Suikerziekte
TWINTIG JAAR GELEDEN
£en aCucfUiye (Ustaxie aan kCediny en made (2)
t
Kort verhaal door Lyda Elkan
Erbij
in het ideale geval over de rug in pijpe-
krullen tot in de knieholte en vóór het oor
langs over de borst tot onder de taille.
Krulletjes op het voorhoofd, samengehou
den door een diadeem of koordje, op het
achterhoofd eindigend in een knot. Het bo-
lero-achtige jakje reikt niet verder dan de
taille, de randen zijn overvloedig ver
sierd. Het jakje zelf is effen of vrij grof
gestreept, het bedekt alleen rug en boven
armen. De rok is lang en van boven tot
onder voorzien van stroken. Soms een kort
extra-rokje, op de heup slechts 15 cm. lang,
aan rug- en voorzijde ongeveer een halve
meter. Als sieraden worden alleen uiterst
eenvoudige armbanden gedragen. Schoei
sel ontbreekt geheel.
VAN DE VERSCHILLENDE Griekse
kledingstukken moet als eerste genoemd
worden de chiton, meestal van linnen, al
tijd rechthoekig. Om iets van de Griekse
kleedgewonten te leren begrijpen, kunt u
nu het best voor een spiegel gaan staan.
U neemt een laken, een paar spelden en
uw meetlint. Het laken houdt u om u heen,
IN HET VORIGE ARTIKEL over de ge
schiedenis van kleding en mode (Erbij
van zaterdag 7 november) waren we in
Mesopotarr.ië beland In de achtste eeuw
v. C. is Assyrië onder koning Sargon be
langrijk, als grootste macht ten oosten
van de Middellandse Zee. In de zevende
eeuw gaat het op in het Nieuw-Babyloni-
sche rijk, dat op zijn beurt de erepalm
uit handen moet geven en wel aan Perzië,
omstreeks 500 v. C.
Over deze gebieden is een uitgebreide
kostuumgeschiedenis te vertellen maar
wij beperken ons tot de kleding van vor
sten uit de bloeiperioden. Over hen zijn
wij ook het meest volledig geïnformeerd.
In het jaar 715 v. C. draagt koning Sargon
twee tunica's. Het eerste onderkleed (pri
maire tunica) is van dunne wollen stof
gemaakt en onversierd. Het tweede is aan
de onderkant van franje voorzien en ge
borduurd, evenals de fraaie sjaal. Deze
heeft lange franje, bevestigd aan een open
gewerkte rand. De sjaal vervult de func
tie van lichte mantel. Op het hoofd draagt
de koning de linnen kydaris (soort tulband)
met een mitra (brede, bewerkte band)
waarvan de slippen over de schouders val
len. Het schoeisel bestaat uit sandalen,
met een ring om de grote teen. De siera
den om bovenarm en polsen zijn te ver
gelijken met die uit het huidige „edel-
smeed"-genre.
De favorite van de koning windt zich een
brede sjaal spiraalsgewijs om het lichaam
die overal ven rijk is geborduurd en afge
zet met sier-randen. Muiltjes van geitevel
(bij de hiel) en soepele stof. Zij gebruikt
een waaier.
De intendant was beslechter van ge
schillen tussen naijverige bij-vrouwen,
handhaver van orde onder alle kleine
Sargonnetjes. Daarnaast is hij echter de
man die de koning goede diensten kan be
wijzen, een minister van intieme zaken.
Als vertrouwensman mag hij royaal ge
kleed gaan: twee tunica's zij het van
wat eenvoudiger makelij. Ook een sjaal
slechts wat minder overdadig gebor
duurd, en als sjerp te dragen. Sieraden
draagt hij om bovenarm en pols alleen
glad in plaats van bewerkt En géén baard.
Zo zal de favoriete van de koning hem al
tijd herkennen, en weten dat hij belast is
met het zorgen voor en bewaken van de
haremvrouwen.
BIJ DARIUS I, koning der Perzen, is
het gewaad zeer geplooid. Voor het eerst
komt de „cape"-vorm die van de mouw
meer nabij. De stof van deze „mouw"
loopt breed door over de rug; de ruime
plooien ontspringen aan de rugschouder.
Het gedeelte dat de arm (wanneer deze
is uitgestrekt) omsluit heeft een met de
rug contrasterende kleur, of een ander
dessin. Hierdoor wordt het mouw-effect
nog verhoogd. Vooral goud, bruinrood en
zeegroen overwegen. In de troon is veel
ivoor verwerkt de poten hebben een origi
nele vorm. En realiseert u zich eens hoe
oud eigenlijk ons brave voetenbankje is!
PERZIë wordt onderworpen door
Alexander de Grote, koning van Mace
donië. Dit gebeurt omstreeks het jaar
300 v. C. Hiermede is onze nieuwsgierig
heid gewekt naar de ontwikkeling in een
ander gebied uit de oudheid: Griekenland.
In de Griekse wereld van vóór 1400 v. C.
overheerst Kreta als cultuurcentrum. Men
kleedt zich dan ook naar Kretensisch voor
beeld. De man die er met de speer op uit
trekt, draagt een lichtblauw jurkje met
eenvoudig dessir, en een gouden band om
het middel. Zijn kousen laten de voet vrij
onder de oksels door. en aan één zijde de
zelfkanten tegen elkaar. Zowel van voren
als aan de rugzijde heft u het laken bij
de schouders iets hoger zodat van de rug
kant 10 a 15 cm. over de voorzijde valt
U laat een speld uw Griekse pin of knoop
zijn. Om de arm voldoende bewegingsvrij
heid te geven, moet u wel royaal met de
stof zijn. Het teveel aan stof wordt niet
door middel van knippen (het armsgat!)
weggewerkt, doch mag zichzelf in plooien
onder de arm een plaatsje zoeken. In de
taille of iets daaronder strikt u uw meet
lint en verdeelt u alle ruimte gelijkmatig
in losse plooien. U bent nu gekleed in chi
ton. De ene open zijkant is natuurlijk een
probleem Dc Atheense vrouw zorgde voor
een ruime overslag, onder de ceintuur. Bij
het lopen werd hoogstens haar onderbeen
zichtbaar en dat was in die periode van
vrijmoedige gewoonten geen bezwaar. De
Spartaanse vrouw liet de stof aan één zij
de wijd uitwaaieren, waarom de Engelsen
haar nu nog noemen „the hip-showing
one".
MOGELIJKHEDEN zijn er genoeg, bij
de chiton. De stof kan aan de hals naar
buiten omgevouwen worden en vrij neer
hangen tot op verschillende hoogten (in
de praktijk als regel een handbreedte bo
ven de taille). Ook kan men twee cein
tuurs boven elkaar dragen en de stof daar
tussen een „lus" laten vormen van onge
veer 15 cm. (de diplois). De diplois komt
veel voor bij de peplos, een wollen opper
kleed. waarin soms over de bovenarm de
stof wordt bijeengehouden als op de
schouder, zodat een mouw ontstaat. Jon
gelui en reizigers kennen reeds de capu
chon. een aparte lap stof, met een broche
recht onder de kin vastgehecht aan chi
ton, peplos of (bij de mannen) korte chi
ton.
EEN VRIJE FANTASIE op chiton en
peplos wordt verkregen door de gedra
peerde stof bijeen te houden met behulp
van banden waaraan een vrij brede strook
geplooide stof is bevestigd De later Grie
kenland te noemen gebieden worden na
2000 v. C. vanuit het noorden bevolkt. De
immigranten verspreiden zich en vormen
een wirwar van stammen en staatjes,
waaruit geen eenheid groeien wil. Pas na
de grote volksverhuizing (einde 13e eeuw
v. C.) wordt de toestand stabiel. Drei
ging van buitenaf doet zelfs een soort „na
tionaal" gevoel ontstaan. Later brengt de
bezetting van Noord- en Midden-Grieken
land (door de Perzen) Sparta en Athene
tezamen. Wanneer zij, grotendeels door
Sparta's kracht, de Perzen weten terug te
dringen, breekt er een gouden eeuw aan,
echter niet zozeer voor het strijdlustige
Sparta als wel voor het meer bezonken
Athene.
ALS WIJ EEN patiënt
moeten zeggen, dat hij sui
kerziekte heeft, krijgt hij
meestal een schrik, want
tegelijk herinnert hij zich
deze of die goede kennis, die
dezelfde ziekte heeft en die
met diverse injecties en dieet-
voorschriften overhoop ligt,
of die aan complicaties van
deze ziekte lijdt. Hij komt
gemakkelijk op de gedachte,
dat hij nu ziek en invalide is.
niet meer in staat iets te pres
teren. Zo'n standpunt maakt
natuurlijk moedeloos. Wij
ontmoeten echter ook men
sen, die, wanneer zij zich
hebben ingesteld „suikerziek
te te hebben", onverschillig
zijn en zich verder geen zor
gen maken. Beide standpunten
zijn onjuist en gevaarlijk;
het zijn uitersten, die de toe
stand alleen kunnen vererge
ren Wij moeten ons derhalve
goed voor ogen stellen, wat
voor ziekte het is en hoe wij
haar 't hoofd kunnen bieden.
SUIKER IN DE urine is ge
woonlijk het eerste feit dat
door de arts wordt geconsta
teerd. Hij laat dan ook het
bloedsuike r-gehalte be
palen, dit is het gehalte
(druiven)suiker in het bloed.
Dit bedraagt normaal 80120
mg°/o. Daar een maaltijd nog
uren daarna invloed op de
bloedsuiker heeft, wordt de
bloedsuikerbepaling 's mor
gens vóór het ontbijt gedaan.
Eigenlijk moet men en dit
gebeurt dan ook in een kli
niek of ziekenhuis door een
nauwkeurige suikerbelasting-
proef deze functie precies
vaststellen. Men geeft een be
paalde hoeveelheid suiker en
bepaalt in korte tijdsruimten
het bloedsuikergehalte, waar
na men vanaf een curve (een
grafische voorstelling) kan
aflezen en kan constateren of
er suikerziekte is of niet. De
suikerstofwisseling wordt be-
invloed door een hormoon
een afscheiding van bepaalde
groepen cellen in de buik
speekselklier dat onder de
naam i n s u 1 i ne algemeen
bekend is. Dit insuline doet
het bloedsuikergehalte zak
ken. terwijl het zorgt voor de
voorraadvorming van suiker,
dat wil zeggen de suiker
wordt in het bloed in een
duurzame suiker omgezet
(het koolhydraat Glycogeen),
waaruit door een ander hor
moon altijd, wanneer dit no
dig is, weer suiker gemaakt
kan worden.
ZEER ZEKER moeten deze
hormonen, zonder met elkaar
in strijd te komen, samenwer
ken; klopt deze samenwerking
niet, dan kan daaruit in de
suikerstofwisseling een ern
stige storing ontstaan. Teveel
insuline doet het bloedsuiker
gehalte tezeer zakken: er ont
staat moeheid, duizeligheid,
geeuwhonger, koud zweet,
onpasselijkheid, zelfs soms
bewusteloosheid (insuline-
shock). Daarom moeten sui
kerpatiënten, die geregeld in
suline krijgen, steeds suiker
klontjes bij zich hebben, om
bij een eerste aanwijzing van
overdosering van insuline, dit
tegenmiddel in te nemen.
DE VOORNAAMSTE OOR
ZAAK van de suikerziekte is
dat de genoemde celeilandjes
in de buikspeekselklier deze
insuline niet meer of niet
meer voldoende afscheiden en
zodoende het vormen van
voorraad onmogelijk of on
voldoende is. Het stijgen van
het bloedsuikergehalte is er
het gevolg van en daarmee
ook de afscheiding van de in
het bloed zo ruim aanwezige
suiker in de urine. Er bestaan
echter ook afscheidingen van
suiker in de urine zonder
suikerziekte.
Deze kunnen voorkomen na
een voeding, die rijkelijk is
voorzien van suiker of kool
hydraten (suiker, aardappelen,
brood, gebak, compote, enz.).
Dan vindt men geen te hoog
bloedsuikergehalte en een
normale suikerbelastingproef!
In dit geval moet worden
aangenomen, dat de nieren
reeds met een gering suiker
gehalte beginnen suiker door
te laten naar de urine.
DE OORZAKEN van sui
kerziekte zijn niet altijd pre-
om koudvuur (het afsterven
van een lid door onvoldoende
bloedcirculatie). Dit op zichzelf
is absoluut geen aanwijzing
voor suikerziekte, niettemin
een dikwijls voorkomende
complicatie bij suikerziekte;
wij zullen hier nog nader op
terugkomen.
De complicaties bij suiker
ziekte vereisen onze bijzondere
aandacht, want het doel van
de behandeling is juist, deze
zorgvuldig te vermijden.
DE MEEST GEVREESDE
complicatie is het zogenaamde
coma, een toestand van moe
heid, lusteloosheid en slape
righeid met een algemene
lichamelijké verslapping tot
een volledige bewusteloosheid
toe. Dit coma berust op een
foutieve werking in de stof
wisseling, waarbij bepaalde
giftig werkende stoffen ge
vormd worden. De uitademing
ruikt naar aceton (zoals nagel
lak) en zonder geneeskundige
(Van onze medische medewerker)
cies te noemen. Meestal ligt
het niet alleen aan de onvol
doende werking van de cellen.
Op oudere leeftijd kan men
aan een bepaalde beschadiging
van de cellen worden ge
dacht, veroorzaakt door slech
te bloedsomloop, maar er
komt ook suikerziekte voor bij
kinderen, waar niet altijd
precies gezegd kan worden,
wat de oorzaak is. Wanneer
wij het voorkomen van sui
kerziekte in beschouwing
nemen, dan valt het ons op,
dat op het ogenblik in som
mige landen de suikerziekte
op 't punt staat toe te nemen.
Een toename van deze ziekte
vertoonde zich dan ook
prompt met de verhoogde
levensstandaard en de weel
deriger levenswijze. Een rui
mere voeding, samen met het
modern jachten, psychische
belastingen en onvoldoende
lichaamsbeweging (automobi
listen) schijnt de ontwikkeling
der suikerziekte vergaand te
bevorderen. Verder spelen
daarbij ook zekere erfelijk
heidsfactoren een rol, en wel
in die zin, dat niet de ziekte
zelf erfelijk is, echter wel de
aanleg of de neiging er toe.
DE VERSCHIJNSELEN van
suikerziekte zijn veelsoortig:
de één wordt door een akelige
dorst (die hem liters doet
drinken, ook water) naar de
dokter gedreven, terwijl hij
zich ondanks goede eetlust
moe voelt. Een ander komt
vanwege een jeukuitslag van
het onderlichaam (zitvlak,
omgeving der geslachtsorga
nen), juist die delen der huid,
waar de suikerhoudende
urine, al is het maar in spo
ren, mee in aanraking komt.
Soms trouwens zijn het pas
de complicaties die hem naar
de dokter doen gaan. Dan
worden zij geroepen bij een
oude heer met een licht ge
zwel aan de teen, dat niet
helen wil. de teen is blauw
achtig en koud; hier gaat het
hulp is de dood het onverbid
delijke gevolg.
Als verdere complicatie
hebben wij reeds het afster
ven vermeld, waarbij zich
circulatiestoringen aan de
einden der ledematen kunnen
voordoen. Deze worden ver
oorzaakt door de slechte toe
stand der kleine bloedvaten,
terwijl door verdikking der
vaatwand de bloedstroom
steeds meer wordt gehinderd,
dus in grote trekken aderver
kalking. Men kan zeggen dat
suikerpatiënten bijzondere
aanleg voor aderverkalking
hebben; dit blijkt niet zelden
aan de ogen te zien. Daar
kunnen de veranderingen be
langrijk zijn en leiden tot
zware gezichtsstoornissen, dik
wijls zelfs vergezeld van
bloeduitstortingen in het bin
nenste der oogbol, staar, en
zovoorts.
TENSLOTTE MAG niet
worden vergeten, dat iedere
voor „gewone" mensen on
schuldige ziekte, zoals een
steenpuist, een griep of even
tueel ook een geestelijke
schok, een ongeval, de suiker
ziekte zeer kan doen vererge
ren en derhalve met bijzon
dere aandacht behandeld dient
te worden. Tengevolge van
hun lijden hebben suikerzie
ken erg veel aanleg voor in
fecties en eczemen, zodat
naast de juiste behandeling
van het grondlijden er dage
lijks ook een zorgvuldige
lichaamsreiniging moet wor
den toegepast.
De behandeling van suiker
ziekte is er in de eerste plaats
één volgens dieet, en meestal
gelukt 't in de lichte gevallen,
de gestoorde stofwisseling in
evenwicht en het bloedsuiker
gehalte weer op een normaal
peil te brengen. Hoofdzakelijk
bestaat zulk een dieet uit een
beperking (het niet geheel en
al uitschakelen) van zetmeel-
achtige voedingsstoffen, zoals
aardappelen, meelspijzen,
brood enzovoorts en het genot
van suiker vermijden.
DIT DIEET kan maar niet
zo uit de mouw schudden,
het moet individueel wor
den geprobeerd en er moet
om zo te zeggen een persoon
lijk eetschema worden opge
steld. Deze instelling van een
suikerpatiënt op zijn dieet
gebeurt aan de hand van het
doorlopend gecontroleerde
bloedsuiker en de precies af
gemeten hoeveelheid zetmeel
en andere voedingsstoffen. In
de praktijk kan men niet
iedere suikerpatiënt in het
ziekenhuis opnemen; dikwijls
is een benaderende instelling
voldoende onder nauwkeu
rige controle van de arts
waarbij voedingstabellen
(koolhydratengehalte) en zo
genaamde verwisselingstabel
len van groot nut kunnen zijn.
Hoewel de behandeling vol
gens dieet op het eerste plan.
der behandeling staat, moet
toch ook de algehele levens
wijze op dit lijden worden in
gesteld. Een volkomen ge
nezen van suikerziekte in het
beginstadium is niet onmoge
lijk. echter er moet naast het
dieet voor voldoende friss?
lucht (ademgymnastiek) en
voldoende lichaamsbeweging
(sport) gezorgd worden.
IK HERINNER MIJ een
jonge student, die wegens een
zware suikerziekte was opge
nomen. Het weer kon naar
zijn bloedsuikercurve worden
afgelezen; bij mooi weer
kreeg hij verlof te roeien,
fietsen of wandelen en dan
ging het bloedsuikergehalte
regelmatig naar beneden en
bij regenweer ging het prompt
weer omhoog, omdat hij dan
niet aan sport kon doen. De
behandeling met geneesmid
delen is de zaak van de arts.
Dieet, tabletten (Nodison) of
insuline zijn de grondslagen
van de behandeling. Dankzij
dieet en geneesmiddelen kan
de suikerzieke verder als een
„gewoon" mens leven.
DE BEOORDELING van
suikerziekte houdt natuurlijk
in de eertse plaats de vraag
in, hoe dit te voorkomen. Wij
kunnen dit in het kort samen
vatten. Evenals een refrein
herhaalt zich eigenlijk steeds
weer hetzelfde kuurplan, of
het nu gaat om het voorkomen
van een hartinfarct, de sui
kerziekte of van een andere
'beschavingsziekte. Het is vol
doende gebleken, dat het vol
gen van de voorgestelde kuur
zich voor alles tegen een te
weelderige levenswijze en te
weinig lichaamsbeweging
richt. (Vergelijk de ondervin
dingen tijdens de oorlog). In
telegramstijl samengevat ziet
deze kuur er ongeveer als
volgt uit: 1. Geen zoetigheid;
2. Veel rauwkost; 3. Actieve
lichaamsbeweging, zo moge
lijk in de frisse lucht wande
len. turnen, tuinarbeid enzo
voorts; 4. Hygiëne bij het
eten: langzaam eten, goed
kauwen, niet te heet, niet te
koud, niet te veel eten;; 5.
Principieel niet opwinden; 6.
Voldoende rust (slaap!); 7.
Een goed geweten is een
zacht kussen.
iwii—nwmn—iwniiimiwnniiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiniiiniiniiiiiiiiiiniiininiiiiiniiiiniiiiinimi
Het lijkt mij niet hachelijk een verge
lijking te trekken tussen vrouw en vaas.
Er zijn stoffen die de befaamde Griekse
randen vertonen; er zijn er die in horizon
tale banen afbeeldingen dragen van mens
en dier; er zijn ook stoffen waarbij men
nauwelijks versiering opmerkt. In het
laatste geval is de dienende functie van de
stof het duidelijkst: het gaat erom het
lichaam te bedekken om de lichaamsvor
men duidelijk en charmant te doen uitko
men.
C. van Ruyssel'
TOEN JOZEF EN HENDRIKJE bijna
twee weken op hun kleinzoon hadden ge
past, kregen ze een telegram waarin
stond dat de ouders de volgende dag te
rug zouden keren. Om Hendrikje de gele
genheid te geven zich op de ontvangst van
haar Kinderen voor te bereiden besloot Jo
zef de kleinzoons op een wandeling in het
bos te trakteren. Hij had ze dit reeds lang
beloofd, maar er was steeds iets tussen
gekomen. Nu was het dan eindelijk zover
en op deze warme zomerdag trokken de
jongetjes hun Opa aan zijn armen voort
om hem tot grotere spoed aan te manen
Langs moestuintjes en kronkelweggetjes
arriveerden ze ten slotte in het bos der
belofte. De bomen brachten Jozef onmid
dellijk naar zijn „twintig jaar geleden"
een geliefkoosde uitdrukking van hem.
die zowel vijftig als een jaar geleden be
tekenen kon. De vriendelijke groene om
geving inspireerde zijn oude mannen
hart tot lang vervlogen dichtregels, maar
de kleinzoons waren nog zover niet en za
gen slechts de nuchtere realiteit der stam
men en zetten die zonder omslag over in
een spelletje „stuivertje wisselen". Jozef
werd benoemd tot achtervolger en hij had
de grootste moeite een boom op hen te ver
overen. Toen dit eindelijk gebeurd was.
stelde hij hen voor er nu maar mee op
te houden, uit angst zijn duur verkregen
boom weer prijs te moeten geven.
HIJ LIET ZICH op een bankje neerval
len en gaf zich over aan zijn mijmerin-
en zijn te vergelijken met die welke bal- gen. terwijl de kleinzoons uitkeken naar
letdansers dragen bij de training. een andere speelgelegenheid. Die vonden
Het haar van de vrouw is lang en hangt ze al spoedig. Langs het bospad lagen
enige gevelde stammen waar de oudste
bovenop kroop om aan de hand van zijn
broertje zijn evenwicht te demonstreren.
Jozef, die het spel onbewust had gadege-
slag kwam plotseling overeind en liep
op de jongens toe.
Twintig jaar geleden, oreerde hij, lie
pen wij ook over zo'n stam. Maar we hiel
den elkaar niet vast. Kijk. we deden het
zo.
Met enige moeite trok hij zich op aan
de stam. stond er even later bovenop en
breidde zijn armen uit als een vogelver
schrikker. Voetje voor voetje wandelde hij
naar het andere eind. De kinderen juich
ten. Dat was nog eens een Opa, die zulke
ongelooflijke moeilijke dingen kon.
Dat is nog niets, pochte Jozef. Twin
tig jaar geleden klommen we in bomen.
Maar dat mogen we niet van Pa, zei
den de jongens spijtig. Mocht Pa het wel
van U?.
JOZEF, die zijn pedagogische blunder
voelde, krabde zich eens nadenkend ach
ter het oor.
Nou, een klein eindje dat mocht wel.
Maar twintig jaar geleden klom ik in de
hoogste takken!
Oooooooh, zeiden de jongens vol be
wondering. Hè. Opa. klimt U nog eens.
Jozef, aangestoken door de herinnering
aan zijn helfhaftige verre jeugd, voelde
zich opeens weer de branie die hij toen
tertijd geweest was Hij was weer tien
jaar. Hij liep met zijn kameraden door het
bos en schepte er over op dat hij het eerst
de top zou bereiken. In een minimum van
tijd had hij zijn colbert-jasje uit. Met de
ogen half dichtgeknepen mat hij de hoog
te van de dichtstbijzijnde beklimbare
denneboom.
Daar gaat ie! riep hij en slingerde
zich bereids op de eerste tak. Vol verba
zing staarden de kinderen naar elk gebaar
dat Opa maakte. Deze klom almaar hoger
en was zo verdiept in zijn inspannende ar
beid, dat hij niet merkte, hoé hoog hij al
was.
—Een nest, jongens, hoorden de kleinen
hem roepen. Daarna keek hij naar bene
den. Tegelijkertijd klemde hij zich met
beide armen aan de stam vast; een dui
zeling had hem overvallen. Langzaam
draaide hij zich half om en liet hij zich
voorzichtig op een tak neerzakken.
IS ER EEN NEST, Opa? hoorde hij
de jongens vragen.
Jaha, hijgde Jozef. Bevend haalde hij
een zakdoek te voorschijn terwijl hij met
een arm krampachtig de stam omklemd
hield.
—Opa, riepen de jongens, komt u nou
weer naar beneden?
Voor geen goud zou Jozef toegegeven
hebben dat hij niet durfde.
Dan valt mijn horloge uit mijn zak,
verzon hij de eerste de beste uitvlucht En
na een poosje:
Haal eens een ladder.
Waar vandaan, Opa?
Dat doet er niet toe. haal maar een
ladder.
De zevenjarige keek zoekend om zich
heen of er soms ladders in het bos groei
den.
Ik zie geen ladder, zei hij dan ook
logisch.
Ga maar even naar huis en vraag of
ze een ladder willen sturen.
Moet Wimpje ook mee? vroeg Jantje
nog een nader.
Jozef, door een plotselinge angst voor
het alleenzijn getroffen, beval Wimpje hier
te blijven. Terwijl Jantje in het bos ver
dween, vleide de kleine zich onder de
boom neer, stak zijn duimpje in de mond
en wachtte rustig de komende gebeurte
nissen af.
JOZEF DAARENTEGEN, kreeg het hoe
langer hoe benauwder. Luid krassend
vloog een grote kraai in cirkels om hem
heen. Blijkbaar was hij de trotse bezitter
van het nest dat Jozef zo trionfantelijk
ontdekt had. Angstig sloot Jozef de ogen
af en toe één openend om niet in slaap tt
vallen Twintig jaar geleden had hij we)
eens in een avonturenboek gelezen, dat
kraaien iemands ogen uitpikten omdat ze
dachten lat het glinsterende steentjes wa
ren. Ruim een uur later hoorde hij in de
verte het geluid van een bal. Na enige
tijd zag Jozef vanuit zijn hoge uitkijkpost
een brandweer-auto naderen. Hotsend en
botsend baande deze zich een weg door de
nauwe bospaden. Toen de auto stil hield
onder de boom, herkende Jozef zijn oud
ste kleinzoon bij de bel Daarna ont
dekte hij Hendrikje, die met een roodbe-
huild gezicht op een der banken zat. De
brand veerlieden spronge-. van het vehi
kel, stelden zich in slagorde op en wacht
ten de bevelen van hun commandant af.
Jantje wees ijverig naar boven, naar zijn
Opa die als een vleermuis tegen de tak
geplakt zat. Jozef voelde zich echter aller
minst een vleermuis. Hij was woedend
over zijn armzalige figuur dat hij sloeg.
Laten wij een figuur slaan, om het te kun
nen redden dacht hij echter filosofisch, ter
wijl hij de ironische opmerkingen der
brandweerlieden slikte.
BEDRIJVIG SCHOVEN de mannen een
'adder uit. Een liep naar boven, terwijl
zes anderen een vangzeil onder de boom
ophielden. Met zelfbewuste gebaren tilde
de brandweerman de oude man van de tak
en vleidde hem over zijn schouder waar
hij als een ledepop bleef hangen en daal
de weer af.
Toen hij weer op zijn benen stond, bleef
Jozef enige ogenblikken beduusd staan.
Maar voor hij zijn tegenwoordigheid van
geest terug had was Hendrikje al op hem
toegesneld en legde zij met een drama
tisch gebaar haar hoofd op zijn schouder.
Oh, Jozef, snikte zij, hoe heb je zo
iets kunnen doen.
Jozef schoof haar op armlengte van zich
af en zag haar streng aan.
Hendrikje, sprak hij, weet je nog wat
je tegen me zei, twintig jaar geleden, toen
we elkaar pas kenden?
Jazeker, kijf te Hendrikje opeens. Dat
je een opschepper was en bovendien was
het geen twintig jaar geleden, maar min
stens veertig jaar. Bedroefd schudde Jo
zef het hoofd.
Hendrikje, Hendrikje, mompelde hij,
moedwillig de tweede opmerking nege
rend, waar is je geheugen. Je zei, en ik
weet het nog als gisteren, Jozef, zei je, jij
bent een man die nog eens de hoogste top
bereikt.