C. D. Fetter, hoofdinspecteur van 's Rijks Belastingen neemt afscheid Hillegomse wachtmeester ging te laat surveilleren en kreeg straf A. J. M. van Emmerik veertig jaar in Haarlemse gemeentedienst Tarieven aan de- redactie Kleurenfotografie bewijst politie in Haarlem nuttige diensten Misdaadbestrijding en reconstructie van verkeersongelukken 5 Jaarverslag genootschap voor gezondheidskolonies Burgerlijke Stand ven Haarlem Nota van B. en W. Nieuwe procedure voor uitbreidingsplannen Vlag gehesen op verjaardag van de Prins JUBILEUM TEN STAD HUIZE Mr. C. C. van Helsdingen te Haarlem overleden Jelle Troelstra sprak voor de huisvrouwen over „Karikaturisten" WOENSDAG 28 JANUARI 1959 HAARLEMS DAGBLAD OPRECHTE HAARLEMSCHE COURANT „De Haarlemse politie lanceert vandaag als eerste in oris land een primeur, die het leven van haar klanten nog zuurder zal maken dan het al is: de criminele kleurenfotografie" zo schreven wij in april 1954, teen twee Haarlemse op sporingsambtenaren juist waren teruggekeerd uit Antwerpen, waar zij een opleiding hadden gekregen in het gecompliceerde kleurennegatief-positief- procédé. Met een bescheiden outillage waren de Haarlemse politiefoto gr af en onder leiding van de heer J. B. Meulman, chef van de technische opsporings dienst, al aan het experimenteren. Zij gingen voort alle kleurenprocédés te beproeven die er reeds waren en ook die, welke zich aandienden. Zij moesten het bestaansrecht bewijzen van de kleurenfotografie voor die onderdelen van het politie-onderzoek, waar de zwart-wit-fotografie ontoereikend is. Reeds in het moeilijke en primitieve begin zag onder andere de hoofdcommissaris, de heer J. Fontijne, de noodzaak en het nut van dit nieuwe onderdeel der politie- fotodienst in en hij verleende zijn volle medewerking. En naarmate de resultaten beter werden, werd. ook de chef van de justitiële dienst, de heer W. Gorter, steeds enthousiaster. Thans, na vijf jaar, beschikt de opsporingsdienst over een kleurenlaboratorium, dat zo perfect mogelijk is uitgerust. Met gerechtvaardigde trots kan de heer Meulman mede namens zijn zes man volkomen geschoold personeel zeggen: „De moeilijkheden zullen er altijd blijven, maar we zijn „bij". De kleurenfotografie bewijst haar nut dagelijks voor vele justitiële zaken. Men vraagt nu zelfs om kleurenfoto's." Op het politiebureau in de Smedestraat I in Haarlem bekijkt een ooggetuige van een misdrijf stuk voor stuk aandachtig de hem voorgelegde zwart-wit-portretten van bij de recherche geregistreerde delinquenten. Keer na keer schudt hij ontkennend het hoofd. „Die is het niet, die niet, die niet. Plotseling buigt hij zich dieper over een foto heen. „Wacht eens, ik zou zeggen maar dan twijfelt hij. „Hij lijkt er veel op, maar ik durf het niet zeker te zeggen." j Dan toont de politie-ambtenaar een portret in kleuren. En nog een, en nog een. Alle maal gezichten van mensen, die aan het signalement zouden kunnen beantwoorden. De ooggetuige veert onverwachts op. Zijn stem klinkt positief: „Dat is 'm, absoluut, geen twijfel mogelijk. Ik zie het aan dat litteken". De politieman knikt tevreden. Het recht zal zijn loop hebben. De kleuren foto bracht uitkomst, omdat deze een lit teken maar het kan ook een puistje zijn of iets dergelijks natuurgetrouw weer geeft. Op een zwart-wit-foto komt een be paalde huidafwijking niet duidelijk uit. Een andere ooggetuige heeft het gezicht van de betrokken verdachte niet gezien. Hij weet alleen wat voor een jas en broek de man droeg. Tientallen mansfiguren met een jas aan passeren de revue. De oog getuige twijfelt. „Die bruine broek In zwart-wit lijken al die jassen op elkaar, evenals de pantalons. Men toont hem een serie kleurenfoto's. Het gezicht van de oogetuie licht op. „Die ias is het, nu herken ik kleur en dessin duidelijk. En die bruine broek droeg de man toen ook". De herkenning is gelukt, dank zij de kleu renfoto. In zijn kamer in het gerechtsge bouw zit de officier van Justitie over een dossier gebogen. Een textieldiefstal. De daders zijn gearresteerd. De recherche heeft de partij textiel reeds aan de eige naar teruggegeven. Tevoren maakte de fotodienst enkele opnamen. De officier be kijkt een zwart-wit-foto. De partij textiel is hierop slechts een verzameling witten, grijzen en zwarten. Daarnaast ligt een kleurenfoto. Zes overhemden vermeldt de bijgaande lijst. Daar liggen ze: wit, grijs, beige, bleu. Vijf bloesjes: in de natuur getrouwe kleuren en dessins zijn ze precies aan te wijzen. De officier loopt alle goe deren op de lijst na. Ziet ze op de kleuren foto. Deze geeft bovendien een prachtige indruk van de hoeveelheid. Een ahder dossier. Ernstige mishandeling aan het hoofd. De foto geeft „gestoken scherp" een beeld van de verwonding. Het rood van het bloed, het geel, blauw en groen van de kneuzingen. De officier van Justitie krijgt een uitstekende indruk. Ook hier zou de zwart-wit-foto niet genoeg spreken. Deze enkele voorbeelden uit de justitiële praktijk tonen aan: naast de zwart-wit- fotografie of deze nu met zon- of kunst licht, met ultraviolet of infrarood wordt toegepast, speelt de kleurenfotografie bij het Haarlemse politiewerk een niet meer weg te denken rol. Zo ergens, dan geldt bij de bestrijding van de misdaad het devies: Bijblijven met de modernste hulpmiddelen, waarover men kan beschikken. Daarom heeft de Haarlemse opsporings dienst sinds enige jaren ook een smalfilm- apparatuur, die er mag zijn. Deze wordt gebruikt bij de instructie van politie personeel, maar ook bij de reconstructie van misdrijven en ongelukken, waarbij het om de beweging gaat. Een auto betrokken bij een ongeluk met verscheidene gewon den, vertoont talrijke gebreken De politie reconstrueert. Zij laat de auto rijden. De projectie van de film geeft het antwoord op allerlei vragen. En behalve voor misdrijven gebruiken de politiefotografen in Haarlem de kleuren fotografie voor alle daarvoor in aanmer king komende verkeersongelukken, be drijfsongevallen, secties, kortom overal waar „de kleur" recherche en justitie een grotere houvast biedt dan met zwart-wit- fotografie mogelijk zou zijn. Moderne apparatuur Op het bureau in de Smedestraat staan te allen tijde de camera's klaar om mee uit te rukken. Drie zijn er permanent geladen met kleurenfilm. In de donkere kamer is een der vergrotingsapparaten speciaal be stemd voor kleurenafdrukken. Een inge bouwde „kleurenkop" en daarnaast een Het jaarverslag van de afdeling Haar lem van het centraal genootschap voor kinderherstellingsoorden en gezondheids kolonies vermeldt, dat in 1958 in totaal 60 kinderen werden uitgezonden. Hier van gingen 56 kinderen voor een verblijf van zes weken naar de tehuizen Egmond aan Zee, Bergen aan Zee, Ellecom en De Steeg; vier kinderen voor een verblijf van vier a vijf maanden naar een B-kolonie te Wijk aan Zee en Nunspeet. Hier ontvangen de kinderen gedurende hun verblijf school onderricht om de achterstand door hun langdurige afwezigheid van school zo klein mogelijk te maken. Ten slotte wer den vier kinderen gedurende zes weken verpleegd in het vakantieoord de Bijster bosch te Epe, ingericht voor de verpleging van lichamelijk gebrekkige kinderen. Het centraal genootschap is sinds enige jaren begonnen met een nieuwe verpleeg- methode, waarbij de kinderen in kleine groepen worden verzorgd. Deze nieuwe methode zo bij uitstek geschikt voor het nerveuze kind, vindt meer en meer waar dering, zowel bij de ouders als bij de in stanties die zich de geestelijke gezond heid van het schoolgaande kind aantrek ken. Dat deze moderne ve^ pleegmethode grotere kosten met zich meebrengt spreekt vanzelf. BEVALLEN van een zoon: 26 jan.: T. Altman-Boermeester; H. Richardson- Meppelink; M. A. C. Hupkens-Bijrij; 27 jan.: L. de Weerd-Smits. BEVALLEN van een d o c h t e r 25 jan.: E. van der Beek-de Vos; H. A. Janssen-de Nie; M. de Ruiter-Rijlaarsdam; 26 jan.: A. Teuben-WillemsG. van Pijpen-Schuite- maker; A. Buijsman-Jong; J. A. Haselager- van Lieshout; 27 jan.: M. E. van der Horst- Hurkmans. ONDERTROUWD: 27 jan..: A. J. Groot en M. H. van den Bel; J. H. Somers en H. M. van den Haak. OVERLEDEN: 25 jan.: C. C. van Hels- dingen, 76 j., Zuiderhoutlaan; F. J. de Goeij, 21 j., Gen. Bothastraat; 26 jan.: C. D van der Ploeg-van der Peet, 76 j., Kamper laan; G. Wien, 71 j., Herensingel. De chef van de technische opsporings dienst van de Haarlemse politie, de heer J. B. Meulman, in zijn kleuren- laboratorium onder de hanebalken van het politiebureau in de Smedestraat. elektronische klok doen de ingewikkelde belichtingen van het papier zo snel moge lijk verlopen. Boilers leveren op elk ge wenst moment warm water. Thermostaten, zorgen voor gelijke temperaturen in de diverse ontwikkel-, bleek- en spoelbaden. In de „apotheek" staan tientallen potten en potjes met foto-chemicaliën. De opspo ringsdienst maakt thans van iedere ver dachte een kleurenopname. Ongeveer zevenhonderd per jaar. Het identificatie systeem voor verdachten in kleuren breidt zich steeds uit. De politie maakt het leven voor misdadigers zo zuur mogelijk. De opsporingsdienst is steeds paraat. Het zijn geen mooiweer-fotografen. Op elk tijdstip van de dag of de nacht, onder alle en daaronder dikwijls de ongunstigste om standigheden moeten zij fotograferen. In zwart wit. Als het nodig is ook in kleur. Het zijn in het algemeen geen „mooie platen. Daar gaat het ook niet om. Als het essentiële onderdeel op de foto de mensen achter de groene tafel maar de juiste in druk geeft, heeft de politiefotograaf en -laborant zijn taak gedaan. Over de bereikte resultaten van de afgelopen vijf jaar is de heer Meulman tevreden. De kinderziekten zijn reeds lang genezen. Het is nu zaak „bij" te blijven. Alleen de huisvesting van de opsporingsdienst daar onder de hane balken in de Smedestraat laat nog te wensen over. Als het nieuwe politie bureau er maar een keer is „Er is nu eenmaal niemand, die graag belasting betaalt. Dat is te begrijpen. En daarom juist is het zo prettig, dat wij in dc loop der jaren een bijzonder prettig contact met onze betalers hebben gehad. De manier waarop het geld namelijk ge ind wordt kan zo verschillend, zijn. Vooral ook omdat de interpretatie van de roet ons zoveel ruimte toelaat. We hebben dan ook nooit werkelijk grote moeilijkheden met de mensen gehad. Alle problemen werden op zakelijke, maar tegelijk menselijke ma nier opgelost. Daardoor hield ik plezier in mijn werk. En bovendien heb ik altijd de woorden van de heer Sinnighe Damsté voor ogen gehouden, die gezead heeft, dat de overheid de ambtenaren wel een han delen. maar nimnier een mening kan op dringen." Aldus de heer C. D. Fetter, hoofdinspec teur-titulair van 's Rijks Belastingen, hoofd van de inspectie der invoerrechten en accijnzen in Haarlem, die deze dienst op 31 januari wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd gaat verla ten. De heer Fetter begon zijn loopbaan na de h.b.s.-opleiding in Den Bosch, en een door de oorlog 1914-1918 afgebroken stu die voor scheikundig ingenieur in Delft in Eindhoven, waar hij op 1 oktober als in specteur van de directe belastingen, in voerrechten en accijnzen in dienst van de toen nog niet zo omvangrijke dienst van 's Rijks Belastingen trad. Ook daar in Bra bant was het werk van een inspecteur ech ter geen sinecure omdat men dagelijks te maken had met alle industrieën terwijl men voorts met de belangen van èn de staat èn het individu rekening diende te houden. Alles werd, aldus de heer Fetter, in de loop der jaren anders. Het belastingstelsel groeide monsterlijk uit met honderden be palingen, een doolhof waarin de amtena- ren dreigden te verdwalen. De materie werd daarom gesplitst, maar bleef toch ingewikkeld genoeg om een drukke dagtaak aan te hebben. Op 1 maart 1932 werd de heer Fetter overgeplaatst naar de inspectie Rotterdam en op 1 febru ari 1943 volgde zijn benoeming tot hoofd van de inspectie in Zaltbommel. In het najaar van 1944 trok hij door de linies naar het be vrijde zuiden en onmiddellijk sloot hij zich als reserve-majoor aan bij de grenswacht. De heer Fetter heeft bijzonder prettige herinneringen aan deze tijd, vooral ook om dat hij er in slaagde voor een bedrag van 36 miljoen gulden aan diamanten uit Duits land op te halen. Op 1 mei 1946 kwam hij echter weer bij de belastingen terug als hoofd van de in spectie invoerrechten en accijnzen in Nij- mgen en op 1 maart 1952 volgde zijn benoe ming tot hoofdinspecteur-titulair in Haar lem. Weer bij de invoerrechten en accijn zen. Daarbij kreeg hij honderden ambte naren onder zich, die in hun werk moesten doen in de uitgestrekte inspectie, die liep van Castricum tot Amsterdam plus de ge hele Haarlemmermeer. In dit gebied be vinden zich talrijke industrieën en wan neer men weet, dat de heer Fetter vooral te maken heeft met de berekening van de omzetbelasting en het innen en terugbeta len van de invoerrechten, dan verbaast men zich over het feit, dat de scheidende hoofdinspecteur gedurende de afgelopen tien jaar nog de tijd heeft kunnen vinden om deel uit te maken van de commissie, die de studenten voor de Rijksbelastingaca demie in Rotterdam selecteeert. Dat het werk van de heer Fetter gewaar deerd wordt blijkt uit zijn benoeming tot officier in de orde van Oranje Nassau in 1958. De opvolger van de heer Fetter is de heer E. J. H. Volkmaars, hoofdinspecteur van 's Rijks Belastingen, die thans als hoofd van de douanerecherche is toege voegd aan het hoofd van de Fiscale In lichtingen- en Opsporingsdienst in Am sterdam. B. en W. van Haarlem hebben de raad een uitvoerige nota doen toekomen over de te volgen procedure bij de uitbreidings plannen. Deze nota is het uitvloeisel van de motie, die door de heer Van Liemt (K.V.P.) op 27 november 1958 is ingediend en die door de raad is aanvaard. In deze motie wordt er bij B. en W. op aangedron gen bij toekomstige, uitbreidingsplannen niet alleen de gemeentelijke diensten, maar ook representatieve instanties van de bur gerij in de gelegenheid te stellen door middel van situeringsrapporten van hun verantwoorde verlangens te doen blijken. De motie vroeg het college dit te doen door een plan in diverse stadia van ont wikkeling te toetsen aan de mening van de raad of van de raadscommissie voor stadsontwikkeling. B. en W. hebben te dezen aanzien intern overleg gepleegd en leggen het resultaat hiervan in de nota aan de raad voor. Voor de toekomst zal de afdeling stadsontwik keling. zich nauwkeurig op de hoogte stel len van de wensen, die bestaan bij de daarvoor in aanmerking komende groepe ringen. Het resultaat hiervan wordt neer gelegd in een schetsontwerp, dat, verge zeld van een uitvoerige toelichting, waarin met reden wordt omkleed met welke ver langens wel en met welke niet of niet ten volle rekening kan worden gehouden, aan B. en W. wordt voorgelegd. Nadat het standpunt van 't college is bepaald, wordt het schetsontwerp met toelichting om advies voorgelegd aan de commissie voor stadsontwikkeling. Als de wenselijkheid daartoe bestaat, zal het overleg met ver scheidene groeperingen op bestuurlijk niveau worden voortgezet. Indien dit over leg aanleiding geeft tot wijzigingen in het schetsontwerp, zal het door B. en W. ge wijzigde schetsontwerp eveneens aan de commissie van bijstand worden voor gelegd. Het aldus tot stand gekomen schetsont werp zal in een informele vergadering van de raad worden toegelicht en bediscus sieerd. Als de raad zich met het schets ontwerp kan verenigen, zal het nader worden uitgewerkt en als ontwerp-uitbrei- dingsplan opnieuw door B. en W. en de commissie van bijstand worden beoordeeld Daarna zal het plan, nadat net ter visie zal hebben gelegen, ter vaststelling aan de raad worden aangeboden, vergezeld van een voorstel van het college met be'rekking tot de ingekomen bezwaarschriften, die vooraf nog om advies zullen worden voor gelegd aan de desbetreffende raadscom missie. Deze gedragslijn zal alleen worden gevolgd bij plannen van enige importantie. B. en W. waarschuwen nog tegen moge lijke wijzigingen op stedebouwkundige plannen, omdat een kleine wijziging de harmonische opbouw van het geheel reeds kan verstoren. Het eerste plan iri onder delen voor Schalkwijk wordt binnenkort tijdens een informele bijeenkomst aan de raad voorgelegd. B. en W. stellen voor de nota over de procedure voor uitbreidingsplannen voor kennisgeving aan te nemen. Het ambtenarengerecht in Haarlem heeft dinsdag onder leiding van mr. dr. J. van Bruggen een geschil behandeld tussen een wachtmeester eerste klasse uit Hil- legom en de districts-commandant van de rijkspolitie in Leiden. Van de wachtmees ter was als straf van één vakantiedag in trokken. De wachtmeester was van oor deel dat deze disciplinaire maatregel ten onrechte was opgelegd, daar hij naar bes te weten had gehandeld. Daarom was hij tegen de maatregel van de districtscom mandant in beroep bij het ambtenarenge recht gegaan. Voor de aanleiding tot het geschil moet men teruggaan naar de vroege ochtend van 29 juni vorig jaar, de verjaardag van Prins Bernhard. Om zes uur moest de wachtmeester met zijn surveillancedienst beginnen. Tegen zessen kwam echter een vrouw een telefoongesprek met een dokter voeren, dat enige tijd in beslag nam. Daar na hing de wachtmeester de nationale drie kleur uit, omdat de politiebureaus vlaggen als een lid van het koninklijk huis verjaart. Een en ander had tot gevolg dat de wacht meester ongeveer twintig minuten te laat van de surveillancedienst was vertrokken. De groepscommandant heeft de wacht meester hierover bij diens terugkomst on derhouden. De toon van het gesprek zou onprettig zijn geweest. De commandant zou de wachtmeester hebben ontvangen met de opmerking: „Je hebt geen enkele bekeuring gemaakt". De wachtmeester van zijn kant zou zich in onjuiste bewoor dingen tegen de groepscommandant heb ben uitgelaten. Het „stormachtige onderhoud" was voor de groepscommandant aanleiding de kwes tie aan de districtscommandant te rappor teren. Ter zitting van het ambtenarengerecht zei de groepscommandant, dat normaal het te late vertrek van dc wachtmeester zon der verdere gevolgen zou zijn geweest. De districtscommandant zei echter dat bij de strafbepaling geen rekening is gehouden met het „stormachtige onderhoud", maar alleen met het te late vertrek. Het politie personeel moet zich namelijk bewust zijn van de grote belangrijkheid van de sur veillancedienst. De voorzitter en leden vart het ambte narengerecht informeerden uitvoerig naar de geest >n het politiekorps in Hillegom en naar eventuele moeilijkheden tussen de commandant en andere leden van het korps. Overigens vond men het jammer dat aan deze vrij onbenullige zaak zoveel aandacht moest worden besteed. Op des betreffende vragen zei de groepscomman dant dat hij geen moeilijkheden met zijn ondergeschikten heeft, al moeten er uiter aard wel eens kwesties worden opgelost- De verhouding tussen commandant en wachtmeester zou niet al te best zijn; de wachtmeester zou soms te eigengereid op treden. De voorzitter bracht nog ter sprake het feit, dat de commandant een cel van het Op 1 februari a.s. zal het veertig jaar geleden zijn dat de heer A. J. M. van Em- merik, die als administrateur werkzaam is op de afdeling personeelszaken van het Haarlemse stadhuis, in dienst trad van de gemeente Haarlem. De heer Van Emmerik, die thans 56 jaar is, is Haarlemmer van geboorte. Na de r.k. school voor mulo aan de Gedempte Oude Gracht doorlopen te hebben, begon hij op 1 februari 1919 zijn ambtelijke loop baan als arbeidscontractant op de afde ling algemene zaken. In 1925 werd hij over geplaatst naar de afdeling onderwijs waar hij in het bijzonder werd belast met de ad ministratie betreffende het nijverheidson derwijs. In 1930 werd de heer Van Emme rik bevorderd tot adjunct-commies. Kort te voren had hij zijn studie voor de akte gemeente-administratie met gunstig ge volg afgesloten. Op 1 januari 1939 volgde zijn bevordering tot commies, op 1 janua ri 1947 tot hoofdcommies en in 1951 tot hoofdcommies A. Vier jaar later werd de heer Van Emmerik referendaris en met tussenpozen van twee jaar volgde daarna zijn bevordering tot referendaris A en ad ministrateur. Door zijn functie staat de heer Van Em merik uit de aard der zaak steeds in nauw contact met de takken van dienst en bedrijven in de gemeente. De besprekin gen met de hoofden en directeuren be treffen niet alleen de benoeming, promo tie of ontslag van personeelsleden, maar ook het vaststellen van eventuele disci plinaire maatregelen. Naast zijn dagelijkse taakvervulling op de afdeling personeelszaken is de heer Van Verkort weergegeven) Onkruid in de Hout. Een foutieve ge dachte in het plan van de verjonging van de Hout lijkt me, dat er geen plaats meer zal zijn voor wilde planten. De term „on kruid" wordt zelfs genoemd. Onbegrijpe lijk in Kennemerland, waar toch W. F. van Eeden en Jac. P. Thijsse gewoond hebben. De eerste schreef reeds in 1886 „Onkruid, botanische wandelingen" waarmee eigen lijk voorgoed met het idee „onkruid" is af gedaan. Bij een te ver kaalkappen van een bos bestaat ('.e kans van een massavegeta tie van een zogenaamd pioniersgezel schap van wilde planten, dat groeit op die kale plaatsen. Echter bij een minder ver uitkappen, een uitdunnen, moet het moge lijk zijn, bij behoud van de bossenstruc- tuur, die microklimatologische omstan digheden te scheppen, volgens welke er geen pioniergezelschap optreedt, maar nog wel jonge eiken kunnen ontkiemen. Het voordeel van deze methode is, dat zo veel mogelijk van de ondergroei ge spaard blijft en dat de Hout nog een bos achtig karakter, ook tijdens de verjonging houdt. Th. Belterman Naschrift: Wij hebben dit pro bleem voorgelegd aan de directeur van de gemeentelijke dienst voor Hout en Plant soenen, de heer J. A. Dorresteijn, die van mening was, dat de menselijke hand be hulpzaam moet zijn bij de opbouw van de Hout. Vooral bij jonge bomen en heesters is uiterste oplettendheid nodig, aangezien zij anders overwoekerd dreigen te worden door het onkruid in algemene zin, bijvoor beeld brandnetels en grassoorten. Pas na een paar jaar kunnen de bomen en hees ters aan eigen lot worden overgelaten om dat dan brandnetels en grassen wegens gebrek aan licht niet meer groeien. Dan blijven de wilde planten, die gewenst zijn, over. De heer Dorresteijn wees er nog op, dat als onze voorvaderen het bos maar aan zijn lot hadden overgelaten, er geen eens sprake van een Hout, zoals wij die kennen, geweest was. Red. Stationsplein. Het Haarlemse Stations plein is thans nog onbebouwd en kan dus nog voor alles gereedgemaakt worden. Voorlopig wil men van de vrijgekomen ruimte een autoparkeerplaats maken. Zou het niet mogelijk zijn om er tegelijkertijd een grote ondergrondse schuilkelder te ma ken, welke in vredestijd tevens gebruikt zou kunnen worden als rijwielstalling. Dan konden de honderden rijwielen, wel ke nu dagelijks op en om het Stations- en Kennemerplein staan, ook gestald wor den. Abonné A. J. M. van Emmerik Emmerik redacteur van de commissie van overleg en de commissie van bijstand voor arbeids- en pensioenzaken van het ge- meentepersoneel. Voorts heeft hij als zo danig zitting in de personeelscommissie. Ook in de vakorganisatie is de heer Van Emmerik jarenlang een actief bestuurs lid geweest. Zo is hij voor de oorlog secre taris en later voorzitter geweest van de afdeling Haarlem van de Algemene Rooms-Katholieke Ambtenarenbond. Toen tijdens de Duitse bezetting aanstalten wer den gemaakt om deze vakbond naar het Arbeidsfront, over te hevelen slaagde de heer Van Emmerik met zijn mede-be stuursleden erin de afdeling bijtijds te doen opheffen. Hierdoor was het mogelijk, dat de afdeling bij haar heroprichting na de bevrijding kon beschikken over haar volledige ledenadministratie en het vak bondswerk bijna zonder vertraging voort gang kon vinden. Verder is de heer Van Emmerik secre taris van de stichting R.-K. Industrie- en Huishoudschool in Haarlem, secretaris van de Centrale Raad tot bevordei'ing van het nijverheidsonderwijs in de dekenaten Haarlem en Beverwijk alsmede secreta ris van de commissie van bestuur R.K. Kerkhof in Haarlem. Vooral in de tot standkoming van de r.-k. industrie- en huishoudschool welke momenteel aan de Garenkokerskade in aanbouw is, heeft de heer Van Emmerik een groot aandeel ge had. „Het is een stuk van mijn leven", zei hij ons er zelf van. „Na jaren van moeilijkheden en nog eens moeilijkheden bouwtechnische en financiële mocht ik dan toch eindelijk het genoegen heb ben op 31 december 1957 de eerste paal voor het nieuwe gebouw te mogen heien. Als alles meeloopt hopen wij de school in september of oktober van dit jaar in ge bruik te kunnen nemen". Naar aanleiding van het ambtsjubileum van de heer Van Emmerik zal het ge meentebestuur hem op maandag 2 fe bruari 's middags om vier uur in de gra- venzaal van het Haarlemse stadhuis een receptie aanbieden. politiebureau voor privédoeleinden tot donkere kamer had ingericht. Hierover zouden in de woordenwisseling ook enke le opmerkingen zijn gevallen. De com mandant verklaarde, dat hij zich van het onderhoud weinig meer kon herinneren. Naar zijn mening had de wachtmeester het hijsen van de vlag aan een collega moeten overlaten. De wachtmeester bleef tenslotte bij zijn verzoek, dat de hem door de districts commandant opgelegde straf zou worden ongedaan gemaakt. Het ambtenarenge recht zal later uitspraak doen. Op zesenzeven tigjarige leeftijd is te Haarlem overleden mr. C. C. van Hels dingen, oud-voorzitter van de Christelijke Vereniging tot verpleging van lijders(essen) aan vallende ziekten en oud-voorzitter van de Volksraad van Nederlands-Indië, waar van hij een groot aantal jaren deel uit maakte. Mr. Van Helsdingen, die in Ambon ge boren is, waar zijn vader bij het onderwijs werkzaam was, bezocht de hbs te Amers foort en studeerde rechten aan de Rijks universiteit in Utrecht. Daar promoveerde hij tot meester in de rechten en in 1909 vertrok mr. Van 'Helsdingen naar Indië, waar hij aanvankelijk werkzaam was bij dc rechterlijke macht. Het onderwijs trok hem meer aan en in 1913 werd mr. Van Helsdingen leraar aan de afdeling taal-, land- en volkenkunde van het gymnasium Koning Willem III te Batavia. Een jaar later volgde zijn benoeming tot leraar staatsinrichting aan de Rechtskundige Ho ge school, aan welke school hij in 1926 be noemd werd tot directeur. De thans overledene is in 1912 voorzitter geweest van de Landraad toen hij in Soekaboemi woonde. Diverse malen is hij gekozen tot lid van de Volksraad en ook heeft hij als voorzitter van deze raad ge fungeerd. In Indië had mr. Van Hels dingen zitting in diverse commissies, onder meer voor de Volkslectuur, voor de keu ring van films, en voor het boswezen, voor de reorganisatie van het onderwijs, voor de herziening van het kiesrecht en ook was hij lid van de raad van advies inzake de Nirom-omroep. Tijdens zijn verblijf in Indië was hij voorzitter van de Christelijk Staatkundige partij en hoofdredacteur van „De Banier". Hij schreef artikelen in het Tijdschrift van het Recht en publiceerde over koloniale studiën en de Anti-Revolutionaire staat kunde. In 1931 zijn zijn verdiensten er kend door de benoeming tot officier in de orde van Oranje-Nassau. In ons land en speciaal in Haarlem en omgeving heeft mr. Van Helsdingen na de bevrijding een actief aandeel gehad in diverse besturen, onder meer in de Christe lijke Vereniging tot verpleging van lijders (essen) aan vallende ziekte. In de weder opbouw en uitbreiding van de inrichtingen te Heemstede heeft hij een aandeel gehad en toen hij een jaar geleden zijn functie neerlegde 'volgde zijn benoeming tot ere lid. Verder vervulde hij het voorzitter schap van de afdeling Haarlem van de Beweging van Europese Federalisten. Vandaag is zijn stoffelijk overschot in stilte teraardebesteld. Doordat de voorzitster van de Neder landse Vereniging van Huisvrouwen af deling Haarlem en omstreken, mevrouw A. Hamaker-Willink, maandagmiddag ver hinderd was de bijeenkomst van deze ver eniging in restaurant Brinkmann te openen, sprak de vice-presidente, mevrouw A. E. Neurdenburg-Burgersdijk enige inleidende woorden bij de lezing „Karikaturisten" van de heer Jelle Troelstra. Met behulp van een groot aantal lichtbeelden vertelde de heer Troelstra iets over het. werk en het leven van een groot aantal karikaturisten, onder meer van Pieter Breughel, Goya en Honoré Daumier. De Vlaamse schilder Pieter Breughel, levend in de zestiende eeuw, was aanvan kelijk een volksschilder. Vele bekende ge zegden uit die tijd werden het onderwerp van zijn schilderijen, zoals „De grote vissen eten de kleine op". Evenals zijn voorganger Jeroen Bosch trachtte Breughel later in zijn karikaturen duidelijk het verschil tus sen het goddelijke en het duivelse te onder strepen. Breughel, die in het begin van zijn leven bekend stond als een vrolijk, levens lustig mens door de Haarlemse schilder Karei van Mander werd hij „Pieter de grappige" genoemd stierf als een ver bitterde, sombere man. Zijn laatste doeken zijn dan ook uitsluitend afbeeldingen van de ontgoochelde mens. Het zijn aldus de heer Troelstra „vleesklompen, die nog zo'n beetje rondhuppelen, tot ze creperen". Veel overeenkomst met Breughel ver toonde de Spaanse schilder Goya (1746 1828). Goya, die door zijn slecht gedrag uit zijn geboorteland verdreven werd, werkte aanvankelijk in Italië op een tapijten- fabriek, waar hij zich vooral bezig hield met het schilderen van lieflijke tafereel tjes. Ondanks het succes, dat hij hiermee oogstte, bevredigde dit soort schilderingen hem geenszins. Hij keerde later naar zijn geboorteland terug en heeft zich toen ook bijna uitsluitend beziggehouden met het weergeven van de „lijdende mens". Hij bezocht gevangenissen, krankzinnigenin richtingen en ziekenhuizen. Ook zijn laat ste werken zijn afbeeldingen van invali den, stervende mensen. Breughel en Goya zou men volgens de heer Troelstra als sociale „Karikaturisten" moeten be schouwen en van oorlogsverschrikkingen. Een voorbeeld van een grote politieke karikaturist was Honoré Daumier (1809 1879). Daumier, die aanvankelijk lithograaf was, begon zijn eigenlijke loopbaan als karikaturist in 1831. Vooral de burger koning van het toenmalige Frankrijk, Louis Philipe, die de burgers zoveel belas ting liet betalen, was een van zijn meest geliefde onderwerpen. Op vele van Dau- mier's kaï-ikaturen ziet men deze Louis Philipe afgebeeld als een dikke „hollebolle Gijs", die smakelijk van zijn eten zit te genieten, terwijl hongerige burgers om hem heen staan. Tot slot van deze lezing liet de heer Troelstra het werk „Guernica" van Picasso zien om aan te tonen, dat evenals Goya ook de moderne schilders vaak „oorlogs verschrikkingen" als onderwerp voor een schilderij kiezen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1959 | | pagina 9