Van schietmasker gered boerepaard werd Amerika's springkampioen Opdrachtfilms en creatieve vrijheid Rowenta Optimistische welvaartbeschouwingen Andere wegen om het sparen te bevorderen Effecten -en Geldmarkt Erbarming van Nederlands emigrant beloond met hippische triomfen "°'g blir jig tro' „Vijf miljard eieren", elegante vorm van voorlichting door Albert Brosens T&iÉenha 17 INSCHIKKELIJKE SNEEUWMAN" Toon Hermans bereidt tweede film voor Henri Rust adviseur Verzending van zeepost VRIJDAG 13 NOVEMBER 1939 HAARLEMS DAGBLAD OPRECHTE HAARLEMSCHE COURANT Deze week hompelt er een groot wit paard naar buiten uit de tunnel van de National Horse Show in New Yorks Madison Square Garden, dat volko men misplaatst lijkt te zijn naast de slanke, gespannen volbloeds, die in de nationale springkampioenschappen uitkomen. Hij is groot en nogal hoekig en neemt niet de moeite zijn benen kwiek op te heffen zoals 't in dit voor name gezelschap betaamt. Integendeel, hij slentert een beetje slaperig voorbij, als doet het hem allemaal niets. Als zijn eigenaar, een 32-jarige Neder landse emigrant Harry de Leyer, even in het zadel voorover leunt en in zijn hals krabt, ontbloot het paard zijn tan ten alsof hij ineens ergens om moet lachen. De Leyer en zijn witte paard ontmoetten elkaar voor het eerst op een koude februa- rimiddag in 1956. Hij had een kleine stal in St. James op Long Island en gaf rij lessen op een meisjesschool in Knox, maar hij zocht nog een grote aardige vol bloed voor zijn leerlingen. Zo reed hij op een middag naar de wekelijkse paarde- markt in New Holland in Pennsylvania, maar helaas kwam hij er te laat aan: alle paarden waren al verkocht. EEN SCHERPE WIND blies de vers ge vallen sneeuw op hoopjes en er was voor De Leyer weinig reden, bij de kralen te blijven treuzelen. Toch kon hij zijn ogen niet afhouden van vijftien bij elkaar ge dreven hitten, die voor zestig dollar per stuk waren opgekocht door een fabrikant van hondevoedsel. Zij waren ten dode op geschreven afgeleefde werkpaarden, die nergens anders meer goed voor waren dan voor de slacht. Een man rukte aan hun halters en sloeg hen op de flanken om ze zo gauw mogelijk in een aanhangwagen te krijgen, opeengepakt als sardines in een blik. De Leyer keek ietwat verslagen toe: van zijn jeugd in Nederland af was zijn liefde naar paarden uitgegaan. Toen bleef zijn blik rusten op een grote witte ruin, die op dat moment de loopplank opkrabbelde. Het paard zag er anders uit dan de andere. Het was lichter, sterker en zijn kleine witte oren stonden pittig overeind. „Hé, laat mij dat paard eens bekijken!" riep De Leyer. De opkoper keek verward om. „Wat mankeert u?" vroeg hij, „een héél gewoon paard hoor. Een boereknol, meer niet!" Maar De Leyer stond erop de ruin te zien. dus de opkoper haalde hem weer naar be neden en liep er een rondje mee. Hij maak te een erbarmelijke indruk. Hij liet zijn hoofd hangen. Zijn gerafelde en met mod- derklonten overdekte staart hing doods ter neer. Er waren beten en wonden op zijn benen te zien en hij miste een hoef. Verder kon men aan een diepe inkerving van tuig over zijn borst zien, dat het een ploegpaard was. Slaperig opende het dier zijn ogen, keek naar De Leyer, en deed ze toen weer dicht. „Wat moet-ie kosten?" vroeg De Leyer. Even later was de koop gesloten. Harry de Leyer had voor zeventig dollar een oud ploegpaard gekocht. Niemand heeft zich ooit kunnen herinneren welke boer hem naar de markt had gebracht Niemand wist iets van zijn stamboom. Niemand wist met enige zekerheid zijn leeftijd een veearts schatte hem op negen jaar, naar het gebit te oordelen. De Leyer bedankte de opkoper en betaalde hem tien dollar meer voor het vervoer naar Long Island. De volgende dag werd het paard gele verd. De Leyer, zijn vrouw en kinderen waren naar buiten gekomen om hem te begroeten. Hij struikelde over zijn eigen voeten toen hij de loopplank afkwam. De truck reed weg en hij bleef tot zijn enkels toe in de sneeuw staan als een stand beeld, gehavend en met zijn ogen knippe rend in het zonlicht. De familie De Leyer besloot hem voortaan „Snow Man" te noe men. Het paard moest vijf keer gewassen wor- „DE KLEINZOON VAN DE MEDICIJN MAN" van Victor V. Hagen, in de ver taling van E. H. van der Zande, met illu straties van G. Pallasch, verscheen bij uitgeverij Ploegsma in Amsterdam. Het verhaal, dat geschikt is voor jongens en meisjes van om en nabij de tien jaar, speelt zich af onder de Miskito-Indianen. De auteur, die enkele jaren bij deze men sen geleefd heeft, weet zo enorm goed over de stam te vertellen, dat ieder die het boek beëindigd heeft, werkelijk veel weet over de Miskito's, over de gevaarlijke tochten, over deelnemen aan de jacht en over het volgen van de wildsporen. Het hele verhaal draait om een twaalfjarige jongen, die alles moet ondernemen om zich te onderscheiden om een grote naam in de stam te krijgen. Wat „Masa" alle maal beleeft heeft de schrijver zo „waar gemaakt", dat we hem geboeid volgen, tot „Masa" zich inderdaad een hoge plaats onder Miskito-Indianen heeft verworven. „VAKANTIE IN DE BERGEN", een der Prisma-juniores, uitgegeven by het Spec- trum in Utrecht, geschreven door Mabel Esther Allan en vertaald door I. van Go- vers-van Geuns, gaat over Philippa Wyn- yard, een Engels meisje, dat zo dolgraag na een jaar hard werken voor haar eind examen. op vakantie wil maar daar geen geld voor heeft. Net wanneer ze een baantje als serveerster heeft gezocht, komt tante Millicent, een erg gefortuneerde dame, op bezoek. En zij is het die Philippa mee naar Zwitserland vraagt. Het wordt een heerlijke vakantie, die Mabel Esther Allan in een vlot, prettig leesbaar ver haal weergegeven heeft. Voor oudere meis jes zeker aan t« b»vel«n. Niet lang geleden keerde een emi grant uit Amerika, Harry de Leyer, naar Nederland terug om zyn familie te bezoeken. Hij trok toen reeds de aan dacht door de fascinerende geschiede nis van het paard „Snow Man", een af dankertje van een onbekende boer dat zich onder zijn zorgen ontplooide als een „vrüspringer", welke de geschiede nis der hippische sporten in Amerika schijnt in te gaan als een „verschrik kelijke sneeuwman" Wij ontlenen het bijgaande verhaal aan een artikel van Philip Kunhardt in „Life". den om al het vuil eraf te krijgen, daar na werd hij geknipt, gekamd, nieuw be slagen, hij kreeg krachtvoer en hij werd vast wat ingereden. Toen het zomer werd verkocht De Leyer hem voor het dubbele van de koopsom aan een arts in hetzelfde dorp. Maar Snow Man werkte daar niet aan mee. Hoe hoog de arts zijn hekken ook maakte, Snow Man sprong eroverheen en galoppeerde naar huis. De Leyer moest hem terugnemen. NU HIJ EENMAAL wist, dat Snow Man een geboren springer was begon De Leyer hem in ernst te scholen. In het begin was hij zo plomp, dat er niets mee viel uit te rich ten. Maar hij leerde snel en al spoedig hoefde De Leyer maar met zijn tong te klakken om hem elke barrière te doen nemen. Wat zijn africhter het meest verbaasde, was dat Snow Man daarvoor helemaal geen ruiter op zijn rug hoefde te hebben. Hier openbaarde zich een zeld zaamheid: een paard, dat er plezier in had te springen. Vorig jaar ging De Leyer er voor het eerst mee naar wedstrijden. Snow Man won meteen en blééf winnen. In Sand Point liet hij de grote „Andante" beneden zich, welk paard drie jaar achtereen de titel van „het paard van het jaar" be haalde. In Piping Rock versloeg hij de in ternationale springer „Diamant" met een foutloos parcours in de laatste ronde. In Madison Square Garden versloeg hij de stijlvolle, slanke „First Chance". Binnen zes maanden na zijn eerste show had Snow Man de drievoudige tropee voor vrij springen voor zijn meester in de wacht gesleept: het nationale kampioenschap, de High Score Aivard van de American Horse Shows Association en het kampioenschap van de Professional Horsemen's Associa tion. Daarmee leverde hij zijn gelukkige eigenaar al verscheidene duizenden gul dens aan prijzen op. Er is al tot honderd duizend dollar voor hem geboden. Een oud paard, zonder stamboom, dat in de arena rondscharrelt als een boere knol in de wei, dat is Snow Man. Maar hij ging de nationale kampioenschappen van dit jaar in als de grootste springer van de Verenigde Staten. (Van onze Amsterdamse redacteur) Naar wij vernemen heeft Toon Hermans zich teruggetrokken in een klein hotel van een niet nader genoemde Franse provin cieplaats, om zich daar in alle rust te wij den aan de voorbereidingen voor zijn tweede film. Naar verluidt, zal hij hiertoe nauw samen werken met de heer Han Rust, die als „filmcutter" een belangrijk aandeel heeft gehad in het „snijden" van de eerste Her- mans-film. Zijn hulp was bij „Moutarde van Sonaansee" echter zeer laat ingeroe pen, waardoor tal van filmtechnische on volkomenheden niet meer konden worden geweerd. Door zich bij voorbaat van de adviezen van de heer Rust te verzekeren, hoopt de heer Hermans fouten, die aan zijn eerste produktie kleefden, te voorkomen bij de totstandkoming van de tweede film. Scène uit „Vijf miljard eieren" TOT DE FILMS, die merendeels aan onze aandacht ontsnappen, terwijl zij toch de mogelijkheid tot bestaan let wel: niet de reden tot bestaan vormen van meni ge Nederlandse cineast behoort de zoge naamde opdrachtfilms. Grote industrieën, produktschappen, ondernemingen van ve lerlei aard, hebben er een goede gewoonte van gemaakt de film te betrekken bij hun propagandavoering, welke zij ook en soms liever met het woord voorlichting aanduiden. Zo heeft Geesink al heel wat Advertentie Smakelijk, gezond en vetarm eten? Dan modern roosteren zonder vet in de Rowenta Infragrill f 110.- (Van onze financiële medewerker) Het is waarlijk geen wonder dat de koersstijging op de Amsterdamse aandelenmarkt na korte onderbrekingen telkens wordt hervat. Want wat er over de Nederlandse conjunctuur, trouwens over die van geheel Europa, gezegd en geschreven wordt moet wel tot optimisme stemmen. Men behoeft hier nog niet eens te denken aan de exclamaties van prof. J. Wemels- felder bij de aanvaarding van het ambt van hoogleraar aan de Technische Hogeschool te Eindhoven, die ons een eeuw van nagenoeg ononderbroken welvaart voorspelt op grond van de snelle vorderingen van wetenschap en techniek. Maar ook aan de minister van Economische Zaken, drs. De Pous, die in de Tweede Kamer deze week een gedocumenteerde beschouwing over de Nederlandse economie ten beste heeft gegeven, die ons nationale hart wel met trots moet vervullen. Hij heeft als zijn mening uitgesproken dat de gunstige ont wikkeling van de internationale conjunctuur zich in de naaste toekomst zal voortzetten en dat ons land daarin een belangrijk aandeel zal hebben. De industriële produktie hier te lande heeft met een stijging van 7 percent gedurende de eerste maanden van dit jaar een stormachtig verloop gehad en dat zij sedert constant is gebleven, wordt door de minister meer als een adempauze, dan als een keerpunt in de ontwikkeling geacht. Als gevolg van de stijgende conjunctuur in andere landen zal de Nederlandse export verder kunnen toenemen, hetgeen tot grotere industriële investeringen zal leiden. Voor 1959 wordt een toeneming van 7'/t percent verwacht en als deze lijn zich voortzet, moet voor 1960 rekening worden gehouden met een verdere stijging van het volume der particuliere investeringen in vaste activa in de orde van grootte van omstreeks 14 percent, dat wil zeggen tot een bedrag van 1100 miljoen. Tegelijkertijd zullen uiteraard ook de particuliere bestedingen toenemen, voor 1959 met circa 4'/» percent, voor 1960 met 6 percent: dat is voor laatstgenoemd jaar met niet minder dan 1700 miljoen. Dientengevolge zal het voordelig saldo van de betalingsbalans in 1960 vermoedelijk niet meer dan 600 miljoen bedragen, dat voor onze volkshuishouding als een minimum moet worden beschouwd. Het is dus duidelijk dat, naarmate de conjunctuur zich in opgaande richting be weegt, ook het gevaar voor overbeste- ding en inflatie toeneemt en men kan zich er slechts over verheugen dat dit gevaar door de Nederlandse regering, trouwens ook door die van andere landen, wordt on derkend en dat krachtige pogingen wor den gedaan om het te keren. Men ziet dit in de V.S., zowel als in West-Duitsland, waar de regering door consolidatie van vlottende schuld en de uitgifte van nieu we staatsleningen de geld- en kapitaal markt tracht te binden. En ook ten on zent blijft men er immers op bedacht het evenwicht tussen een stijging van produk tie en produktiviteit enerzijds en van par ticuliere bestedingen en investeringen an derzijds zoveel mogelijk te handhaven. De bezitsvorming De meeste economen zijn van oordeel dat het gevaar voor een nieuwe depressie meer schuilt in een te snelle toeneming van de particuliere bestedingen dan in die van de industriële investeringen en de no ta van de Nederlandse regering, welke de ze week over de bevordering van de be zitsvorming is verschenen, duidt er op dat ook zij vooreerst een matiging van de particuliere bestedingen wenselijk acht. Men zou al een grote nurks moeten zijn als men geen waardering had voor dit stre ven van de regering om de bevolking tot bezitsvorming te prikkelen. Niet alleen omdat daardoor zelfstandigheid en ver antwoordelijkheidsbesef worden aange kweekt, maar ook de mogelijkheden voor het continueren van de volkswelvaart in het algemeen worden vergroot. Als het waar is en hieraan behoeft on- zes inziens niet te worden getwijfeld dat deze volkswelvaart in de eerste plaats af hankelijk is van nieuwe investeringen en een stijgende produktie, zullen de bespa ringen niet bij de stijging van het natio naal inkomen mogen achterblijven, eer der nog in wat sterkere mate moeten toe nemen. Het „streefcijfer" van 20 percent is nog altijd niet bereikt en de lichte da ling van het spaaroverschot bij de spaar banken in september kan een waarschu wing zijn dat het gevaar voor een te grote bestedingsdrang bij onze bevolking thans niet denkbeeldig is. Belastingmaatregelen effectiever Een andere vraag is of de bevordering van het sparen met behulp van overheids- premies moet geschieden. De nieuwe sug gesties van de regering op dit punt bete kenen, zoals medegedeeld, een budgetai- re last van 45 a f 65 miljoen per jaar en hier is dus geen sprake meer van bezits vorming, maar van bezitsspreiding. Want wat de staat aan de een geeft, moet hij van de ander nemen, om niet te spreken van de onbillijkheid tegenover hen, die wel willen, maar niet kunnen sparen. Waarover de regering het thans nog niet eens is, maar wat sympathieker, meer ra tioneel en veel eenvoudiger zou zijn, dat is de vrijstelling van inkomstenbelasting voor inkomsten uit bezit tot een zeker be drag (genoemd is een bedrag van 300) voor de gehele bevolking, waardoor onge twijfeld de spaarzin in sterke mate zou worden bevorderd. Het is immers wel ze ker dat de zware belastingdruk op inko men en vermogen, waaronder wij nu al jaren gebukt gaan en die zwaarder is dan in vele andere landen, tot een zekere roe keloosheid ten aanzien van particuliere bestedingen leidt en belastingvrije bespa ringen binnen zekere grenzen zouden dit euvel in vele gevallen kunnen doen ver dwijnen. Inflatiebestrijding In nog veel sterkere mate echter wor den de nationale besparingen, direct en in direct, belemmerd door de waardevermin dering van het geld. welke tot dusver van jaar tot jaar voortgaat en waaraan, naar veler mening, vooreerst ook nog geen ein de zal komen. Wat geeft een premie van 4 pet. per jaar op de besparingen, als de koopkracht van het geld in die tijd met weinig minder daalt. Mr. G. F. Brantsma. directeur van de Spaarbank voor de stad Amsterdam, is daarom zo bijzonder verheugd dat de re gering zulk een groot belang hecht aan de waardevastheid van het geld en terecht. Want wij zijn er van overtuigd dat, zo er op dit punt grotere waarborgen zouden kunnen worden geschapen, de spaarzin van de Nederlandse bevolking niet met allerlei ingewikkelde en omslachtige me thoden zou behoeven te worden geprik keld. Hier ligt voor de regering de allervoor naamste taak. Naarmate zij er in slaagt met normale middelen de waardevastheid van het geld te bevorderen, zullen ook de besparingen toenemen en zullen ook voor de waardering van obligaties en aandelen op de effectenbeurs weer de klassieke nor men kunnen worden aangelegd. Want dat deze thans ontbreken, is uit het recente koersverloop maar al te duidelijk. Advertentie Dit is Frio-Noors van het zuiverste viswater. Maar u zegt gewoon: „Jou blijf Ik trouw". Natuurlijk, want die overheerlijke Noorse visspecialiteiten van Frionor* zijn niet te overtreffen. Heerlijke diepvries met geen grammetje afval. FRIOHOR 'n produkt uit de wereldmerkenserie van Interfrosta filmpjes gemaakt voor Philips, werkten Van Gasteren, Haanstra, Van Haren No- man, Van der Linden voor de Shell en andere bedrijven en zag Polygoon-Pro- filti zich menige verfilming toegewezen, welke op het initiatief van diverse instel lingen steunt. Ik noem een aantal namen. Ik kan ze met talrijke vermeerderen. Voor een zeer belangrijk deel zijn de cineasten op deze opdrachten aangewezen om hun bedrijf op gang te houden. Hun boterham is ermee gemoeid. Zij hebben zeer beslist niet te klagen over de geïnteresseerdheid van het Nederlandse bedrijfsleven in de filmproduktie. Waarover zij zich wel eens beklagen is de beperking, welke aan hun' creativiteit wordt gesteld. Hoe graag zij ook een film in de vrije sector zouden ma ken, zonder een subsidie van O.K. en W. kunnen zij dat niet. Filmen is een bijzon der geldverslindende bezigheid. Om ech ter een subsidie los te krijgen, moeten zij eerst bewijzen wat zij in hun mars hebben. Dat betekent: zij hebben de opdrachtfilms niet alleen nodig om de tafel gedekt te hou den, zij moeten er ook een artistiek visite kaartje van maken. De cineast, die hele maal uit eigen middelen een film finan ciert is een witte raaf. De werkelijkheid leert, dat de opdrachtfilm broodnodig is voor wie in Nederland aan het filmen slaat. Van de opdrachtfilm hangt derhalve in het algemeen de artistieke carrière, het maken van vrije films, af. NU ZOU DAT allemaal niet erg zijn als de filmer zijn broodheer de opdrachtge ver niet naar de mond hoeft te zien in die zin, dat hij binnen de grenzen van een opdracht vrijelijk zijn gang kan gaan. Het is zijn droom een film te maken, waarvan hij in wezen zelf de opdrachtgever is. Hij koestert die droom en heeft haar lief. Hij kan echter van een droom niet leven en O.K. en W. is ver. Dus poogt hij zijn op dracht zo uit te werken, dat zij beant woordt aan de innerlijke wetten van zijn artistiek inzicht en stroomt op het ritme van zijn bewogenheid. Hij immers is de vormgever van het werkstuk, waarvoor men zijn creatieve vermogens te hulp heeft geroepen. Maar op dat moment treedt de opdrachtgever in het stuk. Dat is soms een daartoe aangewezen functio naris, soms een hele commissie van he ren, die van hun directeur de opdracht hebben gekregen er scherp op toe te zien, dat de filmer maar niet alles gaat doen „wat hij in zijn hoofd haalt". Deze com missie of functionaris van toezicht begint met op te sommen wat er allemaal in de film moet komen. Dat is zoveel, dat het er onmogelijk in kan. Nu gaan de filmer en de toezichthouders touwtrekken. Wanneer het zover is, dat het de filmer is gelukt om de heren ervan te overtuigen dat zij be slist te veel willen, stellen de heren zich op scherp ten aanzien van wat er dan wel te zien zal zijn. Eenmaal daarmee vertrouwd, menen zij de filmer ook wel te kunnen zeggen hoé zij het willen hebben. Zij gaan zijn creativiteit te lijf. Zij probe ren hem in te snoeren in hun uiteenlopen de gezichtspunten, die zij allemaal even belangrijk vinden. Tenslotte hebben zij. dan nog allerlei aanmerkingen op de beeldovergangen, op de muziek, op de spreker. Het liefst zouden zij de spreker van voor naar achter aan het woord willen laten. Ze laten zich hinderlijk gelden bij de opnamen om, als hun aanwezigheid is ver eist omdat er beslissingen moeten worden genomen, die financiële consequenties hebben zoals verlenging der opnamen, te schitteren door afwezigheid. Wanneer de werkcopie wordt gedraaid alleen de beelden zonder geluid zien zij allemaal dingen, die ze zich anders hadden voorge steld. Ze twisten met de filmer over de duur van de opnamen. Ze vragen zich af of het produkt nog niet eens met nadruk moet worden aangeprezen, ze geven met angst en beven hun fiat aan de film. Blijkt ze bij vertoning een succes, dan zijn zij de eersten om luide van hun aandeel daarin te spreken. Valt de film, dan is dat niet door hun schuld Weinig zijn de gevallen, waarin de toe zichthouder de filmer redelijke richtlijnen verstrekt en hem, zeker als hij filmt, zijn gang laat gaan, omdat hij het creatieve proces niet wil storen. MISSCHIEN HEB IK in mijn relaas over de tot standkoming van een opdrachtfilm overdreven, maar er zijn talrijke gevallen aan te wijzen, waarin de filmer zich „dood moest vechten" om althans het principe van de creatieve vrijheid te redden. Maar al te vaak vereenzelvigt de opdrachtgever het maken van een film met fotografie. Dat de beweging, de beweging der beel den, hun verhouding tot elkaar en hun duur, de beweging ook binnen het beeld, de camerainstellingen en de positie van wie en wat men verfilmt, de emotie, span ning, ontroering en contrastering in de hu mor, te weeg brengen, begrijpt men niet. Filmen, denkt men, is een kwestie van be lichting. Het is een weergeven van feiten. Je ziet wat gebeuren: mensen lopen, ma chines draaien. Maar dat die lopende men sen en die draaiende machines op zichzelf nog geen beweging veroorzaken, die ons van binnen beroert, tenzij er een bedoe ling aan wordt gegeven, beseft men niet. Die bedoeling moet de filmer geven. Het is zijn taak. Het is zijn gave. Het is zijn verantwoordelijkheid. IK HEB WEL een lange inleiding nodig gehad om tot de bespreking te geraken van een opdrachtfilm, welke ik dezer dagen zag, te weten „Vijf miljard eieren" van de Haarlemse cineast Albert Brosens. De opdracht kwam van het Produktschap van pluimvee en eieren. De lezer zal wel begrijpen, dat de pero ratie, die aan deze bespreking voorafgaat niet is bedoeld om het Produktschap aan te vallen, dat zich terecht met Brosens film zeer in zijn schik voelt. Dat de fil mer gehouden was vele gegevens te ver werken, omdat de weg van producent naar consument een lange en interessante is, wordt uit de film wel duidelijk. Des te ver dienstelijker is het om ze in een zodanige vormgeving op te vangen, dat men zich nauwelijks bewust is, dat zij ons worden verstrekt. Brosens heeft een heel elegante vorm gevonden om zijn vijf miljard eieren aan ons te serveren. Hij behandelt het ei hoofs, hij beziet het als een heer, hij wordt er een klein beetje verliefd op en hij omringt het met een alleraangenaam ste entourage. Waar hij zakelijk moet zijn, zorgt hij voor veel afwisseling in het beeld. Waar hij huiselijk dient te wezen, spitst hij zich op de verschijningsvorm van alle dag en geeft het de verwondering mee van het nieuwtje. Hij laat zijn oog gretig gaan over het pluimvee, hij speculeert op de belangstelling, die we altijd weer hebben voor broedmachines met kuikens, hij zet een kip in het laboratorium, waar het ei wordt onderzocht. Zijn mooiste opnamen, die van een doorlichter van eieren, zou hij, den kik, graag hebben gebruikt om 'n film te beginnen in de vrije sector, als hij ten minste nog eieren kan zienMaar een propaganda voor groter eierenverbruik en doeltreffende voorlichting over de vader landse pluimveeteelt, levert zijn film ze ker op. In een half uur wordt er een stort vloed van wetenswaardigheden over onze hoofden uitgestort. We kijken met onver flauwde belangstelling toe. De nuttige tekst en de stem van Wim Povel doen de rest. De huisvrouwen, voor wie de film be stemd is, zullen er daarenboven nog dik wijls het ei van Columbus in terugvinden! P. W. Franse Advertentie Met de volgende schepen kan zeepost worden verzonden. De data. waarop de correspondentie uiterlijk ter post moet zijn bezorgd, staan achter ac naam van het schip vermeld. Australië: m.s. „Oranje 17 nov.. m.s. „Oronsay" 19 nov. en s.s. „Rhexenor" 19 nov.; Brazilië: m.s. ..Mary Nuebel" 19 nov.: Canada: s.s. „Statendam" 15 nov en m.s. „Westerdam" 19 nov.; Chili via New York 15 nov.: Indonesië: m.s „Oranje" 17 nov. en m.s. „Neder-Elbe" 19 nov: Ned. Antillen: m.s. „Prins der Nederlanden" 17 nov.; Nederl. Nieuw Guinea: m.s. „Neder-Elbe" 19 nov.; Nieuw Zeeland: m.s. ..Oranje" 17 nov. en m.s. „Oron say" 19 nov.; Suriname: m.s „Maron" 17 nov.; Unie van Z--Afrika en Z.W.-Afrika: m.s „Stir ling Castle" 15 nov. en ma. „Celebes" 17 nov.; Brits Oost-Afrika: s.s. „La Bourdonnais" 15 nov. Inlichtingen betreffende de verzendingsdata van postpakketten geven de postkantoren.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1959 | | pagina 17