De onvermoeibare veteraan is van mening dat het publiek - als het daar een emotionele behoefte aan heeft - tussen de delen van een concert gerust mag applaudisseren AAN DE ANDERE KANT VAN DE DEUR ïifSfeiï WERKEN VOOR DE GRAMMOFOONPLAAT EEN GRUWEL... mm CHIANTI, MERELS EN KOFFIE H Amsterdam subsidieert restauratie Anne Frankhuis PIERRE MONTEUX 4 J:' ■'t #- HET LEVEN begint na achten. Wie Italië in de zomer bezoekt, doet er goed aan deze leefregel van het zuiden strikt te eerbiedigen. De argeloze noorderling die al enkele uren eerder hongerig een trattoria of ristorante binnengaat, waagt zich in een niemandsland, waar hij snel bekoelt van zijn begeerte naar spaghetti en minestra. In het gunstigste geval treft hij er een vroege kelner, die zich de siësta nog uit de ogen wrijft en wiens stomme verbazing de vreemde bezoeker weer ijlings de hete straat opdrijft. Maar zelfs in Italië schijnt de zon niet eeuwig. Het wordt snel donker. Een weldadige koelte geeft nieuwe impulsen aan het leven. De straten ontwaken, de keukens stomen, de mensen eten. De mensendat zijn natuurlijk in de eerste plaats de Italianen zelf, maar het zijn hier ook de vreemdelingen. Dit is immers Florence, de stenen getuigenis van de wedergeboorte der westerse cultuurZe zijn er bij honderden, bij duizenden, de toeristen uit alle delen van de wereld. Ze bevolken de straten en pleinen, ze overspoelen de terrassen van de Piazza del la Repubblica. En toch ze gaan teloor in zóveel latijnse uitbundigheid, dat men ze nauwelijks opmerkt. Er is echter één uitzondering, één plaats in de stad waar de vreemdelingen alleen heersers zijn, Mercato Nuovo, de overdekte souvenir markt. Daar, in de zestiende-eeuwse loggia van Tasso waar eens de Florentijnen hun openbare bijeenkomsten hielden betasten nu Amerikanen en Duit sers, Zweden en Engelsen eensgezind de felkleurige tassen, zonnehoe den en oorbellen van raffia. Waar vroeger het oorlogsaltaar stond en gebeden werd voor het heil van de krijgers die Toscane tegen invallers verdedigden, kibbelen nu Fransen, Denen, Zwitsers en Nederlanders over de prijzen van leren boekomslagen. Daar overwegen ze of een foto-album, versierd met de Florentijnse lelie, als brevet hunner be- reisdheicl voldoende indruk in Metz, Aarhuus, Neuchdtel en Assen zal maken. Maar ook deze uitzondering heeft haar grenzen. Om negen uur 's avonds, als dé verlichte terrasjes van de eethuizen in de buurt van de Piazza delta Signoria dicht bezet zijn, verandert Mercato Nuovo op slag. De plaats, waar even tevoren toeristen nog zoetjes redekavelden over de stoffelijke en geestelijke waarde van hun trofeeën, biedt dan het beeld van een plotselinge vlucht. De hoogbeladen kramen worden jachtig afgetuigd. Er is veel alarmerend over-en-weer-geschreeuw van de kooplieden. Hotsende, botsende handkarren ratelen over de keien en worden in allerijl gestald in een nabijgelegen pakhuis. Wat is er gebeurd? Welke rampzalige tijding maakt ons getuige van dit panische tafereel? Stel u gerust, bedenk dat de heren al van zeven uur 's morgens af in touw zijn én dat wie het eerst afrekent het eerst naar huis gaat, naar vrouw en kincl en een stevige maaltijd. (Van onze correspondent in Londen) HET IS ALTIJD een belevenis om de hoogbejaarde Pierre Monteux hij is al vierentachtig op het concertpodium in actie te zien. Men herinnert zich de inne mende Fransman, zoals hij naast Mengel berg ons Concertgebouworkest aanvoer de, bedaard en beheerst en met edele waardigheid. Natuurlijk is Monteux nu wat stijf en beperkt hij zijn bewegingen, die toch nooit overdreven waren, tot een uiterste minimum. Maar hij houdt het or kest nog even vast in zijn greep als altijd. Hij dirigeert met zijn ogen, zijn mimiek. Af en toe heeft een knikje het gewenste effect. Monteux is nog de stoere, gedron gen figuur van vroeger. De zware oogle den maken een vermoeide indruk, maar dat is slechts schijn. Even denkt men dat er een stramme pop staat, maar zodra de muziek vloeit, keren het tintelende leven en het innerlijke vuur erin terug. Monteux is kennelijk een van de grote figuren die doorwerkt zolang hij kan. Hij reist door Amerika en Europa, maar spaart zichzelf door tussen de concerten vakantie te hou den. Zijn eerste concert van dit seizoen met het London Symphony Orchestra was een enorm succes. Vooral zijn zich als een bloem ontvouwende vertolking van „Daphnis en Chloë" van Ravel, een werk, dat hier altijd als een gebeurtenis wordt beschouwd, wekte grote geestdrift. De ve teraan Monteux heeft opnieuw bewezen dat er, zeker wat zijn artistieke prestaties betreft, geen reden is om op non-activiteit te gaan. MONTEUX heeft in zijn lange loopbaan honderdtwee orkesten gedirigeerd, som mige slechts voor een enkel concert, maar andere gedurende lange perioden. Over zijn ervaringen heeft hij met een speciale medewerker van de „Times" gesproken. Hij weigerde te generaliseren over de or kesten in de diverse landen, maar gaf toe dat er geweldige verschillen bestaan. In elk land vond hij orkesten, waarmee het een genoegen was te werken en andere die vele moeilijkheden opleverden. Som mige orkesten hebben een eigen discipline maar andere moet een discipline worden opgelegd, hetgeen onnodig behoorde te zijn. Monteux zei dat hij de laatste is, die een zeer strikte Pruisische discipline zou \vensen. Maar hij gelooft dat het muzi kant-zijn werkelijke musici een eigen dis cipline oplegt. Bij sommige orkesten is men geneigd te geloven, dat de orkestle den muziek haten en slechts onder protest spelen. „Misschien is het waar.." Zeker, Amerikaanse orkesten hebben een grote reputatie wegens hun doelma tigheid en technische volmaaktheid. In hoge mate is dit ook het geval, maar in werkelijkheid komt het allemaal neer op de tijd en moeite, die aan repetities wor den besteed. Dat hangt weer af van het beschikbare geld. De meeste grote Ame rikaanse orkesten kunnen het zich veroor loven net zolang te repeteren, totdat alles precies in orde is! In Engeland zijn er normaal twee repetities. Dan kar er ge makkelijk op het concert iets mis gaan. Waarschijnlijk zullen de randen wat rafe lig zijn.. Het geval wil echter, dat Mon teux in Engeland viermaal voor een con cert kan repeteren, zodat hij er redelijk zeker van kan zijn, dat er geen ongeluk ken gebeuren. Hij is echter van mening, dat men te ver kan gaan om het volmaak te te bereiken. Dat is iets, zei hij, wat ik steeds weer ontmoet als ik grammofoonopnamen maak. De technici verlangen altijd weer dat alles onnatuurlijk volmaakt is. In de concertzaal mag er soms eens worden ge hoest, of ritselt bij het omslaan het mu ziekblad, soms ook zijn er de duizend-en- één andere natuurlijke geluiden, welke bij het muziekmaken horen, maar op een plaat mag dat niet. Op het ogenblik dat de opname eindelijk perfect is, hebben de spelers hun animo verloren. Daardoor wordt de uitvoering levenloos en verve lend. Maar dat is de versie, welke wordt geproduceerd! „Om deze redenen haat ik het maken van opnamen voor de grammo foon. Kunstenaars zijn nooit zoals ze op de plaat komen. Ik veracht al mijn eigen platen!" Monteux zou veel gelukkiger zijn indien een concert in normale omstandig heden, zoals die in de concertzaal heersen, in één ruk zou kunnen worden opgeno men. Dan pas krijgt men een werkelijk beeld van het werk. In alle landen vindt men twee soorten concertgangers. Het merendeel houdt van programma's die bestaan uit de Stan- daard-klassieken. Daarnaast is er een kleine groep jongeren, die niets anders willen horen dan wat nieuw is en anders. Dit is volgens Monteux bepaald niet on gunstig, hoewel men er vaak over argu menteert en er zich bezorgd om maakt. Naarmate de tijd vordert, worden de wer ken, waarvan slechts de minderheid houdt en die de conservatieve meerderheid on begrijpelijk voorkomen, op hun beurt standaard-klassieken, naar uit Monteux' eigen ervaring bleek. Voorbeelden daar van zijn „Petroesjka" en „Le sacre". Wat de reacties van het tegenwoordige publiek betreft, veel hangt af van hetgeen waaraan men gewend is. Monteux dacht in Parijs altijd dat elk concert dat hij daar dirigeerde een mislukking was, indien het geen schandaal verwekte. In Engeland en Amerika is het publiek veel beleefder misschien te beleefd. Het geeft zijn afkeu ring nooit erg luidruchtig te kennen. „Ik weet niet wat het beste is. Voor de diri gent maakt het weinig verschil. Zijn eerste plicht, een heel zware, is die tegenover de muziek. Hij kan zich niet ook nog met het publiek bezig houden, hoewel hij natuur lijk hoopt dat het zal genieten. Ik heb echter een grote klacht over het publiek in alle landen en dat is zijn kunstmatige terughoudendheid om tussen de delen van een concerto of symfonie te applaudisseren. Ik weet niet, waar die gewoonte begon, maar zij komt zeker niet overeen met de bedoelingen van de componisten. Natuur lijk: applaus moet spontaan zijn, geen verplichting, maar dikwijls is het zeer na tuurlijk om tussen de delen te applaudis seren. Neem bij voorbeeld Brahms' eer ste pianoconcert: aan het slot van het eerste deel is er een geweldige coda, die eenvoudig om applaus vraagt, maar het publiek blijft in eerbiedige stilte zitten, alsof het in de kerk was in plaats van muziek te genieten in een concertzaal. De reden is zogenaamd, dat applaus de mu zikale lijn tussen de delen zou verbreken, maar ik meen dat applaus, dat de uit drukking vormt van een emotionele reac tie op de muziek, minder hinderlijk is dan een kunstmatige stilte, welke nog on derstreept wordt door ingehouden hoesten en geschuifel". Monleux hield er vroeger van nieuwe mu ziek op concerten te introduceren, maar thans voelt hij dat hij zijn plicht heeft ge daan ten opzichte van jonge componisten en keert hij terug naar zijn eerste liefde: romantische muziek, speciaal tot Brahms, die altijd zijn favoriet is geweest. Hij houdt ervan in allerlei omstandigheden te dirigeren opera, ballet, concerten, ver schillende orkesten, verschillende solis ten, steeds weer andere werken. Hij heeft geen ballet meer gedirigeerd sinds hij met Diaghilev werkte. Intussen moest hem de opmerking van het hart dat het enige begrip, dat de meeste dansers van muziek hebben, het tellen van de maat is. Monteux houdt van het dirigeren van opera's, maar hij haat de atmosfeer van de opera-instellingen, waar de muziek te vaak het minst van alles telt Monteux is onvermoeibaar. Na de eerste van zijn twee Londense concerten, is hij tien dagen gaan rusten in de Italiaanse zon en daarna neemt hij de dirigeerstok in Wenen op. „Ik hoop dat ze tussen de delen applaudisseren, maar ik geloof niet dat ze het zullen doen De gemeenteraad van Amsterdam heeft besloten een subsidie van tienduizend gul den te verlenen aan de Anne Frankstich ting voor de restauratie van het Anne Frankhuis aan de Prinsengracht bij de Westermarkt. Het ministerie van Onder wijs, Kunsten en Wetenschappen heeft eenzelfde bedrag voor deze restauratie die tezamen met andere noodzakelijke werkzaamheden op 141.314 gulden wordt geraamd bijgedragen. Het van omstreeks 1635 daterende pand. waarvan Het Achterhuis zal worden te ruggebracht in de staat waarin het ver keerde toen Anne er haar wereldberoemd geworden dagboek schreef en het voorhuis wordt ingericht als internationaal jeugd centrum, achten B. en W. van Amsterdam noch architectonisch noch in kunsthisto risch opzicht van bijzondere betekenis, doch menen dat op het behoud ervan prijs dient te worden gesteld zowel met het oog op de waarde voor het stadsbeeld ter plaatse als ter wille van de historische be tekenis die het tijdens de laatste oorlog heeft gekregen als onderduikadres van de in een concentratiekamp omgekomen Anne Frank. LIDO was die avond laat klaar. Tot over negenen was hij bezig geweest een raffia tas te verkopen aan twee besluiteloze En gelse dames. Maar we hadden toch wel even geduld? Natuurlijk, er was genoeg te zien. Het duurde een kwartier voor de ontluistering was voltooid en ook Lido zijn kar had weggebracht. Toen nam hij ons mee naar zijn huis. Dat was immers af gesproken, gisteravond op de Piazza d'Azegho, waar we hem en zijn vrouw Max-gherita voor het eex-st hadden ont moet. Onderweg verontschuldigde Lido zich. We moesten ons natuuiTijk niets voorstellen. Hij verdiende niet veel en de huizen waren duur. Dat wisten we toch al? De helft van wat ik daar verdien en geen lire minder! Lido wees er kinderlijk nadx-ukkelijk bij je de grauwe huizen van de Via dell Ori- volo, Lido voorop met zijn fiets aan de hand. Hij nam kleine, vlugge passen 'en zwenkte een paar keer onverwacht een hoek om, nu eens links, dan weer rechts. Het kostte ons moeite om hem bij te hou- den in de dx-ukke volksbuurt. jUj Na ongeveer een kwartier te hebben ge- lopen kwamen we in een korte, smalle straat met hoge huizen. Het was er bijna leeg. Alleen aan het eind stonden twee mannen op enkele meters van elkaar ru- ziënd te schreeuwen bij het licht van de enige lantaarn. Voor we hen hadden be- reikt stond Lido zo plotseling stil, dat ik bijna tegen hem opbotste. Hij zette zijn fiets tegen de muur naast de zwarte x-echt- hoek van de deur, die openstond of die er misschien eenvoudig niet was. Wat zich ex-achter bevond konden we niet zien, maar we volgden Lido door de opening. Pas op, hier begint de trap, waar- schuwde Lido. De trap bleek steil te zijn en ik tastte te- vergeefs naar een leuning. Aan weei'skan- =EE ten was de muur ruw kalk zo te voe- len met gaten hier en daar en op vele plaatsen afgeschilferd. De ti'ap leek in het =S donker langer dan hij zijn kon. Onze schoe- nen klotsten met een hol geluid op het ult- gesleten hout van dë treden, net als in een huis dat onbewoond is, of als in een hoor- spel even vóoh één= snerpende gil de thril ler naar een climax voert. Maar zelfs knax-send piepen van slechtgeoliede schar nieren bleef uit, toen ei' aan het einde van de trap een deur half openging. In het smalle lichtvlak tekende zich het silhouet af van een vrouw. Een hond sprong tegen Lido op. Ja, koest maar, koest maar.Ik breng bezoek uit Olando mee, Margherita. Si, si, Lido. Benvenuto, signori. Kom binnen. Aan de andere kant van de deur bespi-ong ons een vale armoede, zó osten tatief, dat we ons vei'dwaald konden wa nen tussen de decors voor een volksstuk met sterk sociale tendenzen anno 1900. Er was even tijd nodig om aan dit nieuwe „toneel" te wennen. Véél was er niet te zien. Een slonzige divan, een kreupele ta fel en twee stoelen. Een klein raam met rafels van vitx-age werd gedeeltelijk aan het oog ontti-okken door wasgoed dat over over zijn schouder, waar de markt als een afgetakelde stoomcax'oussel in het duister lag We liepen langs de steile wanden van de immense bex-g die de Dom is, als het wit, groen, x-ood van het marmer met de avond is gemengd tot een bloedeloos grijs. Achter de Dom volgden we een klein eind- een gespannen touw te drogen hing. De vloer van gebarsten tegels was onbedekt. In de hoek stond een slordige stapel oude tijdschx-iften. Een bx-utaal lampepeertje aan de zoldering vex-bloemde niets van alle schamelheid. Aan een van de korte zijden liep de kamer zonder afscheiding over in een ander en smaller vertx-ek. Het duurde misschien maar enkele secon den voor iemand iets zei. De hese ruzie- stemmen van de twee mannen op straat waren even heel duidelijk te horen. Elke dag hetzelfde, zei Lido met een meewax-ige glimlach. Leone en Giusep pe hebben weer te veel gedx-onkenHoe is dat in Nederland? Melk? Is het heus? Lido schaterde en Margherita moest er voor uit de keuken komen. Hé Margherita, in Nederland drinken de mensen melk in plaats van wijn. Daar geloofde ze niet veel van. We maakten ze ker een gx-apje. En ja, dat déden we ook, doch een duidelijk beeld van de vadex-- landse drinkgewoonten vermochten we toch niet te geven. Maar dat gaf immers niets. We wax-en hier in Italië, dus wat zou het zijn? Witte vermouth.. robijnrode chianti? Chianti. Bene.En daar helde de buikige fiasco al boven de waterglazen. Proost. Alia Sua salute! En Margherita, hoe is het daar in de keuken? Onze gasten heb ben honger. Ja, ja, ik kom al. Margherita zette de schalen op tafel en de hond ging oplettend naast Lido's stoel zitten. Wilden wij niet blijven eten? Maar natuurlijk, we moes ten toch proeven van het vlees, van de merels die Lido zelf geschoten had. Merels? Welzeker elke zondag ging hij immers op jacht in de heuvels bij Florence, met een paar vrienden en de hond, niet te verge ten. Een betere jachthond dan BeUq .jwas er tussen Venetië en Calabrië niet. Wij aten merel en wij dx-onken chianti uit de steeds weer volle glazen. En de va der van Margherita, die inwoonde, kwam er ook bij. Hij lachte maar wat en we moesten met hem mee naar het terrazzo om de druiven te bewonderen, die hij daar zelf gekweekt had. Eerst zagen we alleen de honderdduizend steri'en van een Ita liaanse zomernacht, maar al gauw onder scheidden we meer., een schoorsteen, een waslijn, een wrakke balustrade. De oude man bx-acht ons naar een hoek waar een hoog roestig hek aan de balustrade was vastgebonden. Trots wees hij ons op de bleke ranken die er langs gx-oeiden. Zijn hand raakte de blaadjes met een strelend gebaax-. Dit is het enige terrazzo in de buurt, vertelde hij. En dit zijn de enige drui ven.. mijn druiven. Jammer dat ze nog niet rijp zijn. Achter ons hoorden we ru moer van stemmen. Er was bezoek. En even later maakten we kennis met Lido's pasgetrouwde dochter en schoonzoon. Buona sera Feodora. Buona sera Pie- tro. Endaar was ook de kleine Lido die mee uit wandelen was geweest met zijn grote zuster en nu thuisgebx-acht wei'd. Hij was erg lief geweest, vertelde Feodora, die zelf nog bijna een kind was. D.a.ar kreeg hij een extra zoen voor van zijn moeder. Maar nu dan ook naar bed, het is elf uur. Hoog tijd voor jongetjes van drie jaar, zelfs hier. We kregen allemaal een gedwee handje. Zonder tegenspraak verdween hij uit ons gezichtsveld. Pietro vertelde het laatste nieuws over de scooterfabriek waar hij werkte en over de staking die niet doorging, omdat de lo nen omhoog zouden gaan. Dan de glazen nog maar eens gevuld. Wilden wij geen wijn meer? Mineraalwater dan? Dat is ge zond en lekker fx-is! Smaakt mineraalwater in Italië altijd naar vermouth? Lido knipoogde maar eens. Was het dan niet lekker genoeg? Niet lekker? Vorstelijk smaakte het. We hadden nooit betere vermouth geproefd dan deze. Alia sua salute. Op de gezond heid en de vriendschap. Het leven was schoner dan ooit. En het leven werd een Italiaanse film in de neorealistische stijl, toen de deur weer openging en er een man in werkkleding binnenkwam met een fiets op zijn schouder. Buona sera. Hij stapte door de kamer en verdween weer in de richting van het terx-azzo. Dat is de bi-oer van mijn vx-ouw, die ook bij ons in woont. Verschrikkelijk zolang als dié moet wei-ken. Tot elf uur 's avonds, iedere dag Nog een glas vermouth? Nee, dank je, niet meer! Morgen moeten we immers weer vroeg op. De trein naar Olando zou niet wachten. Maar als we dan geen chianti meer wilden drinken en geen vermouth, dan toch wel koffie kof fie van Antonio in de bar om de hoek. Li do stónd ex-op. Dan maar niet langer ge treuzeld. We namen afscheid van Feodo ra en Pietro, van Margherita en de oude man. We stommelden de donkex-e trap af en stonden weer onder zoveel sterren als een smalle strook van de hemel maar be vatten kon. De bar was een van de in Ita lië ontelbax-e sobere inrichtingen, die naai de straatzijde bijna geheel openstaan en waar men voornamelijk de heerlijkste kof fie op velerlei manieren bereidt. Het was er heel rustig. De eigenaar stond in hemds mouwen de toog af te vegen. Hij begx-oet- te Lido als een goede kennis. Buona sera, Antonio, ik heb hier wat vrienden uit Nederland, die je koffie wil len keuren. Koffie, zoals je ze in Nederland nooit geproefd hebt, zei Antonio lachend. Wat moet het wox-den? Het werd een cappucino, zwax-te koffie met room. Antonio keek ons afwachtend aan. Had hij teveel gezegd? Geen woord. Ver rukkelijk smaakte ze. Hoe kreeg hij die koffie zo lekker? Of was dat een koksge heim? Het deed hem zichtbaar goed dit te hox-en. Een geheim? Geen sprake van. Kijk maar eens hier! En we moesten bij hem achter de toog ko men om het blinkende apparaat te zien waaruit hij de koffie tevoorschijn toverde. Hij geleek een kind dat zijn mooiste stuk speelgoed toont. Onze gulle bewondering gaf recht op een tweede cappucino voor rekening van Antonio zelf. Neen, je koffie is niet te verbeteren, An tonio, maar we moeten weer verder. Tot ziens. Voor het hotel namen we ook af scheid van Lido-arrivederci. Ja, natuur lijk, als we nog eens in Florence zijn, ko men we het eerst naar jou en Margherita, aan het eind van die steile, donkere trap. En grazie Lido, bedankt voor alles. Jij hebt ons iets van Italië laten zien, van het echte Italië, achter de fagaden van kerken, musea en paleizen, P. J. van den Burg

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1959 | | pagina 15