Monumentenzorg: doorgeven van het verleden aan de toekomst TENTOONSTELLING IN DELFT LAAT ZIEN WA T GERED WERD VAN VER VAL Erbij Gelijke monniken Harde feiten Opdracht Wedergeboorte van geschonden schoonheid ZATERDAG 18 JULI 1959 PAGINA TWEE De scheve toren van Delft staat al jaren in de steigers. Misschien heeft het dagelijks uitzicht op dat minutieuze monnikenwerk de directeur van het er tegenover liggende museum „Het- Prinsenhof' wel op de gedachte bracht eens een zomertcntoonstclling samen te stellen over het onderwerp monumentenzorg. In elk geval had hij daarmee tenminste één stuk in natura hij de hand, want kerken, kastelen, poorten, huizenmolens, boerderijen en torens kan men slechts door middel van afbeeldingen binnen de gezichtskring van de belangstellenden brengen. De tot 15 augustus geopende expositie bestaat dan ook voor een groot deel uit foto's zoveel foto's dat men dankbaar is voor de aanwezigheid van de met wierook zwaaiende engelen beschilderde sluitwanden van de in de Sint Baaf van Aardenburg gevonden sarcofagen, voor het brok vijftiende-eeuwse muurschildering van de toren van Ovezande en zelfs voor de larve van de huisboktor, die samen met het. door die vernieler aangevreten stuk hout van de Maastrichtse Sint Servaas nu O in één vitrine de afschuw der bezoekers opwekt. Die huisboktor vertegenwoordigt hier eigenlijk de tand des tijds. Hij is een soldaat in het, grote leger dat de nimmer eindigende slijtageslag uitvoert tegen alles wat mensenhanden maken. Zwam en wormen verteren de dikste balken, ijzer verroest, houtwerk verrot, de gammel geworden ankers ontwrichten de muren. De mens zelf verleent de natuur vaak hand- en spandiensten. Een achteloos weggeworpen lucifer of een bewust geleid projectiel veroorzaken de brand die een eind maakt aan het bouwwerk, dat gisteren nog drommen toeristen trok, toeristen waarvan het verkeer de zwaarste funderingen uit de voegen rammeit. De rijksdienst voor de Monumentenzorg, gesecondeerd door de velen die, vaak in verenigingen als „Ilcndrick de Keyser" en „Vrienden der Gelderse kastelen' samen optrekkend, voert, al jaren lang een defen sieve strijd, tegen de krachten der vernietiging. De tentoonstelling in het Delftse Prinsenhof getuigt van vele schitterende overwinningen welke daarbij sinds de bevrijding werden behaald. J. H. Borbman :en wanneer zij üeuwe schoonheid ir 'e plaats weet t' tellen, voor datgen vat moest worde ogegeven. Wanner ize verkeersdoo' raken tevens diens aar worden gemaal an het raffinemen an ons stadsbeeld e mgs de nieuwe stra en en pleinen bouw /erken verrijzei velke geen kopie zij; an de gouden eeuw \aar waarlijk repre 'ntatief voor d vintigste eeuw, bi ïoeven wij ons vo ulk een beleid n r schamen. Een kaart met rode speldeknoppen wijst de plaatsen van die wapenfeiten aan. In Haarlem zeventien, in Zandvoort en Wijk aan Zee één, in Beverwijk twee rode spel deknoppen. De blauwe duiden op nog in uitvoering zijnde restauraties: Haarlem is met dertien spelden, Vijfhuizen, Heem stede, Zandvoort en Velsen elk met één knop vertegenwoordigd. Ten slotte is et- een kaart met goudbruine spelden voor de monumenten waarvan de restauratie drin gend is gewenst: veertien in Haarlem, een in Bloemendaal, een in Lisse. Op al die kaarten is Amsterdam met de dikste mop spelden present. Toewijding, geduld en geld: ziedaar de drie factoren welke door het in het Prin senhof bijeengebrachte materiaal zicht baar worden gemaakt als voorwaarden voor een verantwoorde Monumentenzorg. De toewijding staat terecht voorop, want zonder het besef dat onachtzaamheid je gens de herinneringen aan het verleden de toekomst verarmt, wordt monumenten zorg een loos begrip. Die toewijding ver onderstelt intussen ook vakkennis en goe de smaak: dat is in de eerste periode van het herlevend gevoel voor het oude wel eens vergeten. Het geduld is het wezen van elk restauratiewerk: het zoeken naar de juiste materialen, naar de oorspronke lijke kleuren en versieringen, het nauw keurige bewerken van de oude handvorm stenen. Dat geldt niet alleen voor het her stel der gebouwen, maar ook voor de re habilitatie der inventaris. Het prachtige wandtapijt „Narcissus" uit Nijmegen en een „Verdure" uit Maastricht getuigen van de verdienstelijke vlijt en de prijzens waardige ambitie van de Haarlemse werkplaats voor herstel van antieke tex tiel. Monumentenzorg werkt zonder aanzien des gebouws, noch des persoons die er de eigenaar van is. Zijn activiteit strekt zich even goed tot de rijzige kerktoren als tot de nederige boerenhoeve, het eens zo luis terrijke jachtslot verheugt zich evenzeer in zijn belangstelling als de burgerwoning die betere dagen heeft gekend. Ja zelfs ruïnes koesteren zich in liefde van Monumenten zorg, want een mooie ruïne is altijd nog beter dan een puinhoop: men kan het in Delft waarnemen door de foto's van de gerestaureerde Berkelpoortfragmenten in Zutfen te vergelijken met de lijdensweg van het kasteel Schaesberg, waaraan de Duitse eigenaar Graf von Schaesberg- Kricken zich niets gelegen liet liggen. Het is meestal zo, dat 't niet alleen gaat om objecten met een eigen cultuurhisto rische waarde, maar die tevens een onver vangbaar element vormen in landschap of stadsbeeld. Een rij huizen, waarvan de op- x-nerkelijke waarde uit een oogpunt van Monumentenzorg niet eens opmerkelijk behoeft te zijn, kan als totaliteit bepalend zijn voor het aspect van straat of plein. Sloping van één exemplaar uit de reeks kan een bekoorlijk stedebouwkundig ac cent voor goed vernietigen. Een doeltreffend functionerende stede lijke monumentenzorg is daarom een eerste vereiste. Ir. R. Meischke noemt in zijn inleidend artikel tot de catalogus van de Delftse tentoonstelling Haarlem onder de weinige steden waar een begin is ge maakt met dat onderdeel van gemeente lijke zorg. In Haarlem valt inderdaad nog heel wat te doen, want de toestand van heel wat waardevolle panden, die zich in particuliere handen bevinden, eist drin gend voorziening, zoals bijvoorbeeld dat mooie huis Donkere Spaarne 56. En de restauratie van het Stadhuiscomplex zal een werk van lange adem worden, dat nauwgezette studie, volhardende arbeid en scherp inzicht in de geschiedenis en in de esthetische ontwikkeling zal vergen. Want dat is het grootste belang van een dergelijke stedelijke monumentenzorg: er wordt niet incidenteel gewerkt, naarmate er zich min of meer toevallig 'n mogelijk heid voordoet, maar er wordt gestreefd naar samenhang en continuïteit. Een ander goed voorbeeld wordt door Maastricht ge leverd met zijn rehabilitatieplan voor 't Stokstraatcomplex, waarover wij in het begin van 't vorig jaar uitvoerig schreven. Een maquette van dat belangwekkende project is aanwezig. Maar juist daar heeft men met de economische zijde van de monumentenzorg te kampen, een nijpend probleem dat wij straks aansnijden. Is een gemeente te klein om een eigen dienst voor dit doel te stichten, dan zal intergemeentelijke samenwerking of pro vinciale activiteit uitkomst moeten bren gen. Engeland is met zijn National trust daarin voorgegaan, in Zeeland is de schil derachtige miniatuurgemeente Sint Anna- ter-Muiden bij Sluis gevolgd. Het dorp wordt door een gezamenlijke krachtsin spanning behoedt tegen een modernisering welke het oorspronkelijke karakter on herstelbaar zou bederven. Bij alle waardering voor het. werk van Monumentenzorg en de erkenning van de noodzaak ervan mag men zijn ogen toch niet sluiten voor een paar harde financië le feiten. Minister Cals heeft in zijn ope ningsrede tot deze tentoonstelling enige nuchtere getallen genoemd. De restaura tie van de kerk te Monnikendam kost twee miljoen gulden, van de Oude kerk in Am sterdam vier miljoen, van de Nieuwe kerk eveneens vier miljoen, van de Portugees- Israelitische synagoge in Amsterdam één miljoen, van de toren van de Grote kerk in Breda bijna drie miljoen, van de toren in Brielle één miljoen, van de toren in Dordrecht tweeëneenhalf miljoen enzo voort, enzovoort, enzovoort. Daarbij die nen nog de restauraties ten gevolge van oorlogsschade te worden genoemd, zoals de ruim twaalf miljoen voor herstel van de Sint Laurenskerk en -toren te Rotter dam, ruim twee miljoen voor de kathe draal van Roermond, ruim vier miljoen voor de Sint Stevenskerk in Nijmegen ruim zeven miljoen voor de Sint Eusebius- kerk en -toren in Arnhem, ruim drie mil- s> joen voor het stadhuis van Middelburg. Een optelsommetje brengt ons in de buurt van de vijftig miljoen en dat nog maar voor een selectie uit de spectaculai re gevallen. Vijftig miljoen betekent een jaarlijkse vaste last van ten naaste bij drie miljoen, een halve eeuw lang. Of, om hel met een individueel voorbeeld te illustre ren: de hervormde gemeente van Amster dam zou ten gevolge van de restauratie van de Oude en de Nieuwe kerk jaarlijk. meer dan vier ton aan rente en aflossinf moeten opbrengen v/anneer zij niet royaa door de overheid zou worden gesteund. Dat betekent niet anders dan dat mei bij het monumentenzorgbeleid bijzonde; zakelijk, vaak zelfs in de betekenis var commercieel te werk zal moeten gaar. Vooral zal men zich ervan bewust moeter worden, dat het een financiële onmogelijk heid is alles te restaureren en te brhou den. Men zal een keuze dienen te make; waarde van de te restaureren bouwwer ken beslissend dient te zijn. Om elk mis waarbij uiteraard de cultuurhistorisch' verstand uit te sluiten: de hier genoemde objecten zijn natuurlijk voor geen discus sie vatbaar. In twijfelgevallen kan de han delswaarde welke het gerestaureerde pand eventueel heeft bijvoorbeeld als restaurant, om een passend woord te ge bruiken beslissend zijn voor de vraag of men al of .niet tot herstel dient over te gaan. In alle gevallen, waarin de cultuur historische waarde van betrekkelijk be perkte aard en de toekomsmogelijkheden illusoir zijn, zal men redelijkerwijs tot af braak moeten besluiten. De verantwoordelijkheid voor deze pijn lijke operatie ligt minder bij degenen die haar thans moeten uitvoeren dan wel bij een vorig geslacht, dat in zijn geestelijke en materiële liefdeloosheid jegens de waarden uit het verleden zoveel noodzake lijk onderhoud heeft nagelaten en boven dien zijn sloopwoede zo ongebreideld bot vierde, dat wij thans genoopt zijn dubbel voorzichtig te worden met het opofferen van oude gebouwen, dat wij moeten be sluiten tot het behoud van monumenten, VAN DE VELE voortreffelijke foto's welke op de aan de Monumentenzorg gewijde tentoonstelling in het Delftse Prinsenhof het „voorheen" en „thans" in beeld brengen reproduceren wij hier een aantal. Hier naast het landelijke kerkje van Ressen met zijn tuf stenen romaans schip, dat de 1944 ernstig door oor logsschade werd getroffen en onder leiding van architect A. van der Kloot werd gerestaureerd. Links beneden aan de pagina toestand van de romanogoti- sche kerk van Bierum, waarvan het herstel al in 1934 gewenst werd wegens verzakte fundering, uit hun verband wijkende muren en door klimop aangetaste luchtboog. Tijdens de oorlog werd de toren bescha digd, hetgeen de restauratie bespoedigde. Op het koorgewelf kwamen figurale schilderingen tevoor schijn. Rechts boven de rijke gevel van een voormalig wachthuis der ruiterij te Zutfen. Voor enige jaren was het pand tot garage gedeformeerd, men heeft het nu naar tekeningen van 1780 gerestaureerd. Tenslotte hierboven het zeventiende eeuwse pakhuis op de hoek van de Amsterdamse Singel, dat in 1955 door architect IJ. Kok werd gereconstrueerd. De houten stijlen van de onderpui waren verrot, de natuur stenen bedekking van de trapgevel stukgevroren, de vensters gedenatureerd. Bij het afpellen van de gevel kwamen voldoende gegevens aan het licht voor de wederopbouw van de onderpui. welke een eeuw geleden van het tweede plan werden geacht Er hangen op de tentoonstelling in hc Delftse Prinsenhof een aantal schilde schilderijen en een aantal tekeningen wel ke althans de herinnering bewaren aar wat eens kleur en accent verleende aan het landschap. Er hangt een Berckheyd' uit het Frans Halsmuseum met een ge zicht op het vroegere Elswout, er zijn twee mooie Saenredams van de afgebro ken Sint Mariakerk te Utrecht, twee Jan sons vereeuwigen het slot van Heemstede en het „Huis te Swanenburg", waarvan d gevel althans in het complex van de Half wegse suikerfabriek is terug te vinden De tekeningen van Jan de Beyer tonei hoeveel merkwaardigs verloren ging toe; in 1794 een brand het pralerige slot Ba tenburg verwoestte, hoeveel wij missen i: het verdwenen Huis Schonauen, het kas teel te Buren, de bizarre ridderhofsta Oud-Wulven op haar terp en in het in 194 door oorlogsgeweld zo zwaar getroffc Zuidenstein. En dan verheugen we ons t meer in de zo voortreffelijke resultater van de restauraties van het kasteel Door nenburg bij Bemmel en het Huis te Her- nen bij Dussen, waarvan bij de bevrijding slechts puinhopen over waren. Wanneer wij de Nederlanders van d' negentiende eeuw verwijten, dat zi; maar raak sloopten, doen wij dat voöra omdat zij tevens verstek lieten gaan bi het scheppen van vervangende schoon heid. Ongevoelig jegens datgene wat hun werd overgeleverd, toonden zij zich bo vendien onbekwaam in hun eigen artis tieke expressie. Maar nu wij dit tekort zo scherp onderkennen legt ons dat ook verplichtingen op. Ook wij zullen, door fi nanciële of technische noodzaak of door de eisen van economie en verkeer ge dwongen, aan slopen niet kunnen ontko men. De huidige generatie zal zich in de ogen van haar na komelingen slechts kunnen rechtvaardi-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1959 | | pagina 16