Alsof die herenmode zo eenvoudig is.... Sociale Academie in de Jordaan UAN, HET C/RCUSPAARD DE BEDROEFDE Erbij MALLE maeneri MODE BRIEFOPENER ZATERDAG 27 JUNI *959 PAGINA VIER DE SOCIALE ACADEMIE, die jaren lang in een pand aan de Pieter de Hooch- straat in Amsterdam, zetelde, is sinds 1957 gevestigd aan het Karthuizerplantsoen 2 in het hartje vaii de Jordaan. Het gebouw is moeilijk te vinden in die smalle zij straat. Het is van bruine steen en ziet er nogal somber uit. Des te groter is de ver rassing wanneer men er binnengaat. Want men verwacht niet die ruime koele gan gen, dat prachtige trappenhuis, de grote bibliotheek, de gezellige conversatiekamer, de smaakvol ingerichte kantine, die grijze aula en lichte leslokalen. De schildering van Albert Muis op de grote witte muur in de hal vormt een passend geheel met dit alles. Albert Muis gaf in hele lichte kleuren paars, groen, grijs en bruin de sage van Thesus en Ariadne weer. PAS SINDS 10 APRIL van dit jaar heet de school „Sociale Academie". Heel vroe ger was de naam „Opleidingsinrichting voor Sociale Arbeid," maar in 1904 werd hij gewijzigd in „School voor Maatschap pelijk werk." „Maatschappelijk werk" was een nieuw en nog volstrekt ongedefinieerd begrip, dat echter werd opgevat als een aanduiding voor allerlei soorten arbeid aan en in de maatschappij. Daaronder vie len armenzorg en woningwerk evenzeer als volkshuis- en leeszaalwerk. Nu meer dan vijftig jaar later heeft het begrip maatschappelijk werk, hoewel nog steeds moeilijk te definiëren, toch een meer om grensde inhoud gekregen; het zwaarte punt ligt bijna steeds op hulp bij oplossing van moeilijkheden, die enkelingen en groepen in het sociale leven ondervinden. Deze scherpere omgrenzing hangt samen met het feit, dat de sociale hulpverle ningsfunctie van het maatschappelijk werk zich in de maatschappij duidelijker heeft uitgekristalliseerd en georgani seerd. Tegelijkertijd echter zijn zich ook andere functies gaan aftekenen, die niet meer onder het maatschappelijk werk kunnen worden gerekend. Een daarvan is die van het culturele werk. Daarmede wordt vooral sinds de laatste wereldoor log een reeks van activiteiten aangeduid, die erop gericht zijn zoveel mogelijk leden van de gemeenschap te laten delen in, en zich bewust te laten worden van, onze cultuurwaarden. Dat was van oudsher ook het doel van het volkshuis-(settlement-) en leeszaalwerk, maar sindsdien zijn tal van nieuwe takken van werk ontstaan op hetzelfde terrein: de volkshogescholen en vormingscentrums, de jeugdbeweging en de jeugdorganisatie, de clubhuizen, de volksuniversiteiten, het culturele werk ten plattelande, de culturele raden enzo voorts, alle samenkomend bij het Neder lands Cultureel Contact. WANNEER MEN THANS LEERLING is op de Sociale Academie kan men uit drie studierichtingen kiezen en wel uit maatschappelijk werk, cultureel werk en arbeidsvraagstukken. Het maatschappe lijk werk is dan nog onderverdeeld in vier takken, namelijk algemeen maatschappe lijk werk bedoeld voor maatschappelijk diensten, kerkelijke en niet-kerkelijke in stellingen voor algemeen maatschappelijk werk, gespecialiseerde instellingen (Bij voorbeeld instellingen voor ongehuwde moeders, bureaus voor alcoholisme), so ciale adviesbureaus enzovoorts. De kin derbescherming of reclassering, de twee de tak, is bedoeld voor maatschappelijk werksters bij de raden voor de kinderbe scherming (vroeger de Voogdijraden), bij de kinderpolitie, bij gezinsvoogdijvereni gingen. De derde tak, medisch maatschap pelijk werk is bedoeld voor maatschappe lijke werk(st)ers bij ziekenhuizen, sanato riums, en de laatste tak, personeels- maat schappelijk werk, is bedoeld voor maat schappelijke werksters en werkers bij in dustriële- en winkelbedrijven en grote kantoren. PAS WANNEER MEN in bezit is van het einddiploma gymnasium, lyceum, vijf jarige hbs of middelbare meisjesschool kan men op de Sociale Academie worden toegelaten. Wanneer men echter op een andere manier de vereiste algemene ont wikkeling heeft opgedaan kan men worden aangenomen na een toelatingsexamen dat bestaat uit een vertaling uit het Engels, Frans en Duits in het Nederlands, een op stel en een mondeling examen van vijf tien minuten over de vaderlandse ge schiedenis. De normale studieduur bedraagt drie jaar en vier maanden. De studieperiode kan worden onderscheiden in twee gedeel ten. Tijdens het eerste gedeelte, de basis opleiding worden hoofdstukken gedoceerd uit onder anderen filosofie en cultuurge schiedenis, de sociaal-economische ge schiedenis, sociologie, burgerschapskun de en rechten, psychologie, psychopatho logie en pedagogie. In het eerste gedeel te ligt het zwaartepunt op de algemene wetenschappelijke vorming, tijdens het tweede gedeelte op de vakscholing. De ba sisopleiding duurt twee jaar. Het fraaie trappenhuis met een deel van de muurschildering. AANGEZIEN HET maatschappelijk werk gedurende de laatste jaren geleid heeft tot zon grote vraag, dat er een te kort aan geschoolde maatschappelijke werkers is, heeft het bestuur van de So ciale Academie besloten gedurende enke le jaren voor hen, die reeds een functie in het maatschappelijk werk bekleden, een spoedcursus in het leven te roepen. De cursist kan dan toch een groot deel van zijn werk blijven verrichten. De op leiding duurt ruim drie jaar en men heeft tien uren per week les. Bij deze cursu^ zal vast gehouden worden aan de eisen zo als die in 1948 door de samenwerkende op leidingen voor maatschappelijk werk zijn vastgelegd en door de minister van Onder wijs, Kunsten en Wetenschappen zijn goed gekeurd. Dit zijn de zogenaamde mini mumeisen voor de opleiding voor maat schappelijk werk." In vele lessen formeren de cursisten discussiegroepen, waarbij de docent zich bepaalt tot leiding geven aan het gesprek. Een hoekje van de ruime, lichte bibliotheek. IN AANSLUITING VAN DE RONDLEI DING en het gesprek met de directeur van de Sociale Academie, dr. J. F. de Jongh, hebben we twee lessen op de So ciale Academie bijgewoond, een „case- work"-les door mevrouw mr, H. J. M. de Haan-van der Chijs aan cursisten van de urgentiecursus en een les van drs. Ph. H. van Praag voor de derdejaarsleerlin gen, over specialisatie kinderbescher ming. Door beide kregen we een goede indruk van het werk, dat deze mensen in de toekomst zullen gaan doen. Bij de urgentiecursus moest men aan de hand van een verslag van een gesprek dat een maatschappelijk werkster voerde met een ongehuwde moeder van twee kinde ren vragen stellen en de antwoorden van de maatschappelijk werkster ver klaren. Na afloop gaf mevrouw De Haan een korte en duidelijke samenvatting. DE LES, DIE DRS. PH. H. VAN PRAAG gaf aan derdejaars leerlingen over de kinderbescherming, een onder deel van het maatschappelijk werk, had plaats in een van die grote lichte leslo kalen op de bovengang. Het werd een le vendige en boeiende les. Een van de leer lingen had gegevens verzameld over het onderwerp „Het plaatsen van kinderen in pleeggezinnen", die zij in een „toneel stukje", dat de leerlingen zelf „opvoer den", had verwerkt. De hoofdpersonen een dokter, een verslaggeefster van een damesblad en een toekomstige pleeg moeder. Het was de taak van de maat schappelijk werkster, deze mensen het be lang van een goed pleeggezin duidelijk te maken. En dat lukte deze leerlinge vol komen. Zij wist dit probleem in heldere en goed geformuleerde zinnen kort. en za kelijk weer te geven, zodat de dokter en verslaggeefster wel degelijk de noodzaak van een goed pleeggezin beseften. Een knappe prestatie die een overtuigend be wijs leverde voor de hoge kwaliteit van de opleiding. DE VERANDERINGEN in de damesmode zijn ieder seizoen weer zö ingrijpend, dat ze weken lang dc gemoederen van heel wat mensen (en lang niet alleen dames!) in be weging houden. Maar wist u dat de herenmode ook ieder jaargetijde met nieuwe wijzigingen komt, al zijn die dan niet zo ingrijpend. Als u wist hoeveel tijdschriften er verschijnen en hoeveel beurzen en bijeenkomsten er voornamelijk in Amsterdam, het mode-centrum gehouden worden, die alleen betrekking hebben op de herenmode, dan zou u rustig uw man schaakmat kunnen zetten, wanneer hij in het najaar met een schouder-opha len en een zekere laatdunkendheid beroering in de dames-modewereld met „poppenkast" betitelt. U KUNT HEM dan langs de neus weg vertellen, dat zijn pak van het vorig jaar helemaal uit de mode is. Dat hij nu een jasje moet dragen met smalle schouders zonder veel ruimte, lange revers, die rui mer en lager uitgesneden zijn en met twee knopen worden gesloten. Ook is het jasje weer iets langer geworden. De mouwen en broekspijpen dienen smal toe te lopen en de colbertjasjes hebben dikwijls een zij- of rugsplitje. Men gaat steeds meer ge bruik maken van bijzonder opvallend ge- ruiten stoffen, en voor de zomerkleding var. fresco's, lichte wollen stoffen, die voor he+ merendeel zandkleurig zijn. Naast deze tinten wordt er ook veel gebruik gemaakt van zéér lichtgrijs, bruin en bronskleurig gemengd met lichte tinten. Voor jassen en overjassen is kameelhaar nog steeds favo riet. De toepassing van wol-zijde mengin gen, die we tot nu toe alleen bij de dames mede aantroffen, blijkt nu ook bij de luch tige herenkostuums, dankbaar gebruikt te worden. Het is gebleken dat wol met zijde gemengd zeer prettige resultaten oplevert evenals een menging van linnen met hen nep, die de katoen belangrijk op de ach- tei grond heeft gedrongen. Voor de jongemannen tussen de 18 en 25 jaar probeert men een geheel eigen stijl te vinden, die zoveel mogelijk beantwoordt aan de behoeftes en eigen smaak van deze leeftijdsgroep. Zo zijn er zeer modieuze sportkostuums uit kamgaren bouclé ver vaardigd in moderne Italiaanse kleurstel lingen. Het colbertje heeft een ceintuurtje in de rug en de pantalonpijpen lopen af uit een lage taille en zijn vrij nauw en zonder omslag. DEMIE'S EN REGENJASSEN worden in exclusieve tweedkwaliteiten en in langharige mohair- en veloursstoffen ge bracht. Ook de meest uiteenlopende ge dessineerde gabardinestoffen en speciale lodenkwaliteiten maken veel opgang even- Een paar jaar geleden in 1955 beweerde de Amerikaanse modeontwer per Carmen Duro reeds, dat er nu maar eens een einde moest komen aan de fantasieloze mannenkle ding. Hij ontwierp daartoe een serie kostuums, die radicaal afweken van de mannenkleding waar de we reld nu al meer dan een halve eeuw tegenaan heeft moeten kijken. Het resul taat was een collectie, waaruit u hierboven enkele voorbeelden ziet afge beeld. Hoeveel of liever hoe weinig mannen er werkelijk in zo'n kostuum hebben rondgelopen is ech ter nooit onderzocht De foto links toont een 'avendelkleurig complet, ge garneerd met vier char mante zakjes, waarin de elegante „he-man" zich volgens de ontwerper „ook bij theevisites en andere semi-formele gelegenhe den thuis zal voelen". Iets stoerder van allure noemt de ontwerper de combina tie met kniebroek op de middelste foto, maar die is dan ook meer als dracht voor sport en strand be doeld. Echt voor warmere zomerdagen is het wandel kostuum daarnaast, ge maakt van wil flanel met een rood en blauw geruit jasje. Een panama van wit. stro, een overhemd van Ita liaanse zijde en een zwarte das voltooien de uitrusting. als katoenen structuurweefsels, die ook in de damesmode zo favoriet zijn. De mouwen zijn ingezet, raglan of kimono, en het sportieve element wordt benadrukt door een losse strikceintuur, de kortere lengte en de „slooping" schouders. Verder zien we een nieuw type jas, dat in drie seizoe nen gedragen kan worden door een goede combinatie van gabardine met katoen. In het sportieve genre neemt het jasje van gentleroy een belangrijke plaats in; het is een ribsfluweel in prachtige warme tinten en waterafstotend, poolvast en piet- vrij. WAT DE GELEGENHEIDSKLEDING betreft, zien we dat rok steeds meer ver drongen gaat worden door de smoking, die de laatste tijd al diverse veranderingen heeft ondergaan. In plaats van het twee- rijmodel met opgesneden revers is nu het één-rij model met shawlkraag gekomen, terwijl er ook een duidelijke tendens te bespeuren valt naar modernere kleuren zoals Midnight blue, groen-zwart en bor- deau-zwart En als uw man dan nog niet overtuigd is van de wisselingen in de herenmode, dan trekt u hem maar eens aan zijn dasje en zegt u hem, dat hij daarmee erg ouder wets uitziet, want dat het tegenwoordig lang en smal moet zijn! Katy „IK HEB ER GENOEG VAN", brom de Jan, het circuspaard. „Vanavond na de laatste voorstelling ga ik er van door. Ik heb er genoeg van om te wer ken en nooit eens lekker uit. te kunnen draven. Ik ga er vandoor!" En toen keek hij uitdagend naar z'n vriend Piet, het andere paard, waar hij altijd samen z'n kunsten mee vertoonde. Piet schudde z'n wijze hoofd maar eens en zei „wacht maar vriendje, het zou je nog wel eens tegen kunnen val len. Hier hebben we een warme stal, goed voer, en hard werken hoeven we ook niet. Ik zou maar rustig hier blij ven als ik jou was". Maar Jan was kwaad, en vast besloten om te doen wat hij van plan was. Enwerkelijk hoor, die zelfde avond, na de laatste voorstelling, toen alle dieren verzorgd waren en in hun warme hokken stonden, en alle mensen van het circus in hun wagens waren gegaan om te slapen, wist Jan te ont snappen. Zonder moeite kwam hij op de grote weg, en van pure opwinding begon hij heel hard te draven. Oei, wat klonken z'n hoeven hard op de straat weg in de stille nacht. Stel je voor dat ze het zouden horen! En voor alle vei ligheid liep hij een zijweggetje in. „Ik heb van dat lopen eigenlijk wel een 'beetje honger gekregen", dacht Jan. „Ik zal eens gaan zoeken of er niets te vinden is". Hij bofte, want het weggetje liep x-egelrecht naar de boer derij van Boer Meulenberg, en om de boerderij heen lagen heerlijke sappi ge weiden. Onbekommerd stapte Jan het hek door, en begon gretig van het heerlij ke malse gras te eten. „WAT MOET DAT HIER, vreemd paard?", hoorde hij ineens fluisteren. „Waar kom jij vandaan? Ben je pas op de markt gekocht?" Een beetje ge schrokken keek Jan om, en zag een grote koe vlak naast hem staan. „Eh, nee", zei hij een beetje aarzelend, „ik ben niet gekocht, ik ben weggelopen uit het circus. Altijd maar kunsten doen, en nooit eens lekker rennen, dat was niets voor mij zie je, en daarom ben ik nu hier". „Aha", zei de koe, „dus je denkt eigenlijk dat je hier maar precies zou kunnen doen wat je leuk vindt hè?". „Precies", zei Jan, dat denk ik zeker", en hij begon zich weer kwaad te maken. „Schreeuw niet zo hard, domoor", klonk het weer zacht terug. „Als Hec tor je hoort, gaat hij hard blaffen, dan komt de boer naar buiten, hij zal jou hier vinden, en dan moet je blijven". „NOU, èN?", begon Jan weer ruzie achtig, „als ik wil blijven dan blijf ik! Het gras is hier heerlijk mals hoor", en hij nam nog een grote hap. De koe zuchtte maar eens. Had je nu ooit zo'n dom paard gezien? Wie liep er nu weg uit een circus, waar hij 't best had, en wilde hier blijven, nota- bene bij boer Meulenberg, die z'n paarden van 's morgens vroeg tot 's avonds laat liet werken. „Luister eens, vreemd paard", zei hij, nu toch een beetje vriendelijker gestemd. „Je bent echt een beetje dom, al ben je groot. Alle paarden moeten hier hard werken. Op het land, of voor de schil- lenkar, die ze naar de stad moeten trekken. De hele dag zijn ze hard be zig, en als je soms denkt, dat een van de paarden hier kan luieren, en kan doen waar hij zin in heeft, dan heb je het mis. Werken moet je. Altijd. Het zou je heus niet meevallen hoor, na je werk in het circus. Jan kwam toch wel een beetje on der de indruk van die lange redenatie van de koe. „Mogen ze nooit eens lek ker zo maar rennen?", vroeg hij aar zelend, en moeten ze heus allemaal werken? „Allemaal moeten ze werken, klonk het beslist terug, en rennen mo gen ze een enkele keer op een zomer avond, maar dan zijn ze toch allemaal moe. Trek de tekening over op triplex en zaag deze uit. Maak met schuurpapier de snuit van deze vis scherp. Schilder het met plakkaatverf en vernis het. JAN STAARDE in diep gepeins ver zonken voor zich uit. „Je weet het toch wel heel zeker hè", informeerde hij nog eens voorzichtig. „Ja, wat dacht je dan dom paard, dat ik je zomaar iets vertelde? Heus, wees verstandig, en ga weer naar je circus terug. „Tja, als het dan werkelijk waar is, en als ik toch niet rennen mag", zei Jan verdrietig, dan ga ik maar weer. „Dus jij vindt het circus nog zo gek niet?" „Wis en werkelijk niet", zei de koe. „Ga maar gauw, voordat iemand je hier ziet!" „Dag koe", zei Jan toen maar, en langzaam liep hij het weggetje af, de grote weg terug naar het circus. En hoe- dichter hij bij het circus kwam, hoe harder hij ging lopen, en het laatste stukje rende hij zo hard hij maar kon. VOORZICHTIG ging hij het terrein weer op, en zocht z'n stal op. Jongens, jullie kunnen het geloven of niet, maar wat was Jan weer blij toen hij de trou we snuit van z'n vriend Piet weer zag. Hij wreef z'n neus eens tegen hem aan en zei: „je had gelijk hoor Piet. Bui ten het circus is het niets gedaan. Hard werken, en rennen mag je ook niet. De koe heeft 't me zelf verteld". Piet zei niets, maar wreef op zijn beurt z'n neus tegen Jans hoofd, en toen wis ten ze allebei dat alles weer goed was. M. van der Burgli-Alleda De welbekende olifant Je weet wel met die lange snuit Zat treurig aan de waterkant En brak in snikken uit Toen ik hem vroeg, vol medelijden, Wat hem zo vreeselijk deed lijden. „Het is omdat ik niet meer weet Waarvoor mijn lange snuit moet dienen, 't Is erg als men zoiets vergeet En daarom zit ik hier te grienen. Ik denk en denk, maar loeet het niet. Wie helpt me in mijn groot verdriet?" „O malle, malle olifant, Hoe kan je dat vergeten? ■Je bent het domste dier in 't land, Zoiets moest jij toch zeker weten. Je bent er om te blazen, Te blazen met die lange snuit. Aan 't eind van de verhalen, Blaas jij ze altijd uil." „O, dank je," zei de olifant, „Wat ben ik nu weer blij." En met zijn snu.it greep hij mijn hand En weet je wat hij zei? „Nu blaas ik met mijn lange snuit Ook dit verhaaltje uit." Pen

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1959 | | pagina 18