van de roet ons
zoveel ruimte toelaat. We hebben dan ook
nooit werkelijk grote moeilijkheden met
de mensen gehad. Alle problemen werden
op zakelijke, maar tegelijk menselijke ma
nier opgelost. Daardoor hield ik plezier in
mijn werk. En bovendien heb ik altijd de
woorden van de heer Sinnighe Damsté
voor ogen gehouden, die gezead heeft, dat
de overheid de ambtenaren wel een han
delen. maar nimnier een mening kan op
dringen."
Aldus de heer C. D. Fetter, hoofdinspec
teur-titulair van 's Rijks Belastingen,
hoofd van de inspectie der invoerrechten
en accijnzen in Haarlem, die deze dienst
op 31 januari wegens het bereiken van de
pensioengerechtigde leeftijd gaat verla
ten.
De heer Fetter begon zijn loopbaan na
de h.b.s.-opleiding in Den Bosch, en een
door de oorlog 1914-1918 afgebroken stu
die voor scheikundig ingenieur in Delft
in Eindhoven, waar hij op 1 oktober als in
specteur van de directe belastingen, in
voerrechten en accijnzen in dienst van de
toen nog niet zo omvangrijke dienst van
's Rijks Belastingen trad. Ook daar in Bra
bant was het werk van een inspecteur ech
ter geen sinecure omdat men dagelijks te
maken had met alle industrieën terwijl
men voorts met de belangen van èn de
staat èn het individu rekening diende te
houden.
Alles werd, aldus de heer Fetter, in de
loop der jaren anders. Het belastingstelsel
groeide monsterlijk uit met honderden be
palingen, een doolhof waarin de amtena-
ren dreigden te verdwalen.
De materie werd daarom gesplitst, maar
bleef toch ingewikkeld genoeg om een
drukke dagtaak aan te hebben. Op 1 maart
1932 werd de heer Fetter overgeplaatst
naar de inspectie Rotterdam en op 1 febru
ari 1943 volgde zijn benoeming tot hoofd van
de inspectie in Zaltbommel. In het najaar
van 1944 trok hij door de linies naar het be
vrijde zuiden en onmiddellijk sloot hij zich
als reserve-majoor aan bij de grenswacht.
De heer Fetter heeft bijzonder prettige
herinneringen aan deze tijd, vooral ook om
dat hij er in slaagde voor een bedrag van
36 miljoen gulden aan diamanten uit Duits
land op te halen.
Op 1 mei 1946 kwam hij echter weer bij
de belastingen terug als hoofd van de in
spectie invoerrechten en accijnzen in Nij-
mgen en op 1 maart 1952 volgde zijn benoe
ming tot hoofdinspecteur-titulair in Haar
lem. Weer bij de invoerrechten en accijn
zen. Daarbij kreeg hij honderden ambte
naren onder zich, die in hun werk moesten
doen in de uitgestrekte inspectie, die liep
van Castricum tot Amsterdam plus de ge
hele Haarlemmermeer. In dit gebied be
vinden zich talrijke industrieën en wan
neer men weet, dat de heer Fetter vooral
te maken heeft met de berekening van de
omzetbelasting en het innen en terugbeta
len van de invoerrechten, dan verbaast
men zich over het feit, dat de scheidende
hoofdinspecteur gedurende de afgelopen
tien jaar nog de tijd heeft kunnen vinden
om deel uit te maken van de commissie,
die de studenten voor de Rijksbelastingaca
demie in Rotterdam selecteeert.
Dat het werk van de heer Fetter gewaar
deerd wordt blijkt uit zijn benoeming tot
officier in de orde van Oranje Nassau in
1958.
De opvolger van de heer Fetter is de
heer E. J. H. Volkmaars, hoofdinspecteur
van 's Rijks Belastingen, die thans als
hoofd van de douanerecherche is toege
voegd aan het hoofd van de Fiscale In
lichtingen- en Opsporingsdienst in Am
sterdam.
B. en W. van Haarlem hebben de raad
een uitvoerige nota doen toekomen over
de te volgen procedure bij de uitbreidings
plannen. Deze nota is het uitvloeisel van
de motie, die door de heer Van Liemt
(K.V.P.) op 27 november 1958 is ingediend
en die door de raad is aanvaard. In deze
motie wordt er bij B. en W. op aangedron
gen bij toekomstige, uitbreidingsplannen
niet alleen de gemeentelijke diensten, maar
ook representatieve instanties van de bur
gerij in de gelegenheid te stellen door
middel van situeringsrapporten van hun
verantwoorde verlangens te doen blijken.
De motie vroeg het college dit te doen
door een plan in diverse stadia van ont
wikkeling te toetsen aan de mening van
de raad of van de raadscommissie voor
stadsontwikkeling.
B. en W. hebben te dezen aanzien intern
overleg gepleegd en leggen het resultaat
hiervan in de nota aan de raad voor. Voor
de toekomst zal de afdeling stadsontwik
keling. zich nauwkeurig op de hoogte stel
len van de wensen, die bestaan bij de
daarvoor in aanmerking komende groepe
ringen. Het resultaat hiervan wordt neer
gelegd in een schetsontwerp, dat, verge
zeld van een uitvoerige toelichting, waarin
met reden wordt omkleed met welke ver
langens wel en met welke niet of niet ten
volle rekening kan worden gehouden, aan
B. en W. wordt voorgelegd. Nadat het
standpunt van 't college is bepaald, wordt
het schetsontwerp met toelichting om
advies voorgelegd aan de commissie voor
stadsontwikkeling. Als de wenselijkheid
daartoe bestaat, zal het overleg met ver
scheidene groeperingen op bestuurlijk
niveau worden voortgezet. Indien dit over
leg aanleiding geeft tot wijzigingen in het
schetsontwerp, zal het door B. en W. ge
wijzigde schetsontwerp eveneens aan de
commissie van bijstand worden voor
gelegd.
Het aldus tot stand gekomen schetsont
werp zal in een informele vergadering van
de raad worden toegelicht en bediscus
sieerd. Als de raad zich met het schets
ontwerp kan verenigen, zal het nader
worden uitgewerkt en als ontwerp-uitbrei-
dingsplan opnieuw door B. en W. en de
commissie van bijstand worden beoordeeld
Daarna zal het plan, nadat net ter visie zal
hebben gelegen, ter vaststelling aan de
raad worden aangeboden, vergezeld van
een voorstel van het college met be'rekking
tot de ingekomen bezwaarschriften, die
vooraf nog om advies zullen worden voor
gelegd aan de desbetreffende raadscom
missie. Deze gedragslijn zal alleen worden
gevolgd bij plannen van enige importantie.
B. en W. waarschuwen nog tegen moge
lijke wijzigingen op stedebouwkundige
plannen, omdat een kleine wijziging de
harmonische opbouw van het geheel reeds
kan verstoren. Het eerste plan iri onder
delen voor Schalkwijk wordt binnenkort
tijdens een informele bijeenkomst aan de
raad voorgelegd.
B. en W. stellen voor de nota over de
procedure voor uitbreidingsplannen voor
kennisgeving aan te nemen.
Het ambtenarengerecht in Haarlem
heeft dinsdag onder leiding van mr. dr. J.
van Bruggen een geschil behandeld tussen
een wachtmeester eerste klasse uit Hil-
legom en de districts-commandant van de
rijkspolitie in Leiden. Van de wachtmees
ter was als straf van één vakantiedag in
trokken. De wachtmeester was van oor
deel dat deze disciplinaire maatregel ten
onrechte was opgelegd, daar hij naar bes
te weten had gehandeld. Daarom was hij
tegen de maatregel van de districtscom
mandant in beroep bij het ambtenarenge
recht gegaan.
Voor de aanleiding tot het geschil moet
men teruggaan naar de vroege ochtend
van 29 juni vorig jaar, de verjaardag van
Prins Bernhard. Om zes uur moest de
wachtmeester met zijn surveillancedienst
beginnen. Tegen zessen kwam echter een
vrouw een telefoongesprek met een dokter
voeren, dat enige tijd in beslag nam. Daar
na hing de wachtmeester de nationale drie
kleur uit, omdat de politiebureaus vlaggen
als een lid van het koninklijk huis verjaart.
Een en ander had tot gevolg dat de wacht
meester ongeveer twintig minuten te laat
van de surveillancedienst was vertrokken.
De groepscommandant heeft de wacht
meester hierover bij diens terugkomst on
derhouden. De toon van het gesprek zou
onprettig zijn geweest. De commandant
zou de wachtmeester hebben ontvangen
met de opmerking: „Je hebt geen enkele
bekeuring gemaakt". De wachtmeester
van zijn kant zou zich in onjuiste bewoor
dingen tegen de groepscommandant heb
ben uitgelaten.
Het „stormachtige onderhoud" was voor
de groepscommandant aanleiding de kwes
tie aan de districtscommandant te rappor
teren.
Ter zitting van het ambtenarengerecht
zei de groepscommandant, dat normaal het
te late vertrek van dc wachtmeester zon
der verdere gevolgen zou zijn geweest. De
districtscommandant zei echter dat bij
de strafbepaling geen rekening is gehouden
met het „stormachtige onderhoud", maar
alleen met het te late vertrek. Het politie
personeel moet zich namelijk bewust zijn
van de grote belangrijkheid van de sur
veillancedienst.
De voorzitter en leden vart het ambte
narengerecht informeerden uitvoerig naar
de geest >n het politiekorps in Hillegom en
naar eventuele moeilijkheden tussen de
commandant en andere leden van het
korps. Overigens vond men het jammer
dat aan deze vrij onbenullige zaak zoveel
aandacht moest worden besteed. Op des
betreffende vragen zei de groepscomman
dant dat hij geen moeilijkheden met zijn
ondergeschikten heeft, al moeten er uiter
aard wel eens kwesties worden opgelost-
De verhouding tussen commandant en
wachtmeester zou niet al te best zijn; de
wachtmeester zou soms te eigengereid op
treden.
De voorzitter bracht nog ter sprake het
feit, dat de commandant een cel van het
Op 1 februari a.s. zal het veertig jaar
geleden zijn dat de heer A. J. M. van Em-
merik, die als administrateur werkzaam
is op de afdeling personeelszaken van het
Haarlemse stadhuis, in dienst trad van de
gemeente Haarlem.
De heer Van Emmerik, die thans 56 jaar
is, is Haarlemmer van geboorte. Na de
r.k. school voor mulo aan de Gedempte
Oude Gracht doorlopen te hebben, begon
hij op 1 februari 1919 zijn ambtelijke loop
baan als arbeidscontractant op de afde
ling algemene zaken. In 1925 werd hij over
geplaatst naar de afdeling onderwijs waar
hij in het bijzonder werd belast met de ad
ministratie betreffende het nijverheidson
derwijs. In 1930 werd de heer Van Emme
rik bevorderd tot adjunct-commies. Kort
te voren had hij zijn studie voor de akte
gemeente-administratie met gunstig ge
volg afgesloten. Op 1 januari 1939 volgde
zijn bevordering tot commies, op 1 janua
ri 1947 tot hoofdcommies en in 1951 tot
hoofdcommies A. Vier jaar later werd de
heer Van Emmerik referendaris en met
tussenpozen van twee jaar volgde daarna
zijn bevordering tot referendaris A en ad
ministrateur.
Door zijn functie staat de heer Van Em
merik uit de aard der zaak steeds in
nauw contact met de takken van dienst en
bedrijven in de gemeente. De besprekin
gen met de hoofden en directeuren be
treffen niet alleen de benoeming, promo
tie of ontslag van personeelsleden, maar
ook het vaststellen van eventuele disci
plinaire maatregelen.
Naast zijn dagelijkse taakvervulling op
de afdeling personeelszaken is de heer Van
Verkort weergegeven)
Onkruid in de Hout. Een foutieve ge
dachte in het plan van de verjonging van
de Hout lijkt me, dat er geen plaats meer
zal zijn voor wilde planten. De term „on
kruid" wordt zelfs genoemd. Onbegrijpe
lijk in Kennemerland, waar toch W. F. van
Eeden en Jac. P. Thijsse gewoond hebben.
De eerste schreef reeds in 1886 „Onkruid,
botanische wandelingen" waarmee eigen
lijk voorgoed met het idee „onkruid" is af
gedaan. Bij een te ver kaalkappen van een
bos bestaat ('.e kans van een massavegeta
tie van een zogenaamd pioniersgezel
schap van wilde planten, dat groeit op die
kale plaatsen. Echter bij een minder ver
uitkappen, een uitdunnen, moet het moge
lijk zijn, bij behoud van de bossenstruc-
tuur, die microklimatologische omstan
digheden te scheppen, volgens welke er
geen pioniergezelschap optreedt, maar
nog wel jonge eiken kunnen ontkiemen.
Het voordeel van deze methode is, dat zo
veel mogelijk van de ondergroei ge
spaard blijft en dat de Hout nog een bos
achtig karakter, ook tijdens de verjonging
houdt.
Th. Belterman
Naschrift: Wij hebben dit pro
bleem voorgelegd aan de directeur van de
gemeentelijke dienst voor Hout en Plant
soenen, de heer J. A. Dorresteijn, die van
mening was, dat de menselijke hand be
hulpzaam moet zijn bij de opbouw van de
Hout.
Vooral bij jonge bomen en heesters is
uiterste oplettendheid nodig, aangezien zij
anders overwoekerd dreigen te worden
door het onkruid in algemene zin, bijvoor
beeld brandnetels en grassoorten. Pas na
een paar jaar kunnen de bomen en hees
ters aan eigen lot worden overgelaten om
dat dan brandnetels en grassen wegens
gebrek aan licht niet meer groeien. Dan
blijven de wilde planten, die gewenst zijn,
over. De heer Dorresteijn wees er nog op,
dat als onze voorvaderen het bos maar
aan zijn lot hadden overgelaten, er geen
eens sprake van een Hout, zoals wij die
kennen, geweest was. Red.
Stationsplein. Het Haarlemse Stations
plein is thans nog onbebouwd en kan dus
nog voor alles gereedgemaakt worden.
Voorlopig wil men van de vrijgekomen
ruimte een autoparkeerplaats maken. Zou
het niet mogelijk zijn om er tegelijkertijd
een grote ondergrondse schuilkelder te ma
ken, welke in vredestijd tevens gebruikt
zou kunnen worden als rijwielstalling.
Dan konden de honderden rijwielen, wel
ke nu dagelijks op en om het Stations- en
Kennemerplein staan, ook gestald wor
den.
Abonné
A. J. M. van Emmerik
Emmerik redacteur van de commissie van
overleg en de commissie van bijstand voor
arbeids- en pensioenzaken van het ge-
meentepersoneel. Voorts heeft hij als zo
danig zitting in de personeelscommissie.
Ook in de vakorganisatie is de heer Van
Emmerik jarenlang een actief bestuurs
lid geweest. Zo is hij voor de oorlog secre
taris en later voorzitter geweest van de
afdeling Haarlem van de Algemene
Rooms-Katholieke Ambtenarenbond. Toen
tijdens de Duitse bezetting aanstalten wer
den gemaakt om deze vakbond naar het
Arbeidsfront, over te hevelen slaagde de
heer Van Emmerik met zijn mede-be
stuursleden erin de afdeling bijtijds te
doen opheffen. Hierdoor was het mogelijk,
dat de afdeling bij haar heroprichting na
de bevrijding kon beschikken over haar
volledige ledenadministratie en het vak
bondswerk bijna zonder vertraging voort
gang kon vinden.
Verder is de heer Van Emmerik secre
taris van de stichting R.-K. Industrie- en
Huishoudschool in Haarlem, secretaris
van de Centrale Raad tot bevordei'ing van
het nijverheidsonderwijs in de dekenaten
Haarlem en Beverwijk alsmede secreta
ris van de commissie van bestuur R.K.
Kerkhof in Haarlem. Vooral in de tot
standkoming van de r.-k. industrie- en
huishoudschool welke momenteel aan de
Garenkokerskade in aanbouw is, heeft de
heer Van Emmerik een groot aandeel ge
had. „Het is een stuk van mijn leven",
zei hij ons er zelf van. „Na jaren van
moeilijkheden en nog eens moeilijkheden
bouwtechnische en financiële mocht
ik dan toch eindelijk het genoegen heb
ben op 31 december 1957 de eerste paal
voor het nieuwe gebouw te mogen heien.
Als alles meeloopt hopen wij de school in
september of oktober van dit jaar in ge
bruik te kunnen nemen".
Naar aanleiding van het ambtsjubileum
van de heer Van Emmerik zal het ge
meentebestuur hem op maandag 2 fe
bruari 's middags om vier uur in de gra-
venzaal van het Haarlemse stadhuis een
receptie aanbieden.
politiebureau voor privédoeleinden tot
donkere kamer had ingericht. Hierover
zouden in de woordenwisseling ook enke
le opmerkingen zijn gevallen. De com
mandant verklaarde, dat hij zich van het
onderhoud weinig meer kon herinneren.
Naar zijn mening had de wachtmeester
het hijsen van de vlag aan een collega
moeten overlaten.
De wachtmeester bleef tenslotte bij
zijn verzoek, dat de hem door de districts
commandant opgelegde straf zou worden
ongedaan gemaakt. Het ambtenarenge
recht zal later uitspraak doen.
Op zesenzeven tigjarige leeftijd is te
Haarlem overleden mr. C. C. van Hels
dingen, oud-voorzitter van de Christelijke
Vereniging tot verpleging van lijders(essen)
aan vallende ziekten en oud-voorzitter van
de Volksraad van Nederlands-Indië, waar
van hij een groot aantal jaren deel uit
maakte.
Mr. Van Helsdingen, die in Ambon ge
boren is, waar zijn vader bij het onderwijs
werkzaam was, bezocht de hbs te Amers
foort en studeerde rechten aan de Rijks
universiteit in Utrecht. Daar promoveerde
hij tot meester in de rechten en in 1909
vertrok mr. Van 'Helsdingen naar Indië,
waar hij aanvankelijk werkzaam was bij
dc rechterlijke macht. Het onderwijs trok
hem meer aan en in 1913 werd mr. Van
Helsdingen leraar aan de afdeling taal-,
land- en volkenkunde van het gymnasium
Koning Willem III te Batavia. Een jaar
later volgde zijn benoeming tot leraar
staatsinrichting aan de Rechtskundige Ho
ge school, aan welke school hij in 1926 be
noemd werd tot directeur.
De thans overledene is in 1912 voorzitter
geweest van de Landraad toen hij in
Soekaboemi woonde. Diverse malen is hij
gekozen tot lid van de Volksraad en ook
heeft hij als voorzitter van deze raad ge
fungeerd. In Indië had mr. Van Hels
dingen zitting in diverse commissies, onder
meer voor de Volkslectuur, voor de keu
ring van films, en voor het boswezen, voor
de reorganisatie van het onderwijs, voor
de herziening van het kiesrecht en ook
was hij lid van de raad van advies inzake
de Nirom-omroep.
Tijdens zijn verblijf in Indië was hij
voorzitter van de Christelijk Staatkundige
partij en hoofdredacteur van „De Banier".
Hij schreef artikelen in het Tijdschrift van
het Recht en publiceerde over koloniale
studiën en de Anti-Revolutionaire staat
kunde. In 1931 zijn zijn verdiensten er
kend door de benoeming tot officier in de
orde van Oranje-Nassau.
In ons land en speciaal in Haarlem en
omgeving heeft mr. Van Helsdingen na
de bevrijding een actief aandeel gehad in
diverse besturen, onder meer in de Christe
lijke Vereniging tot verpleging van lijders
(essen) aan vallende ziekte. In de weder
opbouw en uitbreiding van de inrichtingen
te Heemstede heeft hij een aandeel gehad
en toen hij een jaar geleden zijn functie
neerlegde 'volgde zijn benoeming tot ere
lid. Verder vervulde hij het voorzitter
schap van de afdeling Haarlem van de
Beweging van Europese Federalisten.
Vandaag is zijn stoffelijk overschot in
stilte teraardebesteld.
Doordat de voorzitster van de Neder
landse Vereniging van Huisvrouwen af
deling Haarlem en omstreken, mevrouw
A. Hamaker-Willink, maandagmiddag ver
hinderd was de bijeenkomst van deze ver
eniging in restaurant Brinkmann te openen,
sprak de vice-presidente, mevrouw A. E.
Neurdenburg-Burgersdijk enige inleidende
woorden bij de lezing „Karikaturisten" van
de heer Jelle Troelstra. Met behulp van een
groot aantal lichtbeelden vertelde de heer
Troelstra iets over het. werk en het leven
van een groot aantal karikaturisten, onder
meer van Pieter Breughel, Goya en Honoré
Daumier.
De Vlaamse schilder Pieter Breughel,
levend in de zestiende eeuw, was aanvan
kelijk een volksschilder. Vele bekende ge
zegden uit die tijd werden het onderwerp
van zijn schilderijen, zoals „De grote vissen
eten de kleine op". Evenals zijn voorganger
Jeroen Bosch trachtte Breughel later in
zijn karikaturen duidelijk het verschil tus
sen het goddelijke en het duivelse te onder
strepen. Breughel, die in het begin van zijn
leven bekend stond als een vrolijk, levens
lustig mens door de Haarlemse schilder
Karei van Mander werd hij „Pieter de
grappige" genoemd stierf als een ver
bitterde, sombere man. Zijn laatste doeken
zijn dan ook uitsluitend afbeeldingen van
de ontgoochelde mens. Het zijn aldus de
heer Troelstra „vleesklompen, die nog
zo'n beetje rondhuppelen, tot ze creperen".
Veel overeenkomst met Breughel ver
toonde de Spaanse schilder Goya (1746
1828). Goya, die door zijn slecht gedrag uit
zijn geboorteland verdreven werd, werkte
aanvankelijk in Italië op een tapijten-
fabriek, waar hij zich vooral bezig hield
met het schilderen van lieflijke tafereel
tjes. Ondanks het succes, dat hij hiermee
oogstte, bevredigde dit soort schilderingen
hem geenszins. Hij keerde later naar zijn
geboorteland terug en heeft zich toen ook
bijna uitsluitend beziggehouden met het
weergeven van de „lijdende mens". Hij
bezocht gevangenissen, krankzinnigenin
richtingen en ziekenhuizen. Ook zijn laat
ste werken zijn afbeeldingen van invali
den, stervende mensen. Breughel en Goya
zou men volgens de heer Troelstra
als sociale „Karikaturisten" moeten be
schouwen en van oorlogsverschrikkingen.
Een voorbeeld van een grote politieke
karikaturist was Honoré Daumier (1809
1879). Daumier, die aanvankelijk lithograaf
was, begon zijn eigenlijke loopbaan als
karikaturist in 1831. Vooral de burger
koning van het toenmalige Frankrijk,
Louis Philipe, die de burgers zoveel belas
ting liet betalen, was een van zijn meest
geliefde onderwerpen. Op vele van Dau-
mier's kaï-ikaturen ziet men deze Louis
Philipe afgebeeld als een dikke „hollebolle
Gijs", die smakelijk van zijn eten zit te
genieten, terwijl hongerige burgers om
hem heen staan.
Tot slot van deze lezing liet de heer
Troelstra het werk „Guernica" van Picasso
zien om aan te tonen, dat evenals Goya
ook de moderne schilders vaak „oorlogs
verschrikkingen" als onderwerp voor een
schilderij kiezen.