ten Jiamea aan tien ton
Washington: een hoorn des
overvloeds van nieuws
UNIEKE AANWINSTEN VOOR HET SCHEEPVAARTMUSEUM
Voor 1.200 journalisten staan 3.000
regeringsvoorlich ters gereed
Erbij
Kort verhaal door
Lizzy Sara May
ZATERDAG 25 JULI 1959
PAGINA T W E U
(Van onze correspondent in Washington)
Washington, de hoofdstad van de Ver
enigde Staten, heeft slechts één industrie:
politiek. Vele politici hebben slechts een
ideaal: publiciteit. Deze situatie maakt de
vertegenwoordigers van pers, radio en
televisie in deze stad tot de meest ver
wende en tegelijk de meest overbelaste
rapporteurs ter wereld. Zowel voor de
Amerikaanse journalisten als voor de
buitenlandse correspondenten levert de
sfeer van Washington tegelijk gevaren en
buitenkansen op. Voor de Amerikanen zijn
de gevaren wellicht het grootste. Buiten
landse journalisten zijn, door het kleine
re formaat van hun kranten en door de
telegraafkosten, wel gedwongen een vér
gaande selectie te maken in hun onder
werpen en op de juiste selectie uit de
Washingtonse journalistiek.
Het peil van de beste Amerikaanse jour
nalisten is uitzonderlijk hoog en het is op
vallend, dat vrijwel steeds individuele
prestaties het beste journalistieke werk
opleveren. Wanneer men kroniekschrij
vers leest als Walter Lippmann of Mar
quis Childs, wanneer men de artikelen
volgt van James Reston en Chalmers Ro
berts, dan beseft men van deze indivi-
dueel-werkende journalisten meer op te
steken dan bij voorbeeld van de door te
veel koks bereide, opgeklutste en kunst
matig gekruide artikelen in Time en der
gelijke weekbladen.
De waarlijk grote Amerikaanse journa
listen en er zijn er gelukkig meer dan
het genoemde viertal dragen veel bij
tot een zo goed mogelijk functioneren van
de Amerikaanse democratie: zij leveren
een belangrijke bijdrage tot de vorming
van een politiek-goed-geïnformeerde,
geestelijke elite. Zij karnen de room van
Amerika's publieke opinie: een verlichte
mening, die niet is voortgekomen uit
emotie, doch uit inzicht.
Het is kenmerkend voor vrijwel alle goe
de journalistiek dat deze het gevolg is
van selectie, van „de fijne neus", die
speurt naar datgene waar het op aan
komt. Helaas zijn de meeste Amerikaan
se kranten als geheel veel minder se
lectief. Het klinkt voor Europeanen mis
schien wonderlijk, maar de Amerikaanse
kranten hebben vaak te veel ruimte
voor kopij. Zij hebben doorgaans ontzag
lijk veel advertenties en proberen die zo
veel mogelijk te omlijsten met journa
listieke berichten en artikelen. Vandaar
dat de Amerikaanse krant dagelijks een
stroom kopij aankan en dat geeft de naar
publiciteit hunkerende politici een prach
tige kans om in de krant te komen.
Vooral een verslaggever in het Kapitool
zal aan kopij zelden gebrek hebben. Pu
bliciteit wordt door vele leden van het
Congres beschouwt als de meest betrouw
bare verzekering voor een publieke car
rière. Vandaar dat hun assistenten voort
durend in de weer zijn perscommuniqués
te geven, vandaar ook, dat een Congres
lid zich gaarne door een verslaggever uit
de zaal laat roepen en altijd wel bereid is
een verklaring af te steken. Radio en tele
visie, die azen op alles wat „stem" en
„gezicht" heeft, bieden het Congreslid nog
extra kansen om in het nieuws te komen.
Vaak echter bestaan er tegenstellingen
tussen Congres en regering. Vooral sedert
1954, toen het congres in meerderheid De
mocratisch werd naast een Republikeinse
regering. Het is daarom begrijpelijk dat
ook de departementen trachten hun ziens
wijze in het nieuws naar voren te bren
gen. Het gevolg is reeksen regerings-in-
formateurs (bijna drieduizend voor 1200
correspondenten), stapels informatie
bulletins enzovoort. Een journalist in
Washington heeft een grote prullemand
nodig, maar ook een grote schaar om uit
te knippen wat van belang kan zijn. In die
stroom van mondelinge en gedrukte me
dedelingen kan men vaak wedijver ont
dekken, die op zichzelf nieuws bevat:
de luchtmacht, tracht de vloot of het leger
de loef af te steken, het State Department
probeert eventuele oppositie ;n het Con
gres bij voorbaat de wind uit de zeilen te
nemen enzovoort.
Kortom, men kan gemakkelijk verdrin
ken in Washington's informatiestroom.
Maar wie zich niet laat meesleuren heeft
een nieuwsbron, de uniek is in de wereld.
ONDANKS DE NIET TE overbruggen
kloof tussen de Capulets en de Montagues
zal het verschil in levenssfeer tussen bei
der families wel niet noemenswaard ge
weest zijn. Hun afstand werd voorname
lijk gevormd door een abstracte haat en
niet het verschil in kapitaal of onroerend
goed. Ze waren beiden van adel, bewoon
den een groot landgoed met een kasteel
en beiden gehoorzaamden zij aan dezelf
de conventies en hetzelfde protocol. En
beide verveelden zij zich en zij doorbraken
die verveling door zo nu en dan eens uit
moorden te gaan... Hoe wonderlijk sim
pel was die tijd! En hoe ingewikkeld is
de onze.
Bob en Daisy behoren beiden tot de zo
genaamde middenstand, maar ze hadden
best op twee verschillende werelddelen
kunnen wonen. Wat betekent midden
stand immers, winkeliers, fabrikan
ten, renteniers, boekhouders, leraren
artiesten, etcetera. Maar neem nu eens
het verschil tussen een fabrikant en een
leraar, of een artiest en een rentenier. De
kloof die Romeo en Julia scheidde was
maar een streepje vergeleken bij de kloof
tussen Bob en Daisy's families. Bob, zoon
uit een ambtenaarsgezin waarvan de va
der overleden was, Daisy dochter van een
kunstschilder van wie de vrouw overle
den was. Bob tweedejaars student rech
ten, Daisy kunstnijverheidsscholiere. Bob
ernstig, plichtsbewust en uitgerust met
een soort galgehumor. Daisy nonchalant,
speels en toegerust met de andere kant
van de galgenmedaille, de „gein". Bob,
tweeëntwintig jaar, werd „kort" gehou
den door zijn „mama", een dame met een
lorgnon en een jour. Daisy genoot een gro
te vrijheid en maakte van die vrijheid een
ernstige bezigheid, dat wil zeggen „ze kon
hem aan".
Zo lagen de kaarten dus op tafel.
ZE LEERDEN ELKAAR kennen in Dai
sy's twintigste lente en werden onmiddel
lijk verliefd op elkaar, zo verliefd, dat ze
binnen een week handje in handje liepen
en dus onafscheidelijk waren, wat
meesmuilend door mama bekeken werd
en laconiek door Daisy's vader, door haar
Bartje genoemd.
Nee, Daisy was voor mama een onmoge
lijk iets, een wezen uit de onderwereld.
Iemand die alleen in toneelstukken en ro
mans bestond, maar verboden was in het
werkelijke leven. Iets wat Daisy de en
kele maal dat ze bij mama op bezoek kwam
in de verleiding bracht om Bob „mijn Ro-
me-otje" te noemen. Hoewel de duistere
zin van deze benaming aan mama's sim
pele geest ontsnapte.
IK HEB ME EEN BEROERTE ge
lachen. vertelde Bob op een dag aan
Daisy. Ik kom vanmiddag thuis. Mama
heeft haar jour, dat wil zeggen alleen tan
te Wiebet zit op visite. Ik sta in de gang
mijn jas uit te trekken en hoor opeens
mijn naam noemen. Tante Wiebet heeft
het hoogste woord: „Lucie", zegt ze.
„Lucie, je bent stekeblind. Je moet toch
zien wat dat voor een meisje is; je ziet
zo dat zc niet deugt.
En mama: „Natuurlijk zie ik dat, beste
Wiebet, ze heeft veel te veel kleren..."
Oh, viel Daisy Bob in de rede, wat ge
meen! Ik, die altijd alles van iedereen
krijg en het dan verander en....
Zoet nu maar, schatje, zei Bob, laat me
eerst deze „episode" uit vertellen. Ik
bleef staan luisteren in de gang weinig
verheffend, dat geef ik toe want ik wil
de wel eens weten wat de dames verder
te vertellen hadden.
„Lucie", zegt Wiebet, „die japonnen
zijn nog tot daar aan toe maar die fa
milie! Dat artistieke gedoe... En geld
hebben ze natuurlijk helemaal niet. Als
je het mij zou vragen, dan is Bob zeker
goed voor tien ton, ik bedoel voor een
meisje met tien ton..."
„Tien ton", zegt mama dromerig en nog
eens: „Tien ton...' En ik kon me precies
voorstellen hoe ze op dat ogenblik keek.
„Ja", zegt Wiebet resoluut. „Tien ton,
en vind je dat als serieuze moeder niet
genoeg om er een eind aan te maken?"
IK GAF MAMA GEEN gelegenheid om
te antwoorden. Ik stapte met mijn on
schuldigste gezicht de kamer binnen en
vroeg om thee. Er hing een soort koorts
achtige stilte, ik zou het niet anders kun
nen uitdrukken, die door tante Wiebet ver
broken werd:
„Zo Bob", zei ze, „en hoe gaat het met
je studie? Je studeert zeker wel hard,
niet?"
„Ja zeker", antwoordde ik met m'n
meest uitgestreken gezicht. „Ik werk
enorm hard, want ik wil zo gauw moge
lijk trouwen". Ik zag mama verbleken en
Wiebets ogen tot nauwe spleetjes worden.
„Zo", zei Wiebet, „ga je trouwen. En
heb je de toestemming van je mama dan
al?"
„Waarom zou ik toestemming vragen",
antwoordde ik, „als ik weet dat mama me
die nooit zou weigeren?"
„Dat staat te bezien" zei Wiebet vin
nig, „niet Lucie?"
„Eh... eh..." zei mama.
„Tien ton, zei Daisy furieus. Wat ver
beeldt die koopvrouw zich wel? Ben jij te
koop, mijn Romeo-tje?"
BARTJE, ZEI DAISY tegen haar va-
En we willen nog wel gauw trouwen.zei
Daisy onsamenhangend.
Bart floot.
Het is de nachtegaal en niet de leeuwerik
zei hij toen.
Hè? vroeg Daisy verbaasd.
Opeens barstte ie in lachen uit.
O dat, zei ze Welnee, Bartje. we willen
gewóón trouwen.
Arme Julia, zei Bart. Ik kan toch niet
naar die ijskast gaan en de hand van haar
zoon vragen?
Nee, zei Daisy, ze zal wel eerdaags hier
verschijnen om mij de voet te geven, dat
wil zeggen om mij er uit te schoppen.
Wel, wel. zei Bart. Wat moet ik doen?
Haar neersteken?
Je weet best wat je doen moet, pruilde
Daisy.
AH, MEVROUW JASPERSON, komt u
binnen, komt u binnen, zei Bart en hij
maakte een breed handgebaar. Ja, ja, ik
heb uw briefje ontvangen. Hoe maakt u
het? Gezond? Gaat u mee naar mijn ate
lier, daar is het lekker warm. Mag ik u
voorgaan? Mama liep achter Bart de trap
op naar de bovenste verdieping waar zich
het atelier bevond. Met afkeer keek ze
naar de witte voetstappen waar de trap
mee bezaaid was. Alsof hij intuïtief haar
afkeuring voelde zei Bart: Let u maar niet
ap die witte vlekken Ik ben met gips be
zig; daar moet het hele huis dan onder
lijden. Hij opende een deur en liet haar
voorgaan: Gaat u zitten. Een kopje thee?
Suiker en melk? Jammer dat Daisy er
niet is, wat zou ze het aardig gevonden
hebben u hier te ontmoeten. Ze is met een
opdracht bezig. Ja, een talentvol meisje,
al zeg ik het zelf. Hij ging in een stoel te
genover haar zitten en zag haar aan met
een blik waarin spot en ernst om de voor
rang streden.
Ik.begon mama, terwijl ze behoedzaam
in haar theekopje roerde. Ik... u zult het
misschien vreemd vinden een brief van
mij te hebben ontvangen .dat ik u een
bezoek breng...
Allerminst, allerminst, onderbrak Bart
haar. Ik stel uw bezoek niet alleen zeer
op prijs, maar ik ben er zelfs zeer door
vereerd. Kan ik u ergens mee van dienst
der. Wist je dat Bob tien ton waard was? zijn?
Tien ton? zei Bart. Dat is niet veel voor Ja, zei mama nu ferm. U kunt mij in
een mens, in aanmerking nemende dat derdaad ergens mee van dienst zijn. Het
God de mens naar zijn evenbeeld schiep... gaat om Bob.
Aardige jongen, zei Bart. Allerleukste
jongen. Jammer dat hij zo eenzijdig ont
wikkeld is. Ik zeg altijd tegen Daisy: „Die
jongen bevalt me wel, flink, sterk karak
ter, maar jammer genoeg te eenzijdig ont
wikkeld.
Maar meneer Dongers. protesteerde
mama, eenzijdig ontwikkeld, die jongen
heeft letterlijk voor alles belangstelling!
Alles? vroeg Bart. NoiJ, mevrouwtje...
Ach, wat zit u daar mooi in dat licht.
Prachtige belichting Dat griizénde haar
tegen die flauwpaarse achtergrond
Weet u dat u prachtig bent om te schil
deren Een uitgesproken model...
Mama bloosde hevig.
Dacht U.., zei ze gevleid, ik..
Jazeker. Blijft U zo eens even zitten,
ja? Wacht, deze hand hier, zo is het goed.
Vind U het goed dat ik even een schets
van U maak?
WOORDELOOS KNIKTE Mama ten
antwoord. Bart greep papier en houts
kool en begon te schetsen.
Allerliefst stel, vind U niet? Ik bedoel
Daisy en Bob. Zijn geknipt voor elkaar.
Hoewel, ik heb nog altijd bezwaar tegen
die eenzijdigheid, maar dat zal wel beter
worden als ze elkaar langer kennen. Nee,
nee, niet bewegen, anders verknoei ik
hem. Kijk, hier is de schets, ziet u wel
hoe markant uw kop is? Verbluft bekeek
Mama de schets.
Wilt U hem meenemen? Nog een kopje
thee misschien? Wat zou U er van zeggen
als U nog eens terugkwam voor een
klein olieverf portretje? Aanstaande don
derdag bijvoorbeeld.
Aanstaande donderdag, mompelde Ma
ma, dan heb ik mijn jour, hoewelik kan
voor deze ene keer wel afzeggen..
EN..? VROEG DAISY haar hoofd om
de deur van het atelier stekend.
To be or not to be, that's the question,
zei Bart. Wel niet uit Romeo en Julia
maar wel toepasselijk.
Hè, toe nou Bartje.. drong Daisy aan.
Wat zei ze?
Ze komt donderdag aanstaande poseren
voor een portret, zei Bart. Is dat niet vol
doende?
Neeeeeee, zei Daisy. Daarna vloog ze
Bart om de hals.
Bob, zei Mama 's avonds toen ze tegen
over haar zoo naan het diner zat. Is die
vader van Daisy een bekend schilder?
Bekend? snoefde Bob. Dat is zacht uit
gedrukt; hij is beroemd!
O, zei Mama, jammer dat hij zijn vest
scheef had dichtgeknoopt.
.1
;x&r>
vU'H
HET SCHEEPVAARTMUSEUM te Am
sterdam heeft de afgelopen anderhalf jaar
enkele bijzonder waardevolle aanwinsten
kunnen verwerven. Een van de meest
unieke aankopen is een kaart van de eerste
Nederlandse zeereis naar Indië, de route,
die Cornelis de Houtman in de jaren 1595
1597 heeft afgelegd. De kaart dateert uit
het jaar 1598 en is bij toeval door een
Amsterdamse antiquair in Portugal ont
dekt. Er is ook een „Spraac en woordboek"
voor de Maleise en Madagaskarse talen,
met „Sonderling nut voor de ghene, die
de landen van Oost-Indiën besoecken en
de niet min vermakelicke voor alle
curieuse liefhebbers van vreemdichydt".
Het is een werk van Frederick de Hout
man, een broer van de bekende zeevaar
der, die de reizen meemaakte.
Voorts behoort tot de aanwinsten een
portret van Cortenaer, geschilderd door
Abraham Willaerts in de zeventiende
eeuw, een beschrijving van Olivier van
Noort van de eerste Nederlandse reis om
de wereld in 1602. enkele handschrift-
kaarten van Keulen uit 1714 en twee zil
veren schilden van het Schippersgilde
van Delft, daterend uit 1664. Vele van
deze historische vooriverpen zijn op bui
tenlandse veilingen aangekocht.
De directeur van het Scheepvaart
museum, de heer G. A. Cox, heeft on
langs de wens uitgesproken, dat Neder
land binnen afzienbare tijd zal beschik
ken over een nationaal maritiem museum,
zoals andere Europese landen dat hebben.
De in 1916 opgerichte Vereeniging
1 wee Delftse muurplaques van omstreeks 1700 met gezichten op het IJ.
Nederlandsch Historisch Scheepvaart Mu
seum te Amsterdam beschikt sedert 1922
over een gebouw op de hoek van de Cor
nelis Schuytstraat en de Lairessestraat,
dat aanvankelijk als tijdelijk onderkomen
was bedoeld. De ruimte is er sedert lange
tijd te beperkt. Ook het gebrek aan f'man-
Boxen het opschrift van dit artikel:
een afbeelding van de routekaart van
De Houtman's eerste reis naar Oost-
Indië (1595-'97), die in de tekst be
sproken wordt.
ciële middelen ondanks de overheids
subsidie en het tekort aan personeel zijn
een ernstige hinderpaal voor de uitbrei
ding van het museum, aldus de heer Cox.
Hi] merkte op dat Nederland op het ge
bied van zijn maritieme geschiedkunde
achterstand heeft bij andere naties.
Zilveren gildeschild van het Delftse
schippersgilde (1664).