OPVOERING
BRENDAN
VAN „THE HOSTAGE" VAN
BEHAN EEN OPENBARING
IDE KEUKENHOF VOOR ZESTIG JAREN
Een figuur uit de
late Renaissance"
VERZAMELD WERK VAN P. N. VAN EYCK
JOANNES DENKT ER NIET AAN
ZIJN PALEIS OP TE SLUITEN
EEN MONUMENTALE UITGA VE
Wereldtoneel in Parijs
Litteraire
Kanttekeningen
ZATERDAG 25 APRIL 19 5 9
Erbij
PAGINA DRIE
Monroe is een tomaat
TALLOZE PELGRIMS en toeristen uit alle landen ter
wereld hebben reeds de nieuwe Paus gezien. Zij
zagen een bijzonder vroom man, die blijmoedig
deelneemt aan alle riten en plechtigheden, oeroude
gebruiken weer in ere herstelt en er niet aan denkl
zich op te laten sluiten in de adembenemende ma
jesteit der Vatikaanse paleizen. Zij kregen ook de
indruk, dat hij geen man is van de klok, zoals zijn
voorganger in zo hoge mate was. Natuurlijk is
Joannes XXIII heel wat meer dan „de pastoor van
de hele wereld", zoals hij wegens zijn gemoede
lijkheid genoemd wordt. Hij is wel degelijk een
Paus, een heel grote zelfs, die oneindig veel werk
verzet, ook al houdt hij er heel zonderlinge of liever
helemaal geen „werkuren" op na. Hij werkt, slaapt
of eet al naar het uitkomt en op de meest ongewone
uren. Al zegt hij van zichzelf, dat hij maar „een
eenvoudig man is van boerse komaf", in werkelijk
heid is hij een aristocraat naar de geest en het is
helemaal niet waar, dat hij het met het protocol zo
nauw niet neemt. Misschien wel juist door zijn ge
moedelijkheid, gaat er van hem een autoriteit uit.
die maakt dat al zijn bezoekers (en die zijn talrijk)
orecies datgene doen wat zij moeten doen in de
tegenwoordigheid van een Paus. Daar komt geen
protocol aan te pas. De Italiaanse overheid heeft er
zich al in moeten schikken, dat de Paus elke week
een paar keer het Vatikaan verlaat en precies als
;een simpel prelaat door Rome rijdt. De goede be-
doeling om hem altijd door een ere-escorte te doen
vergezellen heeft men vanzelf wel moeten opgeven,
omdat hij niet vooruit laat weten wanneer hij uit
gaat, waar hij denkt heen te gaan en nog veel
minder welke weg hij denkt te volgen. Op die manier
is hij vrij en krijgt een indruk van de eeuwige stad,
waarvan hij toch vóór alles de bisschop en herder is.
(Van onze correspondent in Rome)
Toen Paus Joannes XXIII eens in de
Vatikaanse tuinen rva.ndelde kwamen
enkele tuinlieden hem hun hulde be
tuigen. Pauselijke gendarmes hielden
hen echter terug, waarop de Paus
vroeg: „Waarom doet u dat?" Een gen
darme zei: „Uit veiligheidsoverwe
gingen". De Paus: „Maar ik doe hen
toch niets!" Een andere anecdote over
Joannes verhaalt dat, hij, op de vraag
van een Amerikaanse journalist naar
het aantal personen dat op de Curie
werkt, geantwoord zou hebben: „De
helft". Toen een nogal omvangrijke
Franse diplomaat aan de weinig slan
kere Joannes XXIII werd voorgesteld,
zei de Paus geruststellend: „Nous som
mes du même arrondissement, n'est ce
pas?"
DEGENEN DIE VERWACHTTEN, dat
onmiddellijk de gehele omgeving van de
vroegere Paus zou verdwijnen en dat
overal nieuwe mannen zouden komen,
hebben grotelijks ongelijk gekregen. Al
tijd weer wanneer er een nieuwe Paus
komt is er een soort revolutie in het Vati
kaan Kort na de verkiezing van Pius XII
bij voorbeeld verdwenen alle „Milane-
zen" (het hof van Pius XI), maar paus
Joannes heeft er mee volstaan enkele per
sonen uit de naaste omgeving van Pius
XII tot een hogere rang te bevorderen en
hen te vervangen door mensen van zijn
eigen keuze. De neven van de vroegere
Paus zijn nog steeds hoogwaardigheids
bekleders aan het Pauselijk Hof. Zelfs ar
chitect Galeazzi is nog „architect dei-
apostolische paleizen" en wordt niet ver
antwoordelijk gehouden voor het intens
treurige misbruik
zijn halfbroer, de
„Ik ben de grootste levende schrijver
in het Engels, en gij zift het meest gecul
tiveerde publiek ter wereld." Een man
tussen de dertig en de veertig, met een
zwaar rood aangelopen hoofd en ge
kleed in een paarskleurig, slechtgesne-
den pak, heeft, met een accent om van
te rillen, vhn het tweede balkon van het
Theatre des Nations af die woorden uit-
BRENDAN BEHAN werd door Workshop
ontdekt. Hij werd in 1923 in Dublin ge
boren en als Iers republikein heeft hij tot
dusver al acht jaren van zijn leven in
Engelse gevangenissen doorgebracht. Nog
maar een paar jaar geleden verwisselde hij
de mitrailleur van de politieke activist
waarmee hij zich in het programma nog
liet afbeelden voor de schrijverspen, en
daarvóór heeft hij verschillende beroepen
uitgeoefend in het bouwbedrijf. Volgens de
zeer deskundige theatercriticus van „The
Observer", Kenneth Tynan, is Behan nu
7j r i bezig in de Engelse dramaturgie de plaats
geroepen als antwoord op de fenomenale ;n nemen die door de dood van zijn
ovatie die dit kosmopolitische gala- Ierse landgenoot Sean O'Casey enkele jaren
7 terug is opengevallen.
publiek bracht aan deze auteur van „1 he
xj i 7,-* „*..h ju v„ „THE HOSTAGE" speelt in Ierland in de
Hostage het stuk dat dit ]aa, de En- krïngen waarin Behan bijna zijn hele leven
gelse bijdrage is van het Workshop- heeft verkeerd De plaats van handeling is
■m .ut een kroeg, annex hotel, in Belfast die door
Theater uit Londen aan dit internatio- een publiek van pittoreske fantasten, lichte
nale toneelfestival. Drie jaar geleden is vrouwen, revolutionairen en gedeclasseer-
ii 7 Ti/.„7.den wordt bezocht. De grootste gek is nog
de kennismaking met het Woikshop- wel de elgenaart Monsewer, die een Schotse
Theater, dat in een Londense arbeiders- kilt draagt, nummertjes doedelzak weg-
7 J geeft, zijn klanten de militaire revue af-
buurt is gevestigd, de grote revelatie neem't en zeer kennelijk van Lotje is ge-
geweest van het Parijse festival. Men tikt. Het Ierse vrijheidsleger dat hier zijn
u i j 7 „,,,/„7opperbevel installeerde, heeft zich van een
mag zelfs wel zeggen dat de gwndslag E^'ge,se soldaat meeste'I. gcmaak1
om hem
van de huidige reputatie van Workshop als gijzelaar te gebruiken ten behoeve van
ENKELE weken voor de vijfde verjaring
van de sterfdag van P. N. van Eyck zijn
d.e eerste beide delen van zijn Verzameld
Werk bij G. A. van Oorschot verschenen
in een uitgave, die in haar distinctie
waarvoor Helmut Salden en uitgever alle
eer toekomt de dichter ten volle waar
dig is. De weg daartoe is lang en in veler
lei opzicht moeilijk geweest. Daar was im
mers allereerst de onvermijdelijke om
standigheid, dat in een klein taalgebied als
het onze, Vlaanderen inbegrepen, een
oeuvre van voornaam, gehalte als da.t van
Van Eyck is aangewezen op een betrekke
lijk beperkte lezerskring. En vervolgens
raas er dan nog de omvangrijkheid van
Van Eycks litteraire nalatenschap: de
veelheid van de, voor een definitieve uit
gave door de dichter voorbereide, ma
nuscripten en tekstcorrecties, meestal aan
gebracht in een moeilijk ontcijferbaar
handschrift, de onzekerheid voorts om
trent de definitieve keuze uit verschillend,e
varianten, omtrent rangschikking en
schifting, de ontzagwekkende aantal
tijdschriftbijdragen en dagbladartikelen,
van vertrouwen. dat
lijfarts Galeazzi Lisi
(aan wie inmiddels door de Italiaanse or
de van medici het recht is ontzegd de me
dische praktijk uit te oefenen) heeft ge
pleegd. Er zijn dus geen slachtoffers ge
vallen. Alleen heeft'Paus Joannes ervoor
gezorgd dat in de vele vacatures werd
voorzien en overal eerste klasse krachten
werden benoemd, zodat de bureaus nu in
topvorm werken. Zelfs de president van
de Italiaanse Katholieke Actie, de veel be
sproken dr. Gedda, wiens ambtstijd reeds
in het voorjaar van 1953 verstreken was,
is niet afgetreden. Pius XII zou hem zon
der meer bevestigd hebben en deze over
weging was voor de nieuwe Paus, die
stellig niet de indruk wil geven het werk
van zijn voorganger ook maar op enig
punt te kritiseren, voldoende om hem
niet door een ander te vervangen. Maar
hij deed iets anders. Tot nu toe was in
Italië de Katholieke Actie niet zozeer toe
vertrouwd aan de leiding der bisschoppen
dan wel aan die van de Paus. Joannes
XXIII heeft de Italiaanse „conferentie dei-
bisschoppen" een groter invloed gegeven
dan zij tot nu toe had en daardoor wordt
de kerk in Italië, die tot nu toe meer dan
die van andere landen direct onderge
schikt was aan het Vatikaan. wat onaf
hankelijker en zal op den duur vergele
ken kunnen worden met de kerk in
Frankrijk, Duitsland of ons eigen land.
Bovendien is nu kardinaal Siri, de aarts
bisschop van Genua, die de geestelijke
adviseur is van de Katholieke Actie, niet
meer zo machtig, omdat iedere bisschop
in het eigen diocees leiding geeft aan het
lekenapostolaat.
MAAR DIT ZIJN voor niet ingewijden
moeilijke zaken. Laten we liever nog iets
over de persoon van de Paus vertellen.
Waarom niet een paar van de talloze anek
doten? Enkele dagen na de Pausbenoe
ming was Strawinsky in Rome, die een
concert moest dirigeren. De Paus is een
liefhebber van muziek en heeft in Parijs
en Venetië meermalen Strawinsky ont
moet, voor wie hij grote sympathie koes
tert. Strawinsky kreeg dus een telefoontje
van het staatssecretariaat, of hij zo spoe
dig mogelijk naar het Vatikaan wilde ko
men, waar de Paus hem graag zou ont
moeten. Strawinsky verontschuldigde
zich: „Ik heb maar één rokkostuum bij
mij en dat is nu bij de ontvlekker, 'omdat
ik het overmorgen nodig heb voor mijn
concert, dus heb ik op het ogenblik geen
kleren om bij de Paus te verschijnen".
Een paar minuten later ging de telefoon
opnieuw: „De Paus verzoekt ons u te
zeggen, dat het hem niet om het rokkos
tuum te doen is, maar om wat er in zit
en of u dus maar gauw wilt komen, on
verschillig wat u aan heeft". Strawinsky
en zijn vrouw (een schilderes) repten
zich naar het Vatikaan, waar zij een lang
gesprek hadden met de Paus over mu
ziek en natuurlijk over Venetië. Op een
zeker ogenblik vroeg de Paus: „Zegt u
eens, maestro, als u nu een concert geeft
en de volgende dag zijn de kritieken in de
kranten slecht, hoe reageert u daar dan
op?" „Heilige Vader", antwoordde Stra
winsky, „ik ben een oude man, maar ik
vind dat altijd nog vreselijk. Ik ben dan
een hele dag overstuur en probeer te be
grijpen, wat de criticus bedoelt". „Precies
wat ik had gedacht", zei de Paus. „zo
reageer ik zelf namelijk ook. Als er in de
krant iets over mij staat wat niet prettig
is, dan kan ik dagen lang zitten pieke
ren, wat ik nu eigenlijk verkeerd heb ge
daan".
DE PAUS HEEFT ONLANGS eén voor
aanstaand journalist, Indro Moutanelli,
bij zich ontvangen en zoals steeds heeft
hij een schat van anekdoten en verhalen
verteld. Een van de aardigste is deze:
„In verschillende biografieën, die in de
laatste tijd over mij verschenen zijn (de
Paus kan er niet aan wennen over zich
zelf als „wij" te spreken) staat, dat toen
ik tot nuntius werd benoemd bij generaal
De Gaulle in Parijs, ik in allerijl mijn ge-
met elkaar van een omvang, die bij
voorbaat een definitieve publikatie van
alle werk uitsloot. Men mag dat uit het
oogpunt van wetenschappelijke volledig
heid betreuren, de beperking die de re
dactiecommissie gevormd door Clément
Bittremieux, prof. dr. N. A. Donkersloot,
dr. J. Hulsker en prof. dr. P. Minderaa
zich noodgedwongen oplegde, kan de aan
trekkelijkheid van deze onvolprezen uit
gave voor het lezerspubliek alleen maar
ten goede komen. Van één ding kan men
overtuigd zijn: niets wezenlijks werd ter
zijde gelaten. Integendeel: na rijp beraad
en in overleg met mevrouw N. van Eyck-
Benjamins kon menig ongebundeld en
zelfs ongepubliceerd gedicht aan deze in
drukwekkende verzameling van Van
Eycks poëzie worden toegevoegd.
EN ZO STAAT DAN voor het eerst het
dichtwerk van P. N. van Eyck bijeen, ope
nend met de verzen van „De getooide dool
hof", besloten door afgezien dan van de
verspreide en nagelaten poëzie de ge
dichten van „Meesters". Tussen begin- en
eindstrofe, tussen het „dit is de dag, waar
op mijn droom van jeugd zal breken" en
het „van overal zongen vogels door mijn
droom", ligt de lange, moeizame weg van
een leven, een zoeken, een strijden, een
denken en dichten terwille van het hoog
ste: eenheid, al-harmonie. „Ik noem het
droom", dichtte Van Eyck. „wat mens en
ding regeert": hoogste verbeelding van
het een-en-ondeelbare, dat zich dichtend
openbaart en in het gezicht is, maar voor
het eindig mens-zijn onverwezenlijkbaar
blijft als verworven vervulling. Die droom
bezielde zijn denken en doen, zijn dichten
en streven van jongsaf, heeft hem zich in
wanhoop doen oprichten, in geluksroes
doen wanhopen, heeft hem geroepen, ge
maand, vervoerd en verhelderd te nslotte,
tot hij zijn grootse werk „Medousa" kon
schrijven samenvatting van al hetgeen
hij verlangd, gehoopt en „gedroomd" had;
deze „triomf van de volzin", zoals Antho-
nie Donker het noemde, een meesterwerk
van taal, de tot mythe (zijn mythe!) ver
dichte belijdenis van zijn dichterschap,
zijn schoonheids- en godsverlangen, zijn
kwelling en verrukking, zijn verdeeldheid
en diep besefte heimelijke zekerheid van
een unio mystica, een alomvattend wereld
beginsel.
BLADER IK in deze twee delen, dan
vind ik in al dit vertrouwde en liefgekre-
gene de bevestiging van mijn al eerder
uitgesproken overtuiging: dat het dichter
schap van P. N. van Eyck niet in zijn vol
le draagwijdte verstaan en gewaardeerd
zal worden aleer de tijd ver genoeg is
voortgeschreden om onze litteratuurge
schiedenis sinds de Tachtiger Beweging te
kunnen doen herschrijven op grond van
een andere visie. Het beeld van de Man
nen van Tachtig staat in de gangbare hand
boeken gefixeerd als dat van een begin,
van een nieuwe dageraad, waarbij een
jong gevoel ontbloeide in een roes van
schoonheid in een grootscheepse passie
voor onstuimig en alomvattend leven zo
als dat alles (maar onder nóg onheilspel
lender voortekenen en daarom ook kort
stondige!-) zich herhaalde ten tijde van het
expiessionisme na de eerste wereldoorlog
en opnieuw hoe anders geaard zich
manifesteert in het hedendaagse avant-
gardisme. Maar als dat alles nu eens géén
begin was, als mettertijd het gloedvol le-
vens-elan van de Tachtigers eens zou blij
ken een apotheose te zijn geweest, een
laatste oplaaien van de vlam, een harts
tochtelijk levensfeest in het aangezicht van
een nabij einde zou dan de eerste dichter
generatie die nadien kwam, die van Ro
land Holst en Van Eyck, Bloem en Tos-
saert, niet in een ander daglicht verschij
nen? Zouden hun gestalten zich dan niet
anders, grootser, aftekenen tegen de vlam-
menrode onweershemel der Tachtigers?
MIJ TOT VAN EYCK BEPALEND: zijn
innerlijke,verdeeldheid, zijn zoekend, tas
tend leven, door zijn dichtwerk op de voet
gevolgd, zijn diep-onvoldaan dwalen dooi
de „getooide doolhof" eerst, zijn verwor
ven en ten dele ook weer verworpen in-
ook gedaan. Veel te praten hadden wij na-
loofsbrieven hen gaan overhandigen om tuurlijk niet> dat begrijpt u wel. We had-
toch maar te beletten, dat op één januari
1945 de Sovjet-ambassadeur Bogomolov
uit naam van het diplomatieke corps als
deken spreken zou. Maar het is niet waar,
hoor! Ik kwam niet op 31 december aan.
maar op dc dertigste en in de nuntiatuur
lag een uitnodiging voor de nieuwjaars
receptie. Toen leek het me vanzelfspre
kend. dat ik op 31 december mijn geloofs
brieven ging aanbieden. In welke kwali
teit zou ik anders naar die receptie heb
ben kunnen gaan? Een ambassadeur, die
zijn geloofsbrieven nog niet heeft aange
boden, telt niet mee. En zo kwam het van
zelf dat ik p een januari deken was van
het diplomatieke corps, maar ik wist, he
lemaal niet. dat het anders Bogomolov zou
zijn geweest. Bij de receptie stond iemand
aan mijn rechterhand en toen ik zei: het
feit dat u aan mijn rechterhand staat, doet
mij veronderstellen, dat u de vice-dekaan
bent" en ik stelde mij aan hem voor. Zo
kwam ik te weten, dat hij Bogomolov was.
Overigens een erg vriendelijke en aardi
ge man. Ik heb hem vaak ontmoet en ik
zei hem direct: „mijn eerste bezoek breng
ik dus vanzelfsprekend aan u. Dat heb ik
don het het meest over het weer en de
tijden le temps et les tèmps"). Het was
een erg aardige man".
DIT IS TYPISCH voor de Paus. Hij zal
nooit spreken over „de vijanden Gods" of
„onze goddeloze tegenstanders". Hij be
tracht altijd matiging, overtuigd als hij
is van het betrekkelijke der dingen en
wel wetend, dat wie vandaag een „vijand
Gods" is morgen een Paulus kan worden.
Een aardige en voor hem typische opmer
king in dat gesprek met Montanelli was
ook deze: „Ze begonnen mij als een groot
diplomaat te beschouwen. Dat komt ver
moedelijk alleen omdat ik altijd precies
zei, wat mij de waarheid toescheen, niet
zo erg diplomatiek dus. Het is alleen
jammer, dat toen ik dat eindelijk begre
pen heb mijn tijd eigenlijk voorbij was".
Montanelli's indruk is als die van ieder
die met paus Joannes in aanraking komt:
een zeer groot Paus. die men eigenlijk
niet met de maten van onze tijd moet me
ten maar met die van de zestiende eeuw,
want het is een figuur uit de late Renais
sance.
zichten en „uitzichten", zijn .inkeer" ver
volgens, zijn meer en meer „herwaarts"
gerichte innerlijke blik, zijn mythe van
Medousa ten slotte dat was tesamen een
onafgebroken tasten naar de draad van
Ariadne, waar deze noodlottig was afge
broken in het ver verleden. Eén gestalte
heeft, sinds zijn jeugd, in het middelnunt
van zijn verbeelding en zijn dichten ge
staan: die van Medousa, sterlijk ón godde
lijk, gruwbaar en heerlijk. Ze werd, zoals
ik zei, zijn mythe, mythe van het dich
terschap, mythe van het vergankelijke in
het euwige, het goddelijke in het mense
lijke: een tragische én verlossende mythe,
die zich in de loop. van een rusteloos
dichterleven strofe na strofe voltrok, langs
velerlei omwegen, door velerlei twijfel en
hopen heen, en zich zuiverde tot een hel
der visioen. Want Van Eyck, met heel zijn
wijsgerig, zijn borend intellect, zijn stren
ge vormtucht, zijn scherp-kritische zin,
zijn nooit aflatende vervolmakingsdrang,
was een ziener, wiens vers, hoezeer allicht
beïnvloed door de tekenen des tijds, zijn
tijd ver te buiten en hoog te boven ging.
EEN VOLK dat zijn dichters eert heeft
een ereschuld aan P. N. van Eyck. Wij
hebben de Verzamelde Werken van de gro
ten die, waren ze in een uitgestrekter taal
gebied geboren, een wereldvermaardheid
zouden genieten. Van Eyck is één van hen.
Zijn werk, zijn poëzie, behoort tot het
grootse gedicht, waaraan door alle eeu
wen heen de edelsten van alle volken heb
ben geschreven. Men kan die ereschuld
inlossen. Dank zij de ambitie en volhar
ding der redactie-commissie van haar
medelid Bittremieux, voor zover het de
poëzie betreft, in het bijzonder is nu een
begin gemaakt met deze zesdelige uitga
ve, die aan haar samenstelling en uitvoe
ring het volste recht ontleent op het enig
mogelijke antwoord: weerklank.
C. J. E. Dinaux
de redding van een jonge revolutionair die
de volgende dag in de gevangenis van Bel
fast zal worden opgehangen. De Engelse
autoriteiten weigeren echter de transactie,
en de politie doet een inval in het hotel om
de jonge soldaat te bevrijden. Bij de over
val wordt die recruut door een verdwaalde
kogel gedood.
DEZE KORTE INTRIGUE wordt door
toen te Parijs werd gelegd. Deze troep
van jonge komedianten, die voor een
deel uit het dilettantentoneel zijn voort
gekomen, heeft zich door cle regie en de
stijl van hun opvoeringen en door de
keuze van het repertoire intussen een
eigen plaats veroverd. Joan Littlewood, Behan behandeld zonder enige nadrukke
lijkheid. De jonge soldaat Leslie weet dat
hij misschien nog maar twaalf uur te leven
heeft. Maar door die wetenschap wordt
zijn vitaliteit zijn humor van volksjongen,
toch slechts gedeeltelijk en bij tussenpozen
in de verdrukking gebracht. Er ontspint
zich zelfs een kort liefdesavontuur met het
dienstertje, en door de schaduw van de
dood laat hij ook zijn lust om te zingen en
te dansen niet onderdrukken. En het is
waar: een mens is misschien nooit in staat
zich bewust en werkelijk op de dood voor
te bereiden. Maar die dood, welke toch
steeds dichterbij kruipt, schept niettemin
een atmosfeer waardoor al die vrolijkheden
een sinistere, lugubere bijsmaak krijgen.
Behan moet de gewaarwordingen van de
hoofdpersoon zelf hebben beleefd om ze
met deze fascinerende overtuigingskracht
te kunnen uitbeelden. Daarbij is hij een
groot dramaturg. Wat de vorm betreft ver
toont „The Hostage" veel overeenkomst
met de Dreigroschenoper van Kurt Weill en
Bert Brecht; ook hier wordt de handeling
veelvuldig onderbroken door chansons vol
rauwe levenswijsheden die voor een deel
door Behan zelf werden geschreven en
gecomponeerd.
de vrouwelijke regisseur, en haar mede
directeur, de jeugdige Gerald Raffles,
hebben het op een persconferentie nog
eens bijzonder duidelijk uitgedrukt. Voor
hen moet het toneel zich bewust richten
tot één bepaalde groep of klasse van de
maatschappij. Toneel is propaganda, zo
durfde Littlewood zelfs verkondigen,
propaganda voor opvattingen, inzichten,
een levenswijs.
Workshop is zo de principiële antipode
van het boulevardtoneel dat zijn enige doel
zoekt in de verpozing. Hoe zouden we voor
ons arbeiderspubliek een stuk kunnen op
voeren waarin de schrijver zelf niet eens
gelooft, zo vroegen de beide leiders zich
ook nog af, die daarom „The Hostage" op
voerden. Een antwoord dat zelfs te denken
geeft aan allen, die over de propagandis
tische zending van het theater andere me
ningen dan deze voortvarende, openhartige
en talentvolle Britse toneelkunstenaar*
zouden huldigen.
ZESTIG JAAR geleden
leerde ik de Keukenhof
kennen en mijn verras
sing was loen niet min
der groot dan die van de
tegenwoordige bezoekers
en bewonderaars. Maar
wel was mijn verrassing
van andere aard, zoals
de Keukenhof van toen
een andere was dan die
van nu met zijn over
weldigende pracht van
kleuren, zijn van zoete,
bijna bedwelmende
bloemengeur vervulde
lucht en de stroom van
mensen, mensen, men
sen.
DE KEUKENHOF van
toen had zijn eigen sfeer,
zijn eigen karakter en-
zijn eigen schoonheid.
Wij woonden in Lisse;
bijna vlak naast ons huis
liep een laan; als we die
volgden kwamen we in
een kwartier bij een
smal zijpaadje; dit vol
gen, even een zandige
helling en dande
verrassing! Wij stonden
in een oerbos, een groe
ne, geheimzinnige we
reld, een toverland dat
wenkte en lokte; je verlangde erdoor om
wikkeld, er in opgenomen te worden.
Langs smalle paden, waar de voet wegzonk
in zacht, verend mos, groeiden manshoge
adelaarsvarens in zulk een overvloed, dat
de stammen der hoog oprijzende bomen er
in verdwenen; waar de varens eindigden
en de stammen er bovenuit rezen, bleken
deze omwoeld door klimop, dat in glanzen
de slierten neerhing uit de kruinen.
Frank Onnen Er was een ravijn, waar de grond tot in
de diepte dicht begroeid ivas met klimop;
wat daaronder school en schuifelde aan
klein gedierte bleef een geheim, maar hoog
er boven zongen lijsters en merels hun len
telied en van veraf klonk de roep van de
koekoek in een eentonige indringende ca
dans. Er waren moerassige plekken, waar
't leek, dat gevaar zou schuilen voor wie
er zich op waagde, de sfeer zette onze ver.
beeldivo aan 't. werk en dit wat misschien
't heerlijkste van alles.
De Keukenhof omstreeks 1600 (gravure
van Rademaker).
IN DE HERFST woonde er de stilte; ijle
nevelsluiers hingen tussen de bomen, de
hoge varens werden bruin en te midden
van de welkende veren en de gebogen
stengels kwamen paddestoelen te voor
schijn, fel gekleurde rode en gele en bleke,
nauwelijks zichtbaar tussen de stervende
varens. Mensen ontmoette men er in de
week bijna nooit, ook zom.ers niet; zondags
enkele wandelaars, soms met kinderen, die,
als gegrepen door de toversfeer, zelden
luidruchtig werden. Iets van die toversfeer
is er misschien nog blijven hangen en om
vangt de duizenden bezoekers van nu als
een onbegrepen weldaad.
WAT EEN GELUK, dat de oude Keuken
hof niet in bollenvelden is veranderd., zo
als het Reigerbos, dat in die vroegere tijd
tussen Lisse en Sassenheim. lag. Het was
vrolijker, opener dan de Keukenhof, min
der groots, minder toverachtig en geheim
zinnig. 't Had een grote, lichte zonnige
plek, waar ivij vaak met onze jonge kin
deren heen gingen, waar zij op warme zo
merdagen hun kleertjes mochten uitgooien
om naakt te stoeien in het warme zand en
tussen de grillig gevormde wortels van d.e
bomen rondom, die als vreemde dieren
boven het zand uitstaken.
VAN DIT WERELDJE is niets meer
over; alleen in het voorjaar kunnen onze
ogen er genieten van de kleurige velden,
en verder werken er nijvere handen aan
wat ook Hollands Glorie kan heten. Maar
in wie het vroegere gekend heeft blijft een
tikje weemoed bij het terugdenken.
Anna van Gogh-Kaulbach
Arlene Dahl, die schoonheid combineert
met schrijven, het ontwerpen van lingerie
en acteren voor film en toneel, wil een
„Wie is wie" schrijven over internationale
schoonheden. In haar hotel in Londen
heeft zij de pers ontvangen en enkele
voorbeelden gegeven die de verslaggevers
met stomheid sloegen. „Ik zal ze in cate
gorieën indelen, dierlijk, plantaardig,
mineraal en mentaal dat is zoiets als
spiritueel", verklaarde ze. „Ava Gardner
heeft een dierlijke schoonheid, een pan
ter Monroe is een prachtige tomaat. Mar
iene Dietrich is een mineraal, een pafiel
of diamant".