Olie heeft nog grootse toekomst Kernenergie geen bedreiging Celstraf voor jeugdige Urkers Today, more than ever IfFNT r ROOMBOTER Bij een jubileum &p de alleen boter en... Tenten met inventaris van Duitse kampeerders opzettelijk vernield DONDERDAG 27 AUGUSTUS 1959 3 Van dag tot dag HONDERD JAAR OLIE-INDUSTRIE «BP Zaak-Fabius voor de Hoge Raad Kamerleden naar dc Lauwerszec is boter is niet te vervangen! 1I Het is een bekend gezegde, dat de mees te onwaarheden bij begrafenissen en ju bilea worden gesproken. Dit is echter niet nodig voor de herdenking van de eerste commerciële olieboring op 27 augustus 1859 door „kolonel" Edwin L. Drake na bij Titusville, in de Amerikaanse staat Pennsylvania. Deze gepensioneerde trein conducteur was een voortvarend man en aan zijn doorzettingsvermogen was het te danken, dat de boring slaagde. Zijn be langrijke technische bijdrage was dat hij als eerste gebruik maakte van een bekis- te boorschacht, die het grondwater ver hinderde binnen te dringen. Na zijn suc ces verrezen de boortorens als paddestoe len uit de grond en begon de olie haar ge weldige opmars op de wereldmarkt; eerst als lichtbron, maar later nadat de ex plosiemotor was uitgevonden ook als zeer belangrijke energieverwekker. Thans is de aai-dolie van uitermate grote bete kenis voor de wereldeconomie, ja het le ven is ondenkbaar geworden zonder deze grondstof. De geschiedenis van de olie-industrie en de oliewinning leent zich bij uitstek voor romantisering en talloze boeken en arti kelen van dien aard zijn dan ook in de loop der jaren verschenen. Daarin ont moet men dan veelvuldig tei-men als „ti tanenstrijd tegen de elementen," „olie- dorst", „strijd om oliebronnen", de „heb zucht van het grootkapitaal" enzovoort en inderdaad zijn deze uitdrukkingen op hun plaats voor de eerste decennia van de olie-eeuw. Wie de zaken nuchter be schouwt, vindt tegenwoordig echter wei nig spectaculairs in de oliewereld, tenzij men de zware arbeid van de geologen en de arbeiders bij de boortorens zo wil zien. Scherpe concurrentie, strijd om afzet markten en exploitatieconcessies zijn ver schijnselen, die zich overal voordoen, de olie-industrie staat wat dit betreft niet al leen. Het enige bijzondere wat men aan de oliemarkt zou kunnen opmerken is dat deze meer dan bij de meeste andere grond- stoffenmarkten het geval is, beheerst werd en nog wordt door een zeer klein aantal reuzenconcerns. Een van de gedenkwaardigste feiten uit de honderdjarige historie is wel het „ver drag" dat in september 1928 in het huis van Sir Henry Deterding het Achnacar- ry House in Schotland tussen de direc ties van de Standard Oil (N.Y.), de Ko- ninklijke-Shell groep en de Anglo-Iranian Oil Company werd gesloten. Dit is de ge schiedenis in gegaan als de „AS IS" of ook Achnacarry-overeenkomst, en het geldt algemeen nog als een van de beste voorbeelden van economische wereldre gering. Afgesproken werd dat iedere maatschappij dat deel van de markt zou houden, dat zij op het moment van ver dragsluiting had. De maatschappijen zou den aan elkaar faciliteiten verlenen; el kaar geen moordende concurrentie meer aandoen; de oliebronnen zo economisch mogelijk exploiteren; de produktie niet bo ven de behoeften uitbreiden; geen dumping toepassen en de markten bedienen van uit de dichtstbijzijnde bronnen. Alleen de binnenlandse markt van de V.S. werd bij dit verdrag uitgesloten, daar de regeling in strijd zou zijn met de Amerikaanse an- ti-trustwet. Bij het verdrag werd tevens een soort vereniging opgericht, waarvan het bestuur als een coördinerend en infor matief orgaan zou werken. Dit laatste kwam echter nooit tot stand, het bleek im mers dat bilaterale contacten geschikter waren. Het verdrag is later nog herhaal delijk gewijzigd. Vooral de Amerikaanse maatschappijen hebben het bestaan ervan altijd heftig ontkend, omdat zij door de publieke opinie van monopolistische prak tijken werden beschuldigd. Inderdaad zitten er in dergelijke over eenkomsten gevaarlijke aspecten, maar men moet toch niet vergeten, dat een goed renderende en efficiënt werkende olie-in dustrie voor iedereen van het grootste be lang is. Juist deze bedrijfstak vergt mil jarden-investeringen en alleen het zeer grote bedrijf is in staat deze voor een be langrijk deel uit eigen middelen te four neren. Dergelijke omvangrijke investe ringen vragen om een voorzichtig en liefst zo gecoördineerd mogelijk beleid van de betrokken maatschappijen. Als deze af spraken niet leiden tot prijsverhoging zou er weinig bezwaar tegen bestaan, ware het niet dat zij ook politieke machtsvorming in de hand werken, die ongunstige invloed kan hebben en helaas maar al te vaak ook heeft. De olie-overeenkomst is tevens een prachtig voorbeeld van wat door particu lier initiatief op het gebied van internatio nale samenwerking tot stand kan komen. De oliemaatschappijen zijn dat zelf ook, ondanks het feit dat het onjuist zou zijn de keiharde en soms zelfs misdadige prak tijken van de oliebaronnen gedurende de eerste vijftig jaar, en ook daarna wel, te verbloemen. Zeewering aanbesteed. De Rijkswater staat te Middelburg heeft aanbesteed het maken van een zeewering tussen de veer haven en de handelshaven te Breskens. Er waren 15 inschrijvingen. De hoogste was die van de combinatie der firma's G. en J. J. Geluk en de Baggermantschappij Holland uit Den Haag voor 1.174.000, de laagste die van de firma gebroeders Geldof uit Serooskerke op Walcheren voor 1.062.840. (Van onze redacteur economie) Vandaag gaat de olie-industrie haar tweede eeuw in, immers liet is honderd jaar geleden, dat de eerste commerciële boring in de Verenigde .Staten slaagde. In de daarop volgende eeuw werden ontdekking, verkoop en consumptie van olie een domine rende factor in de wereldeconomie. Olie droeg bij tot de revolutie in het transport te land, ter zee en in de lucht en sinds kort tot de reusachtige ontwikkeling van de petrochemische industrie. De atoomenergie zal in de komende eeuw een concurrent van de olie worden, maar nieuwe aanwendingen van deze grondstof zullen eventuele verliezen wel compenseren. De eerste oliebron van „kolonel" Drake had een produktie van 20 vaten (een vat is ongeveer 159 liter). Een eeuw later was de wereldproduktie van ruwe olie 926,4 miljoen ton per jaar en het verbruik 933 miljoen ton. Het verschil werd gedekt uit Amerikaanse voorraden. In 1959 zal de wereldproduktie onge veer 1 miljard ton bedragen. In 1958 stonden de V. S. nog steeds vooraan op de lijst van 's werelds olieproducerende landen met 2.448.886.000 vaten (389 miljoen ton). Daarop volgde Venezuela met 950.796.000 vaten (151 miljoen ton) en de Sovjet-Unie en satellieten met 834.225.000 vaten (132 miljoen ton). Het succes van de eerste olieboring was het begin van een „olieboom" in de Verenigde Staten, die vergelijkbaar was met de „gold rush" van 1849 in Californië. Andere landen begonnen nu ook naar olie te zoeken, maar tot 1875 produceerden dc V. S. ten minste 90 percent van de totale wereldproduktie. Voornaamste wereldoliebewegmgen, Raming voor 1955 Uitquoniiirii Sovjet - invloed*'** Daarna expandeerde Rusland de pro- produktie snel in de zone van de Kaspi sche Zee en waarschijnlijk heeft de Rus sische produktie die van de V.S. in dc periode van 1898 tot 1901 overtroffen. Toen het tijdperk van de automobiel ech ter aanbrak, kwamen de V.S. weldra weer op de eerste plaats, die zij sindsdien niet meer hebben verlaten. Daarna kwamen ook andere landen zoals Mexico, Colum bia, Peru, Trinidad en Venezuela. Het Nabije Oosten met belangrijke olielanden als Irak, Perzië, Kuweit, Bahrein en Saoe- di-Arabië werd een van de belangrijkste gebieden. Thans is de aandacht van de naar olie speurende specialisten vooral gericht op Afrika en Zuid-Amerika. WERELD ENERGIEVOORZIENING 1920 195S (geschat) Steenkool en bruinkool Petroleum- brandstoffen (incl. aardgas) Door waterkracht verkregen elektriciteit. Index gebaseerd op schellingen "ren werkelijk verbruikte energie Het verbruik Er zijn op het ogenblik slechts drie energiebronnen van betekenis in de wereld namelijk aardolie, steenkool en water kracht. Aardolie is daarvan thans verre weg de belangrijkste, zoals uit de hierbij afgebeelde grafiek blijkt. Ook blijkt daar uit hoe de energiebehoefte is gestegen, deze was in 1955 ongeveer 2 1/3 maal zo groot als in 1920. Het gebruik van petro- leum-brandstoffen is in dezelfde periode bijna zeven maal zo groot geworden. Hoewel meer steenkool wordt gebruikt is het relatieve aandeel ervan gedaald van 5/6 tot veel minder dan de helft van de wereldenergie-behoefte. De kernenergie De kernenergie vormt de hoop van de toekomst en deze zal vrijwel zeker de voornaamste energiebron worden. Zijn ontwikkeling is echter nog onzeker en al le schattingen berusten voorlopig nog op speculaties. De enige werkelijk positieve toepassing is voorlopig nog in grote elek trische centrales. Het lijkt, op grond van de tegenwoordige kennis, niet erg waar schijnlijk dat atoomkracht vóór 1975 ook maar evenveel energie zal leveren als thans door de waterkrachtcentrales wordt geleverd, deze dragen thans ongeveer voor 7 pet. bij in het werkelijk energie verbruik. De toekomst WERELD VOORUITZICHTEN WAT BETREFT ENERGIE mol uitzondering 'on do Sovjol-Inwloodiloer 1975 1955 1920 mogelijk gebied v»n de vraag naar energie Index gohoieerd op ichnlltngcn von workolijh gebruildo i In de hierbij afgebeelde grafiek wordt het geschatte wereldolieverbruik, behal ve de groep Sovjet-staten, weergegeven. Uiteraard zijn slechts de grenzen aange geven, waarbinnen de behoefte zich zal bewegen. Bij een geschatte toeneming van de vraag met ongeveer 3°/o per jaar zal er in 1975 1600 miljoen ton olie per jaar moeten worden voortgebracht. Vol gens de experts zal de produktie in 1965 tot 1200 miljoen ton per jaar zijn geste gen en naar de heer J. W. Platt, een der directeuren van de Bataafsche Petro leum Maatschappij in 1956 in een rede verklaarde, zou naar zijn mening op basis van deze verwachtingen de produktie in 1975 om commerciële redenen belang rijk meer zijn dan 1600 miljoen ton per Op dit terreintje nabij Titusville in de staat Pennsylvania werd op 27 augus tus 1859 de olie-industrie geboren. Op die dag leverde „Kolonel" Edwin L. Drake het bewijs dat de exploitatie van ondergrondse aardolielagen mo gelijk ivas. Op de voorgrond „Uncle Billy" Smith, Drake's toegewijde boor meester. (Foto Drake Well Museum). jaar. Gaan we nog verder en stellen we ons op het standpunt, dat ook na 1975 de behoefte met 3 per jaar stijgt, dan zal d energiebehoefte in het jaar 2000 bijna vier maal zo groot zijn als in 1955. Zelfs als de kernenergie dan voor ongeveer een derde in de wereldenergiebehoeften (uit gezonderd de Sovjet-landen) zou voorzien, zou de produktie toch nog altijd vier keer groter zijn dan die van 1955. Er zal ook in de 21e eeuw ruimschoots plaats zijn voor aardolie. Voornaamste wereldoliebewegingen. Raming voor 1965 met uitrondfing »i» de Sovjet - mvloeditfee De voorraden Zijn de oliereserves nu voldoende om deze grote toeneming van de vraag te be vredigen? Tot nu toe geven de schattingen een optimistisch beeld. Iedere keer als ze gemaakt worden zijn ze groter dan vo rige malen en wat vooral verheugend is, aanmerkelijk groter dan de toeneming van het verbruik in de tussenliggende pe rioden. Aan „aangetoonde reserves" be schikt de wereld thans over ongeveer 26.000 miljoen ton, hetgeen voldoende is tot 1975. De totale wereldolievoorraad wordt thans geschat op ruim 150.000 mil joen ton en aangenomen mag worden dat nog vele nieuwe gebieden ontdekt zullen worden. In het toenemend verbruik zal dan ook kunnen worden voorzien. Uit de kaartjes blijkt dat de Verenigde Staten thans reeds een belangrijk deel van hun olie uit andere delen van de we reld moeten invoeren en deze hoeveelhe den zullen in de komende jaren aanmer kelijk stijgen. Als de recente ontwikkeling in de Franse Sahara een succes wordt en de produktie aldaar inderdaad in 1965 om streeks de 50 miljoen ton per jaar zal zijn, zullen er wijzigingen in de oliestroom op treden. De kapitaalbehoefte Voor de uitbreiding van de olie-industrie is jaarlijks een kapitaal van meer dan 3.500 miljoen pond sterling (ruim 37 mil jard gulden) nodig. Van 1961-'65 wordt dit cijfer zelfs op 4.600 miljoen pond geschat. De gelden voor deze enorme investerin gen komen uit drie bronnen, afschrijvings reserves in verschillende vormen, inge houden bedrijfswinsten en emissies waar bij een beroep wordt gedaan op de spaar gelden van de gemeenschap. Ongeveer 12 percent van de totale kapitaalbehoefte wordt op de kapitaalmarkt verkregen en daarmee is dan ook de grens bereikt. Een grotere vraag zou andere industrieën in hun expansie kunnen remmen. Uit inge houden winsten komt ongeveer 30 per cent. De petrochemische industrie heeft een grote vlucht genomen. Eigenlijk is deze industrie pas in de tweede wereldoorlog tot bloei gekomen, door de produktie van synthetische rubber. In het laatste kwart van de eerste petroleum eeuw bereikte de produktie van deze bedrijfstak in de V.S. een waarde van 4.800 miljoen dollar in 1957 en verwacht wordt dat de produktie in de komende tien jaren zal verdubbelen. West-Duitsland, Engeland, Frankrijk, Ne derland en Japan hebben ook florerende industrieën. Petrochemische produkten zijn belangrijke grondstoffen voor de rub ber-, plastic-, verf-, farmaceutische en insecticide-industrieën. De Sovjet-landen Alle bovengenoemde cijfers gelden voor de gehele wereld behalve de Sovjet-landen. Het zou echter van gebrek aan werkelijk heidszin getuigen de Sovjet-Unie en de satelliet-landen van een overzicht over de wereld-oliesituatie uit te sluiten. Vooral nu dit land alle zeilen bij zet om op het gebied van de olieproduktie Amerika te overvleugelen. De Russische produktie is gestegen van 42 miljoen ton in 1951 tot 113.5 miljoen ton in 1958. Dit is 12 pet. van de totale wereldproduktie. Als de toeneming zo voortgaat is Rusland in 1960 een even grote olie producent als het Nabije Oosten. De groei is echter sedert 1955 veel gro ter dan in de jaren daarvoor en op deze basis zou de Sovjet-Unie in 1969 de Verenigde Staten voorbijgestreefd zijn. Binnen de grenzen van het Sov jet-rijk liggen nog enorme vooi-raden, zoals in de Baltische landen, waar men bij Kaliningrad met boringen is begonnen. Op het Oliecongres in Rome in juni 1955, werd door de Sovjet-ge- delegeerden medegedeeld dat in Bas- kirië en de Tartaarse republiek reser ves ter grootte van 7.5 miljard ton waren vastgesteld, dit is drie maal zoveel als de thans nog aanwezige voorraden in de Kaukasus. Wat de technische kant van het oliebo- ren aangaat hebben de Russen opmerke lijke resultaten geboekt met het ontwik kelen van een zogenaamde „turbodrill", een boormethode waarnaar in het Westen tevergeefs gezocht is. Thans wordt de daar voor gebruikte boor in licentie in Amerika geproduceerd. De Sovjet-Unie doet thans ook moeite om een petrochemische industrie op te bouwen. Op dit gebied loopt het land ken nelijk achter bij de V.S. Achter de pogin gen om de handel met de V.S. uit te brei den zat de behoefte aan Amerikaanse ma chines voor deze industrietak. De Ameri kanen toonden zich echter zeer voorzich tig met het aangaan van contracten voor leveranties van deze ook voor de moder ne oorlog zo belangrijke installaties. De Russische olieproduktie zou in de ko mende jaren aanmerkelijk sterker kun nen stijgen dan de binnenlandse behoef ten, hetgeen tot exportoverschotten zou kunnen leiden. Deze, tegen lage prijs op de wereldmarkt gebrachte hoeveelheden, zouden ernstige verstoringen kunnen ver oorzaken. De Hoge Raad zal op dinsdag 1 septem ber het cassatieberoep behandelen van de heer J. Fabius te Den Haag, hoofdredac teur van „De Nieuwsbrief", tegen het von nis van 't gerechtshof in Den Haag, krach tens hetwelk hij wegens smaadschrift en belediging van het openbaar gezag in een artikel over de rechtszaak tegen majoor K. werd veroordeeld tot 400 boete. De rechtbank in Den Haag had hem eer der aan drie van de vijf tenlastegelegde feiten schuldig bevonden, doch hem ont slagen van rechtsvervolging, omdat werd aangenomen dat hij gemeend had te han delen in het openbaar belang. Mr. P. Stoffels uit Amsterdam zal de cassatiemiddelen toelichten. Zestien kamerleden, allen lid van de Vaste Commissie voor Verkeer en Water staat en Deltazakcn uit de Tweede Kamer, brengen op uitnodiging van de stichting Landaanwinningsbelangen Noord-Fries land, de stichting Noord-Groningen en het Ontwikkelingsschap „De Klei-bouw- streek" een tweedaags bezoek aan Fries land en Groningen om zich te oriënteren omtrent de aspecten van de inpoldering van de Lauwerszee. Gisteren werd het gezelschap ontvangen in het Provinciehuis te Leeuwarden, waar ir. G. L. Walther en ir. C. Winkler, hoofdingenieur-direc teur en hoofdingenieur van de provinciale Friese waterstaat de kamerleden hebben voorgelicht omtrent de inpolderingsplan nen. Daarbij werd betoogd, dat deze plannen van groot belang zijn voor de be veiliging en bescherming van de bevolking in het kustgebied van de Lauwerszee. In de gemeenten rond de Lauwerszee wo nen ruim 82.000 mensen. Als een afsluit dijk van dertien kilometer wordt aange legd zal 3970 ha nieuw land beschikbaar komen. Verdere voordelen zijn verbete ring van de waterbeheersing in een ge bied van 400.000 ha in Friesland, Gronin gen en Drente, beperking van de verzil- ting en verruiming van de reci-eatiemoge- lijkheden. Landschap Omdat wij tot het soort mensen behoren dat, op de éne onbekende plek aangeko men, ogenblikkelijk denkt dat het op de andere onbekende plek mooier zal zijn, waren wij van ons vakantieverblijf naar Noord-Friesland afgedwaald. In dat brede groene land gingen wij langs de slootkant zitten om, zoals het hoort voor vakantiegangers, wat apenoten te eten. Tegenover ons was een weiland met koeien die, belust om hun kennis van de wereld te vergroten, naderbij kwamen. Het waren nog jonge dieren, ze hadden niet dat afschuwelijk opgezwollene dat Neeltje van Ruwalda, Heintje van Rie- mersma (of hoe die beroemde fokdieren ook heten mogen) zo ontsiert. Wij delibereerden of het koeien of stie ren zouden zijn. Ieder van ons wees op de punten die volgens hem essentieel waren, maar daar die beesten nog zo jong waren was er voor beide standpunten iets te zeg gen. Langs de weg kwam een boer met een koe aan een toxiw aanlopen. De koeien tegenover ons galoppeerden allemaal naar de sloof/cant en begonnen te loeien. „Kennen ze elkaar?", vroeg ik aan de boer, die bij ons bleef staan. Hij keek eens geduldig naar zijn zwarte klompjes en zei toen: „Dit is een koe en dat zijn koeien." Blijkbaar beschouwde hij ons als achter gebleven gebieden. Mijn man vroeg hem: „Hoe oud zijn die koeien nu?" Sommigen bleken één, andere twee jaar te zijn. De vaktermen pink en vaars liet de boer maar achterwege. Voor zichtig, druppeltje voor druppeltje, liet hij ons van de bron der kennis drinken. Nadat wij alles in ons opgenomen en verwerkt hadden, begonnen wij over zijn koe. „Wat gaat u er mee doen?" „Die moet onder de stier, daarginds waar die huizen staan, daar moet ik zijn." „Geeft ze al melk?" „Nee," legde hij lijdzaam uit, „nu gaat ze onder de stier, dan zal ze van het voor jaar kalven en dan geeft ze melk." Nu had hij blijkbaar genoeg van zijn onderwijzende taak, want hij vroeg: „Zijn jullie met vakantie?" Er bleek wat nijd onder zijn blauwe overall te wonen; op ons bevestigend antwoord zei hij namelijk: „Ik heb nooit vakantie." Wij betreurden dit, maar wezen hem erop dat hij dagelijks in een prachtig land schap vertoefde. „Ja," 'antwoordde hij op zo'n toon als iemand aanslaat die getroost wordt met de verzekering dat het wel erg is als je man je afranselt maar dat het nog erger zou zijn als hij dronk. „Waar komen jullie vandaan?" „Uit Haarlem." Terwijl ik koortsachtig, alsof ik zo dade lijk de 6400-dollar-vraag moest beant woorden, dacht over alle befaamdigheden van de Spaarnestad, vroeg hij geïnteres seerd: „Hoe staat het gras erbij?" E. Swart Advertentie HET NEDERLANDS ZUIVELBUREAU RIJSWIJK (Z.H.) Voor de politierechter te Zwolle hebben tijdens een bijzondere zitting vijf jeugdi ge Urkers terecht gestaan die op een ergerlijke manier Duitse kampeerders van 16 jaar hadden lastig gevallen en een ge deelte van hun eigendommen hadden ver nield. Het waren de 19-jarige visser H. P., de 18-jarige visser Jac. G., de 17-jarige visser S. K., de 18-jarige visser A. K. en de 22-jarige landarbeider J. van V. De Urkers hadden in de avond van za terdag 8 augustus twee tenten van de Duit se kampeerders, die op het strand bij Urk hun bivak hadden opgeslagen, omver ge trokken en vervolgens hadden ze er op staan springen waardoor de tenten scheurden en de goederen, die erin lagen, werden vernield. Dit gebeurde tijdens de afwezigheid van de Duitse jongens. Schuchter en zwijgend stonden de jonge lui nu voor hun rechter. Het vijftal bleek te behoren tot de „Carlsen-ploeg", ge noemd naar de gezagvoerder van het en kele jaren geleden vergane schip „Flying Enterprise", waarvan P. de aanvoerder was. Ze waren al vaker met de rechter in aanraking geweest, G. en S. K. omdat zij geassisteerd door P. met een stuk hout ruiten hadden ingegooid. P. omdat hij bo vendien ruiten had vernield met het dek sel van een vuilnisemmer en wegens dief stal en A. K. ten slotte eveneens wegens diefstal. Zij hadden hiervoor straffen ge kregen die. zoals de politierechter op merkte, kennelijk weinig indruk hadden gemaakt. De officier van Justitie, mr. P. J. Stig- ter sprak van een minne en laffe daad. Het betreft hier geen incidenteel geval, maar een reeks van baldadigheden die zelfs in de wereldpers zijn vermeld. Hij noemde het veelzeggend dat op een be volking van ruim vijfduizend zielen vijf politiemannen nodig zijn, die tijdens de weekeinden zelfs nog versterking moeten hebben. De justitie staat volledig achter de poli tie, aldus de officier, en zo lang die wordt lastig gevallen zullen er strenge straffen worden gegeven. Hij wilde de terecht staande Urkers nog eenmaal een kans geven en eiste tegen allen een maand voor waardelijke gevangenisstraf (tegen de minderjarige tuchtschoolstraf met een proeftijd van drie jaar en een boete van 30.). De verdediger, mr. L. F. Canté, noem de het gebeurde een baldadige kwajon gensstreek, die men moet zien in het licht van de plaatselijke omstandigheden. In Urk kan men 's zondags alleen naai de kerk gaan of een boek lezen. De jon gens zitten de hele week aan boord, soms 16 uur per dag. zonder enige ontspanning. De enige afleiding biedt het jeugdhuis, maar dat sluit 's zaterdagsavonds om half elf. 's Zondags is alles dicht. Een gro te fout is dat de geestelijke leiders hun taak hebben verwaarloosd door weinig te doen om de psychologische spannin gen van de vissers op te heffen. De ver dediger was van mening dat de jongens niet het slachtoffer mogen worden van de fouten van anderen en vroeg onmiddel lijke invrijheidstelling van de gedetineer den. De politierechter was een andere me ning toegedaan. „De terreur op Urk, vooral van de „Carlsen-groep", is niet ge ring. Het is zelfs zo erg dat getuigen uit vrees voor wraak niets durven zeggen. In Urk is men bang voor de eigen jeugd. „Ik ben nu al twaalf jaren in Zwolle", aldus de politierechter, „en al die jaren wordt gezegd dat de jongens er niets aan kunnen doen. Mijn geduld is nu op". De politierechter veroordeelde H. P. tot zeven weken gevangenisstraf, A. K. tot zes weken. S. K. tot vijf weken, Jac. G. tot vier en J. van V. tot drie weken. Mes op de keel Vervolgens stond terecht de 18-jarige lasser K. B. uit Urk. Hij had zondagavond 9 augustus een jeugdige Duitse kampeer der bij een bushalte lastig gevallen en hem zelfs bedreigd met een mes. Hij ontken de nu dat hij zijn slachtoffer een mes op de keel had gezet, maar drie Urker getui gen en een Duitser hadden tegenover de politie verklaard dat dit wèl het geval was geweest. Bovendien had B. een andere Duitse jongen in prikkeldraad gedrukt. De officier van justitie eiste tegen B., die nog nimmer met de rechter in aan raking was geweest, een maand voorwaar delijk met een proeftijd van drie jaar en een boete van 30. Mr. Canté bepleitte clementie, maar de politierechter merkte op dat men deze zaak niet te licht moest zien omdat er een mes aan te pas was gekomen. Hij veroordeelde B. tot twee maanden gevangenisstraf. Chinese kunst. In een magazijn in de Stockholmse vrijhaven bevindt zich thans de grootste collectie Chinese en Tibetaanse antieke afgodsbeelden en andere kunst voorwerpen die, voorzover bekend is, ooit door China is uitgevoerd. De collectie, die 2127 stukken omvat, waaronder 270 voor werpen die werden gevonden in het graf van de zestiende-eeuwse keizer Wang Li dat vorig jaar voor het eerst werd geopend heeft waarschijnlijk een waarde van meer dan een miljoen Zweedse kronen. Advert ent ie

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1959 | | pagina 3