PASEN
SNEEUWKLOKJES
Nieuwe weefsels
TWEE DOOR NEDERLANDSE CRITICI
BEKROONDE KUNSTENARESSEN
Kabouter Hillepille
ee de Paashaas
Het filmen vroeger? Ik herinner
me het niet eens allemaal
FUNKIA OF HOSTA
ZEGT RINI OTTE
Voor de
ZATERDAG MAART 1959
Erbij
PAGINA VIJF
G. Kromdijk
Duitse scholieren willen
hun eigen welvaart
Van eier doppen
Wat een drukte
DE NAAM RINI OTTE zal velen mis
schien niet veel meer zeggen. Maar vroe
ger, jaren geleden had die wel een beken
de klank. Toen was zij een vooraanstaan
de Nederlandse filmster, die vooral be
kendheid kreeg door haar rollen in „Jon
ge harten", in „Ergens in Nederland" en
„Comedie om geld". Rini Otte, nu me
vrouw Landshoff zij is met een bekende
uitgever getrouwd woont thans in Bent
veld, in de Teunisbloemlaan.
Het huis met de tuin is zoals men het
van een filmster verwacht. Het donkere
ijzeren hek staat open. Een brede grind-
laan leidt naar de villa, wit met enorme
ramen. Een meisje met een stofdoek in
haar hand hangt ver uit het raam en
schreeuwt iets tegen „haar mevrouw". Zij
lacht terug. Mevrouw Landshoff is hele
maal niet verbaasd, als ik plotseling voor
haar sta. Het is net alsof ze steeds men
sen verwacht. „O, dag, u bent zeker van
de krant. Nou kom er maar bijzitten hoor.
Lekker weer, hè? Hoe vind u mijn bank?
Die heb ik laten namaken. Ik zag er zo
één in een Amerikaans tijdschrift. Leuk
hè, dat wit met al die gekleurde kussens?
Zeg, waaróm komt u eigenlijk met me pra
ten? Nog over die films? maar dat is
al zolang geleden. Ik herinner het me niet
eens precies allemaal. Het begon met
„Jonge harten". Ze hadden iemand nodig
en blijkbaar was ik het geschikte type,
want ze kozen me. Regisseur Ludwig Ber
ger heeft me vervolgens naar Engeland
voor proefopnamen voor „Pygmalion"
meegenomen. Dat is eigenlijk nooit iets
geworden, maar wel heb ik daar een heer
lijke tijd gehad. Ik ontmoette allemaal be
langrijke mensen, ik ging heel veel uit en
Funkia's worden tegenwoordig ook Hos-
ta's genoemd; er komen verschillende soor
ten voor met mooi bont blad die, door de
bloemist in plantmandjes verwerkt wor
den. Deze tijd ziet u ze weer; vooral in
manden met cineraria's pleegt' men'ze'té
verwerken. Wanneer de andere planten of
bloemen zijn uitgebloeid, kan de funkia
beter naar de tuin verhuizen; in de volle
grond van de tuin zult u er nog vele jaren
plezier van kunnen hebben. De bontbladi-
ge soorten bloeien echter niet zo rijk; er
zijn soorten met groen en met blauw-groe-
ne bladeren die rijker bloeien; sommige
met witte, andere met paarse of lilakleu-
rige bloemen. Hosta's voldoen vooral
goed op een lichte schaduwplek; in de
volle zon hebben ze het niet zo heel erg
naar de zin. Ze verlangen een voedzame
grondsoort. Het is dus nuttig voor wat
oude mest te zorgen; als de grond echter
voldoende humus bevat kan men ook heel
goede resultaten bereiken met de beken
de tuin- en gazonkorrelmest. Hosta's voor
tuinbeplanting kan men nu ook nog be
stellen; ze worden dan direct na ontvangst
gepoot.
had mooie kleren. Teruggekomen speelde
ik in „Ergens in Nederland" en „Come
die om geld". En dat is nou alles. Mis
schien niet eens belangrijk genoeg om op
te schrijven".
Ze zucht even, pakt een sigaret. Net als
een poes rekt ze zich even uit, knippert
met haar ogen tegen de zon. Ze heeft een
knalrode broek aan en een witte slobber
trui. Geen schoenen, alleen maar een paar
sokken. Haar bronsblonde haar is kortge
knipt, in allemaal piekjes. Eigenlijk is ze
niet mooi, met die brede mond en die klei
ne brede neus, maar wel erg charmant.
Vooral omdat ze alles zo spontaan zegt.
„Mijn man is er nu niet, die zit in Ame
rika. Hij is vaak op reis. Over een paar
weken gaan we met z'n allen naar de Ver
enigde Staten, voor een maand of twee,
drie. Ik houd van reizen, 's Zomers gaan
we altijd een maand naar Italië, we huren
daar een villa. Hier is het namelijk haast
nooit zulk heel erg mooi weer. En steeds
maar die regen maakt me zo melancho
liek. Het huishouden vind ik iets ver
schrikkelijks. Ik walg van afstoffen, bed
den opmaken of koken. Het liefst doe ik er
niets aan. Wat ik dan wel doe? O, ge
woon van alles, maar het meest houd ik
me tegenwoordig bezig met yoga. Dat is
zoiets geweldigs. De hele familie doet er
aan mee, mijn man, Karen van twaalf,
Peter van negen en Andrea, of liever Baba
van drie".
Als Rini Otte dit vertelt, komt Baba er
net aan, op een autoped, over het gras.
Zij is de enige, die nog niet naar school
hoeft. „Kom eens hier, liefje, maar trek
eerst je jasje weer aan. Het is nog veel
te koud om in je enkele truitje te steppen".
Baba, blonder dan haar moeder, maar
met diezelfde blauwe ogen, klimt naast
ons op de grote bank. Ze kauwt op een
wortel, die ze net van de groenteboer ge
kregen heeft. „Doe jij eens even voor hoe
we elke dag gymnastieken. Doe eens even
de padmasana en de moedra. Baba springt
van de bank en zit in een ommezien op
het terras met opgevouwen beentjes.
„Keurig hè!" Rini Otte kijkt me triom
fantelijk aan. „En nu de moedra". On
middellijk doet Baba wat haar gezegd
wordt. Voor haar is het terras geen harde
stenen vloer, maar een spiegelgladde glij
baan. Vliegensvlug draait ze zich om en
ligt dan plat op haar buik. Haar armpjes
strekt ze naar voren. Baba wil helemaal
niet meer opstaan. Ze doet het pas als
mevrouw Landshoff zegt, dat het nu heus
wel genoeg is. „Ik geef ook al mijn kinde
ren pianoles. Ze hebben alle drie wel aan
leg. Karen doet binnenkort examen voor
die ach hoe heet die ook weer— eh...
o, ja voor het Thijsse-lyceum. Ze zal het
wel halen, hoewel ze erg lui is. Ik bemoei
me nooit met de school van de kinderen,
het kan me eigenlijk weinig schelen of ze
het halen of niet. Ga je nog even mee kij
ken naar mijn zonnenkuil?"
We lopen om het huis. Het is dan nog
groter dan ik aanvankelijk verwachtte.
Aan alle kanten wordt het begrensd door
bomen, struiken en vaal groen gras. Ner
gens zijn echte paden of perkjes aange
legd. Alles is een beetje wild en juist
daardoor zo leuk. Mevrouw Rini Otte loopt
voor me, gewoon op sokken, met Baba
aan haar hand. Soms tilt ze haar even
op, als hier of daar een struik te hoog is
gegroeid. En dan ineens staan we voor een
grote kuil. We springen er in, Rini Otte
gaat in het midden zitten, Baba naast
haar. „Fijn hè? Hier ga ik vaak zonnen,
in mijn badpak. Niemand ziet je hier. Het
is een plekje van de wereld afgesloten.
Hier lees ik, luister naar de vogels en doe
wat aan yoga. Nee, naar die filmerij heb
ik nog nooit heimwee gehad. Ja, het wès
een heerlijke tijd, maar dit alles, de zon,
mijn huis, mijn kinderen en de kuil, zijn
nog veel, veel heerlijker".
Eva IIoomik
NU de textielindustrie jaarlijks met
steeds nieuwe vindingen voor de dag
komt, is het toch wel interessant ons
wat meer te verdiepen in het totstand
komen van een bepaald, procédé. Men
spreekt van speciaal geprepareerde stof
fen, van „gefinishte" materialen, struc
tuurweefsels en combinaties van synthe
tische vezels, zonder dat de leek eigen
lijk precies weet wat er met. deze bena
mingen bedoeld wordt.
De synthetische of polyester vezels, die
een steeds grotere vlucht in de textiel
branche gaan nemen, worden ons onder
allerlei benamingen voorgeschoteld. Het
doet zeer verwarrend aan, terwijl men toch
maar met één produkt te maken heeft. De
naamsaanduiding duidt echter op het land
van herkomst. Men heeft weefsels die voor
honderd percent uit synthetische vezels
zijn opgebouwd en mengingen van kunst
vezel met natuurvezel zoals wol en katoen.
De 100 "'„-synthetische vezel is vaak op zó
voortreffelijke wijze nagebootst, dat we die
slechts met moeite van de zuivere wol kun
nen onderscheiden. Als we ons daarbij nog
realiseren wat er voor grote voordelen aan
verbonden zijn, zoals licht in gewicht,
praktisch onverslijtbaar en gemakkelijk te
wassen, mogen we ons er niet over ver
bazen, dat in de hedendaagse tijd, waar
alles afgemeten wordt op doelmatigheid en
praktisch nut, deze kunstvezel een steeds
grotere plaats gaat innemen. Onder deze
benaming moeten we ook de rayongarens
rangschikken.
Iets nieuws in dit genre zijn de struc
tuurweefsels, die uit normale continue
(lange en daardoor sterkere draden) garens
vervaardigd worden. Door speciale bindin
gen heeft het doek een kreukherstellend
vermogen verkregen en door bijzondere
„finishes" (zoals waterafstotend, vuilwe-
rend en „no-iron") krijgt de rayonjapon-
stof bijzonder prettige draageigenschappen.
Dit kunnen we ook van een nieuw soort
ribsfluweel zeggen, dat met de vriendelijke
naam „gentleroy" haar intrede heeft ge
daan. Door de nieuwe afdoende „silicon-
finish" is dit materiaal waterafstotend. Het
is ook dubbel p.v. (poolvast en pletvrij)
alsmede kreukherstellend en vlekwerend.
Door deze eigenschappen is het bijzonder
geschikt voor sportieve herenkleding. Tin
neroy, de ideale stof voor alle seizoenen,
wordt nu ook geborduurd en in prachtige
imprimé's gebracht: strepen en bloemdes-
sins, pied de poule en vage bloempatronen
in mooie kleurencombinaties. En uitzonder,
lijk knap zijn wel de handbedrukte fluwe
len in mooie modedessins.
Naast de „coton satin" en de bedrukte
structuurweefsels zullen het komende sei
zoen nog vele andere stoffen furore maken.
HET moet voor de Neder
landse kunstcritici, die te be
slissen hadden wie in de jaren
1957 en 1958 de „Prix de la
critique" toekwam, niet zo
moeilijk geweest zijn, dacht
ik, elkaar te vinden in een
waardering van het werk van
de tekenares Ro Mogendorff
en de beeldhouwster Charlotte
van Pallandt, kunstenaressen
van uitzonderlijke kwaliteit.
Gezien beider bescheidenheid
lijkt het me bovendien wel
zeer bevredigend nu het ge
voel te hebben deze persoon
lijkheden in een publiciteit te
betrekken, die hen zo volop
toekomt.
Tot 12 april wordt dan werk
van nen in de Rijksakademie
van Beeldende Kunsten ten
toongesteld. Ro Mogendorffs
tekeningen werden al eerder
bij de kunsthandel M. L. de
Boer getoond. Mocht een weer
zien altijd al de moeite waard
zijn, door veel werk van
recente datum is deze tentoon
stelling om Ro Mogendorffs
aandeel al een evenement. En
beider werk doet deze expo
sitie bijzonder indrukwekkend
zijn. Het alles spreekt zo'n
zekerheid van doen! En welk
een krachtige en warm men
selijke kunst is die van Char
lotte van Pallandt!
Van Ro Mogendorff ontmoet
men dan meer figuurwerk nog
dan de vorige keer. Verschei
dene tekeningen doen verder
vermoeden, dat de tentoon
stelling van Japanse kunst in
Den Haag haar niet onberoerd
heeft gelaten. Daarbij dient
opgemerkt te worden, dat van
een .Japanse manier" geen
sprake is en Ro Mogendorffs
werk altijd het resultaat is van
een werkelijk observeren van
de natuur, waaruit zij het
HET PROBLEEM, dat. de naoorlogse
Westduitse jeugd vormt, heeft reeds
menige wetenschapsman tot onderzoe
kingen verleid.
Te München is uitgerekend, dat een
leerling van de eerste klas van het
gymnasium voor zijn schooltijd en zijn
huiswerk per week zevenenveertig
uren nodig heeft. Een zestienjarige
h.b.s.'er te Dortmund heeft er ruim
vijftig uur voor nodig. De veertigurige
werkweek, die hier in vele bedrijven
bestaat, geldt niet voor de middelbare
scholier. In de Bonnse General An-
zeiger" is gesproken over „scholieren
met de managersziekte" en elders
schrijft men over schoolkinderen met
maagkwalen
Het is de fout van ouderen, zo zegt
men, dat zij hun schooljaren gaan af
wegen tegen wat een moderne scholier
moet verrichten om een einddiploma te
halen. Ook vroeger had een h.b.s.'er of
gymnasiast meer dan vijftig uur per
week nodig voor de lesuren en het
huiswerk. Ook vroeger waren heel wat
kinderen tegen het. einde van het
schooljaar overspannen als directeuren
van bedrijven. Men meent echter dat
een dergelijke spanning niet kan duren.
In de bondsrepubliek wordt voorts
het verzet steeds groter tegen verkapte
kinderarbeid, waarbij scholieren zich
tijdens hun vakantie verhuren.
Er zijn daarbij veelbelovende knapen,
die met zwaar en langdurig werk in
een maand honderden marken bij el
kaar ploeteren. Er is hier geen sprake
van kinderen van arme ouders. Een
groot deel van deze werklustige kin
deren hom.t rijt gegoede gezinnen. De
slotsom die men hieruit trekt, is dat de
zucht naar welvaart van de ouderen
naar het bezit van een reeks technische
hulpmiddelen is overgeslagen op de
kinderen, die hun eigen radio, buiten
landse vakantie, pick-up en wat niet al
wensen om nog te zwijgen van de mid
delbare scholieren die met hun ver
diensten een scooter of een tweede
handsauto financieren. Men acht het
verderfelijk dat midden in de normale
schooltijd het latere leven zijn intrede
doet in het bestaan van. meisjes en
jongens. Niet voor niets verzuchten
vele ouders in de bondsrepubliek, dat
het de vloek van het ..Wirtschaftswun-
der" is dat huw welvaart niet gevoeg
is voor hun kinderen, die recht, menen
te hebben op een aparte welvaart
Charlotte van Pallandt bij de ingang van haar atelier.
voor haar essentiële put. En
dat is eigenlijk altijd dat wat
voor ons ook essentieel kan
zijn. Zij heeft buiten maar een
kiein plekje nodig. Door het
licht, dat zij in haar werk weet
te brengen, roept ze een grote
ruimte, zelfs de oneindigheid
op. Zo doet haar werk ons
vrij ademen.
Ruimte wordt ook door het
beeldhouwwerk van Charlotte
van Pallandt opgeroepen. En
dat niet alleen door de forma
ten, die ruimte eisen. Het is
de' eenvoudige en kloeke vorm
ook van haar kleinere werk,
die het doet spelen met de
ruimte. Het merkwaardige is
zelfs, dat een portret van een
negerin, dat meer dan levens
groot lijkt te zijn, heel wel
~en kleine ruimte bleek te
kunnen verdragen.
Het grote, voor de Zuidoost-
ooider gemodelleerde „Vrucht
baarheid" is wel een prachtig
voorbeeld van Charlotte van
Pallandts vermogen in monu
mentaal werk levend te blij
ven. En monumentaal werden
haar naar het leven geboet
seerde portretten. Uit haar
tekeningen blijkt hoe welbe
wust zij op die monumentali
teit afgaat. Juist door de be
zinning tevoren op vorm en
compositie weet zij in haar
plastische resultaten alle aan
dacht voor het leven te be
waren. Zonder dat ook maar
ergens van een droge metho
diek gesproken kan worden,
is deze expositie danook zo
leerzaam te noemen voor de
studenten van de academie.
En niet voor hen alleen. Ook
een groter publiek kan het
groeien van een kunstwerk
hier duidelijker worden.
Bob Buys
Voor japonnen ziet men veel „satin de
laine" (een satijnweefsel, waarin wol is
verwerkt) en waarin men prachtige kleur
effecten kan bereiken. Voor avondjurken
en cocktailkleding heeft men dit seizoen
weer gebruik gemaakt van de mogelijk
heden, die moiré biedt. Deze mooi vallende
stof met levendig karakter is de laatste
jaren zó geperfectioneerd, dat men door
speciale bewerkingen erin geslaagd is het
moirébeeld te fixeren. Bovendien wordt
door het doek te impregneren de invloed
van vocht op het effect en de glans prak
tisch opgeheven.
Een weefsel, dat ook steeds meer van
zich doet spreken, is „satin feutre". Dit is
samengesteld uit. rayonketting en katoenen
inslag. Tot nu toe werd het vooral gebruikt
voor peignoirs, maar door het ontwerpen
van meer modieuze dessins is het ook zeer
geschikt voor luxueuze pyjama's en „dus
ters". Voor regenmantels zien we idantreen
geverfde raffiastoffen gebruikt, en weef
stoffen in verschillende kleurencombina
ties. Er zijn rokken van harige wollen
stoffen voor jeugdige sportieve types en
voor meer feestelijke gelegenheden die van
acetaatzijde, met nylon bespoten.
Katy
m&im:
DIEP IN HET BOS, verscholen on
der bomen en achter een dichte rij
doornige rozenstruiken, daar is de ka-
bouterschool van meester Sprik. Dacht
je misschien dat kabouters nooit naar
school gaan? Jawel hoor! Natuurlijk
gaan ze naar school. Ze moeten immers
een heleboel leren vóórdat ze net als de
oudere kabouters een lange, witte
baard krijgen. Ze moeten kunnen teke
nen en schilderen. Ze moeten leren hoe
ze mooie kleuren kunnen maken uit de
sappen van wortelen en planten om
daarmee de Paashaas te kunnen hel
pen met het beschilderen van de eieren.
Ze moeten lex-en klauteren, klimmen,
takkenzwaaien en vèrspringen. Ze le
ren ook zingen en fluiten en dansen. En
ook leren ze hoe ze de dieren uit het
bos kunnen helpen en verzorgen wan
neer ze ziek zijn. Kabouters kennen de
namen van alle kruiden en planten,
van alle dieren en vogels, alle insec
ten, alle paddestoelen, ja van alles wat
er in het bos leeft.
Je begrijpt dus wel. dat de leerlingen
van meester Sprik goed hun best moe
ten doen om alle moeilijke vragen goed
te kunnen beantwoorden. Meester
Sprik is gauw kwaad en daarom zitten
alle kaboutertjes netjes met hun armen
over elkaar op een boomstammetje.
Opeens wijst de meester met zijn stok
naar kabouter Hillepille. —Kabouter
Hillepille, wil jij mij eens vertellen wat
ik zojuist gezegd heb?
Maar, oef wat verschrikkelijk! Ka-
bouter Hillepille heeft niet opgelet. Hij
weet het niet. want hij heeft zitten dro
men. Hij dacht, aan de Paashaas en aan
de prachtige kleuren, die hij met een
vogelveertje op de eieren zal mogen
aanbrengen. Het is doodstil in de ka
bouterklas. Alle kabouters kijken nu
naar Hillepille en meester Sprik kijkt
ijzig toe hoe twee grote dikke tranen
over Hillepille's wangen glijden. Dan
snerpt zijn schelle stem: Verdwijn,
kabouter Hillepille, _k zal je voor je on
oplettendheid een flinke straf geven.
Kijk, zie je deze stapel schriften? Die
moet jij voor straf in rekenschriften
veranderen. In alle schriften moet je
dus ruitjes maken. En zorg ervoor, dat
je het netjes doet!
Kabouter Hillepille verlaat diep be
droefd de school met de schriften on
der zijn arm. Hij zoekt een verborgen
plekje in de rozenstruiken en gaat dan
naast de stapel schriften in het gras
zitten nadenken.
Hoe kan hij nu met al die schriften
klaar komen vóórdat de Paashaas de
eieren komt brengen? Stel je voor, dat
alle kabouters mogen meehelpen met
de eieren en hij alleen niet, omdat hij
strafwerk moet maken?
Kabouter Hillepille denkt zo diep en
droevig na, dat hij helemaal niet merkt
hoe een spin haar web spint, waarbij
zij ijverig heen en weer weeft tussen
een tak en het puntje van kabouter Hil
lepille's neus. Een tijdje is het diertje
ongehinderd bezig, maar dan., hatsjie
niest kabouter Hillepille, die ineens
iets aan zijn neus voelt kriebelen. Het
web scheurt stuk en het spinnetje komt
op de grond terecht, waar het angstig
om zich heen begint te kijken. Maar
als zij het beteuterde gezicht van ka
bouter Hillepille ziet, is zij niet bang
meer en wil zij haastig weglopen om
weer een nieuw web te gaan maken.
Hé, wacht jij eens even, roept kabou
ter Hillepille haar na. Hij heeft opeens
een plannetje bedacht en daarbij moet
de spin hem behulpzaam zijn. Samen
overleggen ze nu, wat ze doen moeten
en dan gaan ze aan de slag.
De spin weeft dunne draden, die Hil
lepille met hars hard maakt en in een
potje lichtblauwe inkt doopt. Het is de
zelfde kleur blauw als de lijntjes van
de schriften. Daarna bevestigt hij de
draden aan twee stokjes, zodat hij een
soort telraam zonder balletjes krijgt.
Nu wordt het werk voor kabouter Hil
lepille heel eenvoudig. Hij behoeft nu
alleen nog maar het raampje met de
gekleurde draden op iedere bladzijde
van de schriften af te drukken. Werke
lijk, het gaat prachtig! Wil je wel ge
loven, dat de spin trots is, wanneer ze
die prachtige dunne strakke lijnen ziet.
Kabouter Hillepille is verschrikkelijk
blij, want zo mooi had hij ze met zijn
vogelveertje niet kunnen maken. In een
wip is kabouter Hillepille nu klaar. Hij
neemt de stapel ruitjesschriften onder
zijn arm om ze aan meester Sprik te
brengen.
Tjonge wat kijkt die meester Sprik
verbaasd op, als hij kabouter Hillepil
le zo gauw terug ziet komen. Maar hij
is nog verbaasder bij het zien van die
keurige dunne lijntjes, die in alle schrif
ten zijn getrokken. Drommels! roept
hij uit. Hoe heb je dat gedaan en hoe
kom je zo vlug klaar? Je kunt toch niet
toveren?
Maar kabouter Hillepille vertelt zijn
geheimpje niet. Hij lacht wat verlegen
en in zijn hart is hij de spin heel erg
dankbaar.
DE VOLGENDE DAG is het een druk
te van belang bij de kabouters, want
de Paashaas is gekomen en hij heeft
alle eieren meegebracht. Overal liggen
grote stapels eieren en alle kabouters
krijgen tien eieren van de Paashaas
om te kleuren. De kabouter, die het het
mooist doet, mag de Paashaas zelf hel
pen met het kleuren van de allergroot
ste eieren. Tjonge, wat doen die kabou
ters allemaal hun best! Zij bijten op
het puntje van hun tong van inspan
ning.
Kabouter Hillepille heeft zijn eieren
in zijn puntmuts gedaan en zoekt de
spin op. Weer overleggen zij samen.
Dan begint de spin een draad te spin
nen, die kabouter Hillepille weer hard
maakt met hars en de vorm geeft van
een konijntje. Hij doopt het in rode
verf en drukt het af op een ei. Vol span
ning ziet de spin toe, hoe achtereenvol
gens alle eieren worden bedrukt met
rode konijntjes, gele kippetjes, blauwe
bloemetjes en nog veel meer figuurtjes
die kabouter Hillepille allemaal ge
maakt heeft van draden uit haar lijfje.
Als de eieren gereed zijn, doet kabou
ter Hillepille ze weer in zijn muts en
zoekt de Paashaas op.
Er staat een grote kring kabouters
om de Paashaas heen, die allemaal hun
werkstukken komen tonen. Ook mees
ter Sprik is er bij. Ach, daar komt
kabouter Hillepille, zegt hij. Die zal
er wel niet veel van hebben terechtge
bracht, want hij is zo onoplettend in de
klas! Kabouter Hillepille is tot vlak
voor de Paashaas gekomen en over
handigt hem nu zijn muts met eieren.
De paashaas neemt er een uit om het
aan iedereen te tonen. Een zucht van
bewondering gaat door de kring kabou
ters. De Paashaas knikt goedkeurend.
Als hij alle eieren gezien heeft laat hij
bekend maken, dat kabouter Hillepille
hem met de grootste en mooiste eieren
mag helpen.
Je kunt je wel voorstellen, hoe blij
kabouter Hillepille is. Alle kabouters
kijken toe hoe hij, tezamen met de
spin en de Paashaas, de allergrootste
eieren versiert. Iedereen is stil van be
wondering.
En meester Sprik? Die heeft er spijt
van dat hij zo onaardig tegen kabouter
Hillepille is geweest, want hij is nu
erg trots op zijn leerling, 's Avonds,
wanneer het donker is, gaan de kabou
ters de Paashaas helpen om alle eieren
in de huizen van de grote stad te ver
stoppen. Maar eerst gaan ze nog feest
vieren. Het wordt een prachtig feest,
waar de kabouters dansen en zingen
naar hartelust. En wie zitten daar,
naast de Paashaas stralend van blijd
schap? Ja. hoor! Het zijn kabouter Hil
lepille en de spin, die stilletjes genieten
van het mooiste feest in hun leven!
Marjan van Beek
Van eierdoppen kun je leuke dingen
maken. Dit poppewagentje bijvoorbeeld.
Je moet er bij het. pellen van het ei na
tuurlijk al rekening mee houden wat je
wilt overhouden. De wielen kunnen van
karton worden gemaakt. Voor de assen
gebruik je spelden, voor het handvat
drie lucifers.
Op de Paasberg
Daar woont de Paasdwerg.
Die zorgt voor al het paasplezier,
Dan is hij daar en dan weer hier.
Want al dat werk gaat zo maar niet
Wie dat goed doet., is een hele piet.
Dat moet hij organiseren
En ook aan anderen leren.
Dat alles doet de Paasdwerg
Daar boven op die Paasberg.
Hij leert schilderen aan de hazen
En daarin zijn ze hele bazen.
De grote, want, niet allemaal.
De kleintjes gaan soms aan de haal
Die willen liever spelen,
Dat werken gaat vervelen.
Die brengen wel in mooie mandjes
De eitjes naar hun kleine klantjes-
Verstoppen ze daar in alle hoeken
En de zoete kinderen mogen zoeken.
Pen
Marianne van Raait
De paashaas en 't. kippetje vieren een feest.
Ze zijn hier vannacht met wat eitjes geweest.
Ze hebben voor mij een heel mandje gebracht,
Wat lief van zo'n haas, dat hij zó aan mij dacht.
En Piëta, mijn zusje, wat vond zij voor 't bed?
Daar had, hij een suikeren kipje gezet,
Met eitjes rondom, o 20 moot, crème en wit.
Zo trots en parmantig de kip ddürop zit!
Wat fijn, het Is Pasen, we krijgen op 't brood
De eitjes van 't kipje gekleurd, groen en rood,
Maar dat heeft vanmorgen mijn Mammie gedaan,
Want 'k heb haar héél vroeg in de keuken zien staan.
Zeg kijk toch eens wat een hoop bloempjes in 't rond.,
't Zijn sneeuwklokjes, óveral knopjes.
Ze staan daar zo vriend'lijk en teer in de grond
En schudden héél zacht met hun kopjes.
Ik hoor ook hun stemmetjes helder en klaar:
„Zeg wéét je, de lente gaat komen!
En nu zijn ook spoedig de krokusjes daar
En groen worden weer alle bomen.
Maar wij zijn de eersten, we vinden 't zo fijn,
Wij mogen 't de kind'ren vertellen.
Al zijn we wat nietig en zijn we wat klein,
Wij kunnen het voorjaar voorspellen".