Hannibal leert Italiaans
9\
w
m
M
9
9
19
9
9
9
9
9
m
9
1
m
9
m
9
9
9
9
KIEKEPOEF
(f
H jj
3
gS
de poes
ZATERDAG 10 OKTOBER 1959
Erbij
Schaken
•f§
K
fit
JÜ
n
H
HÜ
Hf
wm.
I
§§P8
u
9
11
8
9
s
s
J§a
Pf
J§
g
ÜP
9
ÜP
Si
fiJ
p
I
Ü1
üp
§1
j§§
i
v'w>.<
ÜP
WÊ.
;§8
üf
SS
I
UP
hp
m
8
9
IJl
nn
HI
H
9
üf
fel
1
B
Bi
IS
ÜP
Ei
9
pp
ilK
üf
n
m
1
|J§
B
B
H
B
1
S
B
fl
te
§jg
B
m
m
öf
BI
0
FEUILLETON VOOR
Een stad ^2^
als een sprookje J
JONCE MENSEN DOOR
LIZZY SARA MAY
Alleen de stok breekt
PAGINA VIER
Vorige week stelden wij in het uitzicht
de partij te zullen bespreken, in welke
de veelbelovende Amsterdamse student
Tan zijn stadgenoot Bouwmeester in ver-
liesgevaar bracht.
Inmiddels bereikten ons echter par
tijen van het kandidatentoernooi te Bied.
Daar de Nederlandse pers hiervan nog
vrijwel niets publiceerde, meenden wij
aan de creaties van de wereldkampioen
schapspretendenten voorrang te moeten
geven. Op het moment dat wij dit schrij
ven, strijden de Russen Keres en Tal ver
woed om de begeerde eerste plaats. Ex-
wereldkampioen Smyslov laten zij ver
achter zich en de deelnemers uit het
Westen zijn helemaal nergens.
De geweldige kracht van Keres is al
bekend sinds vóór de oorlog; van 1938 af
staat hij op de nominatie voor de hoogste
titel. De gehele schaakwereld zou hem
deze van harte gunnen. Want niet alleen
is zijn agressieve stijl bijzonder aantrek
kelijk; ook zijn persoonlijkheid maakt
hem persona grata bij een ieder. Hij is
rustig, bescheiden, hoffelijk, sportief en
mist elke „ster"-allure.
Toch zou het voor het schaakspel mis
schien nog verheugender zijn, indien Tal
door het behalen van de overwinning het
recht zou verwerven, de beslissende twee
kamp met titelhouder Botwinnik te spelen,
want Tal is zonder meer een schaakwon-
der, wiens wijze van spelen allerlei heili
ge huisjes omver werpt.
Als een snijbrander in metaal brandt hij
ook de meest soliede verdedigingslinies
open; daarbij gaat hij geen enkel risico
uit de weg en schroomt hij niet, aan de
lopende band offers te brengen. Mocht hij
aan de top komen, dan kan dit niet an
ders dan een verfrissende invloed op het
schaken hebben. Het oorspronkelijke ka
rakter van strijdspel, dat wel eens wat
verdrongen dreigt te worden door de we-
tenschappelijk-exacte wijze van benade
ren in de laatste decennia, zou stellig weer
meer op de voorgrond komen.
Tals uitzonderlijk talent en onwaar
schijnlijk snelle blik op het spel bleken
onder meer tijdens de Olympiade 1958 te
München. Om zijn tegenstanders te ver
pletteren had hij zo weinig tijd nodig, dat
hij tijdens iedere ronde kans zag alle aan
de gang zijnde partijen (72 stuks!)
te volgen en te noteren. Hier gelden geen
gewone menselijke maatstaven meer!
Om een indruk te geven van zijn ver
schroeiende stijl volgt hieronder eerst
een voorbeeld van de wijze, waarop hij
huishoudt onder spelers van iets lager
niveau.
Wit: Szuksta. Zwart: Tal:
Konings-Indisch.
1) d2-d4 Pg8-f6, 2) c2-c4 g7-g6, 3) Pbl-c3
Rf8-g7, 4) e2-e4 d7-d6, 5) f2-f3 0-0, 6)
Rcl-e3 e7-e5, 7) Pgl-e2 c7-c6, 8) Ddl-b3
c5xd4, 9) Pe2xd4 d6-c5! Een pionoffer om
de stelling te openen (de witte koning
staat nog in het midden). 10) c4xd5
c6xd5, 11) e4xd5 Pb8-c6!?
Een briljante conceptie, die echter
technisch onjuist wordt uitgewerkt, gelijk
wij hieronder zullen uiteenzetten. De be
doeling van het stukoffer, het nóg meer
openen van de centrumlijnen, wordt in
het vervolg gehonoreerd, omdat de wit-
speler het hiaat in zwarts plan niet vindt.
12) d5xc6 Tf8-e8, 13) Kel-f2 Op dit
moment had wit zwarts opzet kunnen
weerleggen. Nu gaat het van een leien
dakje. 13).... Te8xe3!
Na een pion en een stuk wordt ook nog
de kwaliteit geofferd. 14) Tal-dl Na
14) Ke3: Rh6 schaak, 15) f4 Pg4 schaak
of 15) Kd3 bc6: slaat de zwarte aanval
aanstonds door 14).... Pf6-g4 schaak!
Het vierde offer na slechts 14 zetten
spelen. 15) f3xg4 Rg7xd4, 16) Tdlxd4
Dd8xd4. Thans dreigen vernietigende af
trekschaaks. 17) Db3-d5 Te3-e2 dubbel
schaak! En offer no. 5. 18) Kf2xe2
Rc8xg4 schaak, 19) Ke2-el Ta8-e8 schaak,
20) Rfl-e2 Te8xe2 schaak en wit gaf het
op, daar na 21) Pe2: Dd5: volgt.
Na afloop van de partij bleek, dat
11)Pc6? weerlegd had kunnen wor
den door 12) dc6: Te8, 13) 0-0-0! Te3: 14)
Pf5! en wit wint. Niettemin was het of
fer Pc6 een geniale gedachte; het werd
alleen imperfect uitgevoerd. Zwart had
eerst 11) Te8! moeten spelen, om
pas na 12) Kf2 met Pc6! te vervolgen.
Het verloop ware dan verder als boven
geweest.
Dit partijtje is typerend voor Tal. Aan
stonds creëert hij zodanige moeilijkhe
den, dat zijn partner achter het bord de
draad verliest. Pas achteraf leggen de
analyses tekortkomingen bloot. Maar de
ze doen niets af aan het imponerende ka
rakter van Tals ideeën, die nog slechts
door de zeef der toernooi-ervaring, moe
ten, om ook voor de allersterkste onweer
staanbaar te worden.
Geniaal, maar technisch nog niet geheel
volmaakt, ziedaar Tal in een notedop.
Mr. Ed. Spanjaard
dat west met belangrijke lengte in die
kleur zat en oost heeft met Heer-8-3 aar
dige „steun" voor zulk een lange kleur.
Het was natuurlijk niet zó eenvoudig
voor oost vooral ook niet omdat zuid
kwetsbaar psychologisch geboden had
tegen een niet-kwetsbare tegenpartij. Zéér
ongebruikelijk en juist daardoor zo ver
rassend.
Bij het nakaarten kunnen we de remedie
wel aangeven, maar aan de bridgetafel is
het minder eenvoudig.
Nog een waarschuwing! Ga morgen
avond op de club niet meteen „psycnolo-
gisch" bieden. U moet op de gelegenneid
wachten en die niet trachten te
scheppen.
IJ. W. Filarski
PSYCHOLOGISCH BIEDEN.
Psychologisch bieden (bieden wat ;e niet
hebt, om de tegenpartij te misleiden) was
een bezigheid die in de beginjaren van
het bridgespel veelvuldig werd toegepast.
Langzamerhand echter is men ervan terug
gekomen, want men ontdekte dat vaak
psychologisch bieden véél meer schade
aanrichtte in eigen gelederen, dan bij de
tegenpartij.
Niettemin kan een enkele maal een goed
geplaatst blufbod resultaten afwerpen. In
de wedstrijd BelgiëEgypte tijdens de
Europese kampioenschappen in Palermo
zien we de Egyptenaar Schemed (reeds
lang woonachtig in Parijs) een goed psy
chologisch bod doen:
Alle clubs van de Koninklijke Neder
landse Dambond nemen deel aan het (in
de eerste week van september aange
vangen) jaarlijks toernooi. In dit winter-
toernooi maken eerst de damclubs uit
welke clubspeler de sterkste is. Deze dam-
partijen in eigen club lenen zich uitstekend
voor experimenten. Tevens zijn deze wed
strijden uiterst geschikt om met speel-
vormen te leren omgaan en zij geven ge
legenheid „eigen werk" te tonen.
Uit onderstaand fragment valt iets te
leren.
P. ROOZENBURG
OOOOOOCOCOOCCO:COCOCOO^OOCCOCXX>^DOCOOaXCCOOOOOCC03C>5COO
4 A 7 6
9B52
952
4 B 6 5 4
West
Oost
V 10 9 5 2
N
4 H 8 3
O 9 6
W O
O 8
O B 7 2
Z
A H 6 4
AH3
4 V 9 8 7 2
B 4
9 A H V 10 7 4 3
V 10 8
S
mm,
w/w.
wm.
'W/A.
s
K
3
Wfo.
K WW/y
'/iïzw/
-
V/Mm.
fswl
itH
wvW/
5
nam
4 10
Oost gever, NZ waren kwetsbaar.
Het Egyptische OW-paar wist 4 schop
pen te bereiken: oost 1 klaveren - »uid 2
harten - west 2 schoppen - oost 3 schop
pen - west 4 schoppen.
Noord speelde C2 voor, zuid won en
trok zijn singleton 410 na - west nam.
Uit west werd troef nagespeeld, noord
plofte er meteen op met troefaas rn liet
vervolgens zijn partner een 4 introeven.
Hiermede was de spaghetti op. OW ver
loren geen enkele slag meer en maakten
dus 10 slagen voor 420 punten.
Aan tafel II opende oost met 1 ruiten -
doch nu bood de zuidspeler psychologisch
1 schoppen - west doubleerde - noord
paste - oost paste - zuid 1 SA - west
doubleerde - na passen van noord en rost
kwam er nu bij zuid 2 harten - west en
noord pasten - oost 3 klaveren - zuid
paste - west 3 ruiten - allen pasten.
Slim geboden door zuid - vooral is het
goed, dat hij over 3 klaveren van oost het
bod 3 harten naliet; dat bod had de tegen
partij slechts kunnen helpen bij de vast
stelling, dat zuid b e s 1 i s t geen schop
pens kon hebben.
De vraag is, of de Belgen het psycholo
gische bod niet hadden kunnen weerleg
gen. Het komt mij voor, dat oost nadat
zuid 2 harten had geboden (waarop west
en noord pasten), er beter aan had gedaan
2 schoppen te bieden. Uit het doublet op
1 schoppen door west, was toch bekend
ooooccccoooccoooccccooococooocoocococ
B. DUKEL
De ex-wereldkampioen zag van 14-20 af,
omdat wit 27-21 18x27 32x21 of damzet-
of positiewinst kan afdwingen.
1. 23x32 37x28 17x46 44-40 46x23 40-34
23x40 en 45x3 met winst. 2. 27-22 18x27
32x21 16x27 31x22 23x32 37x28 en wit staat
uitmuntend. Op 12-18 38-33 met 45x1.
Fraai gezien van Roozenburg!
H. SWIER
V/MM'.
WW'
m
m
n
0
iOOOODOOOOOOODCCO>*OCO'A
W/yW.
P. ROOZENBURG
In deze stelling, waarin zwart moeilijk
spel staat te wachten, toont de witspeler
de volgende voortzetting aan:
113-18. 2. 43-39 16-21. 3. 27x16
18-22? 4. 38-33 29x27. 5. 39-33 23x32. 6.
16-11 17x6. 7. 26-21 27x16. 8. 33-29 24x33.
9. 34-30 25x34. 10. 40x7 met gewonnen
eindspel.
Indien zwart na 13-18 43-39 niet zou
offeren, gaat het spel positioneel verloren.
De enige houdbare zet voor zwart is in
eens 3-8 te spelen. Een remise-spelgang is
dan 13-8. 2. 36-31 24-30. 3. 35x33
23-29. 4. 34x23 16-21. 5. 27x16 17-22. 6.
28x17 19x48. Met remisekansen voor zwart.
De gevaren van het klassieke midden
spel worden maar al te vaak onderschat.
De spelers die meedingen in het toernooi
om de provinciale damtitel moeten toch
zeker op de hoogte zijn van het slagspel en
de offers welke elk ogenblik de stand be
dreigen.
Neem nu eens het spel tussen Arie
Groteman uit Wervershoof met wit en
J. Mekken uit Alkmaar met zwart. De
38ste zet laat zien:
WWW
m
WW//.
8
ÜP
i
o
WWW/.
mm
-my
xoooc
JOOOCO
occoooc
xxxooccax
oocoo
ooococ
cccoooc
Wit aan zet kan niet uit de opsluiting
met 34-29 wegens 23x34 30x39, 24-29 en
18-22 met doorbraak naar 44. Wél kan
daarna wit met 32-27 verrassend 48x50 het
stuk van dam af houden, doch het eindspel
4 tegen 5 stukken is voor wit verloren.
Maar wits spelvrijheid is toch uiterst be
perkt. Er moet 42-37, waarna zwart met
3-8 48-43 niets meer bereikt.
In de partij speelde wit als 39ste zet
48-43 en deze zet levert steeds nadeel op.
9-14. In de partij 40) 42-37? won zwart op
slag door 17-22, 23-28. 13-18, 19x48. 30x10
en 48x47. Maar na 39. 48-43 9-14 moet 40.
34-29 23x34. 41. 30x39 3-9 en wit moet met
42. 27-22 gedwongen stuk offeren met
verlies. Een overrompelende winst, die wit
met enig diep doorzicht toch tijdig had
kunnen voorkomen. Maar leerzaam om te
onthouden!
B. Dukel
Oplossingen en correspondentie te zen
den aan het adres van de damredactenr:
B. Dukel, Wijk a. Zeeërweg 125, IJmuiden.
Niet zo somber, meende Joost.
Een taal kun je altijd leren, school
meesterde Jaap. Je moet er gewoon een
poosje voor in het land blijven.
Tjongens, zei Joost, wat heb ik een
honger! En de tijd schiet zo op. Straks
kom ik nog te laat voor de opening van
mijn tentoonstelling. Heb jij geen honger
Ondine.
O ja, zei Ondine, maar ze keek alsof
ze met heel andere dingen bezig was.
WAT BOFFEN WE toch, dacht ze. Als
Joost geen bekend beeldhouwer geweest
was en die beeldhouwtentoonstelling niet
in Perugia gekregen had waren we mis
schien wel nooit naar Italië gegaan. Wat
was Joost toch een aardige kerel. Welke
gewone man heeft er nu zin in om met
twee jongens van vijftien en een meisje
van veertien jaar naar Italië of waar dan
ook hen te gaan. Het had natuurlijk wel
wat voeten in de aarde gehad. Ivo had
eerst een vakantiebaan aangenomen om
de kosten een beetje te kunnen dekken,
want hoewel Joost geen reisgeld van ze
wilde hebben, was het toch een dure grap.
En Jaap... Wat een herrie had die met
z'n ouders gehad.
Jaap was te jong. Jaap was altijd zo on
voorzichtig hoe kwamen z(e daar toch bij?
Jaap was de voorzichtigste van allemaal)
Jaap zou als hij al zo jong grote reizen
maakte te veel verwend worden (wat een
nonsens!). Enfin, het eind van het liedje
was geweest dat Joost een hele avond bij
Jaaps ouders was komen praten om ze van
het nut (NUT in hoofdletters) van zo'n
prachtige reis te overtuigen. Daarop had
den de ouders zuchtend toegegeven, maar
ze hadden er op gestaan, dat Jaap alles
zelf van zijn spaarbankboekje zou betalen.
Vacantiebaan was er voor Jaap niet bij
geweest. Wat had die arme jongen zich
zitten schamen!
„Maar dat kun jij toch niet helpen,"
had Ivo gezegd. „Wat kan het je schelen,
als je maar op reis kunt gaan!"
En Ondine, zij had de hele familie
afgebedeld. Wat een geluk dat ze zo'n
aardige en vooral uitgebreide familie had,
anders had ze misschien niet eens mee
kunnen gaan. En dan die reis! Wat had
den ze niet allemaal gezienDuitsland
met de prachtige autobanen, Innsbruck,
Oostenrijk met zijn stadjes als versierde
draaiorgeltjes. Slapen op de Brennerpas
in een heel oude herberg. Trento, die ge
zellige stad met het mooie plein en de
Romaanse huizen. De bijna lugubere Do
lomieten, de Apenijnen die als dieren met
hoge ruggen langs de wegen lagen te sla
pen. Toscane, Siena, de stad die nog elk
jaar eeuwenoude steekspelen op het gro
te plein opvoerdeUmbrië met de
mooie dorpjes die met dichte ogen tegen
de zon op de heuvels geplakt schenen. De
kronkelende lichtgroene rivieren en wa
tervallenStel je voor, ze hadden echt
de Adige, de Po en de Arno gezien en de
Donau, niet te vergeten. Allemaal begrip
pen anders, en nog wel vervelende als je
ze op school uit je hoofd moest leren.
Broer Ivo had vaak en venijnig op zijn
voorhoofd gewezen en daarbij zijn formu
le „Poppetjes! Doe niet zo vreemd, On
dine!" gepreveld, want Ondine was in
haar enthousiasme zelden te remmen. En
wat had die Hannibal, het lelijke eendje.
zich goed gehouden. Ze hadden tot nu toe
zelfs geen enkele maal pech gehad. On
dine keek van de een naar de ander om
te zien of ook zij zo zichtbaar genoten.
Joost knipoogde eens tegen haar. Die
Ondine toch, dat meiske mocht er wezen.
Altijd opgewekt, altijd enthousiast voor
nieuwe dingen. Ze genoot werkelijk van
alles zoals alleen erg evenwichtige men
sen dat kunnen. En wat waren die twee
knullen niet een fijne kerels. Jaap, gevoe
lig, een beetje onzeker doordat zijn
ouders hem niet al te best begrepen. En
Ivo, schijnbaar onverschillig, maar ge
loof dat maar niet al te erg....
De twee kelners verschenen opnieuw
ten tonele, maar nu beladen met schalen
waarop vlees, saladen en sausen lagen uit
gestald.
Jesses, zei Ondine en ze wees met
een vies gezicht op de grootste schaal.
Wat is dat nou?
O jé, zei Joost, en hij gaf zichzelf een
stevige klap tegen het voorhoofd. Dat had
ik kunnen weten! Wat een sul ben ik
Testi di vitellikalfskoppen. Wat run-
derachtig, o, wat stom
Wat kalfsachtig, grijnsde Ivo.
Op de schaal lagen te midden van an
der gekook vlees grote schijven witachti
ge behaarde huiden.
Bah! riep Ivo, en dit nu is een echte
lekkernij van Perugia!
Ze schijnen het hier dan toch lekker
te vinden, aarzelde Jaap.
Dar moet het lekker zijn, zei Ondine
beslist. Moedig legde ze wat van het vlees
op haar bordje en keek afwachtend naar
de anderen. De jongens keken met ver
trokken gezichten geïntrigeerd toe.
Kom kerels, zei Joost, je eet hier nu
eenmaal anders dan bij moeder thuis. Al
leen echte Hollandse kaaskoppen willen in
het buitenland net als thuis eten. Kijk,
je moet er wat van die saus over doen,
die is zuur en dik gemaakt met olijfolie.
En neem er zo'n lekker knapperig brood
je bij.
Ivo nam een miniem stukje vlees op zijn
bord en deed er een schepje saus over.
Voorzichtig proefde hij.
Het smaakt beregoed, zei hij enthou
siast. Tjongens, da's nog eens iets bijzon
ders!
Iets om het recept van te vragen en
naar huis te sturen, grinnikte Joost. Vind
je het ook lekker, Odine.
Nouuhzei Ondine. Maar ze
at dapper verder.
Alleen Jaap kon niet over de drempel
komen.
Het spijt me ontzettend, Joost, zei
hij verontschuldigend, het spijt me echt,
maar als ik ernaar kijk word ik al misse
lijk.
Moet je niet kijken, zei Ondine. Eet
met je ogen dicht. Ach, arme jongen, er
is verder toch nog genoeg eetbaars
Ondanks alles aten ze nu toch met
smaak. Toen ze nog een taartje voor des
sert gehad hadden „daar is Perugia be
roemd om, om haar lekkernijen" keek
Joost weer eens op z'n horloge. Hij schrok
zichtbaar.
De hoogste tijd, jongens. Ik ben bang
dat we toch nog te laat voor de opening
zijn. Dat is toch werkelijk te gek. Snel re
kende hij af en even later stonden ze weer
buiten. Het was gloeiend heet, zelfs in de
schaduw.
Lekker zei Ondine. Iets om naar te
snakken in de Hollandse winter.
Ivo veegde zich met zijn zakdoel over
het gezicht.
Kom, zei Joost, nu niet kletsen, lo
pen. Ik geloof, dat we die kant uit moe
ten. Ze liepen de brede hoofdstraat in.
Het was er doodstil. Alle ramen en win
keldeuren waren met markiezen herme
tisch tegen het felle zonlicht afgesloten.
Voor de cafés zaten enkele mannen achter
een kopje espresso te dutten. Vrouwen en
kinderen zag je helemaal niet. Aan het
eind van de straat kwamen ze plotseling
bij een groot plein.
Aaahhhh, ooohh, riepen ze allemaal
tegelijk, d.w.z. Jaap, Ondine en Ivo.
Maar dit was toch wel zoiets fantastisch.
Recht tegenover hen op het door het felle
zonlicht geblakerde plein lag een groot Go
tisch bouwwerk, een langwerpig, rood
bruin blok met kleine Romaans gevormde
ramen. Aan de rechterkant liep een korte
galerij met drie bogen. Vanaf het plein gaf
een breed, geheel om het gebouw lopend
bordes dat eindigde in een tiental treden
toegang tot een zware gebeeldhouwde
deur.
Dit is de kathedraal, zei Joost. Hij
is eigenlijk nooit afgebouwd, kijk maar, er
staat maar een klein stukje toren bovenop.
Geweldig, zei Jaap. Vooral omdat hij
niet symmetrisch is, daardoor krijgt hij
iets...., ja, hoe zal ik dat zeggen.
Iets interessants, zei Joost en hij zag
Jaap waarderend aan. Jij hebt het oog van
de kunstenaar.
En die fontein, zei Ondine.
De Fontana Maggiore oftewel Grote
fontein, zei Joost.
(Wordt vervolgd)
WIE IS KIEKEPOEF? Is het een
jongen of een meisje? Of is het mis
schien een hondje, dat zo'n rare naam
draagt?
Nee. hoor! Niets van dit alles. Kie-
kepoef is geen jongen, geen meisje en
ook geen hondje, maareen locomo
tief.
Het is een oude locomotief, die je
soms krakend en puffend het station
binnen ziet rijden. Achter hem aan
zijn wel zeven of acht goederenwagens
gekoppeld. En natuurlijk ook een ko
lenwagen, want kiekepoef eet kolen.
Hij verslindt kolen, die hem door Ma-
nus met een enorm grote kolenschop
worden toegediend. Manus is de ma
chinist. Zijn handen zitten vol zwarte
smeer en olie en wanneer hij door een
vlieg wordt geplaagd dan wrijft hij nij
dig met een van zijn zwarte poetslap
pen in zijn gezicht, zodat hij haast net
zo zwart is als kiekepoef zelf. En nu
vraag je misschien: Wat doet dit ouwe
stoomlocomotiefje nog op het moderne
station? Zulke locomotiefjes zag je
vroeger wel, maar tegenwoordig toch
niet meer? Tja, dat vond de chef eigen
lijk ook en daarom stapte hij op een
dag naar Manus toe om hem dit te ver
tellen.
„Manus", zei de chef, „tegenwoordig
zijn de treinen allemaal elektrisch.
Jouw Kiekepoef is ouderwets geworden
en daarom zullen we hem in het ver
volg maar niet meer mee laten rijden".
Ach, de chef wist niet, hoeveel ver
driet hij Manus deed met deze woor
den. Manus had al zo'n lange tijd sa
men met Kiekepoef over de rails ge
reden. Hij had hem altijd zo liefdevol
schoongemaakt en opgepoetst, dat hij
hem als een vriend was gaan beschou
wen; als een vriend, die hij vertrouwe
lijk kon toespreken of die hij een stand
je kon geven, als hij --iet dadelijk deed
wat Manus wilde. En nu kwam me die
chef daar vertellen, dat Kiekepoef niet
meer deugde, dat hij te oud was gewor
den! Poeh, het mocht wat! Manus was
ook oud geworden! Maar dat wilde nog
niet zeggen, dat hij zijn werk niet goed
meer deed?
Nee, Manus was het helemaal niet
met de chef eens en de volgende dag
liep hij mopperend rond op het station,
terwijl Kiekepoef werkeloos op een zij
spoor stond.
NU MOET JE weten, dat het die dag
vreselijk slecht weer was. De wachten
de mensen op het perron kleumden kou
welijk onder hun kletsnatte regenjas
sen. Een lange trein stond voor het per
ron klaar voor vertrek. Maar waarom
wachtte die trein zo lang? Zou er iets
niet in orde zijn? Overal zag je de men-
HANG EEN STOK, horizontaal met
beide uiteinden aan naaigaren op.
Sla met een stevig stuk hout krach
tig en snel op de stok en de stok zal
breken, maar het naaigaren blijft heel.
Hoe is dit mogelijk?
Wel de slag van 't hout en 't bre
ken van de stok waren zó snel, dat de
slag zich niet naar de uiteinden van de
stok kon voortplanten.
Elk voorwerp in de natuur heeft na
melijk de eigenschap, dat het zich niet
uit de toestand van rust laat overbren
gen in die van beweging. Alleen indien
er kracht op werkt in dit geval slechts
op één deel van het voorwerp zal ook
maar één deel daarvan de uitwerking
van die kracht voelen.
sen ongerust door de raampjes naar
buiten kijken. En de chef? Waar was
de chef nu, die allang op zijn fluitje had
moeten blazen? De chef was in zijn
kantoortje. Hij stond met een ernstig
gezicht te telefoneren en toen hij even
later weer buiten kwam had hij slecht
nieuws. De elektrische leiding was de
fect geraakt en de wachtende trein zou
niet kunnen vertrekken.
Tjonge, dat gaf me een opschudding
onder de mensen, die in de trein za
ten. Ze stapten uit en kwamen allemaal
om de chef heen staan. Ze wilden we
ten hoe ze nu verder moesten reizen.
Maar de chef wist het ook niet. Het was
echt akelig voor al die mensen en een
kleine jongen, die met de trein naar
huis moest, werd zo verdrietig, dat hij
begon te huilen.
Inmiddels was Manus, de machinist
van Kiekepoef, naderbij gekomen.
Hoofdschuddend stond hij naar de lege
trein te kijken. „Daar heb je het nu"
mompelde hij „die elektrische treinen
zijn best, maar als de leiding stuk gaat
dan kunnen ze niet rijden en dan heb
je er niks meer aan".
„ZAL IK M'N OUWE Kiekepoef er
maar bijhalen, chef?" vroeg hij aan de
stationschef, die nog steeds stond te
praten. Ineens keken alle mensen hoop
vol naar Manus. Zou die zwarte man in
zijn pak vol vuile vlekken hen kunnen
helpen?
„Natuurlijk!" riep de chef uit. „Wat
dom van mij, dat ik niet eerder aan
Kiekepoef heb gedacht".
Manus, de machinist, rende al naar
het zijspoor om Kiekepoef weer op gang
te brengen. De wisselwachter en de
rangeerders kwamen aanlopen en de
chef hielp zelf ook een handje mee om
de trein achter de locomotief met zijn
kolenwagen te koppelen.
Ziezo, dat was klaar! Nu kon de trein
vertrekken!
„Instappen!" riep de chef en hij liep
voor het laatst langs de lange trein om
het sein tot vertrek te geven. Overal
zag je blije gezichten voor de raampjes
en de kleine jongen, die zo gehuild had,
wuifde lachend naar de chef toen de
trein zich in beweging zette.
„Dag, dag Manus. Dag Kiekepoef!"
riepen de rangeerders op het perron.
Maar Manus had geen tijd om gedag
te zwaaien. Hij veegde verwoed met
zijn zwarte zakdoek over zijn gezicht
en hij schepte grote scheppen kolen
voor Kiekepoef, die puffend en blazend
de lange trein voorttrok. „Doe je best
maar, Kiekepoef!" bromde Manus ver
heugd „doe je best en laat ze maar
eens zien, wat je kunt!"
NU, DaT DEED KIEKEPOEF. Hij
reed die dag nog heel wat keertjes heen
en weer om alle ongeduldig wachten
de mensen te vervoeren. En 's avonds,
toen de leiding weer gemaakt was en
de elektrische trein weer kon rijden, toe
kwam de chef nog even bij Manus om
een praatje te maken.
„Manus" zei de chef. „Eigenlijk kun
nen we Kiekepoef nog niet missen. Dat
hebben we vandaag wel gezien. Je
moet dus maar vergeten wat ik giste
ren tegen je gezegd heb en alles blijft
voortaan bij het oude".
Nu, dat vond Manus, de machinist,
natuurlijk opperbest. Hij gaf Kiekepoef
die avond een extra goede schoonmaak-
beui-t en zong daarbij een liedje van
plezier. Hij poetste, oliede en veegde
Kiekepoef tot hij er even glimmend,
zwart en tevreden uitzag als Manus
zelf.
En nu kan je Kiekepoef weer iedere
dag het station binnen zien rijden. Sis
send, blazend en fluitend trekt hij trots
de lange goederentreinen, volgepakt
met fietsen en andere vrachten.
Op het perron komen er soms jongens
en meisjes met hun vader vlakbij Kie
kepoef staan. Ze kijken vol ontzag naar
Manus, die glimmend en lachend met
zijn zwarte poetslap zwaait.
Het is of hij wil zeggen: „Vind je hem
niet groot en sterk? Is het geen mooie
locomotief, onze Kiekepoef?"
Marjan van Beek
Meneer van der Meer was zijn tuin aan het sproeien,
Dat deed hij zo graag, bijna iedere dag.
Maar Elisabeth mocht zich er niet mee bemoeien,
Hij werd al haast boos nog vóórdat hij haar zag!
Vandaag zat Elisabeth tussen de rozen,
Haar kopje, gitzwart, draaide mee met de straal.
Ze wilde graag spelen, maar dat was verboden,
Ze keek naar meneer voor de zoveelste maal....
En toen hij niet keek, dacht ze: éven proberen
En sprong met een sierlijk gebaar naar het nat
Ze sprong veel te ver, kon helaas niet meer keren.
In haar val sloeg ze 'n mooie geranium plat!
Meneer van der Meer staat zijn tuin weer te sproeien,
Hij lacht, want Elisabeth is al lang weg.
Maar juist als hij denkt: wat een rust zonder katten,
Dan springt er een vréémde kat over de heg!
Joke Jolink