WAS DE FRANSE KONING LOUIS PHILIPPE DE ZOON VAN EEN ITALIAANSE CIPIER? Litteraire Kanttekeningen Wekelijks toegevoegd pa Haarlems Dagblad Oprechte en IJmuider Er •Rijn nog geen aanwï$R*ngen voor een strenge winter RECHTERLIJKE UITSPRAAK BEVESTIGDE BABYVERWISSELING IN DE TIJD dat Charles Naundorf zich uitgaf voor Lodewijk XVII, zoon van de onder de guillotine gestorven Lodewijk XVI en Marie Antoinette en zijn aanspraken op de Franse troon liet gelden, regeerde in Frankrijk koning Louis Philippe, officeel de in 1773 geboren zoon van Philippe Egalité, hertog van Orleans, en van Louise Marie Adelaide de Bourbon Penthièvre, maar mogelijk een zoon van de Italiaanse gevangenbewaarder Lorenzo Chiappini. Het Chiappini-mysterie heeft veel minder bekendheid verworven dan het Naundorf- mysterie, doch is niet minder interessant. Een hertogelijke dochter zou in cle wieg verwisseld zijn voor de zoon van een gevangenbewaarderDe dochter heeft nimmer berust in de verwisseling, terwijl de zoon het bracht tot koning van Frankrijk en nimmer reageerde Deze babyverwisseling zou al lang in het vergeetboek zijn geraakt, wanneer er in Italië geen bewijsstukken waren die bevestigen dat Louis Philippe de zoon van Chiappini was. Maar in Parijs zijn bewijsstukken aanwezig clie het tegendeel aantonen! Hertog Louis-Philippe Joqephe van Or- léans, de omstreden vader van koning Louis Philippe. MARIA STELLA CHIAPPINI werd in april 1773 te Modigliana in Italië geboren en trouwde op 10 oktober 1786, nog maar dertien jaar oud, met de Engelse weduw naar Lord Thomas Newborough. Zij schijnt een wonderkind geweest te zijn. dat ver boven haar omgeving uitstak, met ta lent voor zang, dans en toneel. Haar vader Lorenzo werd door de Lord tot een rijk man gemaakt. Hij werd onder andere po litiechef te Florence. Na aanvankelijk in Florence te hebben gewoond gingen New borough en zijn vrouw zich later op een kasteel in Noord-Wales vestigen. Uit het huwelijk werden twee kinderen geboren. In 1807 stierf Lord Newborough en Maria Stella hertrouwde drie jaar later met de schatrijke Russische baron Eduard von Ungern Sternberg. Uit dit huwelijk werd nog een zoon geboren. Vlak voor zijn dood in 1822 schreef Lorenzo Chiappini een brief aan zijn dochter, waarin hij mede deelde, dat op de geboortedag van zijn zoon, Maria Stella werd geboren uit een persoon die hij niet mocht noemen en die reeds overleden was. Deze persoon en haar echtgenoot hadden hem destijds ver zocht de kinderen te ruilen. Gezien de som geld die geboden werd had hij daar- Karikatuur van Louis Philippe, getekend door Honoré Daumier. Lorenzo Chiappini, gewijzigd moest wor den in: Maria Stella Petronella, geboren 16 april 1773 uit het huwelijk van graaf en gravin de Joinville, nationaliteit Fransen, destijds woonachtig alhier, 17 april 1773 gedoopt door mij, Fr. Signani, Kanunnik. De rechter had er alle reden toe om de ze beslissing te nemen, want talrijke ge tuigen bevestigden dat er een baby-ver wisseling had plaatsgevonden. Onder an deren verklaarde een zekere Maria Toschi dat zij in 1773 in dienst was geweest bij hertogin Marie d'Este. In dat voorjaar wa ren Philipp Egalité, toen Due de Chartres en zijn echtgenote daar op bezoek geweest, reizende onder de schuilnaam van de Join ville. Louis-Philippe, naar een gravure van een tijdgenoot. in Faenza toch geen enkele uitwerking. Hoe duidelijk alles ook is in de ge tuigenverklaringen te Faenza, even dui delijk is het ook in Frankrijk dat Philippe Egalité nimmer De Joinville geweest kan zijn. Het is een zekere André de Maricourt geweest die bewijsmateriaal gaf dat wel zeer tegenstrijdig is aan de getuigenver klaringen in Italië gedaan. Eerstens wist De Maricourt te vertellen dat de hertogin pas in 1782 in Italië was en, nimmer daar voor. Dit feit is moeilijk te controleren, maar anders is het wanneer betoogd wordt dat Philippe Egalité onmogelijk in april 1773 in Italië kan zijn geweest. Hij was in Parijs, zoals blijkt uit de persberichten. Bovendien was er een verklaring van de artsen dat de hertogin zwanger was en zij daarom tussen 2 en 15 april enige ader latingen onderging. Juist in de tijd dat zij in Italië geweest zou zijn en Maria Stella geboren werd! Tevens presideerde de her tog tussen 7 en 14 april elke avond bijeen komsten van de vrijmetselaarsloge. Om streeks 25 april had hij te Parijs een lang durig onderhoud met de Prinses de Monaco. ER ZOUDEN nog vele meningen en zo genaamde bewijzen aan toegevoegd kun nen worden, zowel ten voordele van Maria Stella als van Louis Philippe. De belang rijkst" bewijsvoering steunt echter op het juist genoemde materiaal. Enerzijds kan men zich afvragen: waren die getuigen in Faenza zo betrouwbaar? Wisten zij zich nog precies te herinneren wat vijftig jaar geleden was voorgevallen? Kenden die vrouwen wel de namen Egalité, Orleans of de Joinville? Anderzijds behoeven de Franse „bewijzen", het alibi van Philips Egalité, niet zo betrouwbaar te zijn als ze er uitzien. Wanneer de hertog en her togin het voornemen hadden om ten koste 1 alles de geboorte van een zoon te be werkstelligen. dan konden zij niets beters doen dan incognito er op uit te trekken en een dubbelganger zoeken die voor de hertog optrad, althans deed vermoeden dat hij in Parijs was. Ook de doktoren kun nen omgekocht zijn. DE FRANSE KONINKLIJKE familie heeft Europa meerdere malen verbaasd doen staan met wat daar binnenkamers gepresteerd werd. Vooral in de tijd van Lodewijk XV en Lodewijk XVI stond het Franse hof ongunstig bekend om zijn ge dragingen en daarbij deed de Franse adel niet onder. Het lijkt er dan ook veel op dat de „bewijsstukken" aardig in even wicht zijn en het heel wel mogelijk is ge weest dat Frankrijk een koning gehad heeft die de zoon van een gevangenbewaarder was en dat juist deze vorst de wettige zoon van Lodewijk XVI, Lodewijk XVII alias Naundorf, de weg tot de troon versperd heeft. Maar evengoed als Naundorf een bedrieger kan zijn geweest, kan ook Louis Philippe de wettige zoon van Philip Egali té geweest zijn. Vleer LOUIS PHILIPPE besteeg in 1830 de Franse troon als gevolg van de juli-op- stand, die een einde maakte aan het reac tionaire bewind van Karei X, broer van Lodewijk XVI en Lodewijk XVII. Hij was de „burgerkoning", maar moest in 1848 wijken voor Napoleon III. De levensloop van Louis Philippe was merkwaardig. Met zijn vader koos hij in 1789 de zijde der revolutie en werd in 1790 lid van de club der Jacobijnen. In 1792 was hij luitenant- generaal en commandant van het Noorder- leger onder Dumoriez. In 1793 liep hij naar de Oostenrijkers over en woonde achter eenvolgens in Zwitserland, Amerika en En geland. In 1809 werd het huwelijk voltrok ken met Maria Amalia van Bourbon-Sici- lië. In hetzelfde jaar streed Louis Philippe in Spanje tegen Napoleon. In 1814 herstel de Lodewijk XVIII hem in zijn rechten. Omstreeks 1817 werd zijn paleis te Parijs het centrum van de liberale oppositie te gen de Bourbons en speciaal tegen Lode wijk XVIII. De biografen zijn het er over eens dat Louis Philippe de vorstelijke al lure miste en er burgerlijke levensgewoon ten op nahield. LOUIS PHILIPPE werd officieel op 6 ok tober 1773 te Parijs geboren als wettige zoon van Louis Philippe Joseph, hertog van Orleans, en Louise Marie Adelaide de Bourbon Penthièvre. Er vond na de ge boorte een nooddoop plaats waarbij maar een paar personen aanwezig wareh en op 12 mei 1788 werd Louis Philippe officieel gedoopt. Achter de geboorte van Louis Philippe is dan ook schijnbaar geen ge heimzinnigheid. Lezen we echter het in 1891 uitgegeven werk van Paul Dumont.: „D'Orleans ou Chiappini", dari is er alle reden te twijfelen aan de geboorte van Koning Louis Philippe op 6 oktober 1773 te Parijs. Lavendeloogst in Engeland DE GEZUSTERS BONDINI, kamer- mëisjes van de familie Boi-ghi-Biancoli, vertelden dat het echtpaar de Joinville in 1773 te Modigliana was. De graaf was zeer bevriend me de gevangenbewaarder Chia- pini en was ongerust daar zijn vrouw hem nog geen zoon geschonken had. Hij wilde, wanneer weer een dochter geboren werd, deze ruilen voor een jongetje. Chiappini was daar voor te vinden geweest, daar zijn vrouw ook zwanger was en tei-zelfder tijd als de gravin een baby verwachtte. De meisjes hadden toen de gesprekken af geluisterd. De ruil had inderdaad ook plaats maar was uitgelekt, waarop de graaf tijdelijk in een klooster was gevlucht en de gi-avi zo spoedig mogelijk uit Mo digliana vertrok. De barbier van het kloos ter verklaarde de graaf dikwijls geschoi-en te hebben en met de graaf ook over deze, toen opzienbarende, zaak in gesprek te zijn geweest. Ondanks deze uitspraak veran derde er in Frankrijk niets, want. daar had het besluit van de Italiaanse rechtbank werden er alleen in 1859, 1865, 1868, 1884, 1911 en 1947 meer zomerse dagen (warmer dan 25 C.) waar genomen. Van 1 mei tot half sep tember is er in Haarlem 146 mm regen gevallen tegen normaal 300 mm. In De Bilt viel totaal 120 mm. In de laatste honderd jaar bleef deze periode alleen in 1921 met 115 en in 1887 met 113 mm 'nog iets droger. De meeste regen in ons land viel van 1 mei j.l. af in Oud Beijerland, namelijk 230 mm, in Zuid- Limburg (Heerlen 195 mm) en rond Lochem 193 mm. Bij Ter Apel, waar nauwe lijks 90 mm regen viel, werd de grootste droogte geconstateerd. In de laatste 250 jaar kregen wij zesentwintig droge tot zeer droge zo mers. Hierop volgden negen normale winters, één zachte, en zeven zeer zachte, acht koude winters en één zeer koude winter. In genoemde periode kwamen er tweeëndertig zomers voor met een tem peratuur als van deze zomer of hoger. Daarop volgden drie zachte, elf zeer zachte, vier normale, tien koude en vier zeer koude winters. De jaren die van mei tot half juli wat temperatuur en neer slag betreft het meest op die van 1959 geleken waren die van 1807, 1818, 1842, 1857, 1868, 1911, 1932 en 1947. Op deze acht soort gelijke zomers volgden één normale winter, twee zach te winters, drie zeer zachte winters en twee koude winters. Alleen in 1807 en 1857 volgden er op een warme en zeer droge zomer een koude winter, in 1868, 1911 en 1947 daar entegen een zeer zachte winter. GAAN WIJ DAARBIJ ook nog de gedragingen van de winter na die twee tot tweeënhalf jaar na een zonnevlekkenmaximum vallen dan zien wij dat met uitzondering van de winter van 1940, alle andere winters normaal tot zacht bleven. Wanneer wij nog een stapje verder gaan met het vergelijken dan nemen wij ,alle koude tot zeer koude winters die er in de laatste 250 jaar (etmaalge middelde beneden nul gra den) zijn geweest. Dat zijn er zevenentwintig. Aan deze zevenentwintig koude tot zeer koude winters gingen vijf normale zo mers, veertien koele, zeven warme, acht zeer natte, acht normale en elf droge zomers vooraf. Hieruit blijkt dat de meeste koude winters door koele en droge zomers zijn vooraf gegaan. RESUMEREND mag worden opgemerkt dat er in vergelijking met andere even mooie en droge zo mers als die van 1959 geen enkele zekerheid is ten aanzien van het karakter van de komende winter. Wanneer wij van een kans zouden mogen spreken, dan is die kans voor een gemiddeld zachte winter zelfs groter dan die voor een koude winter. VÓÓR DE OUDE BOERENGOLF helemaal i-s weggeëbd en de komende vloed aan land is, willen wij in hel kort nog even de aandacht vestigen op een aantal gedichtenbundels, die wij tot nu toe in de drukte van het litteraire hoog seizoen hebben veronachtzaamd. Er zijn er bij die vooral door volledig bezwem- pakte strandgasten zullen worden ge apprecieerd. en er zijn 'er ook die expe rimentele nudisten zich in hun element zullen doen voelen. Nederlands litteraire kust is allerminst allersmalst tegen woordig. PAUL SNOEK draagt wel de naam van een zoetwatervis, maar in de gedichten bundel, van deze Vlaming „De Heilige Ge dichten" (uitgeverij S. M. Ontwikkeling kan men het zout eten. Enkele mooie poëtische fragmenten moet men maar als uitzondei'ing op de overige regels be schouwen, want hier is een maniakale schreeuwlelijk aan het woord die dat wil zijn ook. een woordschutter-, een terrorist die heilige huisjes vernielt en er heilige gedichten voor in de plaats zet. Die kan hij dan in een volgende bundel weer on bewoonbaar verklai-en. uit die onbewoonbaarheid schépt hij, maakt hij leven, wordt hij bewoonbaar, dus menselijk. Hij legt zijn schaduw over de stad en decreteert die als een god tot leven. Hij is geen god in het diepst van zijn gedachten, hij is liet in het diepst van de stad. Hij transformeert de stad tot be- woonbaaiTieid en hijzelf is de stad. Polets zelfvergoddelijking heeft enkele zeer ster ke gedichten opgeleverd. Hij behoort onge twijfeld tot onze beste dichtei's. HET IS WEL WEER actueel om conven tionele poëzie uit te geven, moet de leiding van De Beuk, stichting voor litteraire pu- blikaties te Amsterdam, gedacht hebben toen zij van Johan van der Bol „De vogel in de wachtkamer" en van H. P. Plantenga „De verworden wereld" liet drukken. Van de laatste is het werk wel sympathiek maar het is geen poëzie. Het is een poë tisch Schetsen, kernachtig aanduiden, uit treksel van stemmingen en situatjes. Poë zie is kiemend, Plantenga's werk oogst- opslag. Johan van der Bol schrijft verve lende gedichten. Hij pi-etendeei't ai-geloos- heid: „In de wereld van het wachten/ leeft een mens van zijn gedachten/ vei-- drinkend in een zee van onbehagen,// om dat hij de overzijde van zijn vragen/ niet kan zienHet is quasi-ingenue rijme len, dat nei-gens een innerlijke vastheid heeft. fieke vi-ouwelijkheid. Een schei*pe intelli gentie en een heftige emotionaliteit houden in ha„r gedichten elkaar in evenwicht, zonder dat zij zich daai-bij tot een compi-o- mis hoeft te forcei'en. Haar meestal lang ademige gedragen verzen met de brede wooi'denstroom worden van binnen-uit be dwongen door een onvei'anderlijke kern van bezonkenheid, die als weemoed aan haar poëzie ten grondslag ligt. Zonder zich aan te passen aan enig artistiek eigen- tijdsvei'schijnsel dat niet in haar wezen verankerd ligt, weet zij de schijnbare on- (of misschien doelbewuste anti-?) oor spronkelijkheid van haar woorden te laden met waairaehtigheid, feitelijke zin en ont- ï'oering. Door hun innerlijke tucht bereiken haar gedichten een trefzekerheid, die die verrassing van de oi'iginaliteit vervangt en zelfs overvleugelt: zij hebben haar name lijk niet van node, zij bezitten de onver- vreemdbai-e zin van het woord. Ad Interim CEES NOOTEBOOM is in „Koude Ge dichten" (Uitgeverij Querido, Amsterdam) vervuld van een stille menselijk deernis, die in enkele gedichten zo authentiek aan- wezig is dat alles, wat Paul Snoek vernie lenderwijs probeert te bereiken, er aan grijpend uit vrijkomt. Nooteboom zoekt een leefgebied waar geen leefgebied meer is. Hij wil niet vernielen maar zoekt de onbewoonbaarheid binnen te dringen: „Van binnen de kou ingroeien als een gewas/ een fijnzinnig gewas op een land schap/ voor niemand die het zal plukken// en gegeten niet wox-den,/ alleen blijven als een/ steen/ gegroeid in een regenloos tijd perk// daar maar staan/ zo koud, zo koud,/ niet eens meer om aan te raken SYBREN POLET is met zijn cyclus Ge boorte-Stad" vernielend noch zoekend, hij schept met zijn woorden de werkelijkheid bewoonbaar: „Niet een andere werkelijk heid maar dezelfde werkelijkheid/ anders. Niet anders, maar zichtbaarder;/ lichter. Ik heb een stad gebouwd/" Hij schrijft „de bewoonde wereld van de poëzie, en alles wat zin heeft vindt zijn zin in de poëzie". Hij is geen wanhopige in een onbewoon bare wei-eld, hij is een huis in de stad en HEEL WAT BETER is „Teken van le ven" (Querido, Amsterdam) van Cathari- na Kortebos. Toch heeft haar poëzie geen autonome waarde, zij laat de dingen niet in hun eigenheid. Zij neemt bezit van de wex-kelijkheid door er een poëtisch net over te gooien; zij vangt het vogeltje maar het is pas poëzie als het vliegt. Haar ge dichten zitten in een kooitje. Catharina van der Linden gaat in „De Steenboom" (Querido, Amsterdam) dieper in op haar thema: de vereenzaming van de moderne mens te toetsen aan de onveran derlijke natuur. Haar poëzie is opinieel en als zodanig vervuld van zichzelf. Er ziet iets fanatieks in haar vasthoudend heid en de pi-aterigheid van de gedich ten komt niet aan onti-oerbaarheid toe. Het is poëtisch materiaal, met uitleggin gen aan elkaar gevoegd. „Op weg" (Stols, Den Haag) van Barbara Dagen bevat oosters-mystiek aandoende gedichten, verlangen naar bo- venaai-dse helderheid, wijsheidsstrevin gen, opheffingen van leegte in oneindig, heelal, eeuwigheid. Voor de liefhebbei's. DAT CHRISTINE D'FIAEN een dichte res is in de onvervreemdbare zin van het woord, daaiwan is haar bundel „Gedich ten 1946—1958" 'De Ceder, Meulen- hoff, Amsterdam) afdoende bewijs. Klas- siek-traditioneel naar de vorm, tijdeloos naar onderwerp en problematiek, verte genwoordigt haar poëzie een volledig gam ma van algemene menselijkheid en speci- „Ik weet niet wat het betekent, maar er gingen precies twee jurkjes uit" toe besloten en Maria Stella als zijn dochter aangenomen, terwijl zijn zoon xrieeging met de onbekenden. DEZE BRIEF berust in het ai-chief van Florence en deskundigen hebben uitge maakt dat deze onbetwistbaar door Lo renzo Chiappini geschreven is. Maria Stel la kwam ér weldra achter dat de „onbe kenden" Philippe Egalité en zijn echtge note waren geweest, die in Modigliana had den vertoefd onder de naam van graaf en gravin De Joinville. Maria Stella verzocht toen om een ondei'houd met Louis Philip pe, maar die weigerde haar te ontvangen. Daarna ging zij een proces omtrent haar afstamming voei'en. Ondanks dit alles heeft Louis Philippe nimmer gereageerd, terwijl er toch wel sterke bewijzen tegen hem waren. In 1830 verscheen te Parijs een boekwerk over deze zaak, dat echter direct verboden werd. DE ZOMER VAN 1959 viel dit jaar niet zoals ge woonlijk alleen in de maanden juni, juli en augustus maar begon reeds op 6 mei en duurde tot over half september voort. In die periode werden er in De Bilt 1215 uren zon geregistreerd tegen nor maal 910 uren hetgeen deze eeuw niet eerder is voorgekomen. Verder wer den er in De Bilt zesen dertig zomerse dagen ge noteerd (normaal 24). In de laatste honderd jaar OP 29 MEI 1824 deed de Bisschoppelijke rechtbank te Faenza in Italië uitspraak na verschillende getuigen gehooi-d te heb ben. De rechter gelastte dat de doopin- öchrijving van Maria Stella, dochter van ENKELE ZONNIGE en voor de tijd van het jaar warme dagen zijn nog heel goed mogelijk maar de zomer van 1959 ligt achter ons. Binnenkort ook op de kalender wanneer woens dag 23 september 's avonds om negen minuten over acht de zon het zogenaam de herfstpunt bereikt boven de evenaar. Het is een zomer geweest die ons lang zal heugen en die on getwijfeld als één der zon nigste en droogste van deze eeuw zal blijven geboek staafd. Wij zijn er eigenlijk nog niet over uitgepraat ofde geruchten over' een op handen zijnde koude of strenge winter doen al weer de ronde. Een Engelse meteoroloog heeft voor speld dal de komende der tig zomers ook zo zonnig en warm zullen worden. Ge lukkig is de Nederlander nog al nuchter en laat hij zich niet zo maar alles wijs maken. (Van onze weerkundige medewerker)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1959 | | pagina 15