Het levenswerk van Ben Yehuda:
DE TAAL DIE ISRAEL SPREEKT
Silhouetteren, een zeer fijnzinnige kunst
VOORJAARSDRUKTE TE LAND, TER ZEE EN IN DE LUCHT
Monsieur De Silhouette was een zuiniö man
Van stekelbaarsjes en salamanders
Erbij
PAGINA DRIE
Aan de wieg van
dit kind alleen
Hebreeuws praten
Gaan de „Klaar-overs7'
verdwijnen?
„KONINGSPAAR" OP JAVA
ZATERDAG 11 APRIL 19 5 9
fYYYYYYYYYYYYYYYY^
IN TEGENWOORDIG-
HEID van de president
van Israel, ministers en
andere vooraanstaan
de persoonlijkheden
werd in Jeruzalem in
december 1958 een
van die eeuwherden
kingen, die een land
voor zijn grote zonen
organiseert, gehouden
jn het auditorium van
de Hebreeuwse uni
versiteit. Er werden de
gebruikelijke speeches
uitgesproken, een
prachtig gebonden
boekdeel werd het
staatshoofd aangebo
den en voor en na de
plechtigheid praatte
men zoals gewoonlijk
over de dingen van de
dag. De viering was
ter ere van Eliëzer Ben
Yehuda, geboren in
1858 en het boekdeel
dat de president aan
geboden werd, was
het zeventiende en
laatste deel van de om
vangrijke Hebreeuw
se dictionaire, waaraan
Eliëzer Yehuda in de
tachtiger jaren van de
laatste eeuw was be
gonnen. Het waren
niet de lofspraken en
betuigingen van hulde
noch de aanwezigheid
van de president en
de professoren, zelfs
niet de voltooiing van
het woordenboek,
maar juist de gesprek
ken van de aanwezi
gen die, paradoxaal
genoeg, de kroon en
glorie van Ben Yehu
da's werk vormden.
Want Ben Yehuda, „de
vader van het moder
ne Hebreeuws", had
zijn leven gewijd aan
de herleving van het
oude Hebreeuws als
voertaal voor de Do
den en de toekom
stige Doodse staat en
het gezellige gepraat
in het Hebreeuws was
het levende bewijs
van zijn succes.
Toen honderd 'jaar geleden Eliëzer Perl-
man geboren werd in het kleine stadje
Luzhky in Litouwen, was het Hebreeuws
voor de over de hele wereld verspreide
Joodse gemeenten hoofdzakelijk een hei
lige taal, zoals Palestina voor alle Joden
een land was, waarheen zij alleen dan zou
den terugkeren als de Messias zou komen
om hen te leiden. Alle kleine Joodse kin
deren, dus ook Eliëzer, leerden het klas-
Stille straat in Mea Shearim, de ortho
doxe wijk van Jeruzalem.
sieke Hebreeuws vloeiend lezen en schrij
ven om het heilige woord en de wet beter
te leren kennen. Door de eeuwen heen
werd het af en toe gebruikt in verhande
lingen en poëzie, in wetenschappelijke uit
wisselingen en zelfs in correspondentie en
berichten, maar tot die tijd had niemand
ooit gedroomd het als algemene spreek
taal te gebruiken. In de negentiende eeuw
begon de situatie echter te veranderen.
Vertalingen van seculaire boeken in het
Hebreeuws en oorspronkelijke He
breeuwse romans hadden de godsvruch-
tigen geschokt. De jonge Eliëzer werd op
staande voet uit het huis van zijn oom ge
zet, toen deze hem betrapte op het lezen
van een Hebreeuwse vertaling van Robin
son Crusoë. Schlomo Jonas vond de jon
gen de volgende morgen in een hoekje van
de synagoge en nam hem in zijn gezin op.
Daar kwam Eliëzer in aanraking met
de liberale en nationalistische stromingen
van de moderne Europese gedachte. De
Bulgaren zijn bezig hun vrijheid te ver
krijgen, zei de schooljongen tot zichzelf,
waarom zouden de Joden ook niet een volk
met een land zijn? En een volk met een
land moet een taal hebben. „Die taal",
schreef Eliëzer, toen hij medisch student
in Parijs was, aan Deborah Jonas, het
meisje dat hij later zou trouwen, „die taal
moet het Hebreeuws zijn, maar een He
breeuwse taal, die geschikt is voor het da
gelijkse leven.
„The day is so short; the work to be
done so great" (de tijd is kort, het werk
groot). Dit besluit en deze woorden be
heersten de rest van zijn leven. De arti
kelen die hij schreef, begonnen overal be
kendheid te krijgen. Toen de aan tuber
culose lijdende student, die nog maar en
kele maanden zou hebben te leven, tenslot
te op weg ging naar Jeruzalem, ontmoet-
Het instituut van verkeersbrigadiertjes,
de zogenaamde „klaar-overs", zal op den
duur geen stand kunnen houden. In de
toekomst zal de taak van deze jongens en
meisjes worden overgenomen door vol
wassen burgers volgens het systeem, dat
in Amerika reeds onder de naam „civil
guards" is ingevoerd.
Dit is voorspeld door de Amsterdamse
Politiecommissaris L. A. A. Cohen, op
wiens initiatief in oktober 1947 de ver
keersbrigadiertjes in de hoofdstad als
eerste in Europa op straat verschenen.
Het verkeer neemt zodanig toe, dat het
volgens de heer Cohen op vele plaatsen
niet langer verantwoord is, het over de
rijweg leiden van groepen kinderen toe
te vertrouwen aan scholieren. En omdat de
Politiekorpsen onderbezet zijn, is de enige
uitweg het formeren van een dienst, die
voor deze taak volwassenen aantrekt.
te de trouwe Deborah hem in Wenen en
ging met hem mee om hem te helpen zijn
droombeeld te verwezenlijken. Het leven
in Jeruzalem was reeds vele jaren een
lange strijd tegen armoede en vervolging.
Het jonge paar nam zijn intrek in een on
bewoonbaar verklaarde woning tegenover
de klaagmuur. Hun gehele fortuin bestond
uit een enkele Louis. Overdag gaf Eliëzer
Hebreeuwse lessen, 's nachts werkte hij
aan zijn wekelijkse Hebreeuwse tijdschrift
waarin hij zijn ideeën in eenvoudige con
versatiestijl verdedigde. Verder werkte
hij aan Hebreeuwse tekstboeken met de
weinigen die hem ter zijde stonden, ver
taalde, bezocht bijeenkomsten en praat
te Hebreeuws met zijn vrouw en ieder die
wilde luisteren. In een korte tijd voegde
hij een woordenboek aan zijn verschillen
de werkzaamheden toe. „Wij proberen
mensen een taal te leren spreken, waar
van niet eens een woordenboek bestaat.
Aan de muur van zijn studeerkamer had
hij in grote letters de volgende spreuk op
gehangen. „The day is so short; the work
to be done so great".
Bij de geboorte van zijn eerste kind nam
Eliëzer, nu officieel Ben Yehuda „zoon
van Juda" geheten, nog een besluit.
De jongen zou het eerste Hebreeuws spre
kende kind sinds twee duizend jaar zijn;
hij zou alleen Hebreeuws spreken en te
horen krijgen. De mensen, die de moe
der en het pasgeboren kind kwamen be
zoeken, mochten, omdat ze geen He
breeuws kenden niet in de aanwezigheid
van de baby spreken. Hoewel vriendelijk
van aard werd Ben Yehuda woedend als
hij zijn vrouw een Russisch wiegelied tot
zijn kind hoorde zingen. „Je belofte, je
belofte", schreeuwde hij. Dan trok hij zich
terug in zijn studeerkamer om er een uur
later triomfantelijk met de Hebreeuwse
vertaling van de Russische woorden uit
te komen. Al deze activiteiten ondervon
den een geweldige tegenwerking en vijan
digheid bij de ultra-orthodoxe Joodse sek
ten in de stad, die het niet-kerkelijke ge
bruik van het Hebreeuws als een profana
tie van de heilige taal beschouwden. In
de loop der tijden echter verenigden zich
enkele families, die later uitgroeiden tot
grote groepen, om hem te steunen: de op
eenvolgende stromen van immigranten,
van plan vestigingen te stichten en de
grond te bebouwen, de nieuwe Zionisten
die de noodzaak van een algemene taal
inzagen. En toen zijn tweede vrouw Hem-
da, een jongere zuster van Deborah, gelei
delijk de verantwoordelijkheid van de
huishouding en de financiële zorgen op
zich nam, kon hij zich meer en meer wij
den aan wat het voornaamste doel in zijn
leven was geworden: het grote woorden
boek van oud en modern Hebreeuws.
De moeilijkheden waarmee hij te kampen
had, waren legio. In twee duizend jaren
waren weinig nieuwe woorden aan de He
breeuwse woordenschat toegevoegd; voor
duizenden begrippen en voorwerpen wa
ren geen equivalente woorden. Hij was
vast besloten dat de nieuwe taal handel
baar zou worden, geschikt voor alle mo
derne behoeften en tegelijk ook zuiver,
vrij van vreemde invloeden. Jarenlang
groeiden de stapels van stukjes papier, be
krabbel d met woorden, die hij terugvond
in oude manuscripten en bij vergeten He
breeuwse schrijvers.
Buitenlandse reizen, met moeite gefi
nancierd, waren nodig om materiaal van
de grote Europese bibliotheken te raad
plegen. Woorden moesten gezocht en be
werkt worden naar de zustertalen: het
Arabisch en het Aramees. En waar geen
woorden bestonden, bedacht Ben Yehuda
ze, gebruik makend van Hebreeuwse
grondvormen. „Als wij hem het Hebreeuw
se equivalent voor een Frans woord, dat
wij op school geleerd hadden, vroegen",
vertelt zijn dochter, „scheepte hij ons
vaak af en veranderde van onderwerp,
's Avonds kwam hij er mee voor de dag.
Jaren later bekende hij dat hij in die_ tus
sentijd naar zijn studeerkamer was gegaan
om het te bedenken. De eerste vijf delen
van de dictionaire verschenen tijdens zijn
leven: de andere dank zij een comité
dat zijn werk na zijn dood in 1922 over
nam toen het Hebreeuws reeds de der
de officiële taal van het land geworden
was. Op een muur van St. Paul's Kathe
draal te Londen is een klein plaatje aan
gebracht ter herinnering aan zijn grote
architect Sir Christopher Wren. De een
voudige inscriptie luidt „Si monumentum
requiris-circumspice" (Indien gij een mo
nument zoekt, ziet om u heen). Op de lip
pen van Israëlische schoolkinderen, poli
tici. busconducteurs. marktverkopers,
moeders die hun kinderen voor het eten
roepen, verliefde jonge mensen ligt Ben
Yehuda's monument. (UNESCO).
Wij bevinden ons in het goede gezel
schap van de silhouettenkenner Des-
mond Coke, die zich op zijn beurt iveer
op de silhouettenliefhebber en auteur
Ruskin beroept, als ivij zeggen dat cle
silhouetkunst gracieus, charmant en zeer
fijnzinnig is. Bovendien heeft deze kunst
een grote documentaire waarde; sinds de
tweede helft van de 18de eeuw tot na de
tweede helft van de negentiende is bij
voorbeeld de ontwikkeling van de gehele
mode, de haartooi waaraan de kenners
vaak de juiste datering kunnen herken-
tien het leven van alle dag, het inte
rieur en de wijze waarop men een land
schap bekijkt, in de silhouetkunst ver
tegenwoordigd. De bekende achttiende-
eeuwse Zwitserse wijsgeer Johann Lava-
ter, de grondlegger van de fysionomie-
kennis, betrok de silhouetportretten in
zijn onderzoekingen. Men begrijpt dit
als men de silhouetten uit verschillende
tijden aandachtig beschouwt, waarvan er
ons gelukkig vele in de musea ten dien
ste staan. Natuurlijk zijn opmerkings
gave, vaardigheid en artistiek kunnen
van de schepper van het silhouetportret
voor de karakteruitdrukking van even
groot belang als de wijsgerigheid, waar
mee de karaktereigenschapven werden
geduld. Indien men naast elkaar legt het
(in Zuylen aanwezige) treffende silhouet,
dat de begaafde schrijfster, musicienne
en schilderes Belle van Zuylen van haar
allesbehalve mooie maar levensblije
schoonzuster Joh, Cath. Fagel maakte,
vervolgens de silhouetten van de hierbij
gereproduceerde achttien representanten
van de provincie Holland (Prentenkabi
net Amsterdam), waarbij Van Lennep,
Schimmelpenninck, Verster van wie de
kleinste gelaatsdetails gegeven zijn en de
mode van de pruik het jaartal doet. ken
nen en tenslotte het silhouetportret van
enige decennia later van ds. J. J. van
Voorst met zijn idealistische en eenvou
dige oogopslag, dan raakt men als van
zelf geboeid door en geheel verdiept in
deze materie.
Het is verwonderlijk dat de latere mo
gelijkheid tot vermenigvuldiging van het
silhouet (genoemd naar de Franse minis
ter De Silhouette, van wie men zegt dat
hij zeer zuinig was) geheel en al is over
genomen door de fotografie. Weliswaar
vindt men nog op een enkele veiling onge
signeerde silhouetexemplaren en bezit de
fotografie van de laatste jaren de kunst
zinnige mogelijkheid in het silhouet uit te
blinken (onder andere dat van een zacht
vrouwën'profiel door de fotograaf Van
Weele), maar toch beoefenen slechts en
kelen het silhouetteren zelf. Wij bezitten
geen Kohier meer. die leden van het hof
van Willem V in 1787 in silhouet afbeeldde
(Prentenkabinet Amsterdam; het origi
neel is bij de Groothertogin van Luxem
burg). Evenmin bezitten wij een zo oor
spronkelijk portretsilhouettist als die, wel
ke de gemalin van Willem V afbeeldde en
het zo scherpe silhouetportret van Willem
V zelf op ivoor vervaardigd (Prentenka
binet). Zeer mooie exemplaren van Koh
ier zijn nog aanwezig in een map met
silhouetten van het Zeeuwse Genootschap
te Middelburg. Musicerende vrouwen zijn
het onder meer, met de opvallende hoofd
tooi van ongeveer 1787, die men ook aan
treft bij Schmetterling in het door Stole
metingen, samen met witbloemige kande
laartjes, die vuurrood blad hebben en ook
al niet veel hoger dan een centimeter of
vijf worden. En buiten het duin, in zee,
daar is ook het nodige aan het gebeuren,
net als in de zoete of lichtelijk brakke
wateren tussen het lage polderland. Daar
enige trekkers onder de waterdieren zijn!
Let maar eens een heel jaar lang op de
gewone krabben aan het strand en het zal
u opvallen, dat ze 's zomers veel talrijker
zijn dan in de winter. Reden: strandkrab-
ben zoeken graag tegen de winter dieper
water op. En dan is er ook nog een tame-
De drassige veen- en rietlanden hebben
nu hun enorme boeketten van hardgele
dotters en het luide gerucht van vele roe
pende grutto's; de kieviten vertonen er
hun prachtige stuntvluchten en de zacht-
lila pinksterbloemen zijn er zich aan het
voorbereiden op een geweldige massade
monstratie in de open lucht. In de bossen
van de binnenduinkant davert de vinken
slag en laag boven de stx-ond staan er heel
bescheiden de haantjes-en-kippetjes te
bloeien met dikke trossen van wonderlijk
gevoi-mde, roodachtig lila bloemen. Het
Sportvissers" die de koiyist van de
roodkaakjes aantonen.
zwak geurende muskuskruid vertoont er
zijn geelgroene bloemkubusjes en de lijs
ters bouwen er hun nesten in het dichte
struweel van meidoorn of vlier. Boven het
open duin weerklinkt het „jodelende" ge
fluit van de wulpen en het zware gegak
van de zilvermeeuwen en niet meer dan
een paar centimeter boven de grond zijn
er al vergeet-mij-nietjes van minimale af-
is het reisseizoen in volle gang, bij voor
beeld dat van stekeltjes en krabben.
Jongens, met eigen-fabrikaat schepnet
ten, stropen nu ijverig sloten en grachten
af. Wie te vroeg komt vangt noch de al
sinds jaar en dag fel begeerde roodkaakjes
ofwel de mannelijke dx-iedoornige stekel
tjes, noch de welgedane kuitschieters (de
wijfjes), noch de ook altijd hoog geno
teerd staande salamanders. Waarom? Wel
om de eenvoudige i-eden, dat al dit ge
dierte een zeer bepaalde tijd van komen
en van gaan heeft. De tot in de onmoge
lijkste hoeken en gaten overwinterende
salamanders komen pas bij enigszins draag
lijke temperatui-en te voorschijn. En de
stekeltjes stellen ook al zeer strenge eisen
aan weer en watertemperatuur, willen ze
de reis van hun winterkwartieren naar de
zomex-verblijven beginnen.
Winterresidenties? Zomerverblijfplaat-
sen? Reizen tussen deze beide? Zoiets dus
als de vogeltrek? Index-daad, al is het op
wat bescheidener schaal. Onze driedoorni-
ge stekeltjes trekken namelijk in de late
nazomer weg uit de ondiepe boex-esloten,
waar ze in de lente hun jongen hebben
grootgebracht. Weg van het water, dat in
de winterdag mogelijk zal bevriezen. Zij
zoeken de zee op en zodra ze die hebben
bereikt, is het met hun trekdrift spoedig
gedaan. Er zijn er zelfs heel wat, die de
hele winter pal voor het strand in de bran-
dingszone blijven huizen. Zonder uitzon
dering beginnen de kleine stekeltjes in de
lente echter aan de weg terug. Want zij
zijn in wezen zoetwaterdieren en pas in het
zoete water kunnen zij tot geslachtelijke
rijpheid komen; daar ontwikkelen zich bij
de wijfjes de eieren en de mannetjes krij
gen er hun dieprode onderzijde en blauw
groene rug, en elk van hen wordt er de
zeer agressieve verdediger van het kleine
stukje sloot, dat zijn kunstig gebouwde
nest herbergt.
Denkt u echter niet, dat stekeltjes de
lijk roemrucht heerschap, dat tot het ge
zelschap van reislustigen behoort, name
lijk de Chinese wolhandkrab, waarover
vooral in de jaren dertig nogal veel is'te
doen geweest, toen hij zich nog maar kor
telings in West-Europa had gevestigd. Nu
hebben onze vissers en dijkenbouwers mis
schien geleei'd, hem al moiTend te verdra
gen (omdat hij niet weg te krijgen is),
maar zij zien hem nog niet als een toch
wel interessant dier. En toch is hij dat.
Een soort tegenpool van de stekeltjes.
Want wanneer die naar het zoete en licht
brakke water trekken, gaan vele wolhand-
krabdames juist de andere kant op, naar
zee. Dat is hun gebied van eieren leggen,
wekenlang tot ze uitkomen slepen ze
de eieren met zich mee. Want wolhand-
krabben brengen wel een groot gedeelte
van hun leven in het zoete water door,
maar zij blijven toch zeedieren. En dit
bewijzen ze in de tijd van hun voortplan-
Kees IIana
Een roodkaak'je 'bezig met de bouw van
zijn nest.
zo kloek uitgegeven boek „Kunsthistori
sche Verkenningen" van mi-, A. Staring.
In dat boek lezen wij ook iets over de
rol, die het silhouettei-en speelt bij Betje
Wolff en Aagje Deken: „Uw silhouette die
mijn zuster mij vergund heeft na te teke
nen, sluit ik bij de wissels in de geheim
ste afdeling mijner brieventas".
In het Centraal Museum te Utrecht zijn
alleraardigste silhouetten vervaardigd
door onbekende Nederlandse meesters, in
de Biedermeyer kamer uit ongeveer 1840
tentoongesteld. De collectie van het Fx-ans
Hals Museum te Haarlem bevindt zich he
laas in depot. Een silhouetportx-et ten voe
ten uit, zoals het zelfportret van Schmet-
tex'ling, is een uitzonderlijkheid, maar niet
zo uitzonderlijk mooi als de gelijksoorti
ge silhouetportretten, die de beroemde
Fransman Edouart (eerste helft negen
tiende eeuw) die evenals zijn landge
noot Adolphe van Brighton een groot ge
deelte van zijn leven in Engeland woonde
met élan vervaax-digde. En hoewel de
Duitsers zo bedreven waren als Kohier en
Schmetterling, zijn de Engelsen zwieriger
als de bekende Charles die zoals hier te
lande ook gebruikelijk op glas silhouet-
teerde, evenals Miex-s en mrs. Beetham,
die m ongeveer 1795 haar silhouetportret
ten met de fijnste kanten kragen ook op
glas vereeuwigde. Velen van deze kunste
naars, onder wie de uitdrukkingsvolle Ro-
senbex-g, de latere Foster (die in 1864
stierf) signeerden gelukkigerwijze hun
werk evenals Hervé en Hubart D>_ze laat
ste was bekend om zijn pittige silhouet
ten van jongemannen. Ook werden er in
die tijd silhouetportretten bijzonder kun
stig op medaillons en ringen aangebracht,
de zogenaamde silhouetjxiwelen. Van Her
vé bestaat er een prachtig geknipt silhouet
uit 1830, in een gouden kleur, een wande
lende Engelsman met hoge hoed voorstel
lend.
Aanvankelijk werden de silhouetten door
monniken gesneden. In de Engelse musea
is er heel wat bewaard gebleven van deze
kunst die, zoals bekend is, ook Goethe en
Hans Andersen beheersten. Als inleiding
van een nieuwe tijd mogen wij wel „Hand
je Plak" van Nelly Bodenheim noemen,
dat een cultuurdocument geworden is en
steeds nog bij Sijthoff in herdruk ver
schijnt. Hedendaagse illustratrices als Eva
Huysmans en Mance Post getuigen op
eigen wijze, dat zij de kunst van het ge
knipte silhouet machtig zijn. Enkelen,
zoals Huik met haar zwarte zwaan en
andere prenten en de illustratrice Diet
Huber met onder meer Tim de Merel
(Stols) vervaardigden hun silhouetten
met de zwier van de achttiende-eeuwse
Miss Holland en een mrs'. Delaney. Bij
zonder artistiek is een geknipt wit silhouet
op blauw fond van twee ezeltjes, dat wij
zagen van genoemde Amsterdamse kun
stenares Mance Post. Het is met recht de
moeite waard de nog in de musea aanwe
zige silhouetten te bezichtigen evenals die
van de schaarse moderne kunstenaressen,
die een liefde voor het silhouettex-en heb
ben opgevat.
Hélma Wolf-Catz
Een van de grootste oplichterijen, waar
van president Sukarno het slachtoffer is
geworden, vond dezer dagen zijn einde
voor de rechter in de Oostjavaanse stad
Madioen.
De „koning en koningin" van de Anak
Dalam-stam op Zuid-Sumatra werden
vei-oordeeld tot i-espectievelijk negen en
zes maanden, maar onmiddellijk in vrij
heid gesteld daar zij reeds langer in voor
arrest gezeten hadden.
Het tweetal heeft in 1958 bijna heel Java
bij de neus genomen door te beweren dat
zij een koningspaar uit Zuid-Sumatra
waren. De regering liet de beide bedriegers,
Tdrus Bin Trees en Markonah, op haar
kosten een rondreis door Java maken.
Overal werden zij met de grootste eer ont
vangen. President Sukarno verleende hen
zelfs een audiëntie in zijn paleis in Dja
karta.
Hun ontmaskering volgde pas in Madi
oen, waar de stedelijke autoriteiten aldaar
argwaan ki-egen omdat het gedrag van de
beide hoge gasten niet in overeenstemming
vas met hun vermeende koninklijke waar
digheid. Er volgde een onderzoek en het
.koninklijk paai-" werd in de gevangenis
geworpen. Beiden bekenden schuld
Gedurende zijn rondreis door Java had
Tdrus beweerd dat hij achttien vrouwen
had. Hij vertelde de autoriteiten die hij
op zijn rondreis ontmoette dat hij altijd
fit was omdat hij het bloed van wilde die
ren dronk en rauw vlees at. Hij beweerde
voorts dat hij een paleis bezat dat gebouwd
was in een reusachtige grot, die verlicht
werd door de ogen van muizen.