VOOR JULLIE W% n§ y/ wk.v/ imm Hannibal leert Italiaans m W m m if üf .1 §s Q üf üf s 8:' HÜ iü§ Üf 8' »DOOC^^^DOOO(V XJOOOC s e ZATERDAG 12 DECEMBER 1959 Erbij PAGINA VIJF fl FEUILLETON VOOR BEZOEK AAN EEN KLOOSTER JONCE MENSEN DOOR ff LIZZY SARA MAY Schaken Het kandidatentoernooi Bled/Beograd blijft een onuitputtelijk bron van studie en schaakvreugde. Telkens nieuwe partijen komen ons onder de oogen en het is dan moeilijk de verleiding te weerstaan, ze te bestuderen. Bij het naspelen van onderstaande par tij. in welke Gligoric met zwart de reus Smyslov in zegge en schrijve 18 zetten ver- sloeg(!), moesten wij denken aan een oud, maar niet verouderd boekje, Reti's „De nieuwe ideeën in het schaakspel" uit de twintiger jaren. Reti zet daarin onder meer uiteen, dat zich in zijn tijd een evolutie voltrok ten aanzien van de wijze van ont wikkelen der stukken in de opening. Vroe ger hield men zich strikt aan een soort leefregels, zoals: ontwikkel snel, breng de dame niet te snel in het spel, speel in de opening niet tweemaal met één stuk e.d. Het inachtnemen van dit soort regels was en is verstandig; de doorsneeschaker zal er zich wél bij bevinden. Maar voor de meester, spelend op hoger niveau, gelden verfijnder vormen en natuurlijk was het schaakgenie Reti daarnaar op zoek. Hij vond ze bij Capablanca. „Bij grondige be studering van diens partijen" aldus Reti, „bemerkte ik tenslotte, dat hij in de plaats van Morphy's principe om in de opening zo spoedig mogelijk alle stukken te ont wikkelen een ander principe had gesteld, namelijk om in iedere stelling een plan tot richtsnoer te kiezen, dat zoveel mogelijk bij het type der stelling paste. Iedere zet, die dat plan niet ten goede komt, ook al ontwikkelt hij een stuk, is tempoverlies." De moderne meesters hebben een dank baar gebruik gemaakt van Reti's ideeën; zij stelden de rochade uit, speelden twee maal achtereen met eenzelfde stuk. ver waarloosden hun ontwikkeling en wat dies meer zij, als zulks in hun kraam te pas kwam. Maar men kan deze hypermoderne speel wijze ook te ver drijven en daarvan is onderstaande „kortsluiting" een treffend voorbeeld. Smyslov zal wel spijt hebben gehad als haren op zijn hoofd, dat hij de gezonde, ouderwetse huismiddeltjes van Morphy niet heeft gebruikt. Wit: Smyslov. Zwart: Gligoric Konings-Indisch 1) d2-d4 Pg8-f6 2) c2-c4 g7-g6 3) Pbl- c3 Rf8-g7 4) Rcl-g5 c7-c5. De natuurlijke reactie na Rg5. Nu de witte loper eenmaal op g5 staat, kan zwart beter c7-c5 dan e7- e5 (e6) nastreven. 5) d4xc5 Pb8-a6 6) g2-g3 Pa6xc5 7) Rfl-g2 d7-d6 8) Tal-clIn leiding van een verkeerd plan. Zwart staat volkomen bevredigend, onder andere om dat hij na de normale ontwikkelingszet Pf3 de riposte Pfe4 kan spelen. Kennelijk kan wit er zich niet bij neerleggen, dat hij geen openingsvoordeel heeft. Teneinde veld e4 te blijven beheersen stelt hij de zet Pf3 uit en bereidt hij de opstoot b2-b4 voor. Daartoe diende natuurlijk eerst Tal uit de diagonaal van Rg7 te worden ver wijderd. Maar dit kost een zet en de toren doet op cl niet veel. 8)0-0 9) b2-b4?.. Deze zet legt de grondslag voor het ver lies. Wit gaat tot actie over, alvorens zijn koningsvleugel ontwikkeld is. Rg7 krijgt een machtige functie en de a-lijn gaat aan stonds open ten gunste van zwart, omdat wit geen toren op al kan plaatsen. 9)Pc5-e6 10) Rg5-d2 a7-a5! 11) a2- a3Het alternatief b4-b5 ziet er niet aanlokkelijk uit, omdat zwart dan heer en meester wordt van veld c5 11)a5xb4 12) a3xb4 Pe6-d4 13) Pgl-h3 Rc8-e6! Deze aanval op c4 lokt bewust de volgende voor de hand liggende riposte uit. De bedoeling van zwart is, veld a4 in zijn macht te krij gen door afruil van Pc3. 14) Pc3-d5 Pf6xd5 15) c4xd5 Re6-d7. Plotseling wordt het dui delijk, hoe slecht wit staat. Er dreigt Ra4 en Tcl-al is niet mogelijk. Vandaar: 16) Tcl-c3Een griezelige plaats voor de toren maar wat moet wit anders spelen? 16).... Ta8-a2 17) Ddl-bl.... De nor male zet 17) 0-0 faalt op 17)Ra4, b.v. 18) Del Pe2: schaak) 19) De2: Rc3: 17).... Dd8-a8 Dreigt Tal. Weer is de witte rocha de onmogelijk, nu wegens Td2:D us: 18) Tc3-cl Rd7-f5! en wit gaf het op. Na 19) e4 volgt immers Rh3: 20) Rh3: Pf3 schaak en Rd2 gaat verloren. Zwart: Gligoric HP ♦if JU! ba ■A ÜP t A A I m RH m I iHP 11 ê'fiH ir if A ff 30003coooooooooooo 00000" óccooóooooc P s oooooooooorxv Wit: Smyslov Slotstelling. Een benauwend voorbeeld van de manier.waarop Reti's nieuwe ideeën niet moeten worden toegepast. Het onderstaande spel uit een oefenwed strijd is één van de meest leerzame, het welk ik in 1959 de revue zag passeren. Het is een, zéér moeilijk, voorbeeld van juiste kansen nemen, zoals een speler in de praktijk zo vaak zal moeten uitrekenen. Niet altijd geeft de mefest kansrijke speelwijze het beste resultaat, doch in het voorbeeld van vandaag had zuid met de hoofdprijs naar huis kunnen gaan: 7 5 2 C V 10 8 4 3 O V 4 A 5 3 wat al plezierig kan zijn als ergens een honneur sec valt; west speelt echter troef 5 en oost de troef 9. Vervolgens moet zuid zorgen voor een dubbele-renonce positie in ruiten (dus de tweede hoge ruiten spelen) en een voor de tegenstanders ongunstige naspelpositie in harten (dus hartenaas incasseren). Na deze vloed van drie Azen en een Heer, moet zuid rekening houden met de mogelijkheid dat klaveren slecht zit: zuid spele daarom geen troef na, doch kla- verenboer. Het zal misschien niet véél helpen, doch het spelen van een kleine klaveren naar de Aas verliest in elk geval twee slagen in die kleur (wonderen voor behouden). Oost komt aan slag oost had oorspronkelijk: 9 C H 7 6 2 OB 7 6 5 3 H V -8 Als u het spel volledig uitlegt, zult ge zien dat oost op dit moment reeds weinig levensruimte over heeft. Speelt hij harten heer, ruiten of klaveren, dan is de winst voor zuid reeds kinderspel. De sterke oostspeler zal met een kleine harten vervolgen zuid kan daarop een klavertje opruimen (zogenaamd „loser on loser"). Als west dan hartenboer speelt en noord de vrouw maakt, staat zuid nog een probleem te wachten: moet hij harten 10 of een kleine naspelen, met andere woor den zal de 9 sec (kunnen) zitten of de Heer? Noord moet de harten 10 naspelen niet omdat u dit met open kaarten thans Mr. Ld. Spanjaard wéét, doch om een zéér logische reden. Die te vinden mag ik als laatste pro bleem wel aan u overlaten?! Daim mee N W O z A V 10 8 6 3 <3 A O A H B 10 4 2 Na: zuid 2 schoppen (OW passen) noord 2 SA zuid 3 schoppen noord 4 schoppen, bereikten NZ het eindbod, dat elke goede bridgespeler met deze NZ- spellen wel aan zou durven. Tegen dit 4 schoppenbod nu, speelde west ruiten 10 voor. Wat is zuids meest aantrekkelijke speelplan? U wilt wellicht zélf eerst wat nadenken, alvorens ik mijn advies geef. Duidelijk springt in het oog, dat indien de 4 troeven van OW 2:2 verdeeld zitten, het spel onverliesbaar is. Zuid zal immers zijn vierde klaveren zo nodig nog in noord kunnen aftroeven. Als troef echter 3:1 valt en de klaveren ongunstig vallen, drei gen er 4 verliesslagen in de zwarte kleuren. Het zou fout zijn, noords enige zekere entree (klaverenaas) te gebruiken voor een troefsnit; bovendien zou snijden in schop pen slechts wat opleveren als oost Heer tweede had en in dat geval is de winst tóch reeds zeker, ook zonder snijden. Om nu de tegenpartij later zo weinig mogelijk tegenspelruimte te geven, be ginne zuid éénmaal troef te spelen (Aas) Je moet ook in de vaargeulen blijven, zei Alberto. ZE SCHOVEN NU om het kleine eiland, dat geheel onbewoond scheen, heen en voeren naar het grote. Ze konden het kloos ter dat boven op de rotsen lag nu duidelijk zien. Moeten we hier niet aanleggen? vroeg Ivo. Nee, zei Alberto, we moeten om het eiland heen, daar is de aanlegsteiger. Hebben jullie het soms warm, jon gens? vroeg Ondine. Je kunt de pip krijgen, zei Ivo terwijl hij met een hand zijn voorhoofd afveegde. Wat is dat in het Italiaans? vroeg On dine. Alberto, wat is pip in het Italiaans? —Dat weet ik niet, zei Alberto ernstig. Hij begreep niets van Ondine's plage- rij. O, riep Ondine, een dorp. Kijk eens een echt dorp! O, wat berefantastisch om hier te wonen. Stel je voor, echt op een eiland! En moet je zien die vrouwen daar Het was alsof ze teruggekeerd waren naar oeroude tijden. Aan de oever lagen enkele vrouwen op hun knieën voor grote houten wasborden de was te doen. Ik zie jou al, bromde Ivo. Op dit eiland wonen en de was doen. Je zou aller eerst een wasmachine gaan bestellen. —Het lijkt allemaal romantischer dan het is, zei Jaap. Moeten we bij dit dorp aanleggen? vroeg Ivo. Nee, nee, zei Alberto, verderop is de aanlegsteiger van het klooster. Nog verder, zuchtte Ivo die dik genoeg van de roeierij had. TOEN ZE AANGELEGD haden konden ze pas goed voelen hoe warm het was. De zon stond bijna loodrecht boven hun hoof den en onmiddellijk begon het zweet langs hun gezichten te gutsen. Pf, blies Ondine. Wel een heet para dijs Alberto had de boot vastgemaakt en, be duidde hen hem te volgen. Ze klauterden een steil pad op, doken onder enkele laag hangende struiken door en stonden plotse ling in een prachtige verwilderde tuin. Hier en daar groeiden breed uitwaaieren de palmen, rozen slingerden zich om af gebroken pilaren en er stonden enkele stenen banken. Hè, heerlijk koel, zei Ondine. Hier zou ik wel een poosje willen blijven. Maar Al berto liet hen geen tijd; hij liep alweer vooruit en ze moesten hem wel volgen. Hoog boven hen lag het klooster, maar Al berto liet de met gras begroeide stenen trappen links liggen en volgde een met on kruid overwoekerd pad. Losse stenen en afgevallen takken vertelden dat er hier maar weinig mensen kwamen. Af en toe snelde een hagedis voor hun voeten langs. Bij een grote platte steen waarin twee holten waren bleef Alberto staan. Dit, zei hij, is de plaats waar St. Franciscus van Assisi het eerst voet aan wal zette. Op die steen viel hij op de knie- en om te bidden en na hem kwamen alle pelgrims op deze steen bidden. Zie je die holten? Die zijn in de loop der eeuwen gemaakt door de knieën van dui zenden pelgrims. —Hoe lang geleden leefde St. Francis cus eigenlijk? vroeg Ivo. In het begin van de dertiende eeuw, ant woordde Alberto. Dat is dus een achthon derd jaar geleden. Geen wonder dat die steen dan zo uit gesleten is, merkte Ondine op. Het interes seerde haar maar half. Het was meer het eiland zelf dat haar belangstelling had. De palmen, de verwildering en vooral de stil te. Er waren zelfs geen vogelstemmen. ACHTER ALBERTO AAN gingen ze weer terug naar de trap die ze eerst voor bijgegaan waren. Al klauterend bereikten ze na een kwartier de ingang van het 6) 47-42 14-20. 7) 41-37 10-14. Stand na de zevende zet: IR. I. KOEPERMAN i s HÉ m s 8 in H tyyvyyw. Ws vm. fgf JU Ëf 1 ÜB LJ yyy/yy//. xxoooc 1 De bridgevraag van deze week: NZ spelen semi-forcing tweebod. In een vier- tallenwedstrijd robberbridge) krijgt zuid als gever: AH AH 10 8 3 2 OA 10 A94 Zuid opent met 2 harten west past noord, uw partner, biedt 2 Sansatout, hetgeen een ontkenning van belangrijke hulp is, doch dat niets zegt over kaart- verdeling. Oost past wat moet zuid bieden? Antwoord onder. H. W. Filarski Ir. G. van Dijk heeft dus een wel zware nederlaag geleden in het duel om de wereldtitel met ir. I. Koeperman. Nu speelde de titelhouder in eigen land en we weten allemaal wel dat ze daar in de Sovjet-Unie bepaald niet kinderachtig zijn met faciliteiten als het er om gaat een wereldkampioenschap te handhaven of te veroveren. Het was, naar Russische maat staven. dus helemaal niets bijzonders, dat Koeperman alle gelegenheid kreeg zich geducht voor te bereiden op de ontmoeting met zijn uitdager. Van Dijk bleef zijn dagelijks werk doen; hij speelde enige oefenpartijen tegen Keiler, Roozenburg en Bom, en dat was eigenlijk alles Toch hebben zich tijdens de match si tuaties voorgedaan, die mij onbegrijpelijk voorkomen. Neem nu eens de opening uit de derde partij. Waarom nam de Rus een zeer ge vaarlijke en nadelige opsluiting knijpstel- ling? Van de aanvangstelling uit werd de situatie als volgt. Wit ir. G. van Dijk. Zwart ir. I. Koeper man. 1) 33-28 18-22. 2) 38-33. Op 2) 39-33'' volgt verlies door 22-27 en 19-23). 2) 12-18. 3) 42-38 7-12. 4) 32-27 1-7. 5) 37-32 20-24? Overzichtelijk en sterker is 19-23 28x19 14x23. De tekstzet beperkt de speelvrijheid tot slechts de zetten 14 en 15-20. Door de door zwart gekozen opstelling ontstaat altijd oneningsnadeel. Zo ook in dit spel, waarin Van Dijk verreweg het beste spel had. IR. G. E. VAN DIJK Het is de moeite waard eens te onder zoeken of met de 8ste zet 34-29? moet. 8) 34-30 20-25. Gedwongen voor Koeper man. Maar de wereldkampioen moet toch volkomen met dit openingspel op de hoogte zijn. Kijk maar eens naar de ge volgen van 9de) 30-34. Na 9de zet 40-34 of 39-34 15-20. 10) 44-39 4-10. 11) 49-44 10-15 en nu gedwongen 28-23. Welk een terrein van onderzoekings mogelijkheden ligt in dit fragment. 9) 46-41 25x34. 10) 40x20 14x25. Met 15x24 zou wit na 39-34 wel stukwinst afdwingen. 11) 44-40 5-10. 12) 49-44 10-14. 13) 39-34 4-10. Koeperman had gedwongen spel om de bevrijdende ruil 19-23 voor te be reiden. 14) 43-39 19-23. 15) 28x19 14x23. 16) 33-28 22x33. 17) 39x19 13x24. 18) 44-39 8-13. 19) 48-43 2-8. 20) 50-44 17-21. 21) 31-26 10-14. 22) 26x17 11x31. 23) 36x27 13-19. 24) 34-29 24x33. 25) 39x28 9-13. 26) 41-36 14-20. 27) 44-39 3-9. 28) 37-31 18-22. 29) 28x17 12x21. 30) 31-26 7-12. 31) 26x17 12x21. 32) 40-34 21-26. 33) 42-37 6-11. 34) 38-33 19-24. 35) 43-38 24-30. 36) 35x24 20x40. 37) 45x34 15-20. Stand: zwart 8, 9, 11, 13, 16, 20. 25, 26; wit 27, 32, 33, 34, 36, 37, 38, 39. Met het betere spel gaat wit een kansrijk eindspel in. 38) 32-28 20-24. 39) 34-29 24-30. 40) 27-22 8-12 41) 29-23 11-17. 42) 22x11 16x7. 43) 37-32 12-17. 44) 39-34 30x39. 45) 33x44 7-11. 46) 32-27 11-16. 47) 27-22 25-30. 48) 22x11 16x7. 49) 28-22 7-11. 50) 23-18 en na 26-31 en 11-17 remise gegeven. Over opening, middenspel en eindspel valt na analysering nog wel wat te zeggen. Een door Van Dijk uitstekend gespeelde partij, waarvoor de Rus. om voor ons duis tere reden, in de opening gelegenheid gaf. B. Dukel (Oplossingen en correspondentie te zen den aan het adres van de damredacteur, B. Dukel, Wijk a. Zeeërweg, 125, IJmuiden.) •uajjeq f jam uagjOA -j9a a; pinz uba VS 8 bu mond upiz jaq st uep 'iaM aip fiq 1J39H uaqqaq peaiuoo -uaneq uaa jooa guqapaaAjjeeq aqfna5i -qoiuee uaag fiq IBZ 'TSBd VS 8 d° jajads -pjoou a p a o g uaa sjb uaan £jb qoiz n 1§bbja ufiz ja^aq (aaA ;aiu ua^jeq ueq jbbjm '„suejf apuozag" uaa VS 8 si p-ioou Ctq uajjeq uoiajguis uaa jaui sjpz uaqeui uauunq ibz vs 8 qoo; ua 'uaop ibz ;ep Cxq doJBBM JBeqquap uaqads azoqei uCiz ja ua uassed uajaeq g do pjoou §bui uaipuaAog •jnaisjuajjeq apaog j??z uaa spaaj laaap -ubjbS guiuadouajjBq z u" u!z SjuiaM Ijaaq uaiJBq uba uaieqjaq ian "uapaxq ua^aoui inojBSUBS 8 Iads aqCiJSUBq ixp ;aui pinz jbz agpi.iq.iaqqo.1 jo pCuispaA\uai -1B-)J3IA uaa ui :S«BJAa3puq SuissoidQ klooster, een weids portaal versierd met in steen uitgehakte ridderemblemen. In een grote donkere deur stak een enorme sleutel. Kunnen we er in? informeerde Jaap. Nee, dat mag niet, zei Alberto, Jullie moeten even wachten dan haal ik de gids die hier woont Is het klooster dan niet meer in ge bruik? vroeg Ivo verbaasd. O nee, allang niet meer, zei Alberto. Het is een museum. Alberto ging een hek je door en ze hoorden hem roepen: Bep- po! Hé! Beppoü Er kwam geen antwoord. Weer hoorden ze Alberto roepen, maar nu waren het lange Italiaanse volzinnen die begeleid werden door gebons op een deur. Opeens ging er boven een luik open. Een slaperig hoofd boog zich voorover en keek naar beneden. Che cosa? zei het hoofd onwillig. Wat is er? Visitatori! riep Alberto naar boven. Ah, si. presto, presto, knikte het hoofd en trok zich terug. Alberto kwam bij hen terug, ging op een muurtje zitten en hief luidkeels een Italiaans lied aan Komt-ie? vroeg Ivo. Zingend knikte Alberto ten antwoord. Na een tien minuten verscheen hetzelf de slaperige hoofd Je hoefde geen helderziende te zijn om op te merken dat het bij het hoofd behoren de lichaam zich inderhaast in de kleren gestoken had. Hij deed net zijn siësta, grinnikte Al berto zacht. In zich zelf mopperend opende de gids de deur en hield die voor de jongelui open. Ze kwamen in een donkere kapel, des te donkerder omdat het zonlicht buiten zo fel was. Dit is de kapel, zei de man in het Ita liaans. Da's niks. Niente, niente. Ga maar mee. Ze staken de nogal grote ruimte over en volgden de gids naar een deur die de kapel verbond met een lange brede gang. Japans en Chinees aardewerk, zei de gids wijzend op allerlei voorwerpen die langs de muren waren opgesteld. Hè! zei Ondine. Wat heeft dat nu met een klooster te maken! Allemaal echt! zei de gids die uiter aard niets van Ondines opmerking had begrepen. Vijftien eeuwen oud. Hij gaapte luid, draaide zich om en snelde naar een volgende deur. Nou, die heeft haast, zei Ivo. Je krijgt geen tijd om te kijken DE GIDS LIET ze zelfs geen tijd om te praten: Dit, zei hij' wijzend op een aantal le lijke schilderijen die aan de muren van een duistere zaal hingen. En hij ratelde de jaartallen en de onbekende meesters op. Overal stonden stoelen en tafels onder hoezen, beeldjes uit alle tijdperken ston den zich broederlijk te vervelen naast in perkament gebonden boeken. Moet je zien, zei Jaap die zo'n boek opensloeg. Dit zijn nog echte oude kloos"- tergeschriften. Helemaal met de hand ge schreven En dat? vroeg Ondine op een groen uitgeslagen bronzen beeldje wijzend. Wat is dat? Alberto keek in de aangewezen richting. Dat is Etruskisch, zei hij. Dat is hier in de buurt opgegraven. Hoe oud is dat wel? vroeg Ondine. O, wel tweeëntwintighonderd jaar, zei Alberto. Veni, veni, drong de gids en hij open de alweer een deur. Maar bij deze deur beleefden ze de verrassing van hun leven. Vanaf een terras keken ze neer op een tuin, zoals die waarschijnlijk alleen in het oosten nog maar voorkomen; volmaakt verzorgde bloembedden in ontelbare kleur nuances, rozen, palmen, cypressen, vijge bomen en vooral een bijna tastbare stilte. Deze tuin moest al eeuwen slapen. Zonder enige moeite kon je je de Ro meinse vrouwen op de banken voorstel len in hun lichte geplooide gewaden. Maar ook de pruikendametjes pasten hier in de fluwelen kostuums, de kuitbroeken, de hoffelijke gebaren en het kaarslicht... Wat een wonderfluisterde Ondi ne dromerig. En dan nog dat meer in de verte. En die geuren. En die stilte. Ze hin gen over de balustrade en keken en ke kenEn howel de gids ongeduldig weer naar binnen liep en i weer naar buiten kwam om te zien of ze nog niet kwamen, ze verroerden geen vin. (Wordt vervolgd) MEESTER BLAZUIN, de glasblazer, was in zijn glasblazerij aan het werk. Hij had een heetgloeiende, vloeibare massa voor zich, waaruit hij met zijn ijzeren blaaspijp telkens een druppel nam om deze tot een prachtig wijn glas te modelleren. Meester Blazuin had het warm, verschrikkelijk warm en hij werkte moeizaam het ene glas na het andere af. Hij voelde zich loom en slaperig. Dat was best te begrijpen, want glasblazen is nu eenmaal een bijzon der warm werkje. Hij had zojuist met zijn ijzeren pijp weer een nieuwe druppel vloeibaar glas genomen en hij blies door de pijp, zodat het glas net als een zeepbel steeds groter werd. Maar wat was dat nu? Het glas nam een geheel andere vorm aan dan hij wilde. Hij draaide eens even met zijn pijp en probeerde op alle mogelijke manieren het glas naar zijn wil te vor men. Maar tevergeefs! Het glas groei de en groeide.. Er kwamen armpjes en beentjes. Er kwam een gezichtje en daarboven een puntmuts en zodra het gezichtje was te onderscheiden begon het direct te praten: „Vlugger, vlug ger, meester Blazuin. Schiet toch eens op; Ik wil dat je me vlug afmaakt, want dan ga ik lekker gekke dingen doen. Toe dan, schiet dan toch op!" Meester Blazuin, die juist de laatste hand aan zijn werkstuk had gelegd, zétte hét bevend naast zich neer. „HE", BROMDE HIJ „je laat me schrikken. Wat een onzin. Je ziet eruit als een kabouter, maar je leeft niet echt, dus dan kan je ook niet praten". Hij wiste zich het voorhoofd af en zag verschrikt toe hoe de kabouter zowaar zijn armpjes en beentjes begon te be wegen. „Niet doen, niet doen!" riep meester Blazuin „als je je beweegt dan ga je stuk, want je bent van glas. Hoor je me, kabouter?" „Je bent gek", antwoordde het kabou tertje „ik ga niet stuk". Hij trok zich niets aan van wat meester Blazuin ge zegd had en begon stoutmoedig enige pasjes heen en weer te maken. Ja, hij begon zelfs te dansen en te springen en hij trok een lange neus tegen de glas blazer, die hoe langer hoe ongeruster werd. Wie weet wat dit rare wezentje nog in zijn schild voerde! Hij had toch immers zelf gezegd, dat hij gekke din gen wilde doen? En je moest eens ho ren hoe brutaal het kaboutertje hem aansprak! Nee, meester Blazuin was allerminst met hem ingenomen en hij volgde achterdochtig al zijn bewegin gen. „Ho, ho! Wil je daar wel eens af blijven!" Daar had me dat ventje bijna een fonkelnieuw wijnglas in scherven gegooid! Nu was meester Blazuin toch heus erg boos. „Waarom stel je je zo flauw en kin derachtig aan?", vroeg hij streng „of denK je misschien, dat het leuk is om iemands werk kapot te maken? Ik wou maar, dat ik je nooit uit mijn glasbla- zerspijp had laten komen, want ik vind je een akelig, klein en oliedom mannetje!" DE KABOUTER had een beetje sip naar hem staan luisteren. „Ben ik dom en kinderachtig? Waarom?", wilde hij weten. Maar meester Blazuin keerde hem de rug toe. „Ach, dat kan ik je niet uitleggen, want dat snap jij toch niet", verzuchtte hij, „je bent nu een maal niet wijzer!" Doch daar nam de kabouter geen ge noegen mee. „Je moet het zeggen meester Blazuin", hield hij aan „want ik wil niet, dat de mensen mij dom vin den, hoor je? Dat wil ik niet!" Meester Blazuin dacht even na. „Nu goed dan" gaf hij toe „dan zal ik het je uitleggen. Natuurlijk is het helemaal niet moeilijk om dingen te vernielen of om brutaal te zijn. Maar weet je wat wel moeilijk is? Om iets waardevols tot stand te brengen!" „Wat zeg je?" vroeg de kabouter trouwhartig „wat betekent dat, iets waardevols tot stand brengen?" Nu moest meester Blazuin toch even lachen. Het was eigenlijk maar zo'n klein kereltje en hij meende het mis schien toch niet zo kwaad. „Kijk" vervolgde hij vriendelijk „als ik een glas maak of een vaas, dan is dat waardevol voor de mensen. Ze kun nen het gebruiken en ze vinden het mooi. Maar het is erg moeilijk om zo iets te maken, zie je. Dat moet je eerst leren". De kabouter knikte. Hij voelde zich ineens beschaamd, dat hij daarnet zo'n prachtig glas had willen stukgooi en en hij begreep nu ook waarom mees ter Blazuin hem dom had gevonden. „Ach, meester Blazuin, leer mij ook galsblazen" vroeg hij smekend „ik wil ook iets waardevols tot stand brengen". MEESTER BLAZUIN zag hem ver tederd aan. „Dat zal niet gaan, kabou tertje, want daar ben je te klein voor. Maar er zijn nog een heleboel andere goede dingen te verrichtén." „Wat dan, meester Blazuin?" wilde de kabouter weten. „Nou, je kan mij bijvoorbeeld helpen met opruimen." De kabouter trok een lang gezicht. „Ik hou niet van opruimen" zei hij som ber, „kan ik niet iets goed doen, dat ook leuk is?" „O jawel. Je kan gaan tekenen of schrijven of schoenen poetsen of in de tuin werken.." „Hè ja, dat doe ik! In de tuin wer ken!" De kabouter sprong op en dans te de deur uit. Hij liep de tuin in, die geheel bedekt was met verdorde, afge waaide bladeren. Er lag een hark en er stond een kleine kruiwagen en de ka bouter begon vol ijver de bladeren bij elkaar te harken om ze met armen vol in de kruiwagen te gooien. De glasbla zer had even staan kijken en was daar na weer gerustgesteld aan zijn werk gegaan. Toen hij na een poosje de tuin instapte om te zien hoe de kabouter het maakte zag hij hem direct staan. Hij stond, net zoals hij hem had achterge laten, achter de kleine kruiwagen, die vol lag met dorre bladeren. „EN BEN JE al flink opgeschoten?" riep meester Blazuin, terwijl hij be nieuwd naderbij kwam. Maar wat was dat nu? De kabouter gaf geen ant woord. Hij stond daar stijf en strak als een standbeeld en hij deed geen mond open. Meester Blazuin streek zich nadenkend over het voorhoofd. Hij keek verwezen naar de kleine kabou ter, die als een echte tuinkabouter star voor zich uitstaarde. Verbeeldde hij het zich maar of speelde er werkelijk een raadselachtig lachje om zijn brede kaboutermond? Of had meester Bla zuin alles maar gedroomd over de klei ne kabouter, die uit zijn pijp was ge komen? Meester Blazuin wist werke lijk niet wat hij ervan denken moest en diep in gedachten verzonken liep hij langzaam over het gras naar huis te rug. Marjan van Beek Speelfiguurtjes van oude garenklossen Uit lege garenklosjes en een paar pijpreinigers kun je allerlei leuke dingen maken. Het paard en de twee „marsmannetjes" die je op de teke ning ziet, zijn al heel makkelijk. Voor armen, benen en de oren van 't paard (zie het aparte tekeningetje) buig je eerst de pijpeschoonmakers in de juiste vorm en lijmt ze dan in of aan de klosjes vast. Het ene mannetje be staat uit een kleine (borduurgaren)- klos en twee normale klossen, waar van de onderste, voor de benen, mid dendoor gezaagd is.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1959 | | pagina 17