ZILVEREN HAZEWINDEN
(over baas spelen!
1 en baas zijn
VIERHONDERD SCHAPEN MAAKTEN EEN EINDE
AAN HET STENEN TIJDPERK IN DEWAGHI-VALLEI
J.
Bereisde
Roeien
zonder
weerga
lyiiiiiiiiiiiiiiiijFe/! handboek zonder boekenwijsheid
NIEUWE KINDERBOEKEN
De ovale penning waarmee een konink
lijke boodschapper zich kan legitimeren.
ACHTER DE SOMBERE stenen
gevel van Engeland's ministerie van
Buitenlandse Zaken - in het hart van
het regeringsdistrict Whitehall en
vlak hij het beroemde pand Downing
Street 10, de woning van de Eerste
Minister - bevinden zich een paar
ruime vertrekken, die meer de indruk
wekken van de kantoren ener welva
rende bankinstelling dan de bureaus
van een ministerie te zijn. Achter
stapels papieren en keurige aktentas-
sen werken daar rustig en gestadig
een aantal ambtenaren. Zij zien er
zakelijk uit en de vele meters lange
archief kasten zouden best rekeningen
en handelscorrespondentie kunnen
bevatten. Hoe bedriegelijk is echter
die eerste indruk Zij bevatten na
melijk heel andere stukken: topge
heimen der Britse regering, nota's
van vertrouwelijke aard aan Britse
gezanten en consulaten, zomede aan
buitenlandse regeringen. En de zo
zakelijk aandoende ambtenaren beho
ren tot de schranderste koppen en
voortvarendste mannen van Enge-
lands ambtenarenkorps. Zij hebben
in vele landen vertoefd, kennen de
mensen en het geestelijk klimaat
daarvan, en gevoelen zich evenzeer
thuis bij de Chinezen, de Finnen, de
Egyptenaren, de Peruanen of bij welk
ander volk ook als in Londen, Edin
burgh of Belfast. Zij hoeden de gehei
men der Britse regering en de gehei
me documenten, die het Foreign Of
fice van andere regeringen ontvangt.
„GEHEIM", „STRIKT GEHEIM",
„Top-geheim", „Vertrouwelijk", Strikt-
vertrouwelijk", Persoonlijk", Streng-Per-
soonlijk"dit zijn zo enige van de
„etiketten" waarin zij denken. Zij behan
delen de „papieren" uiterst zorgvuldig.
Van de eerste dag af, dat een jong ambte
naar het Foreign Office betreedt, wordt
hij getraind in geheimhouding, wordt
TWAALF JAAR GELEDEN hadden de
Papoea-stammen van Australisch Nieuw-
Guinea nog nooit een schaap gezien. Maar nu
heeft dit dier, dat overigens al bestond toen
de mens overal nog met stenen bijltjes hakte,
hun niet alleen een middel van bestaan, maar
ook voedsel en kleding gebracht. In twaalf
jaar van het Stenen Tijdperk naar de twintig
ste eeuwHet moet wel een verbijsteren
de ervaring zijn voor de bergstammen van
's werelds op één na grootste eiland. Van
lendendoek naar nette broek, van slecht eten
en ziekte naar goed voedsel en gezondheid.
Dat zijn de veranderingen, die zich thans in
Nieuw Guinea voltrekken. Waar tot voor kort
de stammen, door hongersnood gedreven, el
kaar voor een hap eten bevochten, daar heeft
nu het schaap al blatend verandering en
vrede gebracht.
HET BEGON met een Australische of
ficier, die tijdens de tweede wereldoor
log Japanse guerrilla's in de Waghi-val-
lei achternazat, een door hoge bergen
omringde vlakte, ongeveer 300 mijl ten
noordwesten van Lae, de grootste haven
van oostelijk Nieuw-Guinea. De man
merkte toen op, dat verscheidene delen
van Nieuw-Guinea er nogal weide-achtig
uitzagen en wel eens uitermate geschikt
konden zijn voor de produktie van wol.
De oorlog liep op zijn einde en de offi
cier, kapitein Ned Blood, was met de in
boorlingen en hun problemen in nauw
contact gekomen. Zodoende zag hij heel
goed hoeveel moeite de bergbewoners
hadden om in leven te blijven. Eigenlijk
waren zij nog niet verder dan het Stenen
Tijdperk. Kleren droegen zij praktisch
niet, alleen een rafelig lendendoekje, dat
op 4000 voet hoogte maar een armzalige
beschutting bood. 's Nachts kropen zij
dicht bij elkaar om warm te blijven, maar
desondanks was de sterfte door longontste
king en andere kwaadaardige ziekten ont
stellend groot.
HET ENIGE VLEES dat zij konden be
machtigen, door de jacht op wilde zwij
nen en ratten, dwong hen. tot een iets uit
gebreider, zij het plantaardig maal dat de
nodige voedingsstoffen echter bij lange
na niet bevatte. Sommige stamleden hiel
den er wel een paar varkens op na, maar
daar werd er alleen eentje van geslacht,
als er een heel groot, heel bijzonder feest
werd aangericht. Varkensvlees was dus
een luxe voor deze mensen. Als gevolg van
deze toestanden hadden er geregeld stam-
oorlogen plaats, waarbij het doel was de
wederzijdse voedselvoorraden zo grondig
mogelijk te plunderen. Honger, ziekten
en rooftochten maakten op die wijze het
leven dér inboorlingen maar kort en tot
een miserabel bestaan.
Lucerne en kukuyugras herschiepen de
ongastvrije .wildernis in vruchtbare
weiden.
NED BLOOD, die alles wilde doen om
zijn nieuwe vrienden het bestaan wat te
verlichten, had zich echter gerealiseerd
dat op de met gras bedekte hoogvlakten
het schaap wellicht de oplossing voor deze
ellendige strijd om het bestaan zou zijn.
Als er schapen waren zo redeneerde
hij zouden er immers kleren, dekens en
vlees komen en zou uitbanning van de
moordende hongeroorlogen wellicht mo
gelijk zijn. Een comfortabeler leven en
een hogere levensstandaard zou voor deze
uitgeteerde stakkers bereikbaar worden.
KORT na de oorlog deed kapitein Blood
een poging het Australische gouverne
ment voor zijn plan, in de Waghi-vallei
schapen te fokken, te interesseren. Maar
de regering zei: „Nee". Bij een dergelijk
riskant experiment wenste zij niet betrok
ken te worden. Maar Blood had het geluk
dat zijn rapport, dat inmiddels was gepu
bliceerd, onder ogen kwam van de Austra
lische miljonair van Zweedse afkomst, Sir
Edward Hallstroem. een bioloog en filan
troop, die wegens zijn hulp aan Zweedse
expedities naar Nieuw-Guinea was gerid
derd. De woeste schoonheid van het eilctfid.
dat ook door hem bezocht was, had een
diepe indruk op hem gemaakt. Het plan
van Blood inspireerde hem dan ook en
daar hij de vaste overtuiging had dat het
voor verwerkelijking vatbaar was, be
sloot hij het waagstuk alle financiële steun
te geven.
HET DUURDE NIET LANG, of alle on
derdelen van het plan waren uitgewerkt.
Een van de voornaamste eisen was het
vestigen van een schapenfokstation in de
Waghi-vallei, met Blood als administra
teur. In 1947 waren alle voorbereidingen
getroffen om de eerste schapen op te ne
men. Ongeveer 1650 acres waren van
struiken en hooggroeiend Kunaigras ont
daan, een vegetatie die als schapenvoer
onbruikbaar was. De inboorlingen werk-
In Nordugl staat thans een kléin fabriekje.
De rafelige lappen, waarmee de inboor
lingen hun lendenen omgordden, zijn nu
vervangen door „wolletjes". (Beide foto's
welwillend afgestaan door het Internatio
naal Wol Secretariaat).
ten met het grootste plezier aan dit kar
wei en hadden het karwei ondanks hun
primitieve gereedschappen in uiterst
korte tijd voltooid. Daarna werd er Lu
cerne en Afrikaans Kukuyu-gras gezaaid,
en weldra zag dit stukje Nieuw-Guinea er
al uit als een weelderige schapenweide.
Minstens even belangrijk was de aanleg
van een vliegveld, omdat de schapen al
leen per vliegtuig aangevoerd zouden
kunnen worden. Zo kwam alles in Non-
dugl geleidelijk aan klaar om de eerste
vierhonderd schapen, die al naar Lae ver
scheept waren en daar op hun luchtdoop
wachtten, te ontvangen.
DE ONTMOETING TUSSEN de schapen
en de inwoners van Nondugl verliep niet
helemaal glad. Iedereen was uitgelopen
om de vreemde vogel, die ging neerstrij
ken, te bekijken en hoewel de meesten
wel eens een vliegtuig hadden zien over
komen, waren er maar enkelen die zo'n
groot ding van nabij hadden gezien. Op het
moment dan ook dat het toestel met een
fraaie duik hun wereld binnendrong, wa
ren zij echt niet op hun gemak. En toen
ook nog een horde schapen uit de buik
van de „vogel", al blèrend naar buiten
drong, was het hek helemaal van de dam.
In paniek vluchtte het grootste deel van
het „ontvangstcomité" de bossen in. Pas
nadat kapitein Blood de enkele dapperen,
die trillend van schrik waren blijven staan,
nadrukkelijk had verzekerd, dat noch de
schapen, noch de metalen vogel boze
bedoelingen hadden, kwamen de anderen
tevoorschijn om al gauw en op een
enthousiaste wijze met het uitladen te
helpen.
hem voorgehouden hoe de uiterste zorg
vuldigheid nauwelijks zorgvuldig genoeg
kan zijn. „Papier in verkeerde handen
kan rampspoed betekenen voor Groot-
Brittannië", „Omzichtigheid en Veilig
heid zijn Uw Voornaamse Plichten"; de
ze en dergelijke lessen krijgen de jonge
lui tot in den treure te horen. Zij leren
de betekenis begrijpen van de „etiket
ten", die wij reeds noemden. Zij denken
zei een Engelse vriend eens ver
trouwelijk, zij dromen streng-vertrouwe-
lijk, zij leven in een atmosfeer van „top-
secrets"en als zij glimlachen, be
schouwen zij het bijna als ontrouw aan
hun ambtsplicht.
NU MOGE DIT een weinig spottend ge
zegd zijn geweest, niettemin is het waar
schijnlijk dat de geheimhouding en de
geheimzinnigheid nergens zó groot zijn
als op het Londense ministerie van Bui
tenlandse Zaken. Speciale code-tekens
(slechts aan weinigen bekend) en geheim
houdingssystemen zijn uitgedacht en wor
den met ijzeren gestrengheid gehand
haafd. Kladpapier van vertrouwelijke
aard belandt nooit zo maar in een prulle-
mand of kachel. Overtollige doorslagen
of akten, die verbeterd werden vóór ze
het Foreign Office verlieten, worden door
speciaal met de veiligheid en de geheim
houding belaste ambtenaren zorgvuldig
bijeengegaard en in een speciaal daar
voor bestemde oven verbrand.
Geen wonder, dat de Britse regering, die
zoveel zorg besteedt aan de geheimhou
ding ten departemente, haar vertrouwe
lijke stukken niet zo maar aan Tante Pos
toevertrouwt. Sedert vele eeuwen staat
haar een keurkorps van koeriers ter be
schikking: De Zilveren Hazewinden, Spe
ciale Koeriers van Koning(in) en Rege
ring. Zij trekken naar alle oorden der
aarde. Zij zijn uitgerust met een vuur
rood paspoort en gewapend met allerlei be
voegdheden, waarvan een „gewone" rei
ziger zelfs niet droomt. Bevindt zo'n „Sil
ver Greyhound" zich bij voorbeeld op
Malta en kan hij niet tijdig een burger
vliegtuig vinden of een schip om zijn reis
doel te bereiken, dan mag hij een militair
toestel of een oorlogsbodem gelasten, hem
naar de plaats van bestemming te bren
gen. Maar natuurlijk trachten de Zilveren
Hazewinden steeds zoveel mogelijk nor
male verbindingen te gebruiken. Zij leven
als het ware op reis.
DAT ZIJ VEEL AVONTUREN beleven
is wel duidelijk. Vooral in bewogen tijden
moeten zij vaak stoute staaltjes van on
dernemingslust en reisvaardigheid verto
nen om hun taak ten uitvoer te brengen.
Vermaard is de geschiedenis van de Zil
veren Hazewind, die opdracht kreeg om
na Napoleons vlucht van Elba deze ont
vluchting mede te delen aan de Perzische
autoriteiten. Hij besteeg in Constantino-
pel een paard, reed er mee door tot het
dood onder hem neerviel, besteeg weer
een paard totdat ook dit dood neerviel...
en toen hij voor het Perzische regerings
gebouw aankwam, viel zijn vierde paard
dood ter aarde. Ondersteund door ijlings
toegeschoten ambtenaren betrad de Silver
Greyhound het gebouw en zeeg, toen hij
zijn boodschap had overgebracht, uitge
put van vermoeienis ineen.
SPIONNEN ZIJN natuurlijk erg geïnte
resseerd in de bewegingen der Zilveren
Hazewinden en vooral ook in de inhoud
De heer Kinnaird, een „zilveren haze
wind", staat op het punt naar Helsinki te
vertrekken. De heer Kinnaird heeft in zijn
„loop"-baan 3 miljoen kilometer afgelegd,
waarbij hij vier vliegtuigongelukken over
leefde. Zijn diplomatieke post is verpakt
in de traditionele witte zakken.
hunner tassen. Merkwaardigerwijs zien
deze tassen of zakken er uit, alsof ze zo
uit de wasserij komen: hagelwit. En in
vroeger tijden, toen het aantal koningen
groter was dan nu en de vorsten wel graag
persoonlijke geschenken zonden, moesten
de koeriers menigmaal de wonderlijkste
„lading" meenemen: grappige poppen,
opgezette vogels, waaiers en wat al niet.
Thans komt zulks nog maar uiterst zelden
voor. Thans is de „lading" vrijwel steeds
„topgeheim" en geniet hij dus de belang
stelling van de inlichtingendiensten der
andere mogendheden. Oppassen is dus de
boodschap voor de koeriers. Steeds wordt
hun voorgehouden, dat eens na de
Tweede Wereldoorlog een koerierstas
gestolen werd en dat toen het Foreign Of
fice gedwongen was, zijn coderingssys
teem grondig te veranderen.
DE KOERIERSTASSEN der Hazewin
den worden ingepakt in een der postka
mers van het Foreign Office. Sedert
eeuwen is de wapenspreuk der koeriers:
„De Kortste Weg in de Kortste Tijd". Se
dert eeuwen, want reeds in 1485 maken do
cumenten melding van het Korps Konink
lijke Koeriers, dat toen reeds honderden
jaren bestaan had. Omtrent de oorsprong
en het eerste optreden van het korps weet
men niets. Zelfs de naam is niet geheel
verklaard, al nemen velen de juistheid
van de legende aan, volgens welke koning
Karei II tijdens zijn ballingschap in Ne
derland aan zijn koeriers naar Engeland
een zilveren hazewindhond (afgebroken
van het koninklijk servies) als „persoons
bewijs" medegaf.
MILJOENEN KILOMETERS leggen de
„Silver Greyhounds" jaarlijks af door de
lucht, over zee en over land. Zij brengen
de geheimen van het Britse Rijk (en van
vele andere landen) daar, waar de Britse
regering wenst dat zij komen. Onnoeme
lijk veel avonturen beleven die koeriers...
maar zij praten niet. Rustig en zelfver
zekerd vervullen zij hun „reisplichten", in
dachtig aan de eeuwige waarschuwing:
Ieder woord dat ge spreekt, kan een woord
teveel zijn.
llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllillllllllllllllllillllilllillllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllHlllljfl
En zo begon voor deze stammen van Nieuw-Guinea een nieuw
tijdperk, het tijdperk van de twintigste eeuw. Stapje voor stapje
leerde Blood zijn vrienden hoe zij hun schapen moesten ver
zorgen enhun geestdrift overtrof zijn stoutste verwach
tingen. Maar daarnaast moest hij hun ook spinnen en weven
leren, werkzaamheden waarvoor zij gelukkig een al niet minder
grote ijver aan de dag legden.
EVEN ZAG HET ER nog naar uit, dat het experiment een
mislukking zou worden en wel door de tegenwerking van de
schapen zelf. De dieren bleken niet goed aan hun nieuwe
omgeving te kunnen wennen en zeiden hun aardse leven alras
de een na de ander, vaarwel. Maar Blood en Hallstroem gaven
de moed niet op. Zij lieten veekundige experts overkomen, die
er tot aller opluchting en zeker ook van de in leven gebleven
schapen zelf voor zorgden dat de abnormale sterfte ondei
de dieren weldra bedwongen was.
De fokkerij is thans overgedragen aan het Australische gou
vernement, maar Hallstroem heeft zijn belangen in de onder
neming behouden. Voor de fokkerij in Nondugl stelt hij nop
jaarlijks een bedrag beschikbaar. De oorspronkelijke vier
honderd schapen zijn inmiddels uitgegroeid tot een volkje van
enkele duizenden. Zelfs bestaat er in Nondugl al een fabriekje
waar de inheemsen nu wollen kleding weven. Het experimen'
had ook in andere delen van Nieuw-Guinea navolging. Schaper
en wol brachten een revolutionaire ommekeer
ER IS ALTIJD baas boven baas, ook in
het leidinggeven, maar toch kan ieder
normaal mens heel veel op dit glibberige
terrein leren, mits men het eigen gedrag
durft onder ogen zien, te critiseren en nog
gewaagder, te wijzigen. Beter leidingge
ven betekent pogen bewust te handelen,
bewust te reageren op de gedragingen van
de ondergeschikten en vooral aandacht te
besteden aan de dieperliggende oorzaken
voor hun handelingen. Dat alles is niet ge
makkelijk en vooral het lager bedrijfska-
der, waarop bij het uitvoerend werk zo
veel aankomt, kan er de grootste moei
lijkheid mee hebben. Voorlieden, bazen
werkmeesters of hoe men hen ook noemt,
vormen de ruggegraat van iedere onder
neming en het is geen wonder dat er juist
aan hun vorming on ontwikkeling de laat
ste jaren in het moderne bedrijf veel ge
daan wordt. Zij zijn de spil van een ploeg
of afdeling, zij onderhouden het contact
met de hogere leiding, zij moeten het werk
verdelen, organiseren, coördineren, in
strueren en onderwijzen, er nieuwe me
thoden en technieken bijleren enzovoorts.
Hoewel er de laatste tijd in het grootbe
drijf wat van hun veelzijdige functie wordt
afgeknabbeld men denke aan het ta
riefbureau, de afdeling planning, de so
ciale werkers en dergelijke meer blijft
er voorlopig nog genoeg over waarmee de
baas het druk heeft, vaak te druk.
ER ZIJN IN Nederland meer dan 15.00(
van deze mensen. Hun functies verschil
len naar gelang de branche, de grootte
van het bedrijf en de plaats van vestiging
Er zijn bazen met slechts vijf of tien on
dergeschikten, maar er zijn er ook mei
meer dan honderd. Een nauwkeurige de
finitie van het begrip baas valt dan ook
niet te geven maar toch zit er in de func
tie, ondanks alle plaatselijke verschillen
waar en hoe deze w '.t uitgeoefend, een
gemeenschappelijke, karakteristieke trek
namelijk dat de baas in alle opzichter
richting en leiding geeft aan de uitvoeren
den.
Naarmate de techniek 'T-ewikkeldt
>verd, de economische en beHi iifspsycho
logische kennis toenam, de organisatie
langs wetenschappelijke lijnen werd opge
bouwd, werd ook de taak van de baas
steeds gecompliceerder en veelomvatten-
der. Wil hij dan toc.i nog in staat zijn door
de bomen het bos te zien, zonder echter
de bomen uit het oog te verliezen, dan zal
hij zijn gedifferentieerd werk zoveel mo
gelijk moeten organiseren en efficiënt
verrichten.
DOOR EEN GROEP DESKUNDIGEN
onder auspiciën van het Nederlands In
stituut voor Efficiency is bij de uitgever
Muusses te Purmerend een bijzonder nut
tig handboek voor bazen over de organi
satie van fabriek en werkplaats gepubli
ceerd. onder de titel „Baas boven Baas",
onder redactie van J M. Matthijsen. Het
is een echt handboek geworden, dat stel
lig niet in een keer moet worden uitgele
zen. In de rijke inhoud komen bijna alle
belangrijke facetten van de veelzijdige
baasfunctie aan de orde. Om eens op te
noemen: efficiency en produktiviteit; de
industriële onderneming en zijp kenmer
ken; plaats en taak van de baas in het
bedrijf; de menselijke betrekkingen: bud
gettering; de kosten van de arbeid en ove
rige kosten: bedrijfssignalering: arbeids-
studie en werkmethoden verbetering; pres
tatie en beloning; werkvoorbereiding
planning en voortgangscontrole; kwali
teitsbeheersing; de ideeënbus: onderhoud
en veiligheid. Ieder hoofdstuk is geschre
ven in gemakkelijk leesbare taal door een
expert.
HET IS DUIDELIJK dat in een bestek
van 230 pagina's deze onderwerpen on
mogelijk uitputtend kunnen zijn behan
deld, maar dat is ook niet nodig. Voldoen
de is dat de baas weet wat vooi hem van
deze zaken belangrijk is en waarop hij
moet letten. Tenslotte is hij geen specia
list, maar een vakman, die op vele mark
ten enigermate thuis behoort te zijn. Vele
onderwerpen worden ook niet meer dan
summier behandeld maar op de goede
toon, zodat begrip gekweekt wordt voor
1e speciale problematiek Plezierig is dat
aan de menselijke betrekkingen niet alleen
een apart hoofdstuk wordt gewijd, maar
„AVONTUUR AAN DE GRENS", door
Gertie Evenhuis, uitgegeven bij Van Gor-
kum in Assen, vertelt over Hayo Fokke-
ma. die van Groningen naar een klein
plaatsje aan de Belgische grens moet ver
huizen, omdat zijn vader overgeplaatst
wordt. Aanvankelijk denkt Hayo dat zijn
leventje nu saai gaat worden. Het tegen
deel is echter waar. Want Hayo beleeft
grootse avonturen met een stel smokke
laars. Jongens van 8 tot 12 jaar zullen
ervan genieten.
„LATEN WIJ VREDE SLUITEN" van
Karah FederTal, uitgegeven bij Ploegs-
ma in Amsterdam. Dit boek is geschikt
voor wat oudere kinderen, namelijk boven
de twaalf jaar. Hoe jongens en meisjes uit
Daroma (Israel) een plan opzetten vriend
schap te sluiten met de Bedoeïenen en de
Arabieren uit de woestijn, en hoe zij later
na veel verwikkelingen het plan weten te
verwezenlijken, wordt prachtig beschreven
in dit boek, dat geïllustreerd werd door
Alie Evers.
„EEN EZEL IN LONDEN", van Diana
PulleinThompson, uitgegeven bij Rei-
nalda in Doorn, werd vertaald door Mar-
got Bakker. Duggie, de hoofdpersoon uit
dit grappige boek krijgt van „ouwe Jock"
een ezeltje cadeau, waarmee hij dan ge
woon door Londen gaat rijden. Dat dat
een grote hilariteit verwekt is duidelijk.
Al de vriendjes van Duggie zijn maar wat
jaloers op hem. Hij trekt zich er echter
niets van aan en beleeft met zijn ezeltje
de gekste dingen.
„RICARDO DE JONGE TAMBOER",
door Josef Reding, uitgegeven by H. P.
Leopold n.v. in Den Haag, is een verhaal,
dat gebaseerd is op de verovering van Her
nando Cortès van Mexico. De auteur, die
ernaar gestreefd heeft zoveel mogelijk „het
droge geschiedenisboek" te vermijden, is
daar volkomen in geslaagd, want „Ricar-
do de jonge tamboer" werd een spannend
boek, dat vele jongens en meisjes met ple
zier zullen lezen.
In „DE OUDE SPROOKJES" van J.
RiemensReurslag, uitgegeven door Hol-
landia in Baarn, zijn behalve de allerbe
kendste sprookjes ook een paar nieuwe
verhalen verzameld, die onder meer ge
ïllustreerd werden door Toby Vos, Judith
Kruys en Henk Kabos. Dit is al de zesde
druk. Het boek is geschikt voor meisjes
en jongens tussen de 4 en 14 jaar.
„VERRAAD IN DE ONBEKENDE VAL
LEI", door Showell Styles, uitgegeven bjj
het Spectrum in Utrecht, is een der pris-
ma-juniores. Het avontuur dat Slab For-
tescue en zijn vrienden in Tibet en Nepal
beleven, is niet alleen door de eenvoudig
geschreven tekst zo makkelijk te volgen,
maar bovendien door een duidelijk gete
kende kaart, vóór in het boekje. Meisjes
en jongens van 1216 kunnen de avontu
riers hierdoor op de voet volgen.
„HET HUIS VAN CAROLIEN", een
boek uit de Grote Brepols Serie, ziet er
door de gekleurde illustraties van Pierre
Probst, zo aantrekkelijk uit, dat ook kin
deren, die er misschien al te oud voor zijn,
best een exemplaar van Carolientje zullen
willen hebben. Het verhaal komt er in dit
boek dus minder op aan, maar de tekenin
gen vooral die van de honden en poezen
in het huis van Carolien maken beslist
grote indruk.
dat deze bij tal van andere problemen ook
steeds ter sprake komen. Zo behoort het
ook, want ze maken nu eenmaal een inte
grerend bestanddeel uit van ieder bedrijf,
sterker nog: van iedere taak die door
mensen in samenwerking verricht moet
worden. Toch mankeert het nog maar al
te vaak aan begrip voor de menselijke
verhoudingen, ook wat de relatie betreft
tussen deze en de produktiviteit. Hoe
jammer dit ook is, voor de hand ligt het
wel, want betere menselijke betrekkingen
krijgt men nu eenmaal niet door aange
leerde foefjes toe te passen, men moet er
zijn persoonlijke instelling meestal voor
veranderen en dat valt vaak niet mee..
Prachtig is dat men ook hierop ir het boek
de nadruk legt, maar daarbij ook prakti
sche methoden ter verbetering geeft.
DIT BOEK LIJKT ons zijn ietwat hoge
prijs (hoog gezien de mensen waarvoor
het bestemd is) ten volle waard, men zal
er veel profijt van hebben. Wij wensen het
in handen van alle bazen, maar van hen
niet alleen; ook het hoger kader, dat weer
aan de bazen leiding moet geven is waar
schijnlijk met de inhoud gebaat, want voor
bedrijfsleiders en hun assistenten, afde
lingschefs enzovoorts kan dit boek een
waardevolle bron zijn voor het tot een bre
der en dieper inzicht brengen van de aan
hen ondergeschikte bazen. Tegelijkertijd
is het voor hen zelf wellicht een aanspo
ring om hun bazen met andere ogen te
gaan zien, namelijk als dragers van een
moeilijke en verantwoordelijke taak.
W. Lange veld