Het Japanse huis is één groot bed
NOGMAALS IETS OVER LUCHTIGE VAKANTIELECTUUR
Radio geeft Belgisch-
Nederlandse week
Litteraire
Kanttekeningen
Woningen van hout en
papier staan ondanks
dagelijkse aardbevingen
zo vast als een huis
Erbij
IN UTRECHT
VERKOOPT IV3EN
TEMPERATUUR
IN EEN FLESJE
Expositie pottenbakken
in Amsterdam
ZATERDAG 4 JULI 19 5 9
PAGINA DRIE
DE NEDERLANDSE RADIO UNIE zal
zich ter gelegenheid van het staatsbezoek
van Koning Boudewijn aan Nederland niet
beperken tot het geven van reportages,
doch in een „Belgisch-Nederlandse week"
ook uitdrukking geven aan de bijzondere
verbondenheid tussen de beide buurlanden.
Morgen, zondag, zal deze worden geopend
met een uitwisselingsconcert tussen het
omroeporkest van het NIR onder leiding
van Ferdinand Terby en het promenade
orkest onder leiding van Hugo de Groot.
Deze uitzending wordt ingeleid door baron
Van der StratenWaillet, Belgisch ambas
sadeur te 's-Gravenhage en mr. J. M. A.
Luns, Nederlands minister van Buiten
landse Zaken.
Op maandag en dinsdag zullen verschil
lende Belgische orkesten en ensembles in
het Nederlandse radioprogramma optreden,
onder meer het Groot Symphonie-orkest
van de Belgische nationale omroep onder
leiding van Daniel Sternefeld en Frans
André met intermezzi door de Vlaamse en
Waalse omroepkoren, het kamerorkest on
der leiding van Jozef Vereist en het amu
sementsorkest onder leiding van Franci
Bay.
In een avondprogramma op dinsdag
wordt voorts een klankbeeld over de Bel
gische provincie Limburg onder de titel
„Te Hasselt langs de baan" uitgezonden.
In de loop van dinsdag en woensdag wor
den verschillende reportages betreffende
het staatsbezoek uitgezonden, evenals de
toespraken van Koningin Juliana en Ko
ning Boudewijn bij het galadiner ten pa-
leize. Later in de avond wordt over de
Belgische en de Nederlandse zenders een
gemeenschappelijk beiaax'd-concert uitge
zonden, respectievelijk van het Belfort te
Brugge en de Westerkerk te Amsterdam.
Er wordt een Belgisch-Nederlands litte
rair forum uitgezonden en in een der vele
De beiaard van hel Belfort van Brugge,
wiens bronzen stemmen zich vrijdag met
die van de Amsterdamse Westertoren
verenigen zullen.
muziekprogramma's zal de Koninklijke
Chorale „Caecili" en het knapenkoor van
het Antwerpse Lievenscollege Vlaamse
volksliederen zingen.
Vrijdagavond is er een programma van
Vlaamse poëzie.
Ter gelegenheid van het internationaal
orgelconcours te Haarlem zal eén concert
van de Belgische organist Flor Peeters, die
jurylid is, worden uitgezonden.
Zaterdagavond wordt het Vlaamse hoor
spel „De trein bleef staan" van Jean Mar-
sus uitgezonden.
Totaal zullen in de Belgisch-Nederlandse
week tussen de 40 en 50 uitzendingen aan
Belgische programmapunten worden ge
wijd.
HOOFDINSPECTEUR P. A. PERQUIN, de
Sherlock Holmes van onze Nederland
se „Conan Doyle" die zich Martin Mons
noemt, staat gelijk algemeen bekend voor
niets. In een honderdtachtigtal bladzij
den pleegt hij feilloos de gewiekste schurk
te achterhalen, waar wij met onze handen
in het haar zitten. Enige tijd geleden nog
wist hij in een (natuurlijk) spannend
avontuur de hand te leggen op enkele laf-
felingen, die het in het bijzonder hadden
voorzien op lieden die de vijftig gepas
seerd waren („Het leven eindigt na vijf
tig"). Dat was knap werk, niet zozeer van
de vuige lieden als wel van Perquin, hoe
wel deze rechercheheid wel kon inpakken
als er geen schavuiten waren, die hem in
spitsvondigheid naar de kroon staken.
Maar gelukkig zijn ze er, in alle gewenste
varianten, mannelijke en vrouwelijke,
hoe zou anders een machtig concernmag
naat als Gerrit Hulstein op een zo geheim
zinnige wijze aan een zo onverwacht ein
de zijn gekomen! Men kan geredelijk aan
nemen dat deze zaak nimmer opgehel
derd zou zijn als Perquin niet de „Vier
dode visjes" had ontdekt en daaruit zijn
scherpzinnige conclusies had getrokken.
Geen Monsje laat de Uitg. Mij Sijthoff
het thrillerlievend lezerspubliek ontgaan
en het is er, blijkens het succes van de
Perquinserie, dankbaar voor.
HENRY KNAP, die als Parool-se Abra
ham bliksems goed weet waar hij de
journalistieke mosterd moet halen
heeft hij in een aantal opeenvolgende
boekjes zijn grage lezers niet de vraag
voorgelegd of ze „óók zo autoreden",
„óók zo'n vader", „óók zo'n Sinterklaas"
waren? maakte zijn verteltalent dienst
baar aan werk van ernstiger allure: hij
bewerkte zijn jaren geleden verschenen
roman „Sanatorium" tot een nieuwe, aan
merkelijk sterkere versie, die bij De Be
zige Bij het licht zag onder de titel We
reld in de wereld". Men kan hem niet an
ders dan complimenteren met deze her
ziening. Zijn door en door „klinische",
niettemin menselijke en met opvallende
vaardigheid geschreven roman is nu wel
geen „Zauberbcrg", waarmee Thomas
Mann destijds de Nobelprijs verwierf,
maar dan toch een boek dat een unieke
plaats in onze letteren inneemt.
EN NU DE VERTALINGEN, die het le
zen, soms zelfs het herlezen, waard zijn.
Van de eerste orde is de Italiaanse ro
man „De brieven uit Capri" van Mario
Soldati (uitgave Manteau, Brussel), waar
de psychologische ondergronden van een
buitenechtelijke passie in hun wisselwer
king met de huwelijkstrouw overtuigend
en ontroerend worden gepeild, een boek,
waarin het geweten en de hartstocht el
kander bestoken, een boek dus van een
achtenswaardige morele strekking en een
onbetwistbare litteraire waarde. Van Sol-
dati's landgenoot Ignazio Si lone, geënga
geerd schrijver bij uitnemendheid, ver
scheen bij De Arbeiderspers een verta
ling van „II segreto di Luca" („Het ge
heim van Luca"), zijn eerste niet-politie-
ke roman, waarin hij, niet bezwaard nu
door de hachelijke actualiteit, zijn vertel-
gaven de vrije teugel kon laten, reden
waarom de schrijver van „Bloed en Wijn",
„Fontamara" enzovoorts, voor het eerst
ten volle aan zijn trekken kon komen.
Doorspekt met politiek is „Die Gezeich-
neten" van Willi Heinrich, waarvan bij
Kroonder een nauwgezette vertaling van
mevrouw W. Wielek-Berg het licht zag on
der de titel „Vliegen in de zalf". Heinrich
schildert in zijn hier en daar nogal on
waarschijnlijke en propvolle roman een
West-Duitsland, waarin het nazi-gif on
verminderd voortvreet. Wie aan het twij
felachtige Hitler-verleden van nieuwge-
bakken democraten, nieuwbebuikte bour
geois of zich veilig nestelende hoge ambte
naren durft te raken, wordt de mond ge
snoerd, als het maar even kan met be
hulp van lucratieve betrekkingen. Na-
architect en trouw echtgenoot plotseling
in liefde ontvlammen voor een vrouw die
hem mateloos betovert, maar zijn liefde
allerminst waard is Joeg hij een illusie
na, was het enkel romantiek die hem
begoochelde? Hunter besluit met een tra
gisch einde en laat het oordeel, de keuze
tussen schuld en onvermijdelijkheid, aan
zijn lezers.
Onderhoudende lectuur bieden de
romans van Archibald Cronin en
Catherine Gaskin, respectievelijk „Het
Noorderlicht" en „Strijd en erfdeel"
(Sijthoff), min of meer actueel de eerste,
historisch georiënteerd de tweede. Cronin
laat het verzet van een plaatselijk, nogal
conservatief dagblad tegen de plaatsing
van een kernreactor zo goed als breken
door de sluwe campagne van de machti
ge Londense pers. Door deze zakelijke in
trige heen vlecht hij echter het „indivi
duele" verhaal van een dubieus verleden,
waaraan de liefde debet is, en wel zó dat
hij een verrassend slot in petto kan hou
den. Cronin peilt, zoals men weet, niet
diep, maar hij vertelt met de geroutineer
de vlotheid van de typische „roman"-
schrijver. Catherine Gaskin zoekt en vindt
haar kracht in de romantiek: een oud
landgoed, een erfenis, liefde allicht, het
avontuurlijke van een bont gezelschap
tuurlijk zijn er honderden gelijk deze
„landraad Schneider", natuurlijk wórdt
er gekuipt en onderkropen, maar zo is
niet „de" Bondsrepubliek, zo is niet „de"
Duitser-van-nu, zelfs niet de „gemiddel
de Duitser". Heinrich overdrijft, ten dele
met het goed recht van de satirieke kari
katurist, ten dele ook ten koste van de
overtuigende kracht van zijn waarschu
wend en stellig moedig protest. Hoe dan
ook, het is boeiende lectuur. Luise Rin
ser. wier roman „De zondebok" bij Leo
polds Uitg. Mij in een goede vertaling
verscheen, behoeft nauwelijks nog een
aanbeveling. Met haar onovertroffen ,jDie.
glasernen Ringe" en haar aangrijpende
novelle „Jan- Lobel aus Warschau" was.
haar naam gevestigd, ook in Neder
land. Deze katholieke schrijfster, die de
zedelijke levenswaarden hooghoudt, sym
boliseert in het „misdrijf" van „De zonde
bok", van de oude dienstbode Martha
gepleegd om uit liefde „haar kind" te
wreken de betrekkelijkheid van het
menselijk oordeel over goed en kwaad.
Eenzelfde thema, getransponeerd tot een
dissonant van de huwelijkstrouw, koos
Evan Hunter die zich terecht een naam
verwierf met zijn onthullende romans
over de Amerikaanse nozemjeugd („De
Tuchtelozen" en „De Verslaafden")
tot onderwerp van zijn „Strangers when
we meet". Sijthoff presenteerde daarvan
een vlotte vertaling van J. Kliphuis („Wij
zullen vreemden zijn"). Op een nu eens
aannemelijke wijze laat Hunter een jong
Jahwe moet offeren. Jefta boet met het
hoogste offer dat hij kan brengen, Israël
echter „werd verzameld tot zijn vaderen".
Wat het afgezien van de vele compo
sitorische en creatieve kwaliteiten, die de
ze roman tot groot werk stempelen be
tekend moet hebben om uit een archaïsch
verleden het wezenlijke van een volk, van
een cultuur op te roepen, beseft men pas
na het lezen van een eminent studiewerk
als dat van Samuel Noah Kramer, hoog
leraar in de Assyriologie (Philadelphia),
in een prachtige, rijk geïllustreerde be
werking van drs. I-Iouwink ten Cate bij
Sijthoff verschenen onder de titel „De ge
schiedenis begint met de Sumeriërs". Een
zo grondig gedocumenteerd werk, waarin
alle aspecten van de Sumerische cultuur
aan de hand van de bewaard gebleven let
terkundige schrifturen (o.a. het Gilga-
mesj-epos) helder en boeiend worden be
licht, verdient een plaats in de biblio
theek van iedere litteratuurminnaar en
historicus.
C. J. E. Dinaux
van uitgewekenen en smokkelaars het
verhaal speelt ten tijde van de Franse Re
volutie aan de Engelse Westkust dat
levert, in de juiste verhouding gemixed,
een leesstof op waarmee men met on
verdeeld genoegen een paar avonden
zoekbrengt. „Stijd om om een mens" van
Robert Traver (Sijthoff) biedt alle span
ning van het mysterie-verhaal: de ge
schiedenis van een moordaanslag, waar
van de psychologische achtex-gronden tij
dens het vooronderzoek en de terechtzit
ting glashelder worden ontleed. Tx-aven is
raadsheer van het Amerikaanse Hoog Ge
rechtshof; hij gchrijft uit ervaring en hij
schrijft indringend, zodat men na de lec-
Auur van. een. enkel -hpofdstuk al tot de con
clusie komt. iets andex-s in handen te heb
ben dan de gangbare „thx-illei-".
EEN VERTALING wil ik met bijzonde
re nadruk aanbevelen: ten eerste omdat
de stof zelfs aan een zo ervaren schrijver
als Lion Feuchtwanger auteur van „Jud
Süss", „Die Geschwister Oppenheim" en
„Waffen für Amex-ika" de hoogste eisen
gesteld moet hebben, bovendien omdat de
vertaling van dra. M. G. Schenk een eer
volle vermelding verdient. In „Jefta en
zijn dochter-" (Boekerij. Baax-n) recon
strueert Feuchtwanger, aan de hand van
de spaai-zame gegevens die het Oude Tes
tament vex-strekt en grotendeels aangewe
zen dus op zijn dichtexdijke intuïtie, het
leven van dé bastaai'd Jefta, die krach
tens zijn gelofte zijn dochter Jaala aan
IN HET FYSISCH-CHEMISCH instituut
TNO te Utrecht, dat onder leiding staat
van dr. W. M. Smit, houdt men zich bezi?
met fundamentele en praktische onder
zoekingen aangaande fysische scheid'.ngs-
processen en pi'ocessen voor zuiveren of
concentreren van stoffen. Ook besteedt het
instituut veel aandacht aan fysisch-chemi
sche bepalingsmethoden onder ander?
voor de bepaling van de zuiverheid van
allerlei stoffen.
De door het instituut ontworpen en ver
vaardigde standaarden voor temperatuur-
meting met zogenaamde „ijkampullen die
niet alleen in Nederland, maar ook in vele
andere Westeuropese landen en zelfs 'n de
Vex-enigde Staten van Amerika gebruikt
worden, vallen op door hun eenvoud. Deze
ijkampullen zijn eigenlijk niet veel meer
dan dichtgesmolten flesjes, voorzien van
een diepe instulping in de bodem, die over
eenkomst vertoont met de „ziel" van een
wijnfles. In de ampul bevindt zich een of
andere uiterst zorgvuldig gezuiverde stof.
waarvan het smeltpunt van te vox-en nauw
keurig is vastgesteld. De te ijken thermo-
metei wordt nu met zijn kwikbol in het
„zieltje" van de ampul geplaatst, waarna
men het geheel verwarmt. Wanneer de stof
begint te smelten, blijft de temperatuur in
de ampul enige tijd constant en daar men
weet bij welke temperatuur het smelten
aanvangt, behoeft de ijker de thermometer
maar af te lezen om te zien of deze juist
i-eg)streei"t. Met deze ijkampullen kan
iedere chemicus in eigen laboratorium
zijn thermometers ijken en onder dezelfde
omstandigheden als waarin hij deze ge-
bi'uikt. De kosten van zulk een ijking be
dragen een fractie van een complete ijk-
installatie en de leden van het Fysisch-
Chemisch Instituut TNO zeggen dan ook
wel gekscherend dat zij „een temperatuur
in een flesje verkopen".
ONDANKS DE eenvoud van deze ijk-
methode is hiermede een nauwkeurigheid
van enkele honderdsten graden te be
reiken. Het instituut brengt dertig ver
schillende ampullen in de handel, waar
var. de laagste smelttemperatuur ligt bij
14,5 graad Celsius en de hoogste bij 330
graden Celsius. Dit betekent, dat men om
de tien graden een ijkmogelijkheid neeft.
Als gevolg van een voorstel van het
Nationaal Bux-eau of Standards te Wash
ington zal het instituut binnenkort een
serie van zijn tempei-atuurstandaai'den
uitwisselen met die van het officiële ijk-
bureau van de Vex-enigde Staten.
Decoratieve planten vormen één geheel met de woning architectuur.
WIE EEN BESCHRIJVING van het Japans huis leest, is meestal verbaasd,
dat deze van hout en papier gemaakte huizen rechtop blijven staan in een
land, waar de aarde ongeveer twintig keer per dag beeft en waar windvlagen
en stormen veelvuldig voorkomen. Het staat echter zo vast als een huis, dat men
in deze woningen, die er zo gammel en onzeker uitzien, beslist even veilig en
plezierig leeft als de gemiddelde Engelsman of Fransman in zijn stenen huis.
De Japanse architectuur, die gebaseerd is op „hout en papier", is goed aangepast
aan het klimaat en de levensgewoonten. Door de eeuwen heen heeft zij een hoge
graad van perfectie bereikt en vele van haar kenmerken hebben de moderne
architectuur in het Westen beïnvloed. In alle vormen van menselijke expressie
en zeker niet het minst in die van de architectuur speelt het klimaat een belang
rijke rol. In de eerste, plaats bepaalt het de keuze van het materiaal. In Japan
waar heel weinig klei of steen is, moet een huis vele openingen hebben en
ruimtes om de grootste „vijand", de mist te kunnen weerstaan. Mist namelijk
doet in dat nederige door de zee omringde land het hout rotten en de kleren en
andere voorwerpen schimmelen, wanneer er niet voldoende frisse lucht circuleei-t.
MAAR IN DE HOUTEN GEBOUWEN
waarvan de basis woi'dt gevoi-md door pi
laren en balken inplaats van muren en ge
welven zoals in Europa kan de ruimte tus
sen de pilaren vrijgemaakt worden zonder
het huis in gevaar van instorten te bren
gen. Omdat het gewicht van het dak niet
meer op de muren rust kan hun rol tot
het minimum beperkt worden. Grote
schuifdeuren, die het interieur van het
exterieur scheiden kunnen opengeschoven
of zo nodig geheel verwijderd, wox-den.
Deze deuren treft men ook binnenshuis
aan. In dit opzicht vei'tonen de oude Ja
panse huizen veel overeenkomst met de
moderne architectuur van het Westen.
WANNEER EEN HUIS WEERSTAND
kan bieden aan de dooi-dringende voch
tigheid van het Japanse klimaat, moet de
frisse lucht niet alleen binnen het huis cir
culeren, maar tevens onder net huis, om
het hout, voorzover het dooi de mist kan
worden bereikt, voor verrotting te behoe
den. Daarom zijn de Japanse huizen, die
gewoonlijk maar uit een of twee etages be
staan op palen gebouwd, waartussen de
frisse lucht vrij kan circuleren. Deze
eveneens houten palen hebben een heel
ander doel dan die door Le Corbusier ge
bruikt worden, waar de ruimte onder de
huizen voor menselijk gebruik dient.
Maar in beide gevallen is het resultaat
minstens even aantrekkelijk.
IN IEDER GEVAL nemen de palen on
der het huis het misverstand weg, dat Ja
panners op de grond slapen. Het is waar,
dat zij geen bed hebben, zoals dat in Euro
pa gebruikt wordt. Zij slapen op „futon"
een soort watten matras, die op de grond
wordt uitgespreid en bedekt is met ata-
mi", een dikke stro-matting. Het feit,
dat de vloer van het huis een paar centi
meter hoger ligt dan de grond maken de
bedden zoals ze in het westen zijn, onnodig.
Inplaats van te zeggen, dat de Japanners
op de grond slapen, zou het correcter zijn
op te merken, dat een Japans huis een
groot bed is, waar men op leeft, eet en
werkt. Het is zelfs zo, dat men het huis
in moet gaan zonder schoenen; deze moet
men bij de deur uittrekken. In de om
gangstaal spreekt men niet over „het huis
ingaan", maar „het huis opgaan".
HET GEBRUIK VAN „TATAMI" om
vloeren van de belangrijkste kamers mee
te bedekken, is eveneens karakteristiek
voor de Japanse ax-chitectuur. Mensen uit
het Westen weten dat het de gewoonte
van Japanners is op die matting te hur-
ken, maar deze „tatami" speelt nog een
veel belangrijkere rol. Deze mattingen
hebben namelijk een vastgestelde vorm en
maat, zodat zij kunnen worden gebruikt
als een standaard maat, of „modulor" zo
als Le Corbusier zijn standaardmaat
noemt.
AL DE KAMERS ZIJN ontworpen in
overeenstemming met de tatami-maat.
Wanneer men zegt hoeveel tatami er in
een kamer ligt kan men zich onmiddellijk
de vorm en gx-ootte van dat vertrek voox--
stellen. En niet alleen de voornaamste
vex-trekken, maar ook andere delen van
het huis, de gangen en de keuken etcete
ra zijn zo ontworpen.
DEZE WIJZE VAN BOUWEN heeft de
manier van leven in Japan sterk beïn
vloed. Apai-te vertrekken zoals die in het
Westen voorkomen kent men in Japan
niet. Ook de Japanse voorouders hebben
er nooit over gedacht sloten op deuren te
bevestigen. Zelfs een kind kan alles ge
makkelijk opendoen. In dit verband is het
gemakkelijk te begrijpen waarom het fa
milieleven in Japan zo belangrijk is. Het
gezin is de kern van de Japanse maat
schappij en het symbool yan het Japanse
huis.
De in 1957 overleden pottenbakker Just
an Deventer had een hekel aan de dx'aai-
•hijf, die hem teveel beperkingen in zijn
unstuiting oplegde. Hij legde zich toe op
het eeuwenoude handkneedwerk en onder
wees deze kunst op de cursus pottenbak
ken, welke hij met dr. Theo Dobbelman
aan de Haagse Vrije Academie leidde, en
op de Koninklijke school voor Kunst en
Kunstnijverheid in Den Bosch, waaraan
hij als ieraar was verbonden.
Dit „vrije pottenbakken" heeft door het
initiatief van Just van Deventer opnieuw
ingang gevonden, getuige de tentoonstel
ling, die zijn vrouw Emmy van Deventer-
Molt en zijn oud-leerlingen in „Arti et
Amicitiae" in Amsterdam hebben inge
richt. Het handkneedwex-k is een tijdro
vende techniek, die hiex-door tot een klei
ne groep niet-commerciële kunstenaai's
beperkt blijft. De werkstukken worden uit
rolletjes klei opgebouwd en vervolgens
met de vingers bewex-kt alvorens zij in de
oven gaan.
De expositie toont een groot aantal scha
len en vazen van Van Deventer en tal van
werkstukken van zijn echtgenote, wier
glazuux'techniek treffend is. Opmex'kelijk
is, dat de leerlingen van Van Deventer
vaak met deze ha"ndkneedtechniek als ba
sis een eigen toepassing hebben gevonden,
onder meer in de vorm van mozaïkwerk.
De expositie is tot 12 juli geopend.
Compositie van Hans Kox. Hiertoe
looi- het cultuurfonds Buma in staat ge
steld, heeft „Jeugd en muziek" aan de
negenentwintigjarige Nederlander Hans
Kox opdracht kunnen verlenen tot het
schrijven van een werk ter aanvulling van
het repertoire van het Nationaal Jeugd
orkest. Kox heeft thans zijn compositie
voltooid, een driedelig concert voor oi'kest.
Het. zal voor het eerst op 30 december door
het N.J.O. in het Concertgebouw in Am
sterdam worden gespeeld.