Willy Corsari viert op tweede kerstdag
haar zestigste verjaardag in Barcelona
Kerstmis in Kaimana, Nieuw Guinea
ROOD EN WIT
VOOR VELE BUITENLANDERS IS IN ISRAEL
DE KERSTVIERING TELEURSTELLEND
JAZZ IN DE KERK
DONDERDAG 24 DECEMBER 1959
Erbij
PAGINA TWEE
WAT IS JAZZ? De rokerige dancing,
waar onze dochters maar liever niet moe
ten komen, schorre stemmen en jankende
klarinetten van dronken of genarcotiseer
de slungels? Of de zakelijke sfeer van een
moderne studio waar hard werkende mu
zikanten samen met uitgekookte techni
ci proberen een extra boterham te verdie
nen? De concertzaal, waar een publick
van kenners ernstig en ontroerd verzinkt
in de ijle extravagantifs. van bezeten mu-
ziek-pioniers? Of de knallende explosies
van onbeheerste drift gezwaai met stoel
leuningen. krijsende jongens en meisjes,
dansend en vechtend op het stompzinnige
gedreun van een paar verlekkerde rock
and roll-miljonairs? Is het Louis Arm
strong. van wie een „klassiek" muziek
recensent zei dat er „harmonisch weinig
interessants te beleven viel"? Of het mo
dern Jazz Quartet, waarover men in de
•kranten kon lezen dat het toch wel te ver
fijnd was, en daarom te steriel? Goed, in
kleine kring worden ernstige en soms hef
tige gesprekken gevoerd over omstieden
jazzmusici, maar in het algemeen blijft de
jazz voor grote groepen mensen toch va
gelijk verdacht, en het zal vele mensen
vreemd zijn voorgekomen als ze in de
laatste jaren steeds meer en meer boren
spreken pver „jazz in de kerkdienst
Want dat kan toch niet, die profane jazz,
die zwoele kroegmuziek. in een kerk
dienst waar alles zo geestelijk en helder
behoort te zijn.
NU, ALLEREERST bedenke men dat
jazzmuziek in oorsprong religieus is, al
uit de neger zijn godsdienstige gevoelens
nu eenmaal anders, naïever, dan wij. Bo
vendien ken ik jazzmuziek, die meer
„geestelijk" en „helder" is dan veel sen
timentele en onwaarachtige -„gewijde"
muziek. Ik meen dat het Luther was. die
eens zei: „Waarom zullen we de mooiste
wijsjes aan de duivel overlaten?" Daarom
loont het de moeite om eens na te gaan
waardoor zo vele mensen telkens weer ge
pakt worden door dit complexe verschijn
sel, dat we voor het gemak maar met de
verzamelnaam „jazz" aanduiden. Dan
zien we dat de grote aantrekkingskracht
het ritme is, een ritme, dat. ondanks de
toch vaak weemoedige strekking van vele
blues-liederen, vitaal en levenslustig is.
Vinden we dat ook niet in de boodschap die
de Kerk al eeuwen lang verkondigt? Een
ondertoon van weemoed „O Mensch,
bewein dein Sünde gross", en een boven
toon, een „verhoogde toon" zoals de psal
men zeggen, van levensaanvaarding en
vreugde?
ZO IS MEN enkele jaren geleden in Rot
terdam aan de slag gegaan. Was men aan
vankelijk nog van plan vertaalde „negro
spirituals" en „gospelsongs" in een kerk
dienst te gaan zingen, al dra bleek dat de
ze liederen niet zonder meer geschikt wa
ren voor een Nederlandse kerkdienst.
Vooral de teksten waren struikelblokken:
te simplistisch, te piëtistisch ook. Wij vra
gen van een liedtekst toch ook een inhoud,
een gedachtengang, een zekere lenigheid
van woord en zin. Je zou eigenlijk, zo
peinsde men, teksten moeten hebben die
meer in de richting lagen van een goed ca
baret-lied. Uiteindelijk zat er niets anders
op dan eigen liederen te maken, met eigen
tekst en muziek. Zo ontstond langzamer
hand een bundeltje met ongeveer vijftien
liederen, een bundeltje dat nog steeds
wordt aangevuld. Er zijn liederen met een
volkslied-achtige balladevorm, de blues
komt verscheidene malen voor, en er
staan ook twee calypso's in. Het ritme is
bij de meeste liederen duidelijk geprofi
leerd; de melodieën zijn eenvoudig en mak
kelijk bij de eerste keer mee te zingen
toch wil men banaliteiten en klakkeloze
nabootsing vermijden. Een ruime plaats
wordt telkens gegeven aan de improvisa
ties van de verschillende orkestleden.
HOE GAAT DAT NU, zo'n kerkdienst?
En weer steekt bij vele mensen het wan
trouwen de kop op. Wordt dat geen wilde
troep? Zij herinneren zich de tomeloze
luidruchtigheid bij concerten van Bill
Hailey en Lionel Hampton, en zijn bij voor
baat verontwaardigd bij de gedachte dat
de Kerk nu dergelijke uitzinnigheden bin
nen haar muren gaat halen. Laten we
eens een kijkje nemen in de Rotterdamse
schouwburg. Maar dan moeten we zeker
een half uur voor het begin aanwezig zijn,
anders krijgen we geen plaats meer. Als
om kwart voor elf de deuren open gaan,
stroomt het binnen enkele ogenblikken
v°l-
Op het podium zitten een paar jongelui
te spelen: trompet, klarinet, trombone
zoeken improviserend hun weg tussen de
eindeloze mogelijkheden van een simpele
blues. Dan komt een groepje jongens en
meisjes erbij staan: zij vormen het koor.
dat de nieuwe liederen al kent, en dat tot
steun dient van de gemeentezang. Het
wordt stil. Een lange man staat achter het
spreekgestoelte. Het is de dominee. Hij
heet de mensen welkom, als bij een onge
dwongen bijeenkomst, maar dan spreekt
hij het votum uit, en duizend hoofden bui
gen zich.
HET EERSTE LIED blijkt bij velen al
bekend te zijn. Het is de tot dusver
'enige vertaling, van de bekende spi
ritual: „It's me, me, o Lord, standing in
the need of prayer". Dan volgen de schrift
lezingen, een heldere meisjesstem, een
ernstige jongensstem spreken de oude
woorden, die eeuwenlang toevlucht en
raad voor mensen betekenden. Tussen de
schriftlezingen door wordt gezongen: een
langzame, bitter-weemoedige blues: hoe
de mensen God altijd weer in de hoogte
van de onbereikbare hemel zoeken, hoe
God zich zelf gaf hier in deze wereld
„want een krib is het teken van Zijn
macht, en een kruis schijnt in de nacht."
En een lied in een stevig opgewekt rit
me, een loflied op Hem die het ons mo
gelijk maakt mens te zijn in deze we
reld.
Ja. het is een gewone kerkdienst, met
gebed, schriftlezing en preek. En in die
preek wordt niet om de boodschap van de
Bijbel heengepraat, er wordt, simpel en
misschien niet eens zo modern of experi
menteel verteld van de betekenis van Je
zus Christus voor het mensenleven, en de
betekenis van de mens in de ogen van
God.
EN WE VERLATEN na de zegen de
schouwburg, en eerlijk gezegd zijn we ver
geten om verbaasde of misprijzende din
gen te zeggen over „jazz in de kerk"
we maakten een kerdienst mee, meer niet,
maar ook niet minder dan dat. Misschien
dat we thuis die calypso nog eens zingen:
„wij speelden op de fluit, en niemand wil
de dansen" en die donkere regel daar
tussen die door die duizend mensen werd
meegeneuried. een lied dat dan losbarst
in het zinderende refrein: „Zing. kom in
de kring, die openging, zodat Zijn lied in
de wereld dringt, kom in de kring".
Het is allemaal wat eenvoudig, en wei
nig sensationeel; er hebben duizend men
sen spontaan en bewogen gezongen, en er
zijn dingen gezegd die al twintig eeuwen
gezegd zijn. Dit is slechts „ook een moge
lijkheid", zeker niet de alleen-zaligmaken
de methode. Alsof het in de kerk om een
„methode" gaat. Maar er blijft in ieder
geval deze indruk: dat mensen van deze
tijd het evangelie van Gods liefde' „ieder
in zijn eigen taal" hoorden, naar het pink-
sterverhaal. En daarom zullen ze in Rot
terdam doorgaan.
Kees van Berzen
KERSTMIS IN ISRAEL is voor vele
christenen een teleurstelling. Zij her
inneren zich dan met weemoed de
gezellige kerstdiners en viering thuis. De
gografische afstand, die hen scheidt van
hun familieleden in Europa of Amerika,
voelen zij het sterkst tijdens de traditio
nele liturgie en de viering binnens
kamers. Reeds enige weken i oor het
kerstfeest is er in Israel een stemming
van onrust bij de christelijke bevolkings-
grocj>en merkbaar. De meesten die door
hun functie met een diplomatieke jhis de
grens over mogen, vragen bijtijds een
extra-vergunning aan om het kerstge
beuren in het in Transjordanië gelegen
Bethlehem te vieren. Voor duizenden
Arabieren in Israel stijgt de spanning
ondragelijk gedurende de weck vooraf
gaande aan de enige dag van het jaar,
dat zij zich met een officiële vergunning
mogen herenigen met hun familieleden
aan de overkantHet geldt hier slechts
ecu 24-urige familiehereniging en velen
van hen blijven in het Arabische Jeru
zalem tijdens de kerstviering. Vooral de
Jordaanse censuur is streng. Zij die een
ver familielid hebben, dat door mede
werking met de Joodse instanties" op de
Arabische zwarte lijst kwam te staan,
hebben zeen schijn van kans. De dui
zenden die het kerstfeest in Jeruzalem
of Nazeretli vieren categoriseren zich
meestal zelf tot de „achterblijvers" voor
TWEEDE KERSTDAG is
de verjaardag van Willy
Corsari. Er z\jn mensen, die
zeggen, dat zij dit jaar zes
tig wordt. Dat zijn de in
siders, want buitenstaan
ders geven haar nog geen
vijftig. „Ik begrijp niet, dat
de mensen zich altijd zo
voor de leeftijd van ande
ren interesseren", zegt zij,
„dat is eigenlijk niet fat
soenlijk. Voor mij maakt
het mets uit wat de leef
tijd is ran het meisje, dat
„Bonjour Tristesse" heeft
geschreven. Ik interesseer
mij slechts voor mensen
voor zover het hun inner
lijk betreft en bij schrijvers
of schrijfsters proef je dat
uit hun boeken." Willy Cor
sari, in de burgerlijke stand
ingeschreven als de in
Brussel uit Nederlandse
ouders geboren Wilhelmina
Schmidt, zal haar al dan
niet zestigste verjaardag
niet vieren. Op tweede
kerstdag zal zij doelloos
rondlopen door de straten
van Barcelona „Ik houd er
van te zwerven door vreem
de steden en ik verlang
naar het zuiden met zijn
zon en zjjn kleurengloed.
WIJ TROFFEN de schrijfster, die onder
meer een reeks detective romans op haar
naam heeft staan, in de lobby van een Am
sterdams hotel. Een beetje ontheemd, om
dat zij in haar Amsterdamse woning de in
boedel al heeft ingepakt en nu van de bou
wer heeft vernomen, dat haar nieuwe
flatje in Amstelveen pas in februari ge
reed zal zijn. „Ik heb een onvruchtbaar
jaar gehad. Laatst kreeg ik opdracht een
kerstverhaal te schrijver en dat is er ten
slotte met veel moeite uitgekomen. Het
is een jaar geweest, waaraan ik niet graag
terugdenk." En zij vertelt van persoonlij
ke, verdrietige dingen, die ieder mens in
zijn leven overkomen. Mevrouw Corsari
heeft veel onaangenaamheden in haar le
ven gehad. De vraag of zij gelukkig of on
gelukkig is, valt niet in een enkel woord te
beantwoorden. „Ik geloof, dat een con
stant tevreden mens niet tot schrijven
komt. Ik zie het schrijven als een vlucht".
Ondanks het feit, dat zij het afgelopen
jaar geen nieuwe romans heeft geschre
ven „voor het volgend jaar zijn er wel
plannen" is zij toch opnieuw op de boe
kenmarkt verschenen, onlangs is de twee
de druk van „De man, die er niet is" uit
gekomen, een thriller, die allerwegen
gunstige kritiek oogstte, en binnen enkele
weken verschijnt een nieuwe bundel reeds
eerder gepubliceerde korte verhalen.
„IK BEN GEK op korte verhalen", ver
telde zij. „mijn boekenkast puilt ervan uit.
De Engelsen en ook de Fransen zijn er zo
knap in. Maar de Nederlandse uitgevers
willen er niet aan. Ik heb dat nooit goed be
grepen". Willy Corsari houdt van heel an
dere boeken dan zijzelf schrijft. Zij dweept
met tal van bekende korte verhalenschrij
vers, zij is steeds weer verrast door de
meesterlijke wijze, waarop Graham Gree
ne zijn boeken weet te beginnen en zij is
jaloers op Simenon, die in veertien dagen
een detective schrijft zonder zich ergens
zorgen over behoeven te maken. „Als
vrouw moet je steeds weer denken aan de
bakker, de melkboer en andere huishoude
lijke kwesties. Als ik weer op de wereld
kom wil ik een man zijn."
Van Willy Corsari's hand is een lange
reeks detectives verschenen met inspec
teur Lund als centrale figuur. „Ik zal het
zo niet meer doen. De detectiveverhalen
met knappe mannen, d:e het altijd zo goed
weten, worden te afgezaagd. Ik geloof
meer in de psychologische thriller, zoals
„De man. die er niet is". Ik heb bewonde
ring voor Carmiggelt cn Bomans. Ik wou,
dat ik eens iets grappigs kon schrijven,
maar het gaat gewoon niet".
WILLY CORSARI is de dochter van een
bohémien, een beeldhouwer, die op een
Italiaanse bazaar in Tilburg als boetseer
der de naam Corsari aannam en deze zijn
verdere leven gebruikte. Willy, die haar
jeugd in Brussel doorbracht, wilde opera
zangeres worden, maar belandde op de to
neelschool omdat haar stem voor de opera
te zwak was. Daar werd zij ontdekt door
Jean Louis Pissuise, de koning van het ca
baret uit die dagen. In haar tijd van cabe-
retière schreef zij het boek „Nummers",
waarvoor zij toen overigens geen uitgever
kon vinden. Maar Willy had geld nodig en
zij zette door. Zij schreef verhalen voor
tal van periodieken en kreeg tenslotte beet
met twee, tijdens een toernee door Duits
land met Pissuise geschreven boeken.
Eerst daarna werd „Nummers" uitgege
ven. ,,'t Is een echt vrouweromannetje",
vindt de schrijfster nu van haar eerste
ling. „Laatst moest ik een herdruk corri
geren en ik kende mezelf niet meer terug".
HOE ONTSTAAT een roman? „Ik heb
zoveel gekke dingen in m'n leven meege
maakt, dat er stof voor tien boeken in zou
zitten. Maar zij zijn gebéurd, weet je. Ik
moet iets nieuws creëren. Meestal is het
ontstaan niet meer terug te vinden, maar
soms blijken het kleinigheden te zijn. Ik
stond eens met mijn vriend Lode Zielens
te kijken op een kade in Antwerpen. Het
was mistig. Er voer een schip voorbij en
Lode vroeg zich af: in welke haven zou die
boot thuishoren? Ik zei: misschien is het
wel een schip zonder haven. En toen zei
Lode weer: schip zonder haven dat is
een mooie titel voor een roman. Ik ben er
over gaan nadenken en „Schip zonder ha
ven" is niet alleen als boek verschenen,
maar er komen nu al twintig jaar achter
een herdrukken van uit, in Nederland en
ook in het buitenland".
Willy Corsari heeft het niet erg begrepen
op moderne auteurs. „Als ik lezingen houd
en ik lees uit eigen werk voor, zeggen de
mensen vaak: gut, dat lazen wij heel an
ders. En zij beseften, dat zij slordig had
den gelezen. Als je nog gaat schrijven in
een onbegrijpelijke taal op de koop toe,
hoe kun je je lezers dan boeien? Een ro
man is een verhaal, dat je aan een ander
vertelt. En als je een verhaal wilt vertel
len ga je ook niet alleen in een kamer zit
ten praten
Garcia de Léon
wie de Jordaans-Jsraclische grens mid
den in het hartje van Jeruzalem eeuwig
gesloten zal blijven. De oorzaak van hun
teleurstelling is duidelijk: zij allen die
zicli hechten aan de herinneringen van
een innige kerstviering „thuis", zijn af
komstig uit landen waar zij deel uit
maakten van een specifiek christelijke
beschaving. Zij beseffen plotseling in
het Nabije Oosten ett het Heilige Land
voor liet eerst van hun leven tol een
minderheidsgroep te behoren
IN JOODS JERUZALEM verschijnen
twee weken voor Kerstmis de stalletjes
met de traditionele kerst- en nieuwjaars
kaarten. Iedereen die er prijs op stelt,
ontvangt van de Israëlische regering een
kerstboom. Ruim een week voor Kerstmis
wordt onder het zingen van kerstliederen
de vier meter hoge kerstboom voor het
statige Y.M.C.A.-gebouw te Jeruzalem met
zilverkleurige belletjes en veelkleurige
lichtjes versierd. Een vrolijk kerstfeest
gaat aan de gezamenlijke kerkdienst dei-
in Jeruzalem vertegenwoordigde pro
testantse gemeenten vooraf. In Nazareth,
de enige stad in Israel met een overwegen-
de christelijke bevolking, poetst en schrobt
men ijverig de straten en winkels en
brengt men tijdig de feestverlichting en de
hotelkamers in orde voor de grote stroom
van toeristen en gelovigen die ieder jaar
met Kerstmis naar Nazareth trekt. In
Jeruzalem en zelfs in Nazareth is de
stroom van belangstellenden echter groter
dan het aantal gelovigen, die hierdoor het
gevoel van samenviering missen.
WIJ HEBBEN met verscheidene katho
lieken en protestantse geestelijken over de
kerstviering en het gevoel van teleurstel
ling van menig christen tijdens de kerst
viering in Israel gesproken en over het
fenomeen, dat zovele Israeli's belangstel
ling voor de dienst tonen. Reeds uren vóór
de aanvang van de mis in de Dormitio-
kerk te Jeruzalem bestijgen Israëlische
burgers en soldaten, mannen en vrouwen
in drommen de steile trappen van de voor
christenen en Joden heilige Zionsberg. ge
legen precies op de grens van Jordanië en
Israel. Zij bezoeken niet het vermeende
graf van Koning David, de traditionele
Joodse bedevaartsplaats, maar de voor
katholieken beroemde kerk op enkele
meters van Davids graf. Boven op de trap
pen, tussen de bogen en ramen van de
kerk luisteren zij geïnteresseerd naar de
dienst waarvoor slechts een tiental ge
lovigen gekomen zijn. Herhaaldelijk heb
ben wij klachten vernomen over de oneer
biedige houding van de Israëliërs tijdens
deze kerkdiensten. Deze klacht is gerecht
vaardigd want herhaaldelijk spreken de
omstanders met elkaar tijdens de dienst.
De christelijke kerktraditie en uitingen
van eerbetoon zijn hen volkomen vreemd
aangezien er tijdens de svnagogale dienst
haast nimmer complete stilte heerst.
„HUN AANWEZIGHEID in zo grote ge
tale is niet enkel een uiting van nieuws
gierigheid. Ik geloof, dat velen een waar-
lijke diepe belangstelling bezitten, ook al
begrijpen zij niets van de liturgie", ver
telde een priester ons. die bovendien van
mening was dat de grote Joodse opkomst
een goede stap in de richting van een
groeiend respect voor een totaal vreemde
gedachtenwereld inhoudt. Hij voegde er
aan toe: „Zij die hier de import en onecht
heid zoeken, die in het westen tijdens de
kerstviering doordrong, zullen inderdaad
een onbevredigend gevoel overhouden.
Maar 7iin wij niet hier onder het volk dat
ons Christus schonk en ziin moeder?
ALS WE NAAR de prachtige sterren
hemel hier kijken, die gloeit en fonkelt
dan denken we aan de herders buiten, die
de engelen hoorden zingen en de koningen.
De kerk der geboorte in Bethlehem,
hierboven afgebeeld wordt beschouwd als
het oudste nog bestaande christelijke gods
huis ter wereld. Het gebouw verrees in het
jaar 326 op de plaats ivaar Christus zou
zijn geboren. Kostbare ik-onen en schitte
rende mozaïeken sieren het interieur, maar
de ingang is, zoals men geheel rechts op
de foto kon zien, weinig majestueus; men
wilde verhinderen dat middeleeuwse mu
zelmannen de plaats door het binnenleiden
van vee zouden ontwijden.
die geleid werden door de ster. De kerst
viering in de Arabische dorpjes in Galilea
is intens-uitbundig en innig tegelijk. De
buitenlanders die deze samenviering voor
het eerst bijwonen, verwonderen zich
eveneens over een vermeend gebrek aan
respect. Kleine kinderen lopen druk en
vrolijk rond en wanneer de priester tijdens
de dienst zijn aandacht geheel aan een
kort gesprek met een goede kennis wijdt,
verandert de verwondering meestal in af
keuring. De Arabieren echter vieren het
kerstgebeuren op hun eigen, oosterse wijze.
Eenvoudige mensen, boeren, herders en
ambachtslieden komen tezamen ter viering
in een ontrocrend-kinderlijke vreugde en
eenvoud. Wij hebben tijdens het kerstfeest
in Galilea dan ook herhaaldelijk aan de
woorden van een in Jeruzalem wonende
geestelijke gedacht die over de teleurge
stelde „achterblijvers" in Israel had ver-
Spreek ik van rood, dan spreek ik
Van wat verborgen moet blijven
Bloed is rood, maar geen bloed
Laat zich met rood omschrijven.
Pijn is het koppel-teken
Tussen mijzelf en dit:
Eens word ik uit scharlaken
Als sneeuw zo wit.
B. Rijdcs
klaard: „Wij zoeken misschien allemaal te
veel naar de gewoonten in ons eigen vader
land. Een voorbeeld voor velen zijn de
christelijke Arabieren hier te lande die
eeuwenlang tot een zelfs vervolgde min
derheid hebben behoord in het Nabije
Oosten. Bij hen is de vreugde om Christus'
geboorte levend en echt".
Mirjam Gerzon
VELE MENSEN hebben waarschijn
lijk nooit van Kaimana gehoord. Het is
een klein plaatsje, eigenlijk een kam
pong nog, maar met een bestuurspost,
een school, een ziekenhuisje en een
„airstrip". Het ligt bedeesd weggedoken
ergens aan de zuidkust van Nieuw-
Guidea. Ik ben al weer vier maanden in
het vaderland terug, en ik vind het al
weer heel gewoon om weg te duiken
in mijn jas als de wind onverhoeds een
uitval naar me doet op de hoek van een
straat. Onze huiskamer geurt naar
dennegroen, en als mijn kinderen thuis
komen, met rode wangen en glinsteren
de ogen. hoor ik hen in de gang al kerst
liedjes zineen. Maar ik kan dat wonder
lijke kerstfeest niet vergeten, vorig jaar
in dat kleine plaatsje, verscholen in de
jungle. Als vlootpredikant moet je er
rekening mee houden dat je meestal niet
de beschikking hebt over orgels, dreu
nende koorzang en hoge preekstoelen.
Je zoekt de mensen op waar ze zijn;
duizenden mijlen van thuis desnoods,
vijftien kilometer van Kaimana. in een
klein kampement je. Maar ook daar was
het Kerstmis.
HET REGENDE meedogenloos, toen ik
in de truck stapte. „Toch nog een witte
Kerst," spotte iemand.
Ik had een poncho over mijn lang khaki,
en om de grammofoon en de platenkoffer,
die ik behoedzaam op mijn knieën zette,
was een regenzeil gewikkeld. De kazerne
was in rep en roer om alles voor het kerst
feest in gereedheid te brengen, en boven
dien om aan de bemanning van Hr.Ms.
„Piet Hevn", die juist deze dag. 24 decem
ber, was binnengelopen, prettige kerstda
gen te bezorgen.
Maar ik liet op deze kerstavond de ver
lichte bedrijvige kazerne achter mij, en
reed de duisternis in, op weg naar de strip,
15 km van de kota verwijderd. Daar zat
een geweergroep; de jongens die daar de
wacht hadden, konden het kerstfeest in de
kazerne niet meemaken. Toen ik na een
hotsende rit van ongeveer een half uur,
door kuilen en plassen, langs verraderlij
ke bochten en over een gammele brug, bij
het kleine tentenkamp bij de strip aan
kwam, was het droog geworden. Het was
donker. Iemand kwam op me af. Het was
de sergeant.
„Nou, alles is klaar, dominee." zei hij.
„We hebben het zo'n beetje versierd."
HIJ GING ME voor naar een tent, waar
een tjemara stond, met echte kaarsen, die
een zacht intiem licht verspreidden.
„Ik zal de jongens even halen." zei de
sergeant, en verdween in de duisternis.
Ik zette de grammofoon voorzichtig
neer, en zocht een plaat uit hqt koffertje.
Even later klonk „Stille nacht" en het
„Wiegenlied der Hirten", begeleid door
het niet aflatende gefluit van de duizenden
krekels, de muzikanten van de jungle. Ik
bleef gehurkt zitten en keek naar de draai
ende schijf, om te controleren of de batte
rij het wel deed. En ik dacht aan het wan
kele zingen van mijn kinderen, en de ge
duldige stem van mijn vrouw die het
kerstverhaal vertelde.
Toen ik opkeek, zaten ze er al: acht jon
gens en de sergeant. Ze keken zwijgend
naar de boom. Iemand bromde zachtjes
mee: Stille nacht, heilige nacht.
De muziek zweeg. Ik stond op. „Zullen
we maar beginnen jongens."
IK BOOG MIJN HOOFD en zei „Onze
hulp is in de naam des Heren, die hemel
en aarde gemaakt heeft, die trouw is tot
in eeuwigheid, en die niet laat varen het
werk zijner handen."
Ik las het kerstevangelie. En evenals
twintig eeuwen geleden klonk de bood
schap van Gods komst, in een donker veld.
waar mannen de wacht hielden. „Vreest
niet, want ziet, ik verkondig u grote blijd
schap". Alleen de boodschapper is er in
die eeuwen niet op vooruit gegaan, dacht
ik nog. Maar het Kind van Bethlehem is
dezelfde gebleven, op zoek naar ons don
kere leven. Hij laat niet varen het werk
Zijner handen.
Toen we het Onze Vader gebeden had
den, werd het weer stil. Iemand zette een
grammofoonplaat op, en we luisterden al
lemaal naar „adeste fidelis" en „Es war
ein Ros entsprungen".
Iemand kwam met koffie aandragen.
We draaiden een strootje en keken naar
onze kerstboom. Toen haalde ik de platen-
koffer te voorschijn. „Ik heb nog een ver
rassing voor jullie", zei ik, en begon de
grammofoonplaten met kerstgroeten, die
ik voor hen had meegebracht, uit te delen.
„Mooi op tijd", zei een jongen.
OM DE BEURT werden nu de platen af
gedraaid. En daar klonken de verlegen en
wat monotone stemmen van lieve Holland
se moeders en meisjes, en kleine kinder
stemmetjes. in de jungle van Nieuw Gui
nea. „Je zult het daar wel warm hebben.
Nou jongen, een prettig kerstfeest hoor".
Dag Jan. dit is Riek. hoe gaat het jou."
Zo zaten we nog enige tijd rustig bij el
kaar, en toen moest ik weer weg. In het
donker mijn weg zoekend tussen de strui
ken en bomen, liep ik de wacht tegen het
lijf. Zijn helm glom vaag in het donker,
zijn gezicht was een zwarte vlek. „Prettig
kerstfeest", zei ik. „Er is een grammofoon
plaat voor je, van thuis". Je moet niet te
gen een wacht op post praten, maar ik
dacht weer aan die engel, die ook zijn
mond niet had gehouden.
Argwanend knorrend zocht de truck de
weg terug naar de kazerne.
In de baai zag ik, af en toe tussen de bo
men, de Piet Heyn liggen, als een glinste
rende broche. De vage schemer van een
halfverscholen maan maakte de nacht on
doordringbaar.
Ds. J. C. de Bruine
SCHREI NIET, NATASJA, van de Hon
gaar Deszö Arvay, uit het Duits (du darfst
nicht lieben wenn du willst) vertaald door
Frans van Oldenburg Ermke, uitgegeven
door J. H. Gottmer te Haarlem, is een
aangrijpend- boek, gewijd aan een liefde
in Siberische concentratiekampen. Men
moet wel aannemen dat het verhaal op
juiste gegevens berust, omdat het over
eenstemt met andere beschrijvingen van
het rauwe leven der dwangarbeiders: on
tucht, drankzucht, honger, bittere koude,
massale sterfte, zwaar werk en bruut ge
weld. Onder deze onmenselijke verhoudin
gen bloeit een liefde op tussen twee jonge
mensen: een vrije Russische vrouwelijke
arts, een vroegere partisane, en een Hon
gaarse dokter, een bekeerde communist,
die tot 25 jaar is veroordeeld. Zij maakt
kennis met een ondergrondse groep en het
tweetal besluit tot de vlucht. Met een ande
re Russische bekeerling gaan ze via Mos
kou en Leningrad met valse papieren en
wapens op weg naar Finland. Het jonge
paar wordt ontdekt in het niemandsland
en vindt de dood. Alleen de derde man
ontkomt naar Finland.
Het is jammer dat dit boek door zijn een
zijdigheid een onwaarachtige indruk
maakt. Het verhaal, dat op zichzelf al een
vernietigende aanklacht is tegen het com
munistische strafstelsel wordt hier en
daar ontsierd door anti-communistische
propaganda, die niets aan de verbeelding
van de lezer overlaat. De schrijver legt
het er te dik bovenop.