Kabinetsformatie en openbaarheid
FILATELIE
„Zeven tegen Nippon" van Willis Hall
in eerste continentale opvoering
Een oproep, een gebed en
een lied voor Pinksteren
Dickens-liefhebbers met muziek
in Amsterdam ontvangen
Heeft Haarlem een
premièrepubliek
KERKELIJK LEVEN
Op en óm het
Binnenhof
Bantoe -universiteiten
in Zuid-Afrika
Heden in Haarlems Stadsschouwburg
Pullen-rijm
ZATERDAG 16 MEI 1959
HAARLEMS DAGBLAD
OPRECHTE HAARLEMSCHE COURANT
IN TONEELKRINGEN genieten sommige
steden een eigenaardige reputatie. Zo
wordt de Amsterdamse Stadsschouwburg
ondanks het bestaan van de Koninklijke in
Den Haag als de eerste in het land be
schouwd. Zo geldt Gooiland in Hilversum
als een merkwaardige graadmeter: als een
stuk daar succes heeft, zegt men, dan
maakt het nergens anders opgang, wordt
het daarentegen niet gewaardeerd dan gaat
men pas hoge verwachtingen koesteren
En zo heeft Haarlem alles om. als ideale
gelegenheid voor het geven van premières
te dienen, behalve een publiek. Niet dat het
bezoekersaantal hier lager zou liggen dan
elders, geenszins, maar men komt over het
algemeen pas kijken als men voldoende
weet wat er te koop is. Anders is dat al
leen geweest in de plezierige jaren, dat
het „Comedia" van Cor Hermus nog vaste
bespeler was. Dat er toch nog betrekkelijk
vaak premières plaats hebben, is hoofd
zakelijk een gevolg van de als onover
troffen gekenschetste samenwerking met
de directie en met het vakbekwame per
soneel. Hedenavond kan men er weer eens
een eerste voorstelling voor Nederland
zien, namelijk van „Zeven tegen Nippon"
door Willis Hall, dat in Engeland zeer veel
geestdriftige aandacht trekt. De toneel
groep heeft de generale repetitie onder
regie van Eric van Ingen reeds donderdag
middag gegeven, omdat men onmiddellijk
na afloop daarvan moest beginnen met de
aanleg van de nieuwe belichtingsinstalla
tie, die men bij deze gelegenheid voor het
eerst in gebruik hoopt te stellen. Daartoe
is twee nachten achtereen met inspanning
van alle krachten doorgewerkt. En het be
zwaar van het ontbrekende publiek? Och,
dat neemt het spelende ensemble door
gaans voor een groot deel zelf wel mee
VRIJDAG HEB IK met enige collega's
in de Oudhollandse kamer van het Hotel
des Pays Bas in de hoofdstad enige tijd
met de schrijver Willis Hall zitten praten.
Het is inderdaad de juiste volgorde om de
interviewers voorop te stellen, want de on
dervraagde muntte uit door een overigens
minzame zwijgzaamheid. Hij reageerde
wel hoffelijk, als men het woord tot hem
richtte, maar dan toch alleen voor het
mompelen van een minimaal aantal let
tergrepen. Misschien was dat een soort
oefening voor het schrijven van de dialo
gen voor de film, die begin volgend jaar
naar zijn stuk gemaakt zal worden. Als hij
volgende week terug is in Londen wacht
hem de taak het nog lege draaiboek in te
vullen. Dat is misschien een onaantrekke
lijke bezigheid, maar de beloning moet
men toch meer dan een vergoeding noe
men: de heer Hall krijgt voor het afstaan
van zijn schepping en de extra moeite de
lieve som van dertigduizend pond sterling,
benevens een aandeel in de winst van vijf
percent. De film zal worden geproduceerd
door Associated British!
Was het bescheidenheid, dat hij zelfs
geen mededelingen deed, die toch van pu-
bliciteitswaarde geacht moeten worden?
Zo verzweeg hij bij voorbeeld het toch niet
onbelangrijke feit, dat de eerste opvoering
van zijn stuk in 'het Edinburgh Festival
van 1958 heeft plaatsgehad, toen het nog
„The Disciples of War" heette. Daarna
werd het door het Nottingham Playhouse
als „Boys it's all Hell" op het repertoire
genomen. In januari kwam het naar Lon
den, herdoopt als „The long and the short
and the tall". Dat is een citaat uit een
marslied, dat de Engelse soldaten in de
oorlog zongen om hun hekel aan de func
tie van het leger tot uitdrukking te bren
gen en waarvan het refrein luidt: „Bless
them all, the long, the tall and the small,
there's no promotion this side of the ocean,
bless them all." Meestal werden er ech
ter minder fatsoenlijke woorden voor ge
bruikt. Hoewel de komische elementen be
slist niet ontbreken, heeft Willis Hall in de
eerste plaats propaganda tegen de oorlog
willen maken.
HIJ HEEFT ZELF Willis Hall werd
in 1929 in Leeds geboren tijdens de
Tweede Wereldoorlog zijn dienstplicht ver
vuld, doch de intrige berust niet op eigen
ervaring. Wel verbleef hij in Malakka,
waar de handeling zich voltrekt (Malaya
moet men eigenlijk zeggen). Een Britse
patrouille wordt in de zomer van 1942, toen
de Japannei's oprukten naar Singapore,
van de hoofdmacht afgesneden. Hoe het
afloopt wilde de heer Hall niet verraden.
Ik weet het wel, doch zal mij terwille van
de spanning maar solidair met hem ver
klaren. Misschien wordt men hierdoor zo
nieuwsgierig, dat Haarlem vanavond tóch
een premièrepubliek levertDe auteur
is als zodanig zijn loopbaan zelfs in Sin
gapore begonnen, toen hij bij het radio-
zendstation werd gedetacheerd. Voor de
oorlog was hij op school. Hij wist dat hij
schrijver wilde worden, maar nog niet in
welk genre. Het toneel kende hij alleen
door amateuristische beoefening als spe
ler en regisseur. Hij is over het amateur
toneel niet tevreden: het zou, meent hij,
bij voorkeur stukken moeten spelen die
het beroepstoneel zich om welke reden dan
ook niet kan veroorloven te doen, maar
het blijft in dat opzicht schromelijk in ge
breke, liever genoegen nemend met af
dankertjes of een derderangs repertoire.
Van zijn talent voor de toneelschrijverij
werd hij zich bij de radio bewust. Terug
gekeerd in Engeland begon hij zich te
specialiseren. Het resultaat tot dusver:
tachtig hoorspelen en t.v.-stukken. De
B.B.C. heeft hem zojuist een contract aan
geboden voor vier televisiespelen per jaar.
Dat is zelfs in Engeland uitzonderlijk.
„ZEVEN TEGEN NIPPON" (om de
Nederlandse titel nu maar vol te houden)
is zijn eerste stuk, dat Londen heeft be
reikt. Het werd geaccepteerd door het
Royal Court Theatre, waarvan George De-
vine (hier te lande bekend als de vroege
re directeur van de Young Vic) de artis
tieke leiding heeft. Het werd geregisseerd
door Lindsay Anderson en na enige we
ken overgebracht naar het New Theatre,
waar het vermoedelijk, gezien de onver
minderd voortdurende toeloop, nog wel
een jaar op de planken zal blijven. George
Bevitte koos het Royal Court Theatre als
tehuis voor zijn English Stage Company,
welk gezelschap hij in de eerste plaats
heeft opgericht om jonge Engelse toneel
schrijvers goede kansen te bieden. Ook
John Osborne maakte daar zijn debuut.
Osborne is een vriend van Willis Hall, wel
ke laatste eindelijk zoiets als een lach laat
doorbreken als iemand hem vraagt, of de
met „Omzien in wrok" en „De Humorist"
een fortuin verdiend hebbende collega nog
steeds tot de „angry young men" gere
kend wil worden. Och, verklaarde de heer
Hall, hij maakt zich nu alleen nog maar
kwaad op de inspectie van de inkomsten
belasting.
EVENALS OSBORNE is Willis Hall pa
cifist en socialist. Hij heeft meegedaan
aan de betoging tegen de H-bom en „Ze
ven tegen Nippon" vooral als een pacifis
tisch document gezien. Toen iemand wil
de weten of alle intellectuelen in Engeland
socialistisch denken, antwooi'dde hij: „Ik
ben geen intellectueel, ik ben alleen maar
een beroepsschrijver." Enfin, gevoel voor
nuance is een noodzakelijke eigenschap
om in een theater effecten van waarde te
bereiken. Ondanks Osborne's fiasco op dit
gebied gaat ook Willis Hall een „musical"
vervaardigen. Ook voor het kindertoneel
heeft hij gewerkt. Toevalligex-wijze heeft
de toneelgroep „Arena" nog niet zo lang
geleden van hem „The royal astrologers"
onder de titel „De Stei-rekijkers" in haar
speelplan opgenomen. „Zeven tegen Nip
pon" beleeft in Haarlem zijn continentale
première. Vertaalrechten zijn al verkocht
aan Israel, Duitsland en Frankrijk, op-
voeringsrecht aan Amerika, Zuid-Afrika,
Nieuw Zeeland en Australië. Bij „Puck"
worden de rollen vervuld door Wim van
den Heuvel, Piet Römer, Eric van der
Donk, Leen Jongewaard, Jan Hundling,
Wil van Seist en Bob Verstraete, welke
laatste ook het decor maakte. Hij was
daarvoor de aangewezen man, omdat hij
vaak in de Indische archipel is geweest en
dankzij een tournee door Nieuw-Guinea
ook het oerwoud kent. Misschien herinnert
men zich, dat Bob Verstraete vroeger ook
voor „Comedia" decoi'S ontwierp, voor
„Dr. Knock" onder meer. Voor de moei
lijke, zwijgende rol van de tegenpartij
heeft men iemand gevonden van gemengd
Nederlands en Japans bloed. Na vanavond
kan ik u meer vertellen.
Davicl Koning
Advertentie
Bloesemboom
lentedroom
zonnedag
meisjeslach
frisse geest
lente feest
vrolijkheid
Amstel-tijd!
Gezeten in een postkoets rijdt het bestuur door Amsterdam.
„The Dickens Fellowship", het typisch
Britse genootschap van bewonderaars van
Charles Dickens, heeft voor het eerst in
zijn 57-jarige bestaan besloten de jaarver
gadering op vreemde bodem te beleggen.
Vi-ijdagavond arriveerden bijna tweehon
derd leden uit Engeland, de Verenigde Sta
ten, Canada en zelfs uit Australië met de
boottrein uit Hoek van Holland op het
Centraal Station te Amsterdam.
Daar stond temidden van Nederlandse
liefhebbers van Oliver Twist, ietwat uit
zijn normale doen, de lange figuur van
Godfried Bomans, het eerste niet-Britse
lid van de Fellowship, die niet alleen ruim
honderd Nederlanders in zijn woonplaats
Haarlem en in Zwolle er toe wist te be
wegen „Dickensiaan" te worden, maar er
bovendien op de vorige jaarvex-gadering tot
zijn eigen verbazing in slaagde bestuur en
leden van de vereniging er toe over te
halen het besluit te nemen de volgende
jaarvergadering, de 53e, in Nederland te
houden.
Hij liet door een van de vrouwelijke
leden een bos bloemen overhandigen aan
mevrouw Greaves, de echtgenote van de
Britse secretaris der vereniging, die als
een der eersten uit de trein stapte. Twee
andere Nederlandse dames torsten een
spandoek met de woorden „Welcome
Dickensians", maar de belangstelling van
het publiek was zó groot, dat aanvankelijk
van een gedisciplineerde aftocht van het
gezelschap geen spx-ake kon zijn.
Terwijl Godfried Bomans wat verloren
ronddwaalde en niemand precies scheen te
weten wat er gebeuren moest, redde de in
vol ornaat verschenen en keurig in gelid
opgestelde harmonie van Tuindorp Oost-
zaan de gehele ontvangst door het inzetten
van de onsterfelijke en vooral uit de film
„The bridge on the river Kwai" bekend
geworden „Colonel Bogey-march", waar
van de tonen via de ovex-kappingen tot op
het vijfde perron doorgalmden. In de tus
sentijd kwamen alle gedelegeerden de trein
uit en toen op het veel te smalle eerste
perron in die grote verwarring iedereen
zich afvroeg hoe men heelhuids het Sta
tionsplein en het Damrak kon bereiken,
weerklonk daar plotseling plechtig en
waardig het Britse volkslied.
Met neigende vaandels en uit volle borst
werd „God save the Queen" ten gehore
gebracht op een wijze, waarop het Cen
traal Station zelden of misschien nog nim
mer het Wilhelmus heeft weerkaatst,
waarna alles plotseling op rolletjes scheen
te lopen. Daartoe verleenden de Neder
landse Spoorwegen hun medewerking,
want iedereen mocht het station via de
dienstuitgang voor vrachtwagens verlaten
zonder enige controle op de pei-ronkaartjes
of de reisbiljetten LondenAmsterdam.
Vooraan max'cheerde de harmonie Tuin-
dorp-Oostzaan, daarachter Godfried Bo
mans en vervolgens het Britse bestuur en
de leden van de Fellowship. Buiten het
station hielden twee agenten het verkeer
tegen, behalve een oude mailcoach uit de
tijd van Dickens, waarin enkele notabelen
plaats mochten nemen.
De eerste dag van de jaarvergadering
werd daarna in Kx-asnapolsky besloten met
een informele bijeenkomst, her onafschei
delijke Britse „fork supper". Er volgen nog
vier drukbezette dagen met officiële re
cepties en excursies, onder meer naar
Haarlem, Monnikendam, Marken en Vo-
lendam.
Zondagavond zullen de „Dickensians" in
Krasnapolsky een „social evening" bij
wonen, waar een Nederlander de eer te
beurt valt de traditionele redevoering te
mogen uitspreken, die al sinds 1902 tot
titel draagt „The immortal memory of
Charles Dickens". Onder zijn voorgangers
zijn mannen geweest als Bernard Shaw,
Charles Chaplin, Somerset Maugham, J. B.
Priestley, André Maurois en Godfried Bo
mans. De Zwolse afdeling van de Fellow
ship zal er een fragment uit „Pickwick":
„De Jachtpartij" spelen en één van 's we
relds grootste Dickenskenners, John Grea
ves, zal er voordragen. Voorts wordt van
het bezoek, dat koningin Elisabeth het
vorig jaar aan Amsterdam bracht, een
journaalfilm vertoond.
Gedurende dez<= dagen van Dickens is
in het warenhuis „De Bijenkorf" een ten
toonstelling te zien van vijftig grote foto's
met ondei'schriften (in het Engels) van
figux-en uit de boeken van Dickens en van
de topografische achtergrond van zijn ro
mans.
De vyf presidenten van de Wereldraad
van Kerken hebben ter gelegenheid van
het pinksterfeest 1959 de volgende bood
schap doen uitgaan, bestemd voor alle
christenen in de wereld.
„Pinksteren is het feest van de Heilige
Geest en het feest van de Kerk, want deze
twee horen bij elkaar; zoals Paulus zegt:
„Want door één Geest zijn wij allen tot
één lichaam gedoopt, hetzij Joden, hetzij
Grieken, hetzij slaven, hetzij vrijen
De Heilige Geest heeft de Kerk in het
leven geroepen. De Heilige Geest is het
leven van de Kerk van vandaag. Wanneer
wij bidden dat de Heilige Geest in ons
leven moge komen, bidden wij tegelijker
tijd, dat wij levende leden van het ene
lichaam van Christus mogen worden.
De Heilige Geest is het feest der een
heid, die voortdurend aan het werk is om
do verdeeldheid, die de heerlijke waar
heid van de eenheid van Christus' lichaam
verduistert, te helen en die al degenen, die
gedoopt zijn, tot de gemeente van God
samenbrengt.
De Heilige Geest is de Geest der ver
nieuwing, die onze vertroebelde visie onze
vrome sleur, ons gemakkelijk aanvaarden
van wereldse methoden overwint en nieuw
leven geeft aan de gemeenten en haar
leden, die hun hart en ziel openstellen
voor de gave van de Geest.
De Heilige Geest is de Geest van getui
genis en apostolaat, die er ons toe dringt
niet meer met onszelf bezig te zijn en die
ons uitzendt in de wereld met zijn schreeu
wende geestelijke en materiële nood om
door woord en daad te verkondigen, dat
de mensheid omringd is door de liefde van
God en Christus.
De Heilige Geest is de Geest der ver
zoening, die misvei'stand en vervreemding
tussen de kerken overwint en hen in staat
stelt een kracht tot vrede tussen volken en
rassen te worden.
Laten wij ons daarom in de tegenwoor
digheid van Gods Heilige Geest verheu
gen. Laten wij opnieuw getuigen van Zijn
alles omscheppende macht. Laat ons God
verheerlijken en verblijd zijn onder de
vruchten van Zijn Geest, die gekomen is
om ons tot groter levensvolheid te leiden,
vandaag en voor altijd".
Aan bovenstaande boodschap beeft de
aartsbisschop William Temple het volgen
de gebed toegevoegd.
„O gezegende Jezus, Liefde en Waarheid
var God, die mens werd, reinig ons van
alles wat ons hier op U in de weg staat
of verdringt. Vervul ons met vertrouwen
in U, zodat wij ophouden met ons moei
zaam strijden en rusten in U. Gij licht van
da wereld, schijn in onze harten, zodat de
stralen van Uw glans, die wij nu kennen
in ons van elkander gescheiden zijn,
tesamen mogen komen in de zuivere stra
ling van Uw heerlijkheid, die alleen in
onze eenheid in U, geopenbaard wordt.
Gij Lam Gods, dat de zonde van de wereld
wegneemt, reinig onze geest van zonde.
Verenig ons met U en in U met. elkaar door
het geheimenis van Uw heilige vleeswor
ding, door Uw strijd en bloedig zweet,
door Uw kruis en lijden, door Uw over
winnende opstanding en hemelvaart en
door de komst van de Heilige Geest, zo-
Toen professor Beel, na de mislukking
van de eerste door professor De Quay on
dernomen formatiepogingen, zijn arbeid
als wegbereidervoor een ander dan
zichzelf ging ondernemen, stond bij hem
o.m. op de voorgrond, dat het de voorkeur
verdiende om, speciaal wat de „personele"
aangelegenheid op het gebied van kabi
netsformatie betreft, paal en perk te stel
len aan de openbaarheid. Had hij daarin
gelijk, of was het onjuist van hem gezien?
Alvorens tot enigerlei beantwoording
van deze vraag te trachten te komen, meen
ik eerst bij enige punten van principiële
aard te moeten stilstaan. Hierbij staat
voorop dat, wanneer het vorstelijk staats
hoofd zich laat voorlichten omtrent de uit
eindelijk tot stand te brengen Koninklijke
Besluiten ter benoeming van ministers en
over die aangelegenheid de Kroondraagster
in beraad treedt met degenen, die dienaan
gaande te adviseren hebben, dat beraad in
wezen gelijk te stellen valt met elk ander
aan Koninklijke besluiten en beslissingen
voorafgaand beraad. Gesteld bijvoorbeeld
dat ten opzichte van een bepaald punt van
staatsbelang uiteindelijk een beslissing te
nemen valt. Dan vindt er binnenskamers
tussen de Koning(in) enerzijds en de aan
de volksvertegenwoordiging verantwoorde
lijke minister (s) anderzijds overleg plaats,
waarin over en weer zowel het vóór als het
tegen met betrekking tot de tenslotte te
nemen beslissing kan worden aangevoerd.
Nu geldt als onverbiddelijk hoog te houden
gedragsregel, dat de buitenwereld geen
kennis krijgt van hetgeen er in dat sta
dium ter voorbereiding van een Koninklijk
Besluit tussen het staatshoofd en de raads
lieden van de Kroon besproken wordt. De
buitenwereld, in de eerste plaats be
lichaamd in het parlement, heeft louter
met het definitieve resultaat van bedoeld
binnenskamers overleg en beraad te ma
ken. Namelijk, met de beslissing die de mi
nisters tegenover de volksvertegenwoordi
ging voor hun verantwoording nemen.
Mocht die beslissing aan het parlement on
welgevallig zijn, dan is dit bij machte
deswege zelfs de verantwoordelijke minis
tens) ten val te brengen.
Ei-kend zij, dat hetzelfde tenslotte geldt
met betrekking tot een aan de Kamer on
welgevallige beslissing omtrent de vraag,
welk kabinet er dient op te treden. Indien
de volksvei-tegenwoordiging de vrucht van
het binnenkamers overleg, dat aan bedoel
de beslissing voorafging, niet wenst te ver
orberen, kan zij dit kenbaar maken: zij
vermag de ploeg, die in de ogen van een
meerderheid in het parlement ten onrechte
aan het bewind is gekomen, tex-stond ten
val te bx-engen, b.v. met behulp van een
motie.
In het licht van het bovenstaande is het
ongetwijfeld denkbaar, dat iemand die al
leen daarop acht slaat, geneigd zou kunnen
zijn de conclusie te trekken dat derhalve
over wat er zich afspeelt gedurende de
voorbereiding van de benoeming van mi
nisters,, van een kabinet - dps gedurende
het tijdperk van pogingen tot kabinetsfor
matie - evenmin openbaarheid op haar
plaats zou zijn als zulks geldt met betrek
king tot het beraad waaruit tenslotte enig
ander Koninklijk Besluit voortspruit.
Op het eerste gezicht schijnt een derge
lijke slotsom gerechtvaardigd. Intussen, bij
nadere overweging zal men toch moeten
inzien dat er een hoogst belangrijk verschil
bestaat tussen het beraad met het staats
hoofd over een Koninklijk Besluit op welk5
ander terrein ook en dat over de Ko
ninklijke Besluiten die een nieuw kabinet
tot stand brengen. In de gevallen van
eerstgenoemde soort toch beraadt het
staatshoofd met aan de volksvertegen
woordiging verantwoordelijke bewindslie
den. Maar in laatstbedoeld geval gebeurt
dat juist niet. Dan treden als „adviseurs"
personen op, die dat geenszins doen in hun
hoedanigheid van minister doch als tot het
geven van dergelijke adviezen geroepen
politieke personen, gemeenlijk in de eer
ste plaats fractievoorzitters. Deze nu zijn
later aan het parlement allerminst verant
woording verschuldigd voor wat zij in het
stadium van pogingen tot kabinetsformatie
hebben aangeraden. Wanneer tenslotte een
formateur door de Koning(in) wordt aan
gewezen, berust die aanwijzing dus niet op
het advies of op de adviezen van lieden,
die - gelijk met ministers het geval is -
later ambtshalve aan de tand kunnen wox--
den gevoeld wegens de door het staats
hoofd onder hun verantwoordelijkheid ge
nomen beslissing.
Als men voorts nog bedenkt, dat het alge
meen belang er in zeer grote mate bij ge
baat kan zijn, dat gedurende een formatie-
tijdperk geen voor het land eventueel na
delige stappen worden ondernomen, is het
mijns inziens begrijpelijk, waarom het in
beginsel zaak is, dat juist tijdens die pe
riode de openbare mening alle gelegenheid
zal hebben om een kritisch waarschuwen
de stem te laten horen. Dit b.v. met name
indien het gevaar dreigt dat er een ver
keerde, een voor het land schadelijke weg
wordt ingeslagen. Kortom, alles pleit ex-
voor. dat de openbare mening in staat
wordt gesteld een zekere nuttige controle
rende taak, en dit dan op het juiste ogen
blik, met betrekking tot formatiepogingen
uit te oefenen. Zo kom ik dan tot de con
clusie, dat zeker wat de z a k e 1 ij k e kant
betreft - dus bv. wat de te volgen staat
kundige lijnen aangaat - openbaarheid in
zake formatieberaad in aanmerkelijke ma
te nuttig en zelfs gewenst te achten valt.
Daarentegen leert de praktijk ongetwij
feld, dat het uitermate bedenkelijk kan
zijn indien er ook ten aanzien van de per
sonen, om wie het bij een kabinetsformatie
eveneens gaat, onbeperkte openbaarheid
plaats vindt. Menigmaal kan het immers
voorkomen dat, als eenmaal bekend is dat
A. voor een bepaalde post is gevraagd
maar bedankt heeft, B. er deswege al iets
minder lust in heeft; en indien men ten
slotte nog wat verder terecht komt, bv. bij
E., dan heeft - doordat een reeks bedank
jes bekend is geworden de desbetreffen
de ministersplaats allicht reeds een beden
kelijke devaluatie ondergaan. Het komt mij
danook voor dat professor Beel, toen hij
als wegbereider voor een formateur werk
zaam was let wel, formeel genomen was
hij zelf geen formateur! - er heel verstan
dig aan gedaan heeft, vermelding van na
men, zo dat eventueel, uit een oogpunt van
landsbelang bekeken schadelijke gevolgen
kon hebben, achterwege te laten.
Laat ik hieraan tenslotte, voorzichtig
heidshalve, echter nog het volgende toe
voegen. Aan een zeer ver gaande zwijg
zaamheid ten opzichte van namen van
uitgenodigde aspirant-ministers kunnen
ook wel bezwaren verbonden zijn. In de
eex-ste plaats kunnen soms namen tevens
veelzeggend zijn voor de politieke richting,
die er bij een formatiepoging wordt inge
slagen. En dan kan het wel eens wezen
dat het toch zijn nut zou hebben, zo nog
tijdig door de kritiek van de openbare me
ning gewaarschuwd zou kunnen worden
tegen een verkeerdelijk ingeslagen rich
ting. Verder is het niet volstrekt denk
beeldig, dat een formateur of een voorbe
reider voor een formateur zijn oog heeft
laten vallen op iemand, van wie hij niet,
doch anderen wel allerlei afweten, dat be
denkelijk is. Ook dan verdient het de
voorkeur, dat via de openbare mening tij
dig tegen een verkeerde benoeming zou
kunnen worden gewaarschuwd.
Men ziet dus: hoezeer zekere beperking,
wat de openbaarheid betreft, gewenst kan
zijn ten aanzien van pei-sonen, die tijdens
een tijdperk van formatiepogingen in het
geding zijn, toch zou het in mijn ogen ook
te ver gaan als de burgerij volslagen in
het duister werd gelaten over degenen,
die voor een ministersplaats gepolst wor
den. Gelijk in zoveel gevallen komt het
er op aan, ook in dezen het juiste midden
te vinden.
Het nieuwe kabinet
Op het ogenblik, waarop deze beschou
wingen het licht zien, staat de samenstel
ling van de nieuwe ploeg wel vast. Na
tuurlijk is het nog te vroeg om thans reeds
met stelligheid een oordeel over het ka
binet-De Quay uit te spreken. Vast staat
dit is een objectief waarneembaar feit
- dat Nederland thans voor het eerst sinds
de bevrijding, na gehouden Kamerverkie
zing, in het bezit komt van een kabinet
zonder socialisten. Op zichzelf is het een
hele onderneming dat de partij, die ter
stond na de Katholieke Volkspartij de
sterkste in het land is en heel wat sterker
dan de overige groepen, buiten het mi
nisterie is gehouden. „Er buiten geble
ven", zullen sommigen allicht liever zeg
gen. Doch ronduit gezegd heeft het er
voorlopig toch veel van, dat als uitgangs
punt voor de formatie een ontwerp-pro-
gramma heeft dienst gedaan dat voor de
Partij van de Arbeid onaanvaardbaar was,
en dit zou dan de uitdrukking „er buiten
houden" kunnen rechtvaardigen.
Een ander opvallend verschijnsel is, dat
niemand, die de richting en zienswijzen
van de confessionele vakbonden is toege
daan, tot de ploeg is toegetreden. In dit
verband was zeker ook bepaald opvallend
de grote mate van terughoudendheid, wel
ke sprak uit het in „De Volkskrant" van
jl. donderdag verschenen hoofdartikel: men
geve er zich namelijk bekenschap van, dat
er tussen genoemd blad en de Katholieke
Arbeidersbeweging zeer nauwe banden be
staan.
Intussen stip ik verder nog aan, dat pro-
fossor Beel - pardon, ik vergis mij dat
uiteindelijk de formateur professor De
Quay er in geslaagd is, wat de personeels
bezetting aangaat, thans met een heel wat
betere ploeg voor de dag te komen dan ter
gelegenheid van de eerste formatiepo
gingen van professor De Quay het geval
was.
Moeilijke bevalling
Uit de aard der zaak zal er zich nog
ruimschoots gelegenheid voordoen aan het
nieuwe wicht in onze staatkundige familie
nader aandacht te besteden. Deze keer be
paal ik mij er alleen nog toe, vast te stel
len, dat het ook nu weer een moeilijke be
valling is geweest. Allerlei kunstgrepfh
moesten er ondex-nomen worden eer de
spruit ter wereld kwam, Ja, op het laatst
zelfs zag zich de bekwame staatkundige
„geneesheer" professor Beel nog voor een
heel lastige vraag gesteld. Het kostte im
mers de grootste moeite, iemand voor So
ciale Zaken te vinden. Enfin, gelukkig
liep de veidossing uiteindelijk zonder on
gelukken af doordat nog juist bijtijds mr.
Van Rooy, burgemeester van Eindhoven,
bereid werd gevonden de portefeuille van
Sociale Zaken te aanvaarden. Deze nieuwe
ling in Den Haag is tevens een nieuweling
op het gebied, waarmee hij zich ambts
halve zal hebben bezig te houden. Dit be
hoeft echter geen volstrekt bezwaar te zijn
Hij zou, naar mij een „insider" wist te
vertellen,, een uitstekend bestuurder zijn,
een goed jurist, een flinke dosis gezond
vex'stand bezitten en verder ook de kunst
ver-staan goed te luisteren en snel het
nodige op te steken van datgene, waar
naar hij geluistex-d heeft. De aanstaande
bewindsman is een zoon van de destijds
terecht beroemde hoogleraar in de verlos
kunde aan de Universiteit van Amsterdam.
Mogelijk zal hij, beter dan wie ook, be
grepen hebben hoezeer het, tot op zekere
hoogte althans, van professor Beel een
meesterstuk is geweest, dat hij er toch nog
in slaagde juist op tijd een voldragen
kabinet, met inbegrip dus van een mi
nister van Sociale Zaken, het levenslicht
te doen aanschouwen, nu ja om nog
even terug te keren tot de formeel juiste
bewoordingen de weg te banen voor
professor De Quay om de laatste hand aan
het geboorteproces te legg"en.
Dr. E. van Raalte
dat wij één mogen zijn met U en in U,
zoals Gij één zijt met de Vader, opdat de
wereld gelove, dat Gij haar redder zijt, o
God, geprezen voor altijd. Amen".
Tenslotte een pinksterlied van Maarten
Luther:
Wij bidden U, o Heil'ge Geest,
leer Gij ons geloven allermeest.
Wil ons toch bevrijden uit 's werelds
lijden,
en aan 't eind bij God een plaats bereiden.
Ontferm U, Heer.
Gij, zalig Licht, geeft ons Uw schijn,
dat wij Jezus Christus eigen zijn,
kennen den Getrouwe, op Wien wij
bouwen,
door Wien w'eens het vaderland
aanschouwen.
Ontferm U, Heer.
Gij, heil'ge Liefde, zend Uw gloed,
die ons koude hart ontvlammen doet,
dat wij, één van zinnen, elkander minnen,
allen strijd en onvreed' overwinnen.
Ontferm U, Heer.
Gij, hoogste Troost in aller nood,
Geef, dat wij niet vrezen zond' en dood,
dat wij niet versagen en 't moedig dragen,
als die vijand 't leven komt belagen.
Ontferm U, Heer.
KAAPSTAD (Reuter) De eerste van
de drie universiteiten voor niet-blanken
in Zuid-Afrika zal volgend jaar haar deu
ren openen, aldus heeft de Zuidafrikaanse
minister-president, Verwoerd, in het par
lement meegedeeld, zo meldt de Zuidafri
kaanse voox-lichtingsdienst. Deze univer
siteiten zullen beter zijn dan de bestaan
de universiteit voor niet-blanken te Fort
Hare in de Kaapprovincie. De nadruk zal
vallen op universitaire opleiding voor de
beroepen, „op het gebied waarvan be
hoefte aan werkkrachten bestaat".
Het aantal Bantoe-kandidaten voor het
toelatingsexamen voor de universiteit
neemt inmiddels toe. In 1955 twee jaar
na het van kracht worden van de wet op
het Bantoe-onderwijs waren er 1778 kan
didaten, in 1957 waren het er 2021.
Het is de bedoeling, zo werd van de zij
de van het departement voor bestuur en
ontwikkeling der Bantoes nader toege
licht, dat de nieuwe Bantoe-universiteiten
Bantoes zullen afleveren, die ambtelijke
posten gaan bezetten.
CANADA. Ter gelegenheid van het
bezoek dat Koningin Elizabeth en Prins
Philip dit jaar aan Canada zullen bren
gen, zal een postzegel van 5 c. (rood)
worden uitgegeven. De zegel zal voor
het eerst verkrijgbaar worden gesteld
op 18 juni, de dag waarop het konink
lijk paar op de luchthaven van Torbay,
Newfoundland, zal aankomen. Het af
gebeelde portret van Koningin Eliza
beth is ontleend aan een schilderij van
Pietro Annigoni.
ITALIë. De Italiaanse posterijen heb
ben een postzegel van 25 lire (groen)
het licht doen zien naar aanleiding van
het achtste algemene congres van de
wereldfederatie van oudstrijders, dat
dit jaar in Rome wordt gehouden. De
zegel geeft een symbolische voorstelling:
een gehavende boomstronk, waaruit een
jonge loot ontspringt.
ZWITSERLAND. Op 1 juni zullen
de jaarlijkse vijf Pro Patria-zegéls ver
schijnen. De laagste waarde, de 5 5
rp. symboliseert de verbreiding van de
Zwitsers in de wereld en vertoont een
wereldbol met Zwitserse vlaggen; met
de overige vier waarden wordt de ver
leden jaar begonnen reeks „Mineralen,
gesteen en fossielen" voortgezet. Het
zijn de 10 4- 10 rp., agaat; 20 10 rp.,
toermalijn; 30+10 rp, amethist; 40
10 rp. versteende reuzensalamander.
OOST-DUITSLAND. Tweehonderd
jaar geleden overleed de componist
Georg Friedrich Handel (1685-1759). Dit
feit is herdacht met een serie van twee
postzegels, 10 pf. (groen en zwart) en
20 pf. (rood en zwart). De eerste waarde
vertoont Handels standbeeld in Halle,
het stadswapen en een oboe, het lieve
ling sinstrument van Handel en de twee
de waarde zijn portret naar een schil
derij van Thomas Hudson uit 1749. De
zegel van 10 pf. is een „sperwaarde".
TSJECHOSLOW AKIJE. De tiende
verjaardag van de (communistische)
wereldvredesbeweging is onder meer
gevierd met een postzegel van 60 h.
(bruin). Het portret van Frédéric Juliot-
Curie, de eerste president van de
wereldvredesraad, komt er op voor. Hel
ontwerp is van prof. dr. H. C. Max Sva-
binsky, terwijl de gravure op naam
staat van Jindra Schmidt.