DE MAN DIE DE EENZAAMHEID LIEFHAD Tunnelbouw onder Kanaal kan volgend jaar starten GEDEELD IS DUBBEL EEN VROUW DIE GROTER BEKENDHEID VERDIENDE ANDERHALVE EEUW NADAT HET PLAN AAN NAPOLEON WERD VOORGELEGD ZATERDAG 3 OKTOBER 1959 E*btJ PAGINA VIER HET BREDE, VLAKKE DAL lag te barnen in de zon en er omheen rezen de kale, geërodeerde bergen naar de helwitte hemel omhoog; de vlakte was zo geel als een leeuwenhuid en in het midden was een klein groen puntje. Daar groeide een oeroude olijvenboom, die misschien nog uit Romeinse tijden stamde. Het dal strekte zich uit zo ver je zien kon. Hoog boven onze hoofden torenden de vervallen muren van een oude kasbah. Rotsblok was daar op rotsblok gestapeld tot een cvclopen- muur, die onneembaar was voor primi tieve wapenen. De muren stegen lood recht op tot de gekartelde bovenlijn van in puin gevallen huizen. „Al dat land is van mij", zei Amor, en hij wees met een wijds gebaar- naar de gele uitgestrektheid. „Het is van mij zo ver als u zien kunt". Hij zat diep in zijn witwollen deken gehuld tegen de muur geleund. Zijn broer zat naast hem, in een bruine wollen deken. We dronken geurige koffie uit gebloemde glaasjes en staar den uit over de oneindigheid. Een on eindigheid die toebehoorde aan één man, en waarin niets groeide dan één eeuwenoude olijvenboom. „Het heeft me tienduizend franks gekost", zei Amor. Honderd gulden voor een stuk grond, waarop in Holland zeker tienduizend mensen een behuizing zouden kunnen vinden! Honderd gulden is geen hoge prijs voor het voorrecht van volmaakt eenzaam te kunnen zijn. Want om een zaam te zijn en geen mensengewemel om zich heen te hebben had Amor dit dal gekocht. Hij hield van rust en vrede en van een aarde, die zich in volmaakte leegheid aan zijn voeten uitstrekte. Want hij woonde in een groot huis aan de voet van de berg, en in dat huis woonden ook zijn moeder en drie vrou wen, zijn broers en nog ongetrouwde zusters, plus al zijn kinderen. Maar hier boven kon hij naar hartelust alleen zijn. De oude burcht boven hem was prak tisch onbewoond, afgezien van een paar doodarme berbers, die er met hun schapen op de bovenste bouwvallen huisden, en die altijd langs de achter kant van de berg langs een steil geiten pad naar beneden sukkelden. Vaak zat Amor hele dagen op zijn eenzame post en staarde uit over de oneindigheid. Soms zat zijn oudste broer, die ook zwijgen kon, naast hem. Zijn duiven scheerden langs zijn hoofd, zijn vrou wen zag hij als piepkleine poppetjes diep gebogen onder hun vrachten naar de markt van Foem Tatawine trekken. Hij zat daar in zijn deken doodstil in de wind, en bij zijn hand lag de kostbare legerkijker, waarmee hij de steenweg kon bespieden, die dwars door zijn dal liep. Met die kijker had hij ook ons. in onze witte burnoezen, ondekt toen we over de weg liepen. TOEN HIJ ONS had gesignaleerd zond Amor zijn broertje van veertien naar ons toe om ons naar boven te halen naar zijn huis, niet uit verstoordheid omdat we zijn eenzaamheid schonden, maar omdat hij wel vermoedde dat we hongerig en dorstig zouden zijn, en ook omdat de on gelooflijke gastvrijheid van zijn ras en ge loof hem geboden de vreemden te eten en te drinken te geven. Amor sprak foutloos Frans, want hij had lange tijd in het Franse leger gediend. Hij bezat de elegante manieren van een zeven- tiende-eeuwse edelman, zoals de meeste Tunesiërs, en hij had de beschaving van iedere oosterling, die niet bedorven is door westerse beschaving. Hij was zeven endertig en mager en bruin, met een ha viksneus en doorborende zwarte ogen in waaiers van rimpeltjes. Hij was gespierd en taai, en een geweldige jager op het schaarse wild, dat hier boven nog leven wilde. Verder was hij de rijkste man wijd en zijd in de omtrek, want hij bezat in Foem Tatawine vijftien zeer behoorlijke huizen. Amor rookte noch dronk, want hij was een zeer vurig moslem, en natuur lijk was hij een groot nationalist. ACHTER BROERTJE ALI in zijn wap perende witte hemd wandelden we over de steenweg naar de burcht. Aan de voet van de berg heette Amor ons welkom. Daarna ging hij ons voor, het smalle pad op naar de kasbah, die hoog en duister en drei gend boven ons hing, en die er uitzag alsof hij ieder ogenblik omlaag zou komen tui melen. Ali, die stiekem mee wilde glippen werd op heterdaad betrapt en met een even verbaasd de wenkbrauwen ophalen op zijn plaats gezet. Met de juiste eerbied voor zijn grote broer bleef het knaapje staan, en volgde toen op zeer grote, zeer gepaste afstand. Toen we naast Amor op de rotsrichel hadden plaatsgenomen, met de rug tegen de muur, kroop Ali weg ach ter een rotsblok op tien meter van ons vandaan, zodat hij ons toch kon beloeren. Ali was het, die langs het stenen pad om laag werd gestuurd om koffie te halen, die wonderbaarlijk snel bereid werd. Met een reusachtig, geelkoperen blad in de hand kwam Ali even later met grote snel heid weer terug, en geen drupje bleek hij gemorst te hebben uit de boordevolle glaas jes. Op het blad lag ook nog een hagelwit doekje vol honingkoekjes en een pakje si garetten met een doosje lucifers. WE VERTELDEN wederzijds van ons vaderland. Amor wist vrij veel over In donesië via Radio Cairo, en van de ramp in Zeeland wist hij alles, want dat had een onuitwisbare indruk op hem gemaakt toen hij in Tunis de films had gezien. Na de koffie nam Amor ons mee de oude burcht in. In de diepe toegangspoort hin gen nog de zware houten deuren, waarvan de draaispillen bij de grond waren afge broken. Daarachter voerde de „hoofd straat" met duizend kronkels tussen de huizen omhoog. Amor vertelde hoe het hier vroeger toeging, toen roof en terrorisme nog hoogtij vierden. Toen sloot de hele be volking van een landstreek zich met de kuddes op in dergelijke veilige burchten, de poorten gingen dicht, verdedigers pos teerden zich op alle strategische punten en achter ieder rotsblok, en men wachtte af ivat er zou gaan gebeuren. Zo kon men vaak vijandelijke aanvallen afslaan maar soms lukte het de belegeraar de burcht uit te hongeren en daarna ging de hele bevolking over de kling. Maar altijd weer kwamen er nieuwe mensen terug in dit barre lege land en altijd weer zwierven ze met hun geiten en schapen over de vlakten en door de dalen. DE BURCHT OP DE BERG leek op niets zoveel als op een stenen bijenkorf. Raat na raat, cel na cel, rijden zich de kleine hui zen, de kleine voorraadkamers over en onder en op en achter elkaar. Meestal waren de vertrekjes niet meer dan twee bij drie meter, afgedekt met een tonge- welfje, en met stenen vloer en wanden. Een deurtje van een meter hoog, afgeslo ten met een zwaar houten luik, gaf toe gang tot de buitenwereld of de kamer van de buurman. Veel persoonlijke vrijheid moesten de bewoners niet gehad hebben. De met leem gepleisterde wanden en ge welven hadden versieringen van druiven trossen en van zegenbrengende handjes van Fatima, de dochter van de Profeet. Het grootste deel der kamertjes lag in puin. Maar die, welke in de levende berg waren uitgehouwen, waren beter bewaard gebleven. De wegen ertussen waren paad jes, zó smal dat je met je schouders de wanden raakte, en zó steil dat het soms wel ladders leken. Die vroegere bewoners moesten grote acrobaten zijn geweest. Er waren ook kamers met kleine ronde vens ters in de buitenmuren, als patrijspoorten van een schip dat op een bergtop gestrand was. Zo ongeveer moet Noach zich gevoeld hebben toen hij strandde op de Ararat en naar buiten keek. De woestijnwind blies onze haren rechtstandig omhoog toen we het hoofd naar buiten staken. BOVEN OP DE TOP van de berg, die vlak was en vrij groot, werden de paden echte straten en de huizen leken er op echte huizen. Hier verliet Amor ons, want hij moest onze maaltijd verzorgen zoals hij meedeelde. We dwaalden verder door de straten. We klommen voorzichtig op een paar uitkijkposten, een soort ver uit stekende rotssporen die leken te trillen in de felle wind. Een groot dik schaap sprong voor onze voeten weg. Toen vond Ali dat het tijd werd om terug te gaan. Hij zou vooruit lopen om te zeg gen dat we er aankwamen, want in Tune sië huldigt men het verstandige principe, dat iedereen graag weet wanneer de gast in aantocht is. De terugweg was nog moei lijker dan de heenweg, want alle kiezels, alle grint en zand gleed bij iedere pas mee omlaag en veroorzaakte miniatuur lawines. We zakten af tot Amors huis, waar onze gastheer reeds stond te wach ten, nadat hij bij Ali's mededeling, dat Hesketh Pearson, Johnson and Boswell - Heineman, London de vreemdelingen er aankwamen, al het vrouwvolk had opgeborgen in het enige vertrek, dat haar ten dienste stond. De deur ervan zat stevig dicht, maar daar achter was geritsel, zacht gelach en ge- giebel. Bij al de moderniteit hield Amor zich aan het standpunt dat je vrouwen niet moet zien en niet moet horen. HET HUIS WAS GROOT en ruim rond een binnenplaats, waarop vele vertrek ken uitkwamen. De zomerkamers waren, koel en donker, in de berg uitgehouwen. Ik mocht een vluchtige blik in het vrou wenvertrek werpen, maar het was er aardedonker en alleen een glimp van zil ver en wat geblikker van tanden was zichtbaar. Een vette bruine baby kroop naar me toe, maar een smal, gehennaad handje trok hem ijlings weer terug. Toen ging de deur weer dicht. Amor was zicht baar tevreden over zijn vrouwvolk, dat zo goed haar plaats wist. Het eten, een eierschotel vol pepers en tomaten, werd door Ali aangedragen, die ook keukenkorvee scheen te hebben, al werd het maal bereid door een paar vrou wen achter een hemelhoge muur. We aten van een met hagelwit damast gedekte ta fel, van drie verschillende borden en zon der bestek. We dronken thee en koffie maar rookten niet, wat Amor genoegen deed. DE AVOND BEGON reeds te dalen toen we afscheid namen van Amor en zijn vrienden. Ze hadden ons een eindweegs begeleid. Na alle gesprekken van de mid dag zwegen we allen. De avondwind woei onze witte boernoes en de zachte wollen dekens van de Tunesiërs omhoog. Ali liep dicht bij ons met een jong geitje in de ar men, dat hij ons voor tweehonderd frank wilde verkopen. Toen we hem uitlegden, dat èr geen lastiger reisgezel bestaat dan een jong geitje, lachtte hij en drong niet verder aan. Het geitje uitte klagende ge luidjes en sabbelde aan zijn oor. Over de muur van Amors huis hingen een paar donkere vrouwenfiguren en keken ons na. De honden begonnen te blaffen. In de ver te antwoordde een jakhals. De hemel hing vol teergouden veren. BIJ DE OUDE OLIJFBOOM namen we afscheid van elkaar. Óm ons heen tikten de rijpe zwarte olijfjes op de steenharde grond, de zilverige kruin ruiste in de wind. We keken rond door de nu bleekpaarse wereld en zagen in Amors huis de eerste ster van een twinkelend lichtje. In een lange rij beklom ons witomhuld gevolg weer de lange, steile weg naar de oude burcht. Amor stak zijn arm omhoog als laatste groet. En toen keerden ook wij te rug naar waar Foem Tatawine verborgen lag in een plooi van het terrein. Bob Tadema Sporry JAMES BOSWELL'S „LIFE OF JOHN SON", waarschijnlijk na de verzamelde werken van Shakespeare het meest geci teerde werk van de Engelse litteratuur, wordt buiten Engeland niet veel gelezen, al kan het weinigen ontgaan zijn dat er zo'n boek bestaat. Het is dan ook zeer lang, veertienhonderd pagina's in de Oxford-uit- gave, en in sommige delen tamelijk taai, hoewel het dat met andere passages ruim schoots goed maakt. Hesketh Pearson, auteur van al een dozijn of meer makke lijk verteerbare biografieën van onder houdende personages, was de aangewe zen man om aan deze betrekkelijke ontoe gankelijkheid een eind te maken. Hij heeft bovendien in aanmerking genomen dat naar tegenwoordige opvattingen de biograaf Boswell een niet minder wonder lijk man was dan zijn held, zoals uit zijn beroemde werk al blijkt, en zoals des te beter is nu er de laatste jaren een hele se rie reisjournalen van hem gepubliceerd is. Hier ziin zij dus alle twee, uitgebeeld volgens het biografische principe dat Hes keth Pearson altijd in ere houdt: geen analyse, veel anekdotes. SAMUEL JOHNSON, geboren in 1709 (deze nieuwe biografie komt keurig op tijd in het herdenkingsjaar) heeft zelf zo lang hij het geld nodig had een massa lit teratuur geproduceerd: een tragedie, een woordenboek, een beschrijving van een Schotse reis, en bijdragen aan tijdschrif ten zonder tal, maar geen daarvan wordt nog geregeld gelezen. Klassiek is hij ge worden om zijn conversatie, door Boswell jaren lang nauwkeurig genoteerd. De een zaamheid waarin de litteratuur tot stand komt was zijn element niet. Hij was een gezelschapsmens, al was hij niet gemakke lijk in de omgang, steeds minder naarma te hij ouder en zieker werd (hij bereikte de leeftijd van vijfenzeventig jaar). „Ik heb hoofdpijn, dat komt van het drinken", zei Boswell eens, en kreeg ten antwoord: „Nee meneer, dat komt niet door de drank maar door het verstand dat ik in je hoofd gehamerd heb!" „Wat, zei Boswell toen, op zo'n aardigheid niet bedacht krijg je daar hoofdpijn van?" Johnson: „Ja meneer, als je hoofd er niet aan ge wend is". Boswell moest in de loop van de eenentwintigjarige vriendschap grap pen verduren die vele anderen op de vlucht zouden hebben gejaagd; maar behalve dat hij het soort karakter had dat zich daar juist wel goed bij voelde, moeten wij het ook niet voorstellen alsof hij alleen als een hondje achter de grote baas aan liep. Johnson stelde ook van zijn kant de vriendschap op prijs, en was goed genoeg om het hem bij gelegenheid in gesprek en brieven te laten weten. BOSWELL HAD inderdaad reden ge noeg om aanmerking op zich te laten ma ken. Opgegroeid onder leiding van een overdonderende vader, een rechter in Edinburgh, had hij zijn eigen karakter niet laten onderdrukken, maar dat had al zijn inspanningen gevergd en er was geen ge legenheid geweest om er ook nog een mo del aan te geven. Hij scharrelde teveel met vrouwen, hij -dronlcteveel, hij probeer de altijd grote mannen te spreken te krij gen om over zijn relatie met hen te kunnen opscheppen, en hij verdeed een groot deel van zijn leven aan pogingen om een defti ge baan te krijgen waarmee hij indruk zou kunnen maken, in plaats van zich tevre den te stellen met het auteurschap waar hij aanleg voor had. Tenslotte is het mis schien nog ons geluk dat hij nooit tevre den was, want anders had hij ons in zijn journalen en zijn boek over Johnson zich zelf niet na kunnen laten als een toon beeld van het onvolgroeide begaafde per sonage. HIJ IS ERGERLIJK, zoals iedereen er gerlijk is die ons nadrukkelijk en onbe schaamd aan onze eigen zwakheden herin nert door die van zichzelf te vertonen, maar zijn talent en zijn intelligentie belet ten ons altijd weer om hem te negeren. Boswell dwingt ons tot belangstelling voor zijn eigen karakter zoals hij ons ook tot belangstelling voor dat van Johnson dwingt. Het verschil is dat wij bij hem in de eerste plaats ergernis moeten overwin nen, bij de grote doctor ons niet moeten laten afleiden door het plezier aan al zijn fameuze opmerkingen in gezelschap. Het is zoals gewoonlijk de zwakte van Hesketh Pearson's biografie dat hij onze aandacht teveel richt op alles wat er buitengewoon onderhoudend is aan zijn onderwerp. Dr. Johnson was een man van onmatige intel ligentie en snelheid van repliek, maar hij had geweldige en lelijke vooroordelen, soms over dezelfde soort dingen waar hij bij andere gelegenheden heel verstandig en verhelderend over kon praten. OP DEN DUUR gaat hij ons toch ook ergeren, al het amusement ten spijt, wan neer wij hem niet als een karakter in zijn geheel kunnen opvatten als de menselijke natuur enige malen vergroot, en in een allerzonderlingste gedaante ge presenteerd: in een groot sterk lichaam dat onderhevig was aan vele nerveuze tics, en met één oog van jongs af aan bijna dichtgegroeid door een klierziekte. Bij het lezen van Bosweli's boek worden wij ons vooral in Johnsons laatste jaren bewust dat wij hier niet alleen een formidabele disgenoot, maar inderdaad een mens van een geniale expressiviteit voor ons heb ben, wanneer hij zich beklaagt over het verlies van zijn vrienden en zijn angst be tuigt voor de dood: „Ik ben bang om te denken aan dat wat niet vermeden kan worden. Tevergeefs zien wij steeds om naar hulp die niet te krijgen is. Niette min hopen en hopen wij, en denken dat wie vandaag leeft ook morgen kan leven". BIJ HESKETH PEARSON is de indruk verzwakt, maar in zekere mate nauw keuriger geworden, door het gebruik van nog andere bronnen dan Boswell. Als commentaar op het oude meesterwerk, of als samenvatting voor wie in het kort wil weten wat er aan de hand was, is het een heel nuttig en leesbaar boek. S. Af. DE ROEM WORDT SNEL overleefd en meestal door toevallige omstandigheden in zijn reikwijdte begrensd. Zo was enige jaren geleden de naam van de Franse ver pleegster Geneviève de Galard op ieders lippen wegens haar heldhaftige houding tijdens de strijd om Dien Bien Phoe in Indo-China. De faam van de onlangs over leden mevrouw Catroux echter is voorna melijk tot Frankrijk beperkt gebleven, hoewel ook zij tot op gevorderde leeftijd op een staat van dienst kon bogen welke op een uitzonderlijke moed en een stand vastig karakter duidt, zeldzame eigen schappen die recht geven op de algemene bewondering. REEDS in de eerste wereldoorlog had zij een belangrijk aandeel in de verple ging der gewonden, waarbij zij een gas vergiftiging opliep. Zij werd destijds vier keer onderscheiden. In juni 1940, toen zij zich met haar echtgenoot, generaal Ca troux, die gouverneur-generaal was en een der voornaamste medewerkers van gene raal De Gaulle zou worden, in Indo-China bevond, sloot zij zich aan bij het verzet In Londen organiseerde zij het maatschap pelijk werk onder de Vrije Franse Strijd krachten om zich vervolgens in het Mid den-Oosten aan de vorming van verple- gingstroepen te wijden. Gedurende de laat ste twee oorlogsjaren leidde zij in Italië chirurgische afdelingen. Zij bekleedde toen de post van inspecteur-generaal van de vrouwelijke afdelingen van het Fran se expeditieleger. Daarbij werd zij ge wond en opnieuw onderscheiden. NA DE BEVRIJDING werd zij belast met speciale missies naar de gevangen kampen in Odessa, Moskou en Polen. Ook na de oorlog zette zij haar sociale werk voort, waarbij zij nog onlangs een gala voorstelling waaraan Maria Callas mede werkte, organiseerde. Met mevrouw Ca troux, die ook draagster was van tal van buitenlandse onderscheidingen, is een vrouw van uitzonderlijke verdiensten heengegaan. AAN DE BOUW van een Kanaaltunnel staan geen technische hindernissen meer in de weg. Zo luidt de conclusie, die onlangs na verscheidene maanden van sondeerwerk en geofysisch onderzoek werd getrokken door ingenieurs van de Studiegroep voor het Ka naaltunnel-project. Maar diegenen, die reeds van kindsbeen af over deze beroemde tunnel hebben horen praten zullen het nieuws wel licht een beetje sceptisch ontvangen. Dat neemt echter niet weg, dat op het ogenblik, juist anderhalve eeuw nadat het eerste ont werp voor een dergelijke tunnel aan Napoleon werd voorgelegd, het voorbereidende werk in een beslissend stadium schijnt te komen. Het werkschema dat is opgesteld voorziet in het uitzetten van het tracé vóór het einde van het jaar en in het verkrijgen van een over zicht van de economische voorwaarden, onder welke de tunnel ge ëxploiteerd kan worden. Als de financiers van het project de sug gesties accepteren welke door de economen en de ingenieurs naar voren zijn gebracht, kan het werk vroeg in 1960 op gang komen en zes of zeven jaar later zou de tunnel voor het verkeer tussen Engeland en Frankrijk geopend kunnen worden. Men kan zich gemakkelijk voorstellen, hoezeer zowel toeristen als zakenmensen zich in deze verbindingsweg zullen verheugen. Ondertussen zullen de geologen en de waterbouwkundigen nog een vol seizoen de handen vol hebben aan het sonderen en het onderzoeken van iedere meter zee bodem tussen Kaap Gris Nez en de witte rotsen van Dover. De studies hebben al uitgewezen, dat de bodemgesteldheid aan beide zijden van het Kanaal hetzelfde is, maar er moest nog een belangrijke vraag beantwoord worden: de technici moesten nog weten of er bij de kust geologische gebreken waren, overslibd door doordring- bare lagen. De poreusheid van zulke zwakke plekken in het kalk zou een be langrijk risico opgeleverd hebben en een haast onoverkomelijk obstakel hebben gevormd voor de bouw van de tunnel. Gelukkig hebben de ultramoderne son deertoestellen, die gedurende de afgelopen zomer gebruikt werden, niets van die aard aangetoond. Kikkermannen, die dikwijls onder zeer moeilijke omstandigheden moesten werken hebben van vijfentwintig onderwatertochten meer dan veertig rots monsters meegenomen, die zij uit de zee bodem hadden gehakt. IN DE LOOP VAN de verdere onder zoekingen, die geschieden met behulp van sondeerapparaten, welke golven met een frequentie van zes kilocycles per seconde uitzonden, kreeg men gedetailleerde ge gevens over de staat van de rotsachtige lagen onder de zeebedding tot op diepten van ongeveer veertig meter. Deze son- deerapparatuur wordt op twee manieren gebruikt. Bij de eerste bevestigt men haar onder een schip op bijna drie meter onder de zeespiegel, bij de tweede trekt men het over de zeebodem. In het eerste geval geeft het nauwkeurige inlichtingen over de structuur van de bodem op een diepte van ongeveer dertig meter, in het tweede zijn de sonderingen effectief tot op twee honderd meter in kalk en zelfs tot op ruimschoots driehonderd meter in de lagere gesteenten. DE EXPERTS gebruikten ook nog de „aardbevingsmethode", die evenals de te voren beschreven sondeertechniek berust op de verschillen in de snelheid van het geluid, wanneer dit verschillende bodem gesteldheden doorkruist. Door de tijd te meten, die de trillingen van een serie ont ploffingen nodig hebben om de op nemingsapparaten te bereiken kunnen de specialisten grafieken maken, welke de ligging der verschillende lagen weergeven. DE TUNNELPIONIERS in het vroegste plannenstadium misten deze onderzoe kingsmethoden, welke de risico's van de tunnelbouwers tot minima terugbrengen. De schachten die tussen 1880 en 1883 aan beide oevers werden neergelaten zijn nog in een goede conditie. De schachten bij Folkestone en bij Sangatte, niet ver van Calais, zijn grondig onderzocht en de Franse en Britse ingenieurs zijn het er over eens, dat de waterinwerking te ver waarlozen is. Zij zijn geen redenen waar om deze twee schachten niet zouden wor den doorgetrokken tot zij elkaar in het midden van het Kanaal ontmoeten. EEN VAAK GESTELDE vraag luidt of er maar één tunnel zal komen of wellicht twee of vier. Het antwoord daarop moet men schuldig blijven zolang deskundigen nog naar de beste oplossing zoeken. Het is echter waarschijnlijk, dat de tunnel zowel voor weg- als voor railverkeer zal kunnen worden gebruikt. Economen maken een raming van de hoeveelheid goederen, die van beide kanten door de tunnel vervoerd zullen worden en van het aantal reizigers en voertuigen, dat er door zal komen. Als hun prognoses beschikbaar zijn zal men de voorlopige tolheffingen kunnen bepalen. BIJ 'N OPINIE-ONDERZOEK van be gin augustus tot eind oktober 1958 werden de modernste technieken en elektronische machines gebruikt om de meningen van 56.000 reizigers van en naar het Europees continent te verzamelen. De machines leverden gedetailleerde statistieken van de opinies betreffende de toekomst van de tunnel. Omdat tijdsbesparing wel de be langrijkste kant van het probleem is wer den gegevens over de benodigde tijd voor de oversteek, per schip en per vliegtuig, alsmede voor douane- en paspoortforma liteiten zorgvuldig genoteerd. De ver- keersprognoses worden gezamenlijk uitge werkt door de „Economist Intelligence Unit" in Londen, de „Société d'Etudes Techniques et Economiques" in Frankrijk en de firma De Leuw, Cather en Coy te Chicago. In de loop van dit jaar zullen drie organisaties hun conclusies aan de Studiegroep voor de tunnel voorleggen. Zij voorzien echter nu reeds, dat wanneer de tunnel voor pasagiers- en goederenver voer zal worden geopend, de omvang er van zich spoedig zal hebben verdubbeld. VREDE EN VRIENDSCHAP tussen de aldus met elkaar verbonden landen zijn uiteraard een voorwaarde voor dergelijke projecten. Dat realiseert men zich nog krachtiger bij een inmiddels ook ontwor pen verbinding tussen twee andere con tinenten: het plan van de Russische inge nieur Arkady Markin voor een dijk over de Beringstraat, welke Siberië en Alaska door een spoorweg met elkaar zou ver binden! Dit plan getuigt van evenveel ver beeldingskracht als dat voor de Kanaal tunnel en zou in Britse ogen als een na tuurlijk complement ervan kunnen wor den gezien. De Kanaaltunnel en deze dijk door de Beringstraat zouden het mogelijk maken per trein van Engeland naar de Verenigde Staten te reizen. Het geldt hier nog maar een plan in zijn prilste vorm, maar de moderne techniek en de gemeen schappelijke inspanningen van verschil lende volken zouden er een opwindende werkelijkheid van kunnen maken. (UNESCO)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1959 | | pagina 16