Olie heeft nog grootse toekomst
Kernenergie geen bedreiging
Celstraf voor jeugdige Urkers
Today, more than ever IfFNT
r
ROOMBOTER
Bij een jubileum
&p de
alleen
boter en...
Tenten met inventaris van Duitse
kampeerders opzettelijk vernield
DONDERDAG 27 AUGUSTUS 1959
3
Van dag tot dag
HONDERD JAAR OLIE-INDUSTRIE
«BP
Zaak-Fabius voor
de Hoge Raad
Kamerleden naar
dc Lauwerszec
is
boter is niet
te vervangen!
1I
Het is een bekend gezegde, dat de mees
te onwaarheden bij begrafenissen en ju
bilea worden gesproken. Dit is echter niet
nodig voor de herdenking van de eerste
commerciële olieboring op 27 augustus
1859 door „kolonel" Edwin L. Drake na
bij Titusville, in de Amerikaanse staat
Pennsylvania. Deze gepensioneerde trein
conducteur was een voortvarend man en
aan zijn doorzettingsvermogen was het
te danken, dat de boring slaagde. Zijn be
langrijke technische bijdrage was dat hij
als eerste gebruik maakte van een bekis-
te boorschacht, die het grondwater ver
hinderde binnen te dringen. Na zijn suc
ces verrezen de boortorens als paddestoe
len uit de grond en begon de olie haar ge
weldige opmars op de wereldmarkt; eerst
als lichtbron, maar later nadat de ex
plosiemotor was uitgevonden ook als
zeer belangrijke energieverwekker. Thans
is de aai-dolie van uitermate grote bete
kenis voor de wereldeconomie, ja het le
ven is ondenkbaar geworden zonder deze
grondstof.
De geschiedenis van de olie-industrie en
de oliewinning leent zich bij uitstek voor
romantisering en talloze boeken en arti
kelen van dien aard zijn dan ook in de
loop der jaren verschenen. Daarin ont
moet men dan veelvuldig tei-men als „ti
tanenstrijd tegen de elementen," „olie-
dorst", „strijd om oliebronnen", de „heb
zucht van het grootkapitaal" enzovoort
en inderdaad zijn deze uitdrukkingen op
hun plaats voor de eerste decennia van
de olie-eeuw. Wie de zaken nuchter be
schouwt, vindt tegenwoordig echter wei
nig spectaculairs in de oliewereld, tenzij
men de zware arbeid van de geologen en
de arbeiders bij de boortorens zo wil zien.
Scherpe concurrentie, strijd om afzet
markten en exploitatieconcessies zijn ver
schijnselen, die zich overal voordoen, de
olie-industrie staat wat dit betreft niet al
leen. Het enige bijzondere wat men aan
de oliemarkt zou kunnen opmerken is dat
deze meer dan bij de meeste andere grond-
stoffenmarkten het geval is, beheerst
werd en nog wordt door een zeer klein
aantal reuzenconcerns.
Een van de gedenkwaardigste feiten uit
de honderdjarige historie is wel het „ver
drag" dat in september 1928 in het huis
van Sir Henry Deterding het Achnacar-
ry House in Schotland tussen de direc
ties van de Standard Oil (N.Y.), de Ko-
ninklijke-Shell groep en de Anglo-Iranian
Oil Company werd gesloten. Dit is de ge
schiedenis in gegaan als de „AS IS" of
ook Achnacarry-overeenkomst, en het
geldt algemeen nog als een van de beste
voorbeelden van economische wereldre
gering. Afgesproken werd dat iedere
maatschappij dat deel van de markt zou
houden, dat zij op het moment van ver
dragsluiting had. De maatschappijen zou
den aan elkaar faciliteiten verlenen; el
kaar geen moordende concurrentie meer
aandoen; de oliebronnen zo economisch
mogelijk exploiteren; de produktie niet bo
ven de behoeften uitbreiden; geen dumping
toepassen en de markten bedienen van
uit de dichtstbijzijnde bronnen. Alleen de
binnenlandse markt van de V.S. werd bij
dit verdrag uitgesloten, daar de regeling
in strijd zou zijn met de Amerikaanse an-
ti-trustwet. Bij het verdrag werd tevens
een soort vereniging opgericht, waarvan
het bestuur als een coördinerend en infor
matief orgaan zou werken. Dit laatste
kwam echter nooit tot stand, het bleek im
mers dat bilaterale contacten geschikter
waren. Het verdrag is later nog herhaal
delijk gewijzigd. Vooral de Amerikaanse
maatschappijen hebben het bestaan ervan
altijd heftig ontkend, omdat zij door de
publieke opinie van monopolistische prak
tijken werden beschuldigd.
Inderdaad zitten er in dergelijke over
eenkomsten gevaarlijke aspecten, maar
men moet toch niet vergeten, dat een goed
renderende en efficiënt werkende olie-in
dustrie voor iedereen van het grootste be
lang is. Juist deze bedrijfstak vergt mil
jarden-investeringen en alleen het zeer
grote bedrijf is in staat deze voor een be
langrijk deel uit eigen middelen te four
neren. Dergelijke omvangrijke investe
ringen vragen om een voorzichtig en liefst
zo gecoördineerd mogelijk beleid van de
betrokken maatschappijen. Als deze af
spraken niet leiden tot prijsverhoging zou
er weinig bezwaar tegen bestaan, ware het
niet dat zij ook politieke machtsvorming
in de hand werken, die ongunstige invloed
kan hebben en helaas maar al te vaak
ook heeft.
De olie-overeenkomst is tevens een
prachtig voorbeeld van wat door particu
lier initiatief op het gebied van internatio
nale samenwerking tot stand kan komen.
De oliemaatschappijen zijn dat zelf ook,
ondanks het feit dat het onjuist zou zijn
de keiharde en soms zelfs misdadige prak
tijken van de oliebaronnen gedurende de
eerste vijftig jaar, en ook daarna wel, te
verbloemen.
Zeewering aanbesteed. De Rijkswater
staat te Middelburg heeft aanbesteed het
maken van een zeewering tussen de veer
haven en de handelshaven te Breskens. Er
waren 15 inschrijvingen. De hoogste was
die van de combinatie der firma's G. en
J. J. Geluk en de Baggermantschappij
Holland uit Den Haag voor 1.174.000, de
laagste die van de firma gebroeders Geldof
uit Serooskerke op Walcheren voor
1.062.840.
(Van onze redacteur economie)
Vandaag gaat de olie-industrie haar tweede eeuw in, immers
liet is honderd jaar geleden, dat de eerste commerciële boring
in de Verenigde .Staten slaagde. In de daarop volgende eeuw
werden ontdekking, verkoop en consumptie van olie een domine
rende factor in de wereldeconomie. Olie droeg bij tot de revolutie
in het transport te land, ter zee en in de lucht en sinds kort tot
de reusachtige ontwikkeling van de petrochemische industrie.
De atoomenergie zal in de komende eeuw een concurrent van
de olie worden, maar nieuwe aanwendingen van deze grondstof
zullen eventuele verliezen wel compenseren.
De eerste oliebron van „kolonel" Drake had een produktie
van 20 vaten (een vat is ongeveer 159 liter). Een eeuw later was
de wereldproduktie van ruwe olie 926,4 miljoen ton per jaar en
het verbruik 933 miljoen ton. Het verschil werd gedekt uit
Amerikaanse voorraden. In 1959 zal de wereldproduktie onge
veer 1 miljard ton bedragen.
In 1958 stonden de V. S. nog steeds vooraan op de lijst van
's werelds olieproducerende landen met 2.448.886.000 vaten (389
miljoen ton). Daarop volgde Venezuela met 950.796.000 vaten
(151 miljoen ton) en de Sovjet-Unie en satellieten met 834.225.000
vaten (132 miljoen ton).
Het succes van de eerste olieboring was het begin van een
„olieboom" in de Verenigde Staten, die vergelijkbaar was met
de „gold rush" van 1849 in Californië. Andere landen begonnen
nu ook naar olie te zoeken, maar tot 1875 produceerden dc
V. S. ten minste 90 percent van de totale wereldproduktie.
Voornaamste wereldoliebewegmgen, Raming voor 1955
Uitquoniiirii Sovjet - invloed*'**
Daarna expandeerde Rusland de pro-
produktie snel in de zone van de Kaspi
sche Zee en waarschijnlijk heeft de Rus
sische produktie die van de V.S. in dc
periode van 1898 tot 1901 overtroffen.
Toen het tijdperk van de automobiel ech
ter aanbrak, kwamen de V.S. weldra weer
op de eerste plaats, die zij sindsdien niet
meer hebben verlaten. Daarna kwamen
ook andere landen zoals Mexico, Colum
bia, Peru, Trinidad en Venezuela. Het
Nabije Oosten met belangrijke olielanden
als Irak, Perzië, Kuweit, Bahrein en Saoe-
di-Arabië werd een van de belangrijkste
gebieden. Thans is de aandacht van de
naar olie speurende specialisten vooral
gericht op Afrika en Zuid-Amerika.
WERELD ENERGIEVOORZIENING
1920 195S (geschat)
Steenkool en
bruinkool
Petroleum-
brandstoffen
(incl. aardgas)
Door waterkracht
verkregen elektriciteit.
Index gebaseerd op schellingen "ren werkelijk verbruikte energie
Het verbruik
Er zijn op het ogenblik slechts drie
energiebronnen van betekenis in de wereld
namelijk aardolie, steenkool en water
kracht. Aardolie is daarvan thans verre
weg de belangrijkste, zoals uit de hierbij
afgebeelde grafiek blijkt. Ook blijkt daar
uit hoe de energiebehoefte is gestegen,
deze was in 1955 ongeveer 2 1/3 maal zo
groot als in 1920. Het gebruik van petro-
leum-brandstoffen is in dezelfde periode
bijna zeven maal zo groot geworden.
Hoewel meer steenkool wordt gebruikt is
het relatieve aandeel ervan gedaald van
5/6 tot veel minder dan de helft van de
wereldenergie-behoefte.
De kernenergie
De kernenergie vormt de hoop van de
toekomst en deze zal vrijwel zeker de
voornaamste energiebron worden. Zijn
ontwikkeling is echter nog onzeker en al
le schattingen berusten voorlopig nog op
speculaties. De enige werkelijk positieve
toepassing is voorlopig nog in grote elek
trische centrales. Het lijkt, op grond van
de tegenwoordige kennis, niet erg waar
schijnlijk dat atoomkracht vóór 1975 ook
maar evenveel energie zal leveren als
thans door de waterkrachtcentrales wordt
geleverd, deze dragen thans ongeveer
voor 7 pet. bij in het werkelijk energie
verbruik.
De toekomst
WERELD VOORUITZICHTEN
WAT BETREFT ENERGIE
mol uitzondering 'on
do Sovjol-Inwloodiloer
1975
1955
1920
mogelijk
gebied v»n
de vraag
naar energie
Index gohoieerd op ichnlltngcn von workolijh gebruildo i
In de hierbij afgebeelde grafiek wordt
het geschatte wereldolieverbruik, behal
ve de groep Sovjet-staten, weergegeven.
Uiteraard zijn slechts de grenzen aange
geven, waarbinnen de behoefte zich zal
bewegen. Bij een geschatte toeneming
van de vraag met ongeveer 3°/o per jaar
zal er in 1975 1600 miljoen ton olie per
jaar moeten worden voortgebracht. Vol
gens de experts zal de produktie in 1965
tot 1200 miljoen ton per jaar zijn geste
gen en naar de heer J. W. Platt, een der
directeuren van de Bataafsche Petro
leum Maatschappij in 1956 in een rede
verklaarde, zou naar zijn mening op basis
van deze verwachtingen de produktie in
1975 om commerciële redenen belang
rijk meer zijn dan 1600 miljoen ton per
Op dit terreintje nabij Titusville in de
staat Pennsylvania werd op 27 augus
tus 1859 de olie-industrie geboren. Op
die dag leverde „Kolonel" Edwin L.
Drake het bewijs dat de exploitatie
van ondergrondse aardolielagen mo
gelijk ivas. Op de voorgrond „Uncle
Billy" Smith, Drake's toegewijde boor
meester. (Foto Drake Well Museum).
jaar. Gaan we nog verder en stellen we
ons op het standpunt, dat ook na 1975 de
behoefte met 3 per jaar stijgt, dan zal d
energiebehoefte in het jaar 2000 bijna vier
maal zo groot zijn als in 1955. Zelfs als
de kernenergie dan voor ongeveer een
derde in de wereldenergiebehoeften (uit
gezonderd de Sovjet-landen) zou voorzien,
zou de produktie toch nog altijd vier keer
groter zijn dan die van 1955. Er zal ook in
de 21e eeuw ruimschoots plaats zijn voor
aardolie.
Voornaamste wereldoliebewegingen. Raming voor 1965
met uitrondfing »i» de Sovjet - mvloeditfee
De voorraden
Zijn de oliereserves nu voldoende om
deze grote toeneming van de vraag te be
vredigen? Tot nu toe geven de schattingen
een optimistisch beeld. Iedere keer als
ze gemaakt worden zijn ze groter dan vo
rige malen en wat vooral verheugend is,
aanmerkelijk groter dan de toeneming
van het verbruik in de tussenliggende pe
rioden. Aan „aangetoonde reserves" be
schikt de wereld thans over ongeveer
26.000 miljoen ton, hetgeen voldoende is
tot 1975. De totale wereldolievoorraad
wordt thans geschat op ruim 150.000 mil
joen ton en aangenomen mag worden dat
nog vele nieuwe gebieden ontdekt zullen
worden. In het toenemend verbruik zal
dan ook kunnen worden voorzien.
Uit de kaartjes blijkt dat de Verenigde
Staten thans reeds een belangrijk deel
van hun olie uit andere delen van de we
reld moeten invoeren en deze hoeveelhe
den zullen in de komende jaren aanmer
kelijk stijgen. Als de recente ontwikkeling
in de Franse Sahara een succes wordt en
de produktie aldaar inderdaad in 1965 om
streeks de 50 miljoen ton per jaar zal zijn,
zullen er wijzigingen in de oliestroom op
treden.
De kapitaalbehoefte
Voor de uitbreiding van de olie-industrie
is jaarlijks een kapitaal van meer dan
3.500 miljoen pond sterling (ruim 37 mil
jard gulden) nodig. Van 1961-'65 wordt dit
cijfer zelfs op 4.600 miljoen pond geschat.
De gelden voor deze enorme investerin
gen komen uit drie bronnen, afschrijvings
reserves in verschillende vormen, inge
houden bedrijfswinsten en emissies waar
bij een beroep wordt gedaan op de spaar
gelden van de gemeenschap. Ongeveer 12
percent van de totale kapitaalbehoefte
wordt op de kapitaalmarkt verkregen en
daarmee is dan ook de grens bereikt. Een
grotere vraag zou andere industrieën in
hun expansie kunnen remmen. Uit inge
houden winsten komt ongeveer 30 per
cent.
De petrochemische industrie heeft een
grote vlucht genomen. Eigenlijk is deze
industrie pas in de tweede wereldoorlog
tot bloei gekomen, door de produktie van
synthetische rubber. In het laatste kwart
van de eerste petroleum eeuw bereikte de
produktie van deze bedrijfstak in de V.S.
een waarde van 4.800 miljoen dollar in
1957 en verwacht wordt dat de produktie
in de komende tien jaren zal verdubbelen.
West-Duitsland, Engeland, Frankrijk, Ne
derland en Japan hebben ook florerende
industrieën. Petrochemische produkten
zijn belangrijke grondstoffen voor de rub
ber-, plastic-, verf-, farmaceutische en
insecticide-industrieën.
De Sovjet-landen
Alle bovengenoemde cijfers gelden voor
de gehele wereld behalve de Sovjet-landen.
Het zou echter van gebrek aan werkelijk
heidszin getuigen de Sovjet-Unie en de
satelliet-landen van een overzicht over de
wereld-oliesituatie uit te sluiten. Vooral
nu dit land alle zeilen bij zet om op het
gebied van de olieproduktie Amerika te
overvleugelen. De Russische produktie is
gestegen van 42 miljoen ton in 1951 tot
113.5 miljoen ton in 1958. Dit is 12 pet.
van de totale wereldproduktie.
Als de toeneming zo voortgaat is
Rusland in 1960 een even grote olie
producent als het Nabije Oosten. De
groei is echter sedert 1955 veel gro
ter dan in de jaren daarvoor en op
deze basis zou de Sovjet-Unie in 1969
de Verenigde Staten voorbijgestreefd
zijn. Binnen de grenzen van het Sov
jet-rijk liggen nog enorme vooi-raden,
zoals in de Baltische landen, waar
men bij Kaliningrad met boringen is
begonnen. Op het Oliecongres in Rome
in juni 1955, werd door de Sovjet-ge-
delegeerden medegedeeld dat in Bas-
kirië en de Tartaarse republiek reser
ves ter grootte van 7.5 miljard ton
waren vastgesteld, dit is drie maal
zoveel als de thans nog aanwezige
voorraden in de Kaukasus.
Wat de technische kant van het oliebo-
ren aangaat hebben de Russen opmerke
lijke resultaten geboekt met het ontwik
kelen van een zogenaamde „turbodrill",
een boormethode waarnaar in het Westen
tevergeefs gezocht is. Thans wordt de daar
voor gebruikte boor in licentie in Amerika
geproduceerd.
De Sovjet-Unie doet thans ook moeite
om een petrochemische industrie op te
bouwen. Op dit gebied loopt het land ken
nelijk achter bij de V.S. Achter de pogin
gen om de handel met de V.S. uit te brei
den zat de behoefte aan Amerikaanse ma
chines voor deze industrietak. De Ameri
kanen toonden zich echter zeer voorzich
tig met het aangaan van contracten voor
leveranties van deze ook voor de moder
ne oorlog zo belangrijke installaties.
De Russische olieproduktie zou in de ko
mende jaren aanmerkelijk sterker kun
nen stijgen dan de binnenlandse behoef
ten, hetgeen tot exportoverschotten zou
kunnen leiden. Deze, tegen lage prijs op
de wereldmarkt gebrachte hoeveelheden,
zouden ernstige verstoringen kunnen ver
oorzaken.
De Hoge Raad zal op dinsdag 1 septem
ber het cassatieberoep behandelen van de
heer J. Fabius te Den Haag, hoofdredac
teur van „De Nieuwsbrief", tegen het von
nis van 't gerechtshof in Den Haag, krach
tens hetwelk hij wegens smaadschrift en
belediging van het openbaar gezag in een
artikel over de rechtszaak tegen majoor K.
werd veroordeeld tot 400 boete.
De rechtbank in Den Haag had hem eer
der aan drie van de vijf tenlastegelegde
feiten schuldig bevonden, doch hem ont
slagen van rechtsvervolging, omdat werd
aangenomen dat hij gemeend had te han
delen in het openbaar belang.
Mr. P. Stoffels uit Amsterdam zal de
cassatiemiddelen toelichten.
Zestien kamerleden, allen lid van de
Vaste Commissie voor Verkeer en Water
staat en Deltazakcn uit de Tweede Kamer,
brengen op uitnodiging van de stichting
Landaanwinningsbelangen Noord-Fries
land, de stichting Noord-Groningen en het
Ontwikkelingsschap „De Klei-bouw-
streek" een tweedaags bezoek aan Fries
land en Groningen om zich te oriënteren
omtrent de aspecten van de inpoldering
van de Lauwerszee. Gisteren werd het
gezelschap ontvangen in het Provinciehuis
te Leeuwarden, waar ir. G. L. Walther
en ir. C. Winkler, hoofdingenieur-direc
teur en hoofdingenieur van de provinciale
Friese waterstaat de kamerleden hebben
voorgelicht omtrent de inpolderingsplan
nen. Daarbij werd betoogd, dat deze
plannen van groot belang zijn voor de be
veiliging en bescherming van de bevolking
in het kustgebied van de Lauwerszee. In
de gemeenten rond de Lauwerszee wo
nen ruim 82.000 mensen. Als een afsluit
dijk van dertien kilometer wordt aange
legd zal 3970 ha nieuw land beschikbaar
komen. Verdere voordelen zijn verbete
ring van de waterbeheersing in een ge
bied van 400.000 ha in Friesland, Gronin
gen en Drente, beperking van de verzil-
ting en verruiming van de reci-eatiemoge-
lijkheden.
Landschap
Omdat wij tot het soort mensen behoren
dat, op de éne onbekende plek aangeko
men, ogenblikkelijk denkt dat het op de
andere onbekende plek mooier zal zijn,
waren wij van ons vakantieverblijf naar
Noord-Friesland afgedwaald.
In dat brede groene land gingen wij
langs de slootkant zitten om, zoals het
hoort voor vakantiegangers, wat apenoten
te eten. Tegenover ons was een weiland
met koeien die, belust om hun kennis van
de wereld te vergroten, naderbij kwamen.
Het waren nog jonge dieren, ze hadden
niet dat afschuwelijk opgezwollene dat
Neeltje van Ruwalda, Heintje van Rie-
mersma (of hoe die beroemde fokdieren
ook heten mogen) zo ontsiert.
Wij delibereerden of het koeien of stie
ren zouden zijn. Ieder van ons wees op de
punten die volgens hem essentieel waren,
maar daar die beesten nog zo jong waren
was er voor beide standpunten iets te zeg
gen. Langs de weg kwam een boer met een
koe aan een toxiw aanlopen. De koeien
tegenover ons galoppeerden allemaal naar
de sloof/cant en begonnen te loeien.
„Kennen ze elkaar?", vroeg ik aan de
boer, die bij ons bleef staan. Hij keek eens
geduldig naar zijn zwarte klompjes en zei
toen: „Dit is een koe en dat zijn koeien."
Blijkbaar beschouwde hij ons als achter
gebleven gebieden.
Mijn man vroeg hem: „Hoe oud zijn die
koeien nu?" Sommigen bleken één, andere
twee jaar te zijn. De vaktermen pink en
vaars liet de boer maar achterwege. Voor
zichtig, druppeltje voor druppeltje, liet hij
ons van de bron der kennis drinken.
Nadat wij alles in ons opgenomen en
verwerkt hadden, begonnen wij over zijn
koe.
„Wat gaat u er mee doen?"
„Die moet onder de stier, daarginds
waar die huizen staan, daar moet ik zijn."
„Geeft ze al melk?"
„Nee," legde hij lijdzaam uit, „nu gaat
ze onder de stier, dan zal ze van het voor
jaar kalven en dan geeft ze melk."
Nu had hij blijkbaar genoeg van zijn
onderwijzende taak, want hij vroeg: „Zijn
jullie met vakantie?" Er bleek wat nijd
onder zijn blauwe overall te wonen; op
ons bevestigend antwoord zei hij namelijk:
„Ik heb nooit vakantie."
Wij betreurden dit, maar wezen hem
erop dat hij dagelijks in een prachtig land
schap vertoefde. „Ja," 'antwoordde hij op
zo'n toon als iemand aanslaat die getroost
wordt met de verzekering dat het wel erg
is als je man je afranselt maar dat het
nog erger zou zijn als hij dronk.
„Waar komen jullie vandaan?"
„Uit Haarlem."
Terwijl ik koortsachtig, alsof ik zo dade
lijk de 6400-dollar-vraag moest beant
woorden, dacht over alle befaamdigheden
van de Spaarnestad, vroeg hij geïnteres
seerd: „Hoe staat het gras erbij?"
E. Swart
Advertentie
HET NEDERLANDS ZUIVELBUREAU RIJSWIJK (Z.H.)
Voor de politierechter te Zwolle hebben
tijdens een bijzondere zitting vijf jeugdi
ge Urkers terecht gestaan die op een
ergerlijke manier Duitse kampeerders van
16 jaar hadden lastig gevallen en een ge
deelte van hun eigendommen hadden ver
nield. Het waren de 19-jarige visser H. P.,
de 18-jarige visser Jac. G., de 17-jarige
visser S. K., de 18-jarige visser A. K. en
de 22-jarige landarbeider J. van V.
De Urkers hadden in de avond van za
terdag 8 augustus twee tenten van de Duit
se kampeerders, die op het strand bij Urk
hun bivak hadden opgeslagen, omver ge
trokken en vervolgens hadden ze er op
staan springen waardoor de tenten
scheurden en de goederen, die erin lagen,
werden vernield. Dit gebeurde tijdens de
afwezigheid van de Duitse jongens.
Schuchter en zwijgend stonden de jonge
lui nu voor hun rechter. Het vijftal bleek
te behoren tot de „Carlsen-ploeg", ge
noemd naar de gezagvoerder van het en
kele jaren geleden vergane schip „Flying
Enterprise", waarvan P. de aanvoerder
was. Ze waren al vaker met de rechter in
aanraking geweest, G. en S. K. omdat zij
geassisteerd door P. met een stuk hout
ruiten hadden ingegooid. P. omdat hij bo
vendien ruiten had vernield met het dek
sel van een vuilnisemmer en wegens dief
stal en A. K. ten slotte eveneens wegens
diefstal. Zij hadden hiervoor straffen ge
kregen die. zoals de politierechter op
merkte, kennelijk weinig indruk hadden
gemaakt.
De officier van Justitie, mr. P. J. Stig-
ter sprak van een minne en laffe daad.
Het betreft hier geen incidenteel geval,
maar een reeks van baldadigheden die
zelfs in de wereldpers zijn vermeld. Hij
noemde het veelzeggend dat op een be
volking van ruim vijfduizend zielen vijf
politiemannen nodig zijn, die tijdens de
weekeinden zelfs nog versterking moeten
hebben.
De justitie staat volledig achter de poli
tie, aldus de officier, en zo lang die wordt
lastig gevallen zullen er strenge straffen
worden gegeven. Hij wilde de terecht
staande Urkers nog eenmaal een kans
geven en eiste tegen allen een maand voor
waardelijke gevangenisstraf (tegen de
minderjarige tuchtschoolstraf met een
proeftijd van drie jaar en een boete van
30.).
De verdediger, mr. L. F. Canté, noem
de het gebeurde een baldadige kwajon
gensstreek, die men moet zien in het
licht van de plaatselijke omstandigheden.
In Urk kan men 's zondags alleen naai
de kerk gaan of een boek lezen. De jon
gens zitten de hele week aan boord, soms
16 uur per dag. zonder enige ontspanning.
De enige afleiding biedt het jeugdhuis,
maar dat sluit 's zaterdagsavonds om
half elf. 's Zondags is alles dicht. Een gro
te fout is dat de geestelijke leiders hun
taak hebben verwaarloosd door weinig te
doen om de psychologische spannin
gen van de vissers op te heffen. De ver
dediger was van mening dat de jongens
niet het slachtoffer mogen worden van de
fouten van anderen en vroeg onmiddel
lijke invrijheidstelling van de gedetineer
den.
De politierechter was een andere me
ning toegedaan. „De terreur op Urk,
vooral van de „Carlsen-groep", is niet ge
ring. Het is zelfs zo erg dat getuigen uit
vrees voor wraak niets durven zeggen. In
Urk is men bang voor de eigen jeugd.
„Ik ben nu al twaalf jaren in Zwolle",
aldus de politierechter, „en al die jaren
wordt gezegd dat de jongens er niets aan
kunnen doen. Mijn geduld is nu op".
De politierechter veroordeelde H. P. tot
zeven weken gevangenisstraf, A. K. tot
zes weken. S. K. tot vijf weken, Jac. G.
tot vier en J. van V. tot drie weken.
Mes op de keel
Vervolgens stond terecht de 18-jarige
lasser K. B. uit Urk. Hij had zondagavond
9 augustus een jeugdige Duitse kampeer
der bij een bushalte lastig gevallen en hem
zelfs bedreigd met een mes. Hij ontken
de nu dat hij zijn slachtoffer een mes op
de keel had gezet, maar drie Urker getui
gen en een Duitser hadden tegenover de
politie verklaard dat dit wèl het geval was
geweest. Bovendien had B. een andere
Duitse jongen in prikkeldraad gedrukt.
De officier van justitie eiste tegen B.,
die nog nimmer met de rechter in aan
raking was geweest, een maand voorwaar
delijk met een proeftijd van drie jaar en
een boete van 30. Mr. Canté bepleitte
clementie, maar de politierechter merkte
op dat men deze zaak niet te licht moest
zien omdat er een mes aan te pas was
gekomen. Hij veroordeelde B. tot twee
maanden gevangenisstraf.
Chinese kunst. In een magazijn in de
Stockholmse vrijhaven bevindt zich thans
de grootste collectie Chinese en Tibetaanse
antieke afgodsbeelden en andere kunst
voorwerpen die, voorzover bekend is, ooit
door China is uitgevoerd. De collectie, die
2127 stukken omvat, waaronder 270 voor
werpen die werden gevonden in het graf
van de zestiende-eeuwse keizer Wang Li
dat vorig jaar voor het eerst werd
geopend heeft waarschijnlijk een waarde
van meer dan een miljoen Zweedse kronen.
Advert ent ie