Hannibal leert Italiaans 9\ w m M 9 9 19 9 9 9 9 9 m 9 1 m 9 m 9 9 9 9 KIEKEPOEF (f H jj 3 gS de poes ZATERDAG 10 OKTOBER 1959 Erbij Schaken •f§ K fit JÜ n H HÜ Hf wm. I §§P8 u 9 11 8 9 s s J§a Pf J§ g ÜP 9 ÜP Si fiJ p I Ü1 üp §1 j§§ i v'w>.< ÜP WÊ. ;§8 üf SS I UP hp m 8 9 IJl nn HI H 9 üf fel 1 B Bi IS ÜP Ei 9 pp ilK üf n m 1 |J§ B B H B 1 S B fl te §jg B m m öf BI 0 FEUILLETON VOOR Een stad ^2^ als een sprookje J JONCE MENSEN DOOR LIZZY SARA MAY Alleen de stok breekt PAGINA VIER Vorige week stelden wij in het uitzicht de partij te zullen bespreken, in welke de veelbelovende Amsterdamse student Tan zijn stadgenoot Bouwmeester in ver- liesgevaar bracht. Inmiddels bereikten ons echter par tijen van het kandidatentoernooi te Bied. Daar de Nederlandse pers hiervan nog vrijwel niets publiceerde, meenden wij aan de creaties van de wereldkampioen schapspretendenten voorrang te moeten geven. Op het moment dat wij dit schrij ven, strijden de Russen Keres en Tal ver woed om de begeerde eerste plaats. Ex- wereldkampioen Smyslov laten zij ver achter zich en de deelnemers uit het Westen zijn helemaal nergens. De geweldige kracht van Keres is al bekend sinds vóór de oorlog; van 1938 af staat hij op de nominatie voor de hoogste titel. De gehele schaakwereld zou hem deze van harte gunnen. Want niet alleen is zijn agressieve stijl bijzonder aantrek kelijk; ook zijn persoonlijkheid maakt hem persona grata bij een ieder. Hij is rustig, bescheiden, hoffelijk, sportief en mist elke „ster"-allure. Toch zou het voor het schaakspel mis schien nog verheugender zijn, indien Tal door het behalen van de overwinning het recht zou verwerven, de beslissende twee kamp met titelhouder Botwinnik te spelen, want Tal is zonder meer een schaakwon- der, wiens wijze van spelen allerlei heili ge huisjes omver werpt. Als een snijbrander in metaal brandt hij ook de meest soliede verdedigingslinies open; daarbij gaat hij geen enkel risico uit de weg en schroomt hij niet, aan de lopende band offers te brengen. Mocht hij aan de top komen, dan kan dit niet an ders dan een verfrissende invloed op het schaken hebben. Het oorspronkelijke ka rakter van strijdspel, dat wel eens wat verdrongen dreigt te worden door de we- tenschappelijk-exacte wijze van benade ren in de laatste decennia, zou stellig weer meer op de voorgrond komen. Tals uitzonderlijk talent en onwaar schijnlijk snelle blik op het spel bleken onder meer tijdens de Olympiade 1958 te München. Om zijn tegenstanders te ver pletteren had hij zo weinig tijd nodig, dat hij tijdens iedere ronde kans zag alle aan de gang zijnde partijen (72 stuks!) te volgen en te noteren. Hier gelden geen gewone menselijke maatstaven meer! Om een indruk te geven van zijn ver schroeiende stijl volgt hieronder eerst een voorbeeld van de wijze, waarop hij huishoudt onder spelers van iets lager niveau. Wit: Szuksta. Zwart: Tal: Konings-Indisch. 1) d2-d4 Pg8-f6, 2) c2-c4 g7-g6, 3) Pbl-c3 Rf8-g7, 4) e2-e4 d7-d6, 5) f2-f3 0-0, 6) Rcl-e3 e7-e5, 7) Pgl-e2 c7-c6, 8) Ddl-b3 c5xd4, 9) Pe2xd4 d6-c5! Een pionoffer om de stelling te openen (de witte koning staat nog in het midden). 10) c4xd5 c6xd5, 11) e4xd5 Pb8-c6!? Een briljante conceptie, die echter technisch onjuist wordt uitgewerkt, gelijk wij hieronder zullen uiteenzetten. De be doeling van het stukoffer, het nóg meer openen van de centrumlijnen, wordt in het vervolg gehonoreerd, omdat de wit- speler het hiaat in zwarts plan niet vindt. 12) d5xc6 Tf8-e8, 13) Kel-f2 Op dit moment had wit zwarts opzet kunnen weerleggen. Nu gaat het van een leien dakje. 13).... Te8xe3! Na een pion en een stuk wordt ook nog de kwaliteit geofferd. 14) Tal-dl Na 14) Ke3: Rh6 schaak, 15) f4 Pg4 schaak of 15) Kd3 bc6: slaat de zwarte aanval aanstonds door 14).... Pf6-g4 schaak! Het vierde offer na slechts 14 zetten spelen. 15) f3xg4 Rg7xd4, 16) Tdlxd4 Dd8xd4. Thans dreigen vernietigende af trekschaaks. 17) Db3-d5 Te3-e2 dubbel schaak! En offer no. 5. 18) Kf2xe2 Rc8xg4 schaak, 19) Ke2-el Ta8-e8 schaak, 20) Rfl-e2 Te8xe2 schaak en wit gaf het op, daar na 21) Pe2: Dd5: volgt. Na afloop van de partij bleek, dat 11)Pc6? weerlegd had kunnen wor den door 12) dc6: Te8, 13) 0-0-0! Te3: 14) Pf5! en wit wint. Niettemin was het of fer Pc6 een geniale gedachte; het werd alleen imperfect uitgevoerd. Zwart had eerst 11) Te8! moeten spelen, om pas na 12) Kf2 met Pc6! te vervolgen. Het verloop ware dan verder als boven geweest. Dit partijtje is typerend voor Tal. Aan stonds creëert hij zodanige moeilijkhe den, dat zijn partner achter het bord de draad verliest. Pas achteraf leggen de analyses tekortkomingen bloot. Maar de ze doen niets af aan het imponerende ka rakter van Tals ideeën, die nog slechts door de zeef der toernooi-ervaring, moe ten, om ook voor de allersterkste onweer staanbaar te worden. Geniaal, maar technisch nog niet geheel volmaakt, ziedaar Tal in een notedop. Mr. Ed. Spanjaard dat west met belangrijke lengte in die kleur zat en oost heeft met Heer-8-3 aar dige „steun" voor zulk een lange kleur. Het was natuurlijk niet zó eenvoudig voor oost vooral ook niet omdat zuid kwetsbaar psychologisch geboden had tegen een niet-kwetsbare tegenpartij. Zéér ongebruikelijk en juist daardoor zo ver rassend. Bij het nakaarten kunnen we de remedie wel aangeven, maar aan de bridgetafel is het minder eenvoudig. Nog een waarschuwing! Ga morgen avond op de club niet meteen „psycnolo- gisch" bieden. U moet op de gelegenneid wachten en die niet trachten te scheppen. IJ. W. Filarski PSYCHOLOGISCH BIEDEN. Psychologisch bieden (bieden wat ;e niet hebt, om de tegenpartij te misleiden) was een bezigheid die in de beginjaren van het bridgespel veelvuldig werd toegepast. Langzamerhand echter is men ervan terug gekomen, want men ontdekte dat vaak psychologisch bieden véél meer schade aanrichtte in eigen gelederen, dan bij de tegenpartij. Niettemin kan een enkele maal een goed geplaatst blufbod resultaten afwerpen. In de wedstrijd BelgiëEgypte tijdens de Europese kampioenschappen in Palermo zien we de Egyptenaar Schemed (reeds lang woonachtig in Parijs) een goed psy chologisch bod doen: Alle clubs van de Koninklijke Neder landse Dambond nemen deel aan het (in de eerste week van september aange vangen) jaarlijks toernooi. In dit winter- toernooi maken eerst de damclubs uit welke clubspeler de sterkste is. Deze dam- partijen in eigen club lenen zich uitstekend voor experimenten. Tevens zijn deze wed strijden uiterst geschikt om met speel- vormen te leren omgaan en zij geven ge legenheid „eigen werk" te tonen. Uit onderstaand fragment valt iets te leren. P. ROOZENBURG OOOOOOCOCOOCCO:COCOCOO^OOCCOCXX>^DOCOOaXCCOOOOOCC03C>5COO 4 A 7 6 9B52 952 4 B 6 5 4 West Oost V 10 9 5 2 N 4 H 8 3 O 9 6 W O O 8 O B 7 2 Z A H 6 4 AH3 4 V 9 8 7 2 B 4 9 A H V 10 7 4 3 V 10 8 S mm, w/w. wm. 'W/A. s K 3 Wfo. K WW/y '/iïzw/ - V/Mm. fswl itH wvW/ 5 nam 4 10 Oost gever, NZ waren kwetsbaar. Het Egyptische OW-paar wist 4 schop pen te bereiken: oost 1 klaveren - »uid 2 harten - west 2 schoppen - oost 3 schop pen - west 4 schoppen. Noord speelde C2 voor, zuid won en trok zijn singleton 410 na - west nam. Uit west werd troef nagespeeld, noord plofte er meteen op met troefaas rn liet vervolgens zijn partner een 4 introeven. Hiermede was de spaghetti op. OW ver loren geen enkele slag meer en maakten dus 10 slagen voor 420 punten. Aan tafel II opende oost met 1 ruiten - doch nu bood de zuidspeler psychologisch 1 schoppen - west doubleerde - noord paste - oost paste - zuid 1 SA - west doubleerde - na passen van noord en rost kwam er nu bij zuid 2 harten - west en noord pasten - oost 3 klaveren - zuid paste - west 3 ruiten - allen pasten. Slim geboden door zuid - vooral is het goed, dat hij over 3 klaveren van oost het bod 3 harten naliet; dat bod had de tegen partij slechts kunnen helpen bij de vast stelling, dat zuid b e s 1 i s t geen schop pens kon hebben. De vraag is, of de Belgen het psycholo gische bod niet hadden kunnen weerleg gen. Het komt mij voor, dat oost nadat zuid 2 harten had geboden (waarop west en noord pasten), er beter aan had gedaan 2 schoppen te bieden. Uit het doublet op 1 schoppen door west, was toch bekend ooooccccoooccoooccccooococooocoocococ B. DUKEL De ex-wereldkampioen zag van 14-20 af, omdat wit 27-21 18x27 32x21 of damzet- of positiewinst kan afdwingen. 1. 23x32 37x28 17x46 44-40 46x23 40-34 23x40 en 45x3 met winst. 2. 27-22 18x27 32x21 16x27 31x22 23x32 37x28 en wit staat uitmuntend. Op 12-18 38-33 met 45x1. Fraai gezien van Roozenburg! H. SWIER V/MM'. WW' m m n 0 iOOOODOOOOOOODCCO>*OCO'A W/yW. P. ROOZENBURG In deze stelling, waarin zwart moeilijk spel staat te wachten, toont de witspeler de volgende voortzetting aan: 113-18. 2. 43-39 16-21. 3. 27x16 18-22? 4. 38-33 29x27. 5. 39-33 23x32. 6. 16-11 17x6. 7. 26-21 27x16. 8. 33-29 24x33. 9. 34-30 25x34. 10. 40x7 met gewonnen eindspel. Indien zwart na 13-18 43-39 niet zou offeren, gaat het spel positioneel verloren. De enige houdbare zet voor zwart is in eens 3-8 te spelen. Een remise-spelgang is dan 13-8. 2. 36-31 24-30. 3. 35x33 23-29. 4. 34x23 16-21. 5. 27x16 17-22. 6. 28x17 19x48. Met remisekansen voor zwart. De gevaren van het klassieke midden spel worden maar al te vaak onderschat. De spelers die meedingen in het toernooi om de provinciale damtitel moeten toch zeker op de hoogte zijn van het slagspel en de offers welke elk ogenblik de stand be dreigen. Neem nu eens het spel tussen Arie Groteman uit Wervershoof met wit en J. Mekken uit Alkmaar met zwart. De 38ste zet laat zien: WWW m WW//. 8 ÜP i o WWW/. mm -my xoooc JOOOCO occoooc xxxooccax oocoo ooococ cccoooc Wit aan zet kan niet uit de opsluiting met 34-29 wegens 23x34 30x39, 24-29 en 18-22 met doorbraak naar 44. Wél kan daarna wit met 32-27 verrassend 48x50 het stuk van dam af houden, doch het eindspel 4 tegen 5 stukken is voor wit verloren. Maar wits spelvrijheid is toch uiterst be perkt. Er moet 42-37, waarna zwart met 3-8 48-43 niets meer bereikt. In de partij speelde wit als 39ste zet 48-43 en deze zet levert steeds nadeel op. 9-14. In de partij 40) 42-37? won zwart op slag door 17-22, 23-28. 13-18, 19x48. 30x10 en 48x47. Maar na 39. 48-43 9-14 moet 40. 34-29 23x34. 41. 30x39 3-9 en wit moet met 42. 27-22 gedwongen stuk offeren met verlies. Een overrompelende winst, die wit met enig diep doorzicht toch tijdig had kunnen voorkomen. Maar leerzaam om te onthouden! B. Dukel Oplossingen en correspondentie te zen den aan het adres van de damredactenr: B. Dukel, Wijk a. Zeeërweg 125, IJmuiden. Niet zo somber, meende Joost. Een taal kun je altijd leren, school meesterde Jaap. Je moet er gewoon een poosje voor in het land blijven. Tjongens, zei Joost, wat heb ik een honger! En de tijd schiet zo op. Straks kom ik nog te laat voor de opening van mijn tentoonstelling. Heb jij geen honger Ondine. O ja, zei Ondine, maar ze keek alsof ze met heel andere dingen bezig was. WAT BOFFEN WE toch, dacht ze. Als Joost geen bekend beeldhouwer geweest was en die beeldhouwtentoonstelling niet in Perugia gekregen had waren we mis schien wel nooit naar Italië gegaan. Wat was Joost toch een aardige kerel. Welke gewone man heeft er nu zin in om met twee jongens van vijftien en een meisje van veertien jaar naar Italië of waar dan ook hen te gaan. Het had natuurlijk wel wat voeten in de aarde gehad. Ivo had eerst een vakantiebaan aangenomen om de kosten een beetje te kunnen dekken, want hoewel Joost geen reisgeld van ze wilde hebben, was het toch een dure grap. En Jaap... Wat een herrie had die met z'n ouders gehad. Jaap was te jong. Jaap was altijd zo on voorzichtig hoe kwamen z(e daar toch bij? Jaap was de voorzichtigste van allemaal) Jaap zou als hij al zo jong grote reizen maakte te veel verwend worden (wat een nonsens!). Enfin, het eind van het liedje was geweest dat Joost een hele avond bij Jaaps ouders was komen praten om ze van het nut (NUT in hoofdletters) van zo'n prachtige reis te overtuigen. Daarop had den de ouders zuchtend toegegeven, maar ze hadden er op gestaan, dat Jaap alles zelf van zijn spaarbankboekje zou betalen. Vacantiebaan was er voor Jaap niet bij geweest. Wat had die arme jongen zich zitten schamen! „Maar dat kun jij toch niet helpen," had Ivo gezegd. „Wat kan het je schelen, als je maar op reis kunt gaan!" En Ondine, zij had de hele familie afgebedeld. Wat een geluk dat ze zo'n aardige en vooral uitgebreide familie had, anders had ze misschien niet eens mee kunnen gaan. En dan die reis! Wat had den ze niet allemaal gezienDuitsland met de prachtige autobanen, Innsbruck, Oostenrijk met zijn stadjes als versierde draaiorgeltjes. Slapen op de Brennerpas in een heel oude herberg. Trento, die ge zellige stad met het mooie plein en de Romaanse huizen. De bijna lugubere Do lomieten, de Apenijnen die als dieren met hoge ruggen langs de wegen lagen te sla pen. Toscane, Siena, de stad die nog elk jaar eeuwenoude steekspelen op het gro te plein opvoerdeUmbrië met de mooie dorpjes die met dichte ogen tegen de zon op de heuvels geplakt schenen. De kronkelende lichtgroene rivieren en wa tervallenStel je voor, ze hadden echt de Adige, de Po en de Arno gezien en de Donau, niet te vergeten. Allemaal begrip pen anders, en nog wel vervelende als je ze op school uit je hoofd moest leren. Broer Ivo had vaak en venijnig op zijn voorhoofd gewezen en daarbij zijn formu le „Poppetjes! Doe niet zo vreemd, On dine!" gepreveld, want Ondine was in haar enthousiasme zelden te remmen. En wat had die Hannibal, het lelijke eendje. zich goed gehouden. Ze hadden tot nu toe zelfs geen enkele maal pech gehad. On dine keek van de een naar de ander om te zien of ook zij zo zichtbaar genoten. Joost knipoogde eens tegen haar. Die Ondine toch, dat meiske mocht er wezen. Altijd opgewekt, altijd enthousiast voor nieuwe dingen. Ze genoot werkelijk van alles zoals alleen erg evenwichtige men sen dat kunnen. En wat waren die twee knullen niet een fijne kerels. Jaap, gevoe lig, een beetje onzeker doordat zijn ouders hem niet al te best begrepen. En Ivo, schijnbaar onverschillig, maar ge loof dat maar niet al te erg.... De twee kelners verschenen opnieuw ten tonele, maar nu beladen met schalen waarop vlees, saladen en sausen lagen uit gestald. Jesses, zei Ondine en ze wees met een vies gezicht op de grootste schaal. Wat is dat nou? O jé, zei Joost, en hij gaf zichzelf een stevige klap tegen het voorhoofd. Dat had ik kunnen weten! Wat een sul ben ik Testi di vitellikalfskoppen. Wat run- derachtig, o, wat stom Wat kalfsachtig, grijnsde Ivo. Op de schaal lagen te midden van an der gekook vlees grote schijven witachti ge behaarde huiden. Bah! riep Ivo, en dit nu is een echte lekkernij van Perugia! Ze schijnen het hier dan toch lekker te vinden, aarzelde Jaap. Dar moet het lekker zijn, zei Ondine beslist. Moedig legde ze wat van het vlees op haar bordje en keek afwachtend naar de anderen. De jongens keken met ver trokken gezichten geïntrigeerd toe. Kom kerels, zei Joost, je eet hier nu eenmaal anders dan bij moeder thuis. Al leen echte Hollandse kaaskoppen willen in het buitenland net als thuis eten. Kijk, je moet er wat van die saus over doen, die is zuur en dik gemaakt met olijfolie. En neem er zo'n lekker knapperig brood je bij. Ivo nam een miniem stukje vlees op zijn bord en deed er een schepje saus over. Voorzichtig proefde hij. Het smaakt beregoed, zei hij enthou siast. Tjongens, da's nog eens iets bijzon ders! Iets om het recept van te vragen en naar huis te sturen, grinnikte Joost. Vind je het ook lekker, Odine. Nouuhzei Ondine. Maar ze at dapper verder. Alleen Jaap kon niet over de drempel komen. Het spijt me ontzettend, Joost, zei hij verontschuldigend, het spijt me echt, maar als ik ernaar kijk word ik al misse lijk. Moet je niet kijken, zei Ondine. Eet met je ogen dicht. Ach, arme jongen, er is verder toch nog genoeg eetbaars Ondanks alles aten ze nu toch met smaak. Toen ze nog een taartje voor des sert gehad hadden „daar is Perugia be roemd om, om haar lekkernijen" keek Joost weer eens op z'n horloge. Hij schrok zichtbaar. De hoogste tijd, jongens. Ik ben bang dat we toch nog te laat voor de opening zijn. Dat is toch werkelijk te gek. Snel re kende hij af en even later stonden ze weer buiten. Het was gloeiend heet, zelfs in de schaduw. Lekker zei Ondine. Iets om naar te snakken in de Hollandse winter. Ivo veegde zich met zijn zakdoel over het gezicht. Kom, zei Joost, nu niet kletsen, lo pen. Ik geloof, dat we die kant uit moe ten. Ze liepen de brede hoofdstraat in. Het was er doodstil. Alle ramen en win keldeuren waren met markiezen herme tisch tegen het felle zonlicht afgesloten. Voor de cafés zaten enkele mannen achter een kopje espresso te dutten. Vrouwen en kinderen zag je helemaal niet. Aan het eind van de straat kwamen ze plotseling bij een groot plein. Aaahhhh, ooohh, riepen ze allemaal tegelijk, d.w.z. Jaap, Ondine en Ivo. Maar dit was toch wel zoiets fantastisch. Recht tegenover hen op het door het felle zonlicht geblakerde plein lag een groot Go tisch bouwwerk, een langwerpig, rood bruin blok met kleine Romaans gevormde ramen. Aan de rechterkant liep een korte galerij met drie bogen. Vanaf het plein gaf een breed, geheel om het gebouw lopend bordes dat eindigde in een tiental treden toegang tot een zware gebeeldhouwde deur. Dit is de kathedraal, zei Joost. Hij is eigenlijk nooit afgebouwd, kijk maar, er staat maar een klein stukje toren bovenop. Geweldig, zei Jaap. Vooral omdat hij niet symmetrisch is, daardoor krijgt hij iets...., ja, hoe zal ik dat zeggen. Iets interessants, zei Joost en hij zag Jaap waarderend aan. Jij hebt het oog van de kunstenaar. En die fontein, zei Ondine. De Fontana Maggiore oftewel Grote fontein, zei Joost. (Wordt vervolgd) WIE IS KIEKEPOEF? Is het een jongen of een meisje? Of is het mis schien een hondje, dat zo'n rare naam draagt? Nee. hoor! Niets van dit alles. Kie- kepoef is geen jongen, geen meisje en ook geen hondje, maareen locomo tief. Het is een oude locomotief, die je soms krakend en puffend het station binnen ziet rijden. Achter hem aan zijn wel zeven of acht goederenwagens gekoppeld. En natuurlijk ook een ko lenwagen, want kiekepoef eet kolen. Hij verslindt kolen, die hem door Ma- nus met een enorm grote kolenschop worden toegediend. Manus is de ma chinist. Zijn handen zitten vol zwarte smeer en olie en wanneer hij door een vlieg wordt geplaagd dan wrijft hij nij dig met een van zijn zwarte poetslap pen in zijn gezicht, zodat hij haast net zo zwart is als kiekepoef zelf. En nu vraag je misschien: Wat doet dit ouwe stoomlocomotiefje nog op het moderne station? Zulke locomotiefjes zag je vroeger wel, maar tegenwoordig toch niet meer? Tja, dat vond de chef eigen lijk ook en daarom stapte hij op een dag naar Manus toe om hem dit te ver tellen. „Manus", zei de chef, „tegenwoordig zijn de treinen allemaal elektrisch. Jouw Kiekepoef is ouderwets geworden en daarom zullen we hem in het ver volg maar niet meer mee laten rijden". Ach, de chef wist niet, hoeveel ver driet hij Manus deed met deze woor den. Manus had al zo'n lange tijd sa men met Kiekepoef over de rails ge reden. Hij had hem altijd zo liefdevol schoongemaakt en opgepoetst, dat hij hem als een vriend was gaan beschou wen; als een vriend, die hij vertrouwe lijk kon toespreken of die hij een stand je kon geven, als hij --iet dadelijk deed wat Manus wilde. En nu kwam me die chef daar vertellen, dat Kiekepoef niet meer deugde, dat hij te oud was gewor den! Poeh, het mocht wat! Manus was ook oud geworden! Maar dat wilde nog niet zeggen, dat hij zijn werk niet goed meer deed? Nee, Manus was het helemaal niet met de chef eens en de volgende dag liep hij mopperend rond op het station, terwijl Kiekepoef werkeloos op een zij spoor stond. NU MOET JE weten, dat het die dag vreselijk slecht weer was. De wachten de mensen op het perron kleumden kou welijk onder hun kletsnatte regenjas sen. Een lange trein stond voor het per ron klaar voor vertrek. Maar waarom wachtte die trein zo lang? Zou er iets niet in orde zijn? Overal zag je de men- HANG EEN STOK, horizontaal met beide uiteinden aan naaigaren op. Sla met een stevig stuk hout krach tig en snel op de stok en de stok zal breken, maar het naaigaren blijft heel. Hoe is dit mogelijk? Wel de slag van 't hout en 't bre ken van de stok waren zó snel, dat de slag zich niet naar de uiteinden van de stok kon voortplanten. Elk voorwerp in de natuur heeft na melijk de eigenschap, dat het zich niet uit de toestand van rust laat overbren gen in die van beweging. Alleen indien er kracht op werkt in dit geval slechts op één deel van het voorwerp zal ook maar één deel daarvan de uitwerking van die kracht voelen. sen ongerust door de raampjes naar buiten kijken. En de chef? Waar was de chef nu, die allang op zijn fluitje had moeten blazen? De chef was in zijn kantoortje. Hij stond met een ernstig gezicht te telefoneren en toen hij even later weer buiten kwam had hij slecht nieuws. De elektrische leiding was de fect geraakt en de wachtende trein zou niet kunnen vertrekken. Tjonge, dat gaf me een opschudding onder de mensen, die in de trein za ten. Ze stapten uit en kwamen allemaal om de chef heen staan. Ze wilden we ten hoe ze nu verder moesten reizen. Maar de chef wist het ook niet. Het was echt akelig voor al die mensen en een kleine jongen, die met de trein naar huis moest, werd zo verdrietig, dat hij begon te huilen. Inmiddels was Manus, de machinist van Kiekepoef, naderbij gekomen. Hoofdschuddend stond hij naar de lege trein te kijken. „Daar heb je het nu" mompelde hij „die elektrische treinen zijn best, maar als de leiding stuk gaat dan kunnen ze niet rijden en dan heb je er niks meer aan". „ZAL IK M'N OUWE Kiekepoef er maar bijhalen, chef?" vroeg hij aan de stationschef, die nog steeds stond te praten. Ineens keken alle mensen hoop vol naar Manus. Zou die zwarte man in zijn pak vol vuile vlekken hen kunnen helpen? „Natuurlijk!" riep de chef uit. „Wat dom van mij, dat ik niet eerder aan Kiekepoef heb gedacht". Manus, de machinist, rende al naar het zijspoor om Kiekepoef weer op gang te brengen. De wisselwachter en de rangeerders kwamen aanlopen en de chef hielp zelf ook een handje mee om de trein achter de locomotief met zijn kolenwagen te koppelen. Ziezo, dat was klaar! Nu kon de trein vertrekken! „Instappen!" riep de chef en hij liep voor het laatst langs de lange trein om het sein tot vertrek te geven. Overal zag je blije gezichten voor de raampjes en de kleine jongen, die zo gehuild had, wuifde lachend naar de chef toen de trein zich in beweging zette. „Dag, dag Manus. Dag Kiekepoef!" riepen de rangeerders op het perron. Maar Manus had geen tijd om gedag te zwaaien. Hij veegde verwoed met zijn zwarte zakdoek over zijn gezicht en hij schepte grote scheppen kolen voor Kiekepoef, die puffend en blazend de lange trein voorttrok. „Doe je best maar, Kiekepoef!" bromde Manus ver heugd „doe je best en laat ze maar eens zien, wat je kunt!" NU, DaT DEED KIEKEPOEF. Hij reed die dag nog heel wat keertjes heen en weer om alle ongeduldig wachten de mensen te vervoeren. En 's avonds, toen de leiding weer gemaakt was en de elektrische trein weer kon rijden, toe kwam de chef nog even bij Manus om een praatje te maken. „Manus" zei de chef. „Eigenlijk kun nen we Kiekepoef nog niet missen. Dat hebben we vandaag wel gezien. Je moet dus maar vergeten wat ik giste ren tegen je gezegd heb en alles blijft voortaan bij het oude". Nu, dat vond Manus, de machinist, natuurlijk opperbest. Hij gaf Kiekepoef die avond een extra goede schoonmaak- beui-t en zong daarbij een liedje van plezier. Hij poetste, oliede en veegde Kiekepoef tot hij er even glimmend, zwart en tevreden uitzag als Manus zelf. En nu kan je Kiekepoef weer iedere dag het station binnen zien rijden. Sis send, blazend en fluitend trekt hij trots de lange goederentreinen, volgepakt met fietsen en andere vrachten. Op het perron komen er soms jongens en meisjes met hun vader vlakbij Kie kepoef staan. Ze kijken vol ontzag naar Manus, die glimmend en lachend met zijn zwarte poetslap zwaait. Het is of hij wil zeggen: „Vind je hem niet groot en sterk? Is het geen mooie locomotief, onze Kiekepoef?" Marjan van Beek Meneer van der Meer was zijn tuin aan het sproeien, Dat deed hij zo graag, bijna iedere dag. Maar Elisabeth mocht zich er niet mee bemoeien, Hij werd al haast boos nog vóórdat hij haar zag! Vandaag zat Elisabeth tussen de rozen, Haar kopje, gitzwart, draaide mee met de straal. Ze wilde graag spelen, maar dat was verboden, Ze keek naar meneer voor de zoveelste maal.... En toen hij niet keek, dacht ze: éven proberen En sprong met een sierlijk gebaar naar het nat Ze sprong veel te ver, kon helaas niet meer keren. In haar val sloeg ze 'n mooie geranium plat! Meneer van der Meer staat zijn tuin weer te sproeien, Hij lacht, want Elisabeth is al lang weg. Maar juist als hij denkt: wat een rust zonder katten, Dan springt er een vréémde kat over de heg! Joke Jolink

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1959 | | pagina 16