mMmmm
de winters waren vroeger vaak langer maar niet kouder
IS®
D
DE WEG NAAR DE BUURMAN
Simsm
1
Korte films wijzen
Nederland in Oberhausen
royaal onderscheiden
(Van onze weerkundige medewerker)
DE winters van vroeger.als wij onze
ouders of grootouders erover horen, dan
moet dat toen wel erg geweest zijn. Zij
hebben in zoverre gelijk, dat de winters
heel vroeger en dan zeker meer dan hon
derd jaar geleden, dikwijls langer duurden
dan in deze eeuw. Maar wanneer vader of
opa beweert dat zij vroeger veel meer lan
ge en strenge winters hebben meegemaakt
dan nu, dan mogen wij aan de hand van
betrouwbare temperatuurcijfers, die ons al
van het jaar 1706 ten dienste staan, be
weren dat zij ditkeer jokken, al willen wij
graag geloven dat zij dit zelf niet weten.
ZOWEL VADER, laten wij hem vijftig
jaar geven, alsook opa van tachtig jaar,
hebben beiden in hun jeugd, dus zo tussen
hun vijfde en vijfentwintigste levensjaar
één echte lange en strenge winter meege
maakt. Voor vader was dit in 1929 en voor
opa in 1890. Natuurlijk zijn daartussendoor
winters voorgekomen met vorst, soms en
kele nachten met strenge vorst en ook is
er geschaatst maargeen winters die
zelfs tot de vijftien strengste van de laat
ste tweehonderdvijftig jaar gerekend kun
nen worden. Het is een vreemd verschijn
sel maar alles wat wij ons nog van onze
jeugd herinneren was veel groter, veel lan
ger, veel erger.
Vreemd is het ook dat wij ons hetgeen,
althans in ons weergebeuren, enkele jaren
geleden is, maar nauwelijks meer herin-
neren. Dat februari 1956, dus nog maar
drie jaar geleden, de koudste februari van
de laatste eeuwen in ons land is geweest,
weten maar enkelen. Op 27 januari 1942
werd in Nederland het record van de laag
ste temperatuur: 27.4 graden onder nul in
Winterswijk gemeten. De winter van 1947
was op één na de koudste winter van de
laatste twee eeuwen en de winter van 1940
komt op de zevende plaats. Zonder over
drijving kunnen wij zeggen tussen 1938 en
1958 méér strenge en bovendien strengere
wintei's te hebben meegemaakt dan opa ze
vroeger heeft beleefd.
Wij moeten al teruggaan tot 1845 om een
zeer lange winter te vinden. In die winter
begaf men zich op 27 maart nog met een
ijsschuit over het ijs van Lemmer naar het
eiland Schokland, een verschijnsel dat in
deze eeuw niet meer is voorgekomen. Zoals
ook uit beschikbare cijfers blijkt, is het in
1740 nóg erger geweest, want toen werd
het pas in juli wat lente-achtig. Zelfs in
de meimaand bleef het toen vriezen. In
juni zaten de vrouwen nog met vuursto-
ven, om de voeten warm te houden, in de
kerk.
Wat er in de winters vóór 1700 is ge
beurd kunnen wij alleen gewaar worden
uit oude aantekeningen die zijn bewaard
gebleven, maar hoe hard het vroor is niet
bekend, daar pas omstreeks 1695 de Duitse
natuurkundige Fahrenheit een tempera-
tuurschaal uitvond, waarbij hij er'van uit
ging dat de temperatuur van het menselijk
lichaam honderd graden bedraagt.
In de Middeleeuwen moet een zeer lange
winter zijn voorgekomen in het jaar 1225
toen het op 9 oktober al begon te vriezen.
De vorst duurde tot 25 april. In het jaar
821, dus ruim elf eeuwen geleden, begon de
winter in ons land al op 22 september en
duurde hij tot 12 april. Uit al dergelijke
bijzonderheden over de vroegere winters
kan men concluderen dat de winter vroe
ger, maar dan ook héél vroeger, namelijk
zo'n paar honderd tot meer dan duizend
jaar geleden, ook in onze streken af en toe
veel langer duurde. Maar in 1947 lagen
onze rivieren op 16 december al met ijs
bedekt en duurde het toch ook tot medio
maart voor er verandering kwam.
In de generatie van vader, grootvader,
overgrootvader was het dus heus niet zo
veel erger. Hetgeen wij de laatste twintig
jaar met de winters hebben meegemaakt
was af en toe (1938, 1940, 1942, 1947, 1956!)
heus wel de moeite waard om er over naar
huis te schrijven.
Ranglijst van de strengste en langste
winters van de laatste 250 jaar
1.
Winter
1830
gemidd. temp. -3.1
C.
2.
yy
1947
-2.4
C.
3.
yy
1784
-2.3
C.
4.
yy
1823
-2.2
C.
5.
yy
1795
-2.0
C.
6.
yy
1789
-1.9
C.
7.
yy
1940
-1.9
C.
8.
yy
1845
-1.8
c.
9.
yy
1799
-1.8
c.
10.
yy
1838
-1.6
c.
11.
yy
1805
-1.6
c.
12.
yy
1814
-1.6
c.
13.
yy
1942
-1.5
c.
14.
yy
1929
-1.5
c.
15.
yy
1890
-1.3
c.
ymmw.
Scène uit een Tsjechische tekenfilm
OBERHAUSEN De documentaire
films moeten zich meer houden aan de
realiteit van het gewone leven en zich niet
tezeer baseren op de litteratuur, want dan
gaat het gesproken woord erin overheer
sen. Sommige films zijn plaatjesboeken
geworden, waarbij men haast zou opmer
ken: „hoe meer cinemascope hoe verve
lender." Dat werd vastgesteld in het rap
port van de internationale jury, die on
der voorzitterschap van de beroemde ci
neast dr. John Grierson, oordelen moest
over ongeveer honderdvijftig documentai
res, korte speelfilms, tekenfilms en expe
rimentele films, tijdens de zojuist te Ober-
hausen in het Roergebied gehouden West-
duitse Dagen van de Korte Film, de helft
van de door eenendertig landen ingezon
den bijdragen. Alle Nederlandse aangebo
den films werden aanvaard.
Gelukkig hoefde de jury in haar rapport
niet alleen pessimistisch te zijn: ze uitte
zich in zeer vleiende bewoordingen over
de Nederlandse documentaire filmkunst
en ze kende Bert Haanstra de eerste prijs
(twee duizend mark) voor zijn film „Glas"
toe. Deze werd onder grote bijval in to
taal driemaal vertoond in de loop van de
zer dagen! Ook de andere Nedei'landse
films werden zeer hartelijk ontvangen!
werken van Charles Huegenot van der
Linden, John Fernhout, Herman van der
Horst, Emile van Moerkerken en van di
verse cineasten uit de studio van Marten
Toonder, wier reclamefilms in het jury
rapport eveneens met ere vermeld wer
den.
Er was nog een film van een Nederlan
der, die grote bijval oogstte en die boven
dien bekroond werd, maar dat was een
door Frankrijk ingezonden en in Frank
rijk geproduceerde film: het prachtige
werk „La Seine a rencontré Paris" (De
Seine heeft Parijs ontmoet) van Joris
Ivens, de eerste Nederlandse filmer, die
internationale faam verwierf,
Joris Ivens was, evenals Bert Haanstra
en Emile van Moerkerken, te Oberhausen
aanwezig. Hij vertelde, dat zijn film over
de Seine naar heel veel landen is verkocht
en binnenkort ook in Nederland in verto
ning zal komen. Dan hoopt hij ons land
weer eens, voor het eerst sinds lange ja
ren, te bezoeken. Zijn film is in zwart-wit,
omdat men naar zijn mening daarmee be
ter kan werken dan met kleur, als het er
om gaat de reacties van mensen vast te
leggen. Om die mensen is het begonnen
in deze film. De mensen op en aan de Sei
ne werden gefilmd terwijl ze er geen idee
van hadden, dat er een camera op hen
gericht was.
Wij hebben Ivens nog naar zijn aan
deel in de verfilming van „Tijl Uilenspie
gel" gevraagd. Hij is ervoor opgetreden
als produktiéleider en zou de film aanvan
kelijk regisseren. Doordat de produktie en
de organisatie van het werk hem tezeer
in beslag namen, heeft hij zich niet met
de regie kunnen bemoeien, hetgeen hij be
treurde. Nu heeft Gérard Philippe alleen de
regie gevoerd. Heftig sprak hij tegen, dat
hij ruzie met Gérard Philippe zou hebben
gehad, zoals de geruchten willen. Wij zijn
nog steeds de beste vrienden, zei hij.
Thans is hij bezig met de montage van
een film over de schilder Chagall
ER WERDEN in Oberhausen zeer veel
tekenfilms gedraaid en daaronder waren
er van verrukkelijke originaliteit. Zo on
derscheidden zich de films van Stephen
Bosustow uit de Verenigde Staten en oogst
ten ook die van verscheidene Oosteurope-
se landen, vooral Tsjechoslowakije, Polen,
Roemenië en Joegoslavië veel waarde
ring. De Polen en de Tsjechen leveren
trouwens in het algemeen prachtig werk
op het gebied van de korte film.
Duitsland zelf liet het lelijk afweten. Het
produceert meer dan tweehonderdvijftig
korte films per jaar, maar het meeste
daarvan blijft beneden niveau. We zullen
dat soort werk wel moeten zien tot de te
genwoordige generatie van Duitse filmpro
ducenten is uitgestorven, verklaarde de
inleider van het Duitse filmprogramma
onder applaus
De kwaliteit van de films van Engeland,
het Gemenebest, België en de Sovjet-Unie
liet nogal wat te wensen, maar Zweden
verraste met een heel knappe film die
door de jury overigens blijkbaar onopge
merkt bleef van Peter Weiss: „In naam
der wet". Van deze cineast zagen we ook
nog een goede film over het alcoholisme
onder de Zweedse jeugd, benevens een op
merkelijke experimentele film.
SAMENVATTEND kan men vaststellen,
dat de manifestatie te Oberhausen vele
verdiensten heeft gehad. Ze vormde een
ontmoetingspunt voor heel veel cineasten
uit Oost en West, die door het zien van
elkanders werk en door de talrijke, soms
met heftigheid, doch toch steeds in vriend
schappelijke geest gevoerde discussies,
van elkander konden leren. Te Oberhau
sen heeft men voorts een balans kunnen op
maken van de stand van zaken op het
gebied van de korte film. De korte film
neemt in de cinematografie als geheel een
belangrijke plaats in, die dikwijls wordt
onderschat, omdat „de bioscoop" met die
films niet zo goed weg weet. De korte film
is niet slechts voor vele cineasten een aan
loop tot de speelfilm, ze draagt boven
dien bij tot het leren kennen van andere
volkeren, meer dan de speelfilm, die al
lengs steeds meer internationaal gestan
daardiseerd wordt. Het leren kennen en
het begrijpen van andere volken was een
der voornaamste doelstellingen van deze
door de stad Oberhausen en het Verbond
van Duitse Filmproducenten georganiseer
de manifestatie, die dan ook tot motto had:
„De weg naar de buurman".
Jan Koomen
„KOFFIE" staat er met Oudhollandse
letters op een verroest uithangbord. Een
koffiehuis «net verlof A, waar het op vrij
dagavond altijd druk is. Er wordt meer
gepraat dan gedronken. Wijn en koffie zijn
het meest ;n trek. Over ballet, litteratuur
en schilderkunst, over feestjes en fuifjes
wordt er gepraat. Ook wordt er gepuzzeld,
door mannen op leeftijd, heel lang, heel
intensief en heel ernstig.
Het interieur van het koffiehuis bestaat
uit een merkwaardig mengelmoesje. De
overwegende kleur die de totaalindruk be
paalt is vaalgeel. Als er veel wordt ge
rookt, doet het geel warmer aan. Een soort
grijsgeel. Rococostijl, zegt de eigenaar
van het etablissement. Lelijk, zeggen an
deren. Het heeft sfeer, zeggen de mees
ten. Het merendeel van de beeldjes, kan
netjes, schilderijen, die in een veel te klei
ne ruimte kriskras door elkaar staan en
hangen, zijn stuk voor stuk lelijk, maar
het geheel geeft sfeer zegt men dan. Het
koffiehuis zou niets zijn zonder het schil
derij van een bollenlandschap, dat bijna
een hele wand beslaat. Het zou niets zijn
zonder het kleine orgeltje, dat in een wat
vergeten hoekje staat, maar dat er toch
bij hoort. Per bunder moest je dat schil
derij verkopen, zegt iemand. Er wordt on
derdrukt gelachen, gegniffeld eigenlijk,
want de eigenaar zit erbij. Hij is de schil
der van het landschap, dat uit langgerek
te bollenvelden en een stukje duin bestaat.
Het groen heb ik geschilderd, zegt hij
trots. Een vriend van mij de rest, voegt
hij er even later aan toe. Maar ik had
liever de bollenvelden geschilderd, want
dat is veel makkelijker, zegt hij ten slotte.
Toch wel aardig vindt u niet? Iedereen
kijkt nu met geveinsde belangstelling naar
het schilderij, dat er nog steeds hangt en
dat er wel altijd zal blijven hangen, hoe
wel het verhaal gaat dat „Haarlems
Bloei" het wilde kopen.
DIE DRIE, daar waren we het over eens.
Maar dié had ik toch veel jonger geschat,
zegt de vrouw. De mannen knikken.
Toch geloof ik dat die daar hoort en die
daar. Een vinger, bruin van het roken,
verschuift een van de kranteknipsels. De
kranteknipsels zijn foto's van vrouwen,
jonge en oude. Zij moeten naar gelang
van haar leeftijd op volgorde worden ge
legd. het is een prijsvraag. Die is toch
veel jonger, zegt de vrouw. Maar een van
de mannen schudt ontkennend zijn hoofd.
Nee, die heeft al zo'n kin en dan... al
die rimpels.
De voorzitter van de puzzelclub is een
eenenzestigjarige heer. De meeste le
den van onze club zijn zakenmensen, die
's avonds nun hersens wel eens op een
andere manier willen gebruiken. Even de
zorg voor het dagelijkse brood vergeten.
We voelen ons één in ons clubje, al zijn
we het (gelukkig) niet altijd eens. Wie het
dichtst bij de oplossing van de puzzel komt
krijgt van de anderen een kop koffie met
een plak cake als beloning. De echtgeno
te en de dochter van de puzzel-voorzitter
kijken lachend naar hem. Thuis is het
een heel raadsel. En hier? Een heel klein
puzzeltje, zeggen zij.
DE LEERLINGEN van de balletschool
van Leonard Sala plegen na de lessen al
tijd een ogenblikje uit te rusten in het kof
fiehuis. Zij zeggen niet zo veel, maar bla
deren meestal in tijdschriften en kranten.
Zij lezen het liefst de balletcritieken. Een
twintigjarige Haarlemmer, Tom heet hij,
is een van hen. Ik ben in Haarlem als
amateur begonnen, wilde hogerop, heb nu
een studiebeurs en zit bij Scapino, zegt hij.
Van Wil, een nicht van de voorzitter
van de puzzelclub, hoorden wij dat je hier
zo rustig kunt zitten, even kan uitblazen.
Ik vind de sfeer prettig, én vooralde
meesten van ons hebben weinig geld en
hier hoef ie geen fooien te geven".
Een vierentwintigjarige schilder, die een
kamer heeft in een van de zijstraten van
de Heiligelanden, is ook een vaste bezoe
ker van het koffiehuis. Herman zegt: Ik
teken langs de weg, alles wat ik tegenkom.
„Willem de Zwijger" en het poortje dat
toegang geeft tot het Nieuw Heiligland.
Pas één keer heb ik geëxposeerd. In een
café aan de Barteljorisstraat was dat...
Hij is op de Academie in Den Haag ge
weest, maar heeft deze school niet afge
lopen. Ik ben eigenlijk autodidact, zegt
hij. Waarom hij zijn studie niet heeft vol
tooid? Ik heb er een hoop afgeleerd en
dat vond ik zat! Hij bestelt een fles wijn.
Rode graag, die witte moet ik niets van
hebben. Tekenen zelf kunnen ze me niet
leren. Dat kunnen ze je nergens leren.
Kennis van de materialen en de techniek
van het schilderen kunnen ze je wel bij
brengen.
Of hij wel eens wat heeft verkocht.
Uiteraard. Flink wat portretten. Als por
tretschilder ben ik gestart. Het sterkst ben
ik in aquarellen. Vooral met de mensen
als onderwerp. Het doen en laten van de
mensen trekt mij aan. Ik moet niets heb
ben van stillevens en straatjes. Of hij van
het schilderen kan rondkomen? Tot nu
toe heb ik het gepresteerd, al moest ik,
toen ik pas begon, vaak genoegen nemen
met droog brood en wijn. Tegenwoordig doe
ik echter ook veel aan reclameschilderen.
HET IS OP VRIJDAGAVOND altijd
heel druk in het koffiehuis. Dan komt ook
de redactie van het litteraire maandblad
„Hoos" bijeen. „Hoos" leidt als zovele
van dergelijke tijdschriften een kwijnend
bestaan. De redactie bestaat uit jongelui
van om en nabij de twintig. Robert ver
telt hoe het is ontstaan. Het was aan
vankelijk een blad dat door de Haarlemse
Modernistensociëteit Xeno zou worden uit
gegeven. Maar Xeno kon ons niets bieden.
We hebben ons er dan ook van gedistan-
cieerd. Of de vijfenzestig abonnees tevre
den zijn over de inhoud? Ja, zegt Ro
bert, maar de redactie lang niet altijd. Wel
over bepaalde artikelen. Er is echter veel
kaf onder het koren. Te veel.
Of de lezerskring uit louter en alleen
jongeren bestaat? Beslist niet. Er zijn
ook heel wat ouderen, die het blad met
plezier lezen. Cultureel gezien kan het nooit
volmaakt zijn, omdat het door jongeren
wordt gemaakt, 't Moet wel worden be
schouwd als onrijp werk met af en toe een
uitschieter. Die uitschieter mag niet als
norm worden genomen.
En Robert vervolgt een diepgaand de
bat over moderne dichters met een ruim
veertigjarige ambtenaar van de inspectie
onderwijs in Haarlem, die „de gooche
laar" wordt genoemd. Ik doe het voor
m'n plezier, voor de lol. Pockettricks. Als
je er eenmaal de smaak van de pakken
hebt, dan laat het je niet meer los, het
fascineert je. Met kaarten, sigaretten, vin
gerhoedjes, lucifers.
Wilt u een sigaret? vraag ik. Hij haalt
een doosje lucifers te voorschijn. Moet
je maar zien, zegt hij en manipuleert wat
met de kleine stokjes, laat ze verdwijnen
en weer verschijnen heel snel, heel han
dig. Het kost veel tijd om het te leren,
maar het is fijn werk.
Dan praat hij met Robert verder, over
Vinkenoog en Graham Greene en over
„Hoos".
Er ligt altijd een nummer van „Hoos"
in het koffiehuis ter inzage. En de beeld
houwers, pottenbakkers, lijstenmakers en
schilders (waaronder velen van naam)
lezen er vaak in. Dat „Hoos" er niet altijd
best van af komt.De redactie van „Hoos"
weet dat zo langzamerhand wel en doet
alle moeite „het" blad zo goed mogelijk
voor de dag te laten komen.
IN HET KOFFIEHUIS ligt een groot
boek, waar elke bezoeker iets in mag teke
nen, schilderen, of schrijven. Een Deens
en een Nederlands meisje die tijdens
Het verkeersgeroezemoes van
Haarlems binnenstad dringt nog
maar vaag, haast diffnus door in
het Nieuw Heiligland, een smul
vergeten straatje zo oud als Haar
lem zelf, met een stuk of wat
scheefgezakte gaslantaarns van een
onbestemde kleur, wat grillig ge
bouwde huizen, die de toeristen
pittoresk noemen en op de iespec-
tabele lijst van Monumentenzorg
staan, maar die in wezen al long
onbewoonbaar verklaard hadden
moeten worden als de bewoners ze
niet zelf (grondig) hadden opge
knapt. In die huizen: gas, water en
elektriciteit, zelfs televisietoestel
len. Ook daar zijn de zegeningen
van deze tijd doorgedrongen.
een bezoek aan Haarlem toevallig het
Nieuw Heiligland en het etablissement
ontdekten (hetgeen helemaal niet zo ge
makkelijk is) schreven in dat boek:
„Als vreemde vogels kwamen we hier
heen gevlogen, maar we willen er graag
voor altijd een veertje achterlaten".
Een paar Leidse studenten, die overdag
even in het koffiehuis kwamen aanwippen
en van het „korps" de opdracht hadden
gekregen binnen de tien minuten een teke
ning te maken en een glas wijn te drin
ken, bleven er niet zo lang. Hun tekenin
gen worden echter allemaal in het „grote
boek" bewaard. Op een van die tekenin
gen ziet men een grote wijnfles. Op het
etiket staat „Beaujolit" geschreven. De
ze aardige vondst werd door de jury van
het „korps" beloond met de eerste prijs.
ALS HET DRUK IS in het koffiehuis,
wordt er veel gepraat en weinig gedron
ken. De meisjes en jongens van Xeno bij
voorbeeld hebben het voornamelijk over
jazz, oude en moderne jazz. Daar kunnen
ze uren over praten. Met ernstige gezich
ten. Maar er is altijd één figuur die bijna
nooit iets zegt. Dat is Willem de Zwijger,
die melancholiek voor zich uitstaart en
elke avond hetzelfde bestelt: een kop soep
en later een kop kof
fie met cake en soms
nog een kop koffie
met cake. Daarna
plaatst hij meestal
één of twee rake op
merkingen, die het
gepraat van de ande
ren een ogenblik doet
verstommen. Dan
gaat hij naar huis. Zó
is Willem de Zwijger
nu eenmaal. Zijn
juiste naam? Nie
mand weet die met
zekerheid. Alleen
Willem de Zwijger
zelf. Het is prettig
toeven in het koffie
huis, vindt men. On
danks de kitsch.
Daarom zijn de trou
we bezoekers van 't
etablissement blij, dat
de eigenaar het aan
bod van een Ameri
kaanse dame uit Bos
ton om tegen elke
prijs het koffiehuis
te kopen, steen voor
steen te laten afbre
ken en in de Ver
enigde Staten weer
te laten opbouwen,
heeft afgeslagen.
Pieter van de Vliet